ZIE OOK:
Op Zoek naar de Tijdvogel 1
Op Zoek naar de Tijdvogel 4
 
D A T A S H E E T
Tekenaar:
Régis Loisel
Scenarist:
Serge Le Tendre
Uitgever:
Dargaud Benelux
Collectie:
Collectie Charlie
(1985, 2002)
Eerste druk: 1985
Oorspronkelijke titel:
La Quête de l'Oiseau du Temps 3: Le Rige
Uitvoering:
SC, kleur
Quoi? Op de vierde dag op zoek naar de Tijdvogel belandt het gezelschap Bolster, Hermelijn en de onbekende in een bosrijk gebied. Ze bevinden zich op het territorium van de Jager, een oude bekende van Bolster. Wie de grenzen van zijn domein overschrijdt moet de tol betalen met bloed. De Jager daagt Bolster uit. Het wordt een kat- en muisspelletje waarin een van de twee het onderspit zal moeten delven.
Et alors? De Jager is beslist een van de beste fantasyverhalen ooit gemaakt, een van de beste albums tout court. Het ronduit schrikwekkende, maar tevens wijze personage van de Jager hoort thuis in het pantheon fictieve schurken you love to hate. Darth Vader uit Star Wars, JR uit Dallas, The Joker uit Batman, het zijn maar enkele voorbeelden van dergelijke slechteriken. De Jager is een extra, dreigende factor die de aantrekkingskracht van het album meebepaalt. Als onderbreking in de queeste van de hoofdpersonages is het bovendien een sterk op zichzelf staand verhaal. Dit album hoort er vaak bij in toplijstjes, zo ook in de FransenTop.
Aantal genomineerde albums van Loisel: 13/440
Aantal genomineerde albums van Le Tendre: 9/440
Faits divers (Loisel en Le Tendre):
• Régis Loisel kwam op 4 december 1951 ter aarde in Saint-Maixent-l'École.
• Op zijn negende tekende hij de cover van een nummer van Le Journal de Mickey na waarop Donald Duck in een vissersbootje zat. Het regende buiten. Een kameraadje tekende dezelfde cover na. Door de resultaten te vergelijken, kreeg de jonge Loisel de indruk dat hij dat nog niet zo slecht deed. Het is deze tekening die hij later als bepalend zou omschrijven voor zijn wens om later tekenaar te worden.
• Naast de zwart-wit tekenfilmpjes van Disney en zijn Silly Symphonies, Tom and Jerry van Hannah-Barbera en alles van Tex Avery zijn er ook nog de animatiefilmpjes van Rudolph Ising en Hugh Harman die voor Loisel de gouden tijd (jaren dertig-veertig) van de tekenfilm bepalen. De langspeeltekenfilms van Disney konden hem bekoren tot Robin Hood. Daarna zijn het eerder uitzonderingen zoals The Nine Lifes of Fritz the Cat (naar de strip van Robert Crumb) of enkele Japanse animefilms die nog iets van de magie hebben van vroeger. Magie dus die nu verdwenen is door techniek.
• In zijn jeugd las hij Mad waarin vooral de parodiërende strips van Wallace Wood en Jack Davis zijn appreciatie wegdroegen. Dat gebeurde na zijn Disney-periode van zijn zevende tot zijn veertiende waarin hij veel Disney-strips natekende. Vóór de jaren zeventig werd Loisel een klein beetje beïnvloed door de Franco-Belgische school van Morris (van wie hij veel Lucky Luke kopieerde), André Franquin en Albert Uderzo. Daarna liet de Pilote-generatie zich gelden met Philippe Druillet, Loro en Alexis.
• Loisel voerde de ene job na de andere uit om zijn deel van de kosten te kunnen betalen aan zijn ouders. Hij was onder meer vrachtwagenlader, schoorsteenveger en kelner in een pizzeria. En altijd vond hij tijd om nog te tekenen.
• In 1972 kwam Loisel in Parijs aan om striptekenaar te worden. Een ingangsexamen voor een kunstschool aldaar verknalde hij. Het tekenen van een groene plant ging hem niet goed af. Onbeweeglijkheid is nooit zijn ding geweest.
• Een jaar later ontmoette hij Le Tendre voor 't eerst in de universiteit van Vincennes waar Jean-Claude Mézières en Jean Giraud stripcursussen gaven aan studenten die niet per se aan de universiteit hoefden te studeren. André Juillard en Dominique Hé waren twee van hun medestudenten.
• Op zijn 22ste was Loisels echtgenote zwanger van hun zoon Blaise. Het gezin kwam toen moelijk rond in Parijs. Links en recht kon hij wel tekeningen publiceren. Een jaar na de geboorte van zijn eerste kind kon hij aan de bak bij een tekenfilmstudio. De studio hield er snel mee op. Loisel moest onderdak zoeken bij vrienden met het ene kleine karweitje na het andere met de bedoeling om het met strips te bolwerken. In zowat alle tijdschriften uit die tijd publiceerde hij strips. Eentje ervan was voor Pilote op scenario van Patrick Cothias: Germain Grandpin met een personage dat later nog werd hernomen in De Zeven Levens van de Sperwer. Kortverhalen waren hun enige manier van strips maken. Uitgevers van tijdschriften hadden niet de gewoonte om aan albums te denken. Zelfs bij Pilote-uitgever Dargaud stelde het stripfonds niet veel voor op een goedverkopende Asterix en later Lucky Luke na. Aan striptijdschfiten was er trouwens geen gebrek. Naast Pilote was er Métal Hurlant, Pif Gadget, L'Écho des Savanes, (À Suivre), Fluide Glacial, de Belgische bladen Robbedoes en Kuifje,... Maar publicatie in een tijdschrift gaf nog geen garantie op een snelle betaling. Eens een verhaal getekend en afgeleverd konden er weken, maanden, zelfs jaren verstrijken tot wanneer het gepubliceerd raakte. En in tussentijd was de tekenstijl van opkomende tekenaars al danig geëvolueerd. In die dagen kreeg men zo'n 50 euro per plaat.

• En al die tijd was het pompen of verzuipen. Lukte het niet als striptekenaar, dan maar als illustrator. Niet alleen Loisel en Le Tendre bevonden zich in deze situatie, maar ook Michel Rouge, Pierre Makyo, Laurent Vicomte, Patrick Cothias, Olivier Taffin, Olivier TaDuc en anderen. Ze kenden elkaar allemaal.
• Le Tendre had nooit het genoegen om bij Pilote ontvangen te worden door René Goscinny. Het was steeds hoofdredacteur Guy Vidal die hem ontving om "nee" te zeggen. Loisel had meer geluk. Op zijn zeventiende zat hij in het bureau van de Asterix-scenarist. Om hem te tonen hoe het werk er van een porfessional uitzag, toonde Goscinny originele platen van Asterix. Goscinny was vriendelijk en gaf hem twintig minuten lang raad. De conclusie luidde hoedanook dat Loisel later nog eens moest terugkomen.
• In 1978 verscheen bij uitgeverij Kesselring het album Nocturnes. Het bevat kortverhalen in samenwerking met Rouge en Cothias op scenario van hemzelf, Le Tendre en diezelfde Cothias die tevoren verschenen in het zelfopgerichte blad Tousse Bourin in 1974-1975. Tijdens de productie ervan kwam Le Tendre op een dag langs om hallo te zeggen. Loisel vroeg hem om een handje te helpen met het uitgommen van de platen. Terwijl Loisel verder werkte aan de inkting van de laatste plaat, gomde en gomde en gomde Le Tendre achter Loisels rug. En precies als hij is, gomde Le Tendre alsof zijn leven ervan afhing. Toen hij klaar was, zei hij trots dat hij goed heeft gegomd. En inderdaad, alle potloodlijnen waren weg. Helaas gold hetzelfde voor de inktlijnen. De platen waren maagdelijk wit. Loisel moest van voorafaan beginnen.
• In 1979 richtte Loisel het atelier Bergame op met Olivier Taffin en Michel Rouge als gezelschapsvrienden en collega's in de buurt. Het jaar erop vertrok Rouge. Fabien Lacaf nam zijn plaats in. Loisel en Le Tendre realiseerden datzelfde jaar de eerste acht pagina's van Op Zoek naar de Tijdvogel en liepen de uitgevers af.
• Het atelier kende een wisselend bestand van tekenaars. De ene volgde de andere op of kwam samen tekenen voor een periode. Max Cabanes (die in 1984 Taffin opvolgde) en Christian Lacroix (die Cabanes verving in 1986) en Pierre-Yves Gabrion (die Lacroix dan weer opvolgde) werden lange tijd ateliertekanars.
• In het atelier werd er verwarmd met een klein gaskacheltje. In de winter was dat ontoereikend om zich mee te verwarmen. In een bepaald jaar vroren op een nacht de kanalen van Parijs dicht. Die ochtend vond Loisel zijn pennen vastgevroren in het intpotje.
• Het was Lacaf die zich tijdens zijn passage in de studio bezighield met de schoonmaak. Terwijl hij dat deed, moest hij commentaren slikken waarin zijn mannelijkheid werd aangevallen. Lacaf werkte 's nachts en 's morgens bij NMPP. 's Morgens roofde hij de vuilcontainers leeg van boekhandels. Specifiek blootblaadjes kwamen zo terecht in het atelier. Met stapels lagen ze in het toilet. Uit hun collectie Playboy haalden ze de posters die in alle hoeken van de muren werden opgehangen. Documentatie! Kitten Natividad (een rondborstige actrice die meespeelde in films van Russ Meyer) was een favoriet. Wanneer de meeste tekenaars in 1989 uit het atelier wegtrokken (voor Loisel gebeurde dat al in 1986) haalde Lacroix alle posters van de muren. Hij had er schoon genoeg van.
• Toen Cabanes uit het atelier vertrok werd een annonce geplaatst in Pilote. De jonge tekenares Laurence Quilici ging eropin en zou langskomen om te zien of het atelier haar beviel. Lacaf en Loisel gingen eerst langs in een kiosk om er pornotijdschfiten voor homo's te kopen. Ze knipten foto's uit die ze in het hoekje hingen waar Laurence zou komen te zitten, ter compensatie van hun eigen garagistenhoeken. Laurence zag er geen graten in en bleef drie maanden plakken.
• Le Tendre kon nogal een potje vertellen. Om zichzelf niet te onderbreken, vertelde hij zelfs op het toilet verder. Hij liet gewoon de deur openstaan om ze pas op het laatste moment (wanneer de inspanning het grootst werd) op een kiertje te zetten. Het was die mate van vrijheid, openheid en vriendschap (en het uitkramen van vettigheden of het ongegeneerd laten van scheten in elkaars bijzijn) waar Loisel zo van hield en waardoor hij tot en met nu in Canada ervan houdt om samen te hokken met andere tekenaars. Vandaag is dat met Jean-Louis Tripp met wie hij Magasin Général maakt. Enkel Cabanes hield niet van te veel affectie zoals elkaar omhelzen. Cabanes durfde ook al eens een openstaande wc-deur te sluiten. Regelmatig kwam Le Tendre langs om met Loisel een sequentie te overlopen. Als hij daar tevreden over was, kwam Le Tendre achter Loisel staan om hem een kusje in de nek te geven of zijn schouders te masseren. In een interview van twee deccenia later vroeg Loisel zich luidop af of Le Tendre toen niet een beetje verliefd op hem was. Le Tendre wilde het er niet over hebben.
• In 1986 verliet Loisel dus het Bergame-atelier. De Drie Musketiers-sfeer was niet meer zoals in de begindagen. De bekendheid was gekomen. Hij was hertrouwd met een vrouw die uit een meer bourgeois milieu kwam en kreeg een tweede kind. Hij was ondertussen een dertiger.
• Voor een speciale duivelseditie van het samengesmolten maandblad Pilote & Charlie was Loisel de zogenoemde goeroe van het maartnummer uit 1988. Hij tekende een leuke cover en het kortverhaal Le Blek over een jongetje dat de duivel wil oproepen.
• Op een dag stelde een vrouw aan Loisel voor om voor ongeveer negenduizend euro tweehonderd affiches van hem te signeren die ze had gekocht bij een drukker. Een snel rekensommetje maakte duidelijk dat die vrouw enorm veel geld kon winnen aan de verkoop van de gesigneerde affiches. Hij heeft die affiches dan zelf gekocht en ze aangeboden aan Parijse stripspeciaalzaken. Hij was het beu dat anderen geld verdienden op zijn rug en dat hij geëxploiteerd werd. Hij vond snel kopers en won er zelf een kleine 250.000 euro mee. Uit die ervaring groeide Granit, Loisels eigen uitgeverijtje voor affiches, zeefdrukken en dergelijke meer. Daarmee was hij ook de eerste auteur die zijn eigen parafernalia uitgaf.
• Voor de pc-game Gift (van Cryo Interactive uit 2000) schreef Loisel mee aan het scenario en ontwierp en passant de personages en de decors, al stelde dat allemaal niet veel voor. De producenten vroegen iets in de trant van Op Zoek naar de Tijdvogel. Na twee weken van ontieglijk veel schetsen, ontwerpen en tekenen kreeg hij te horen dat ze eigenlijk een Donselaar willen. Loisel ontwierp dan maar een soort neef van het blauwe wezentje. De meeste andere ideeën die hij met regisseur Philippe Ulrich uitdacht, werden niet weerhouden.
• Bezijdens Op Zoek naar de Tijvogel heeft Loisel nooit losse illustraties gemaakt in het fantasygenre. Er was nochtans een grote vraag, bijvoorbeeld van bladen als Casus Belli. Buiten Bolster heeft hij nooit een andere krijger getekend. Het fantasygenre an sich interesseerde hem niet. Het interessante was dat ze zich in een universum konden gooien waarin nog alles moest uitgevonden worden. En zin om interieurs of auto's te tekenen, had Loisel geenszins.

Faits divers (Op Zoek naar de Tijdvogel):
• Loisel en Le Tendre lieten zich niet opdelen in de klassieke vakjes van tekenaar en scenarist. De twee onderhielden een pingpongspel waarbij het scenario er alleen maar beter van werd. Loisel schreef mee aan de dialogen. Aan de hand van de reacties terwijl Le Tendre zijn verhaal vertelde, kon de scenarist ook beter registreren wat werkte en wat niet. Le Tendre behield deze manier van werken voor elk van zijn tekenaars. Om die reden vond hij het ook nodig om een deel uit te maken van het privéleven van zijn tekenaars.

• Vlak vóór elke episode werden zowel Loisel als Le Terrde ongenietbaar voor hun omgeving. Ze waren te veel in de intimiteit van hun universum verzonken om oog te hebben voor anderen. Ze zochten te veel naar oplossingen voor grafische of scenariotechnische moeilijkheden om zich te concentreren op andere zaken. Die fase was hard labeur. Eens dat proces achter de rug was, werd het werk, maar wel met het nodige plezier.
• Loisels platen zien er steeds uit alsof hij een strijd moest leveren met het papier. Door te retoucheren, bij te schaven, plakken en kleven, zagen zijn platen er allerminst onberispelijk uit. Er kleefde vanalles op tot dikke hompen op het papier zich vormden. Zijn tekeningen werden met gouache, witte plakaatverf, snijmes, penseel, balpen en vanalles en nog wat bijgewerkt. Een perfectionist, jawel, want alle veranderingen kwamen de tekeningen ten goede.
Het Ei van de Duisternis begon al destabiliserend voor de lezer. Hij moest nu plots ontdekken dat het hele verhaal een vertelling is van een grootvader aan zijn kleinkinderen. Op het einde van het album is de cirkel rond en wordt er met nostalgie gedweept waardoor duidelijk is dat er is teruggekeken op vervlogen tijden.
• Naast nostalgie is de liefde in verschillende vormen het hoofdthema: de vaderlijke liefde tussen Bolster en Hermelijn, de onbekende en Kiskill terwijl de anderen vooral offers moeten maken. Een kleindochter van de onbekende wist het trouwens ook, want zij onderbrak met haar antwoord het verhaal van Bolster en Hermelijn door op het einde de vraag van Sot te antwoorden. In dit deel vinden elk van de personages hun al of niet aangekondigde plaats, hun lotsbestemming. Enkel voor de onbekende belooft de toekomst gelukkig te worden.
• Le Tendre had het nogal voor Bolster, in zijn ogen het hoofdpersonage. Het is hij die het verhaal beleeft en daar de prijs voor betaald. Maar voor Sot (Fol de Dol in het Frans) koestert hij de grootste voorkeur. Tot vandaag intrigeert het personage hem. Sot laat zich niet kennen en verraste zelfs de schrijver van het verhaal. De onbekende is dan weer het personage die beider goedkeuring kan wegdragen, al houdt Loisel het meest van Bulrog.
• Bulrog is een nadruk van de filofosische levensbewouwelijke periode waar Loisel een aantal jaar doorging. Bulrog is niet een echte slechterik. Hij koos een verkeerd pad, maar herstelde zich. Hij werd zich bewust van zijn daden en werd niet langer de slechterik van dienst. Met De Jager kenden Bolster en Bulrog trouwens een grotere gemeenschappelijke vijand. In deel 4 wist Le Tendre niet goed wat hij ermee moest aanvangen. Hij was in zijn ogen dode materie geworden, ballast voor het verhaal. Loisel heeft het personage met hand en tand moeten verdedigen om een geplande, dodelijke val te vermijden terwijl Bulrog de Hemelvinger beklom. Door erover te praten en het scenario te doen evolueren, kreeg hij een betere lotsbestemming. Bulrog kreeg de Dolkoorts en moet een plotse keuze maken, een keuze die nog voor de derde cyclus, die Loisel zelf wil tekenen, van belang zal zijn.
• In dezelfde geest als de maskers die nogal wat personages dragen, had Loisel besloten om nooit de boezem van Hermelijn (in alle opzichten een maagd!) te tonen om zo nog wat aan de lezer over te laten. Enkel in een interviewboek stond een illustratie waarin Hermelijn haar borsten ontblootte. Loisel beweerde dat het niet Hermelijn was, maar zijn fantasy-interpretatie van Samantha Fox.
• Hoe jij het ervaarde (of nog moet ervaren) weten we niet, maar tijdens het tekenen van plaat 53 van Het Ei van de Duisternis moest Loisel huilen. De emoties overmanden hem. Het greep hem naar de keel. "Je kan niet zo'n sterke emoties tekenen als je ze zelf niet van binnen beleeft", vergoelijkte hij. Hij stond niet alleen met dat gevoel. De lezers die dat durfden, gaven aan Loisel toe dat deze scène hen ook deed bleiten.
• Niet iedereen hield van het einde. Een boekhandelaar liet Loisel weten dat een klant van hem 's anderendaags terug in de winkel staat. Hij was compleet ontsteld en kraamde vragen uit als: "Maar waarom hebben ze dat gedaan? Waarom?" Andere lezers waren ronduit kwaad. Loisel vergeleek het met de situatie van de Britse schrijver Arthur Conan Doyle die zijn detective Sherlock Holmes liet vermoorden door aartsvijand Moriarty.
• Ook collega's reageerden uiteenlopend. Juillard had het moeilijk om de bewuste scène te lezen. Dieter (Névé,...) maakte Le Tendre zelfs uit na het lezen van het album.
• Le Tendre verklapte zijn idee voor het einde enkele jaren vooraleer het album een feit was aan een bevriende boekhandelaar. Uiteraard gebeurde dat weer op zijn eigen manier met stemmetjes en alle expressiviteit in gebaren. De boekhandelaar had tranen in de ogen en zei Le Tendre dat hij niet het recht had om dat te doen. Dat gaf Le Tendre de idee om er een andere draai aan te geven met meer hoop zodat Bolster op zijn eigen manier met Hermelijn kon verder leven via de Donselaar.
• Voor dat laatste deel moesten de auteurs zich haasten. Het moest per sé in augustus verschijnen. Dat kostte nog wel wat nachten bij de twee. Philippe Mellot, hoofdredacteur van Charlie waarin de reeks sinds 1982 werd voorgepubliceerd, trad hierbij op als controleur. Hij kwam praktisch elke dag langs om de vorderingen te zien en tegelijk te laten tonen dat hij het vervolg ook verwachtte. Dat kwam voor een deel goed uit, want Loisel presteert beter onder druk, maar Mellot vroeg zich ook af of het einde niet nóg beter had kunnen worden. De tekst werd in latere instantie alleszins nog bijgeschaafd. Dat was dan nog niet het einde van de lijdensweg. Bij de fotogravure verknoeide een stagiar het. Films moesten overnieuw worden gemaakt want de gedrukte platen zagen er echt niet uit. De drukkers ook niet blij. Toch is er een kleine oplage de deur uitgegaan met slecht gedrukte pagina's. Voor de actuele Franse herdruk in 1998 heeft Loisel een dertigtal films bijgewerkt door zwart toe te voegen, zaken weg te krabben, dieptes bij te werken en tegelijk de inkleuring van 34 pagina's te retoucheren. Tussen de twee versies zitten enorme verschillen.
Carl Bieker omschreef in ZozoLala 65 prima het onderliggende thema van de reeks: uiteindelijk gaat het om de wijze waarop een oude man weer in zichzelf gaat geloven en een jonge man ontdekt wat hij waard is.
• De reeks werd ook in de Verenigde Staten uitgegeven onder de titel Roxanna & The Quest for the Time Bird. In een artikel in het gerenommeerde Comics Journal kreeg het alle nodige lof, maar de recensent besteedde overdreven aandacht aan de borstpartij van Hermelijn (of Roxanna dus) om uiteindelijk af te sluiten met de geruststelling dat er helemaal geen naaktheid in de reeks voorkomt.
• Op Het Ei van de Duisternis, dat in Enghien werd gemaakt, na werden alle verhalen van Op Zoek naar de Tijdvogel getekend in het Bergame-atelier. Zo gebeurde het al eens dat Taffin een knie tekende omdat Loisel er niet in slaagde er zelf een te tekenen, en dat wond hem op.
• Bij de lancering van deel 4 rekende Loisel op een grotere promotie. Het ging toch om een reeks van tweehonderdduizend exemplaren? Maar meer dan een kartonnen silhouet van Hermelijn van 80 cm met de cover van het album en wat affiches voor de winkels zat er niet in. Dargaud vond het noeit nodig de grote promotiekanonnen in te zetten. Iets was Uderzo, Goscinny en William Vance de uitgever ook al verweten voor hun respectievelijke albums van Asterix en XIII. Enkele maanden later was er in Angoulême zelfs niemand die een interview met Loisel aflegde, op een fanzine na. Loisel en Le Tendre waren gedegouteerd. Dat was wel eventjes anders voor de lancering van Loisels volgende grote album, Peter Pan 1: Londen... De promo rond de nieuwe cyclus was dan weer dag en nacht verschil.
• Wanneer de Franse beeldjesmaker Attakus aan Loisel voorstelde om een "Hermelijn van zijn dromen" te maken, wilde de tekenaar alle controle over het maken van het beeld. Resultaat: vier jaar voorbereiding voor een beeld van 70 cm hoogte met Donselaar op de schouder.

• Voor de kofferversie van de Franse edities, die alle vier delen bundelde, wilde men voor een bekleding gaan van oud leder. Loisel was niet tevreden met wat Dargaud aanvankelijk afkwam en trok het leder van zijn fauteuil omdat dit voor hem beter voorstelde van wat hij exact wilde. Le Tendre zag zo mooi zijn fauteuil beschadigd. In die fauteuil vertelde hij steevast zijn synopsissen en verhalen aan Loisel met aangepaste stemmen en veel gebaren.
• Vandaag doktert Christophe Arleston de ene spin-off na de andere uit om het universum van Troy uit te breiden. In de tijd van Op Zoek naar de Tijdvogel was dat minder evident. Nochtans dacht Le Tendre er wel eens aan om iets te doen met het bestiarium van Akbar of kleine verhaaltjes van amper een pagina lang te schrijven. Hij realiseerde zich op tijd dat de lezers eerder het werk van Loisel appreciëren dan het scenaristje dat de tekenaar van verhalen bedient. Een bewijs daarvan ziet Le Tendre in de aparte industrie aan beeldjes, affiches en dergelijke meer waar Loisel een extra zakcent aan overhoudt.
• Na Het Ei van de Duisternis waren de auteurs uitgeput. Het was ook het einde van een lange samenwerking. Bovendien verhuisde Loisel naar Perros-Guirec, wat de scheiding geografisch ook al groter maakte. Er waren trouwens ook egoproblemen. Er waren spanningen. Ondanks de beslissing om te stoppen met de reeks, probeerde de uitgever hen toch op andere gedachten te brengen. Loisel was categoriek, voor hem was het avontuur gedaan. Hij wilde iets anders doen, Peter Pan. maar hij sloot niet uit om op een dag terug te komen op Op Zoek naar de Tijdvogel. Er stond niet voor niets "einde van het eerste tijdperk" op de laatsta pagina. Le Tendre creëerde vervolgens onder meer Julius Antoine met verhalen die veel dichter bij hem stonden. Hij zou ook nog het lesje krijgen dat niet alle reeksen die hij daarna schreef eenzelfde succes commercieel succes kenden. In feite zelfs geen enkele. Pas de laatste jaren lukte het hem wel met Chinaman.
• Maar de vraag van het publiek en de uitgever bleef aanhouden. De twee besloten om toch met een nieuwe cyclus te beginnen, maar dan in het geheim, zonder het iemand te laten weten. Rond een tafel in het toenmalige huis aan zee van Loisel en met een fles wijn bij de hand werd het een lange avond herinneringen ophalen. Ze vonden dat er nog het een en ander valt te vertellen over Bolster en diens verleden. Waaraan heeft hij bijvoorbeeld zijn roem te danken? In enkele uren tijd zetten Loisel en Le Tendre de grote lijnen uit voor een prequelcyclus. Het jaar was 1992.
• Elke keer het duo niet verder geraakte met het verhaal was er een van de twee die de stilte verbrak met de suggestie "En dan wast Hermelijn zich..." waarna ze vreemd genoeg verder raakten in het verhaal. Het eerste wat Le Tendre zei bij het bedenken van een nieuwe cyclus was de magische formule: "En dan wast Hermelijn zich..."
• Een keer het scenario van Vriend Javin was geschreven, besloot Loisel het uit tijdsgebrek niet zelf te tekenen. Er moest een nieuwe tekenaar worden gezocht. Aan Claire Wendling (De Lichten van de Amalou) werd eerst en vooral gedacht, maar zij weigerde meteen het voorstel. Zij wilde liever haar eigen kleine weg volgen in plaats van Loisel te volgen op een autosnelweg. Ze was toen jong en wilde geen automatismen van Loisel overnemen. Bovendien vermoedde ze dat hun karakters onverenigbaar waren en dat het op ruzie zou uitdraaien. Ook de gigantische verkoopcijfers deden haar niet zwichten. Riff Reb's dan maar contacteren. Dat gebeurde aan de telefoon via Didier Cromwell (die met hem een studio deelde). Terwijl Loisel het hem uitlegde, liet Cromwell (Sergeï Wladi, Minettos Desperados) weten dat hij het een goed idee vond, maar hij was ook ontgoocheld dat Loisel niet aan hem dacht. Ook Cromwell was een grote fan van de reeks. Loisel stelde dan voor dat, als Riff Reb's zou weigeren, hij net zo goed een kans kon wagen. En wat gebeurde er? Riff Reb's weigerde effectief omdat hij zichzelf niet bekwaam genoeg vond om tot het laatste gaatje in dit project te stappen. Cromwell kreeg dus van Loisel enkele schetsen van hoe hij de jonge Bolster, Javin en Mara zag. Omdat Cromwell zeker niet de lay-out wilde doen, maakte Loisel ook een storyboard van enkele pagina's. Cromwell wist snel zes pagina's te tekenen (vier andere had hij verscheurd omdat ze hem niet bevielen), wat al een goed punt was, maar het werd duidelijk dat de stijl niet plakte op zijn eigen stijl. Het lag dichter bij Asterix dan bij Op Zoek naar de Tijdvogel. Cromwell wilde eigenlijk verder werken om zo te kunnen bijschaven en pas dan terug te keren naar de eerste pagina's en deze te herwerken, maar Loisel en Le Tendre zagen liever dat hij meteen de eerste pagina's opnieuw aanpakte. Na een jaar was het duo voor geen meter opgeschoten en er moesten knopen worden doorgehakt.
• De opvolger moest niet à la Loisel tekenen, maar wel bekwaam zijn om in een universum te stappen met een bestiarium, landschappen en volkeren eigen aan de reeks. Kort na Cromwells afgesprongen deelname, ontving Loisel enkele tekeningen van Crisse die met Het Kristallen Zwaard zelf een magnifieke exponent in het heroïc fantasygenre heeft getekend. Toen hij hoorde dat er een nieuwe tekenaar werd gezocht, bood hij zich aan. Maar zeer snel heeft hij de handdoek in de ring moeten gooien. Zijn tekeningen werden teruggestuurd met de opmerking dat het te veel de stijl was van Crisse. Hij moest opnieuw beginnen of zich aan het project verbranden.
• Op een avond in 1993 ontmoette Loisel Dominique Lidwine bij zijn goeie vriend Jean-Charles Kraehn. Loisel kende zijn werk en op de koop toe was hij een fan van Op Zoek naar de Tijvogel. Na wat vijven en zessen (Lidwine was eerder verrast dan geflatteerd en wilde een andere tekenaar voorstellen) stond twee weken later de idee wel aan en sprong Lidwine met overgave op het maken van één tekening. Examen geslaagd. En zo kon een nieuw avontuur, een nieuwe cyclus beginnen, een album dat vijf jaar tijd zou kosten.
• Lidwine liet zich namelijk regelmatig onderbreken door dringende zaken voor te nemen. Een ervan was het beëidngen van zijn album De Laatste Wolf van Oz. En hij kwam eeuwig terug op reeds getekende pagina's, soms door duizenden arceringen toe te voegen. Een perfectionist, net zoals Loisel. Ondertussen was de trein al in gang gezet en wisten pers en publiek ook dat Op Zoek naar de Tijdvogel eropnieuw stond aan te komen. En dat hebben de auteurs geweten! Voor een stripfestival schreef Le Tendre in de palm van zijn ene hand "Lidwine" en in zijn andere "Binnenkort". Bij iedereen — en het waren er veel — die hem vroeg wie het volgende album zal tekenen opende hij de ene hand en op de vraag wanneer opende hij de andere hand.
• Ondanks de aanslepende tijd, was het vertrouwen na verschijning van het album in 1998 groot genoeg om verder in zee te willen gaan, eventueel op een andere manier (bijvoorbeeld dat Loisel alles in potlood zou tekenen en Lidwine enkel moest inkten). Lidwine was daar dankbaar voor, maar wenste hen toch het beste. Lidwine kon de vele andere opdrachten en verzoeken niet naast zich neerleggen. Bovendien wilde Loisel ook nog Peter Pan afwerken. De lange rustperiode werd verstoord door tekenaar Mohamed Aouamri (Roodhaar) die het vervolg zou tekenen. Na jaren vertraging is het tweede deel er eindelijk van gekomen in november 2007. De Nederlandstaligen moesten nog even wachten tot begin 2008. Het raakte snel uitverkocht in beide talen. Het spijtige in de vertaling zijn de enkele verwijzingen naar het personage de Rige. Dat moet natuurlijk de Jager zijn.
• Ondanks de status van de reeks moet Op Zoek naar de Tijdvogel vandaag niettemin optornen tegen een veelvoud aan andere fantasyreeksen. Een vriend van Le Tendre was er in 2007 (kort na het verschijnen van Het Spreukenboek van de Goden) getuige van dat een jongen in een van de albums bladerde en het oordeel uitte dat het gekopieerd was van Lanfeust van Troy.
De Grote Dode, dat Loisel voor Vincent Mallié schrijft, is eigenlijk een hername van een project die Loisel jaren geleden wilde opzetten voor tekenaar Laurent Cagniat (Doerakken) voor uitgeverij Soleil. Cagniat werd ernstig ziek waarna het project op de tekentafel van Mallié belandde. De eerste platen stuurde Loisel ook door naar Serge Le Tendre waarna ze samen hebben voorgesteld aan Mallié om het volgende verhaal van Op Zoek naar de Tijdvogel te tekenen. Met Mallié wordt op een grotere regelmaat gerekend. Zijn bijdrage aan de populaire reeks zal om te beginnen bestaan uit een verhaal met de Jager als hoofdpersonage. Het deel daarna is voor Aouamri of Mallié en gaat over de opleiding van Bolster door diezelfde Jager. Dit tweeluik zou de eerste cyclus moeten beëindigen. Een geplande derde cyclus speelt zich af na Op Zoek naar de Tijdvogel en zal leiden tot de dood van Bolster. Het zal een korte cyclus zijn van één of twee albums. Daarin zullen we de dood van Bolster meemaken. Als oudere man, en nog meer van lotje getikt, zal hij zijn bevrijding vinden in de dood. Uit affectie met Bolster en om zelf het eindpunt te kunnen zetten, zal Loisel deze cyclus helemaal zelf tekenen. Het zal geen actiecyclus worden. Bolster zal zo'n 75 jaar zijn. Hij zal een verloren held zijn en zal elders zijn laatste dagen slijten. En dan is het echt gedaan.

• Tot op de dag van vandaag vertrouwen hedendaagse tekenaars het duo toe dat ze tekenaar geworden zijn dankzij Op Zoek naar de Tijdvogel.
• Loisel profiteerde bij gelegenheid van zijn verworven statuut als bestsellerauteur. Hij hielp een jonge talentvolle tekenaar om te onderhandelen over zijn contract. Sindsdien heeft die auteur zijn talent bewezen. We hebben het over Juanjo Guarnido van Blacksad in wiens eerste album een voorwoord staat van Loisel.
• Guarnido, ook een fan van het eerste uur, legde in een stukje tekst over de reeks een mooie link tussen Bolster en acteur Lee J. Cobb in de film 12 Angry Men (waarin twaalf juryleden in een rechtszaak moeten beslissen over schuld of onschuld van een jongen die een man zou gedood hebben — Henry Fonda vertolkte op sublieme wijze de hoofdrol als enig jurylid die twijfelde en één na één de andere juryleden weet te overtuigen). Net zoals Cobb als kolerieke en ontgoochelde vader op het eind van de film, zag hij een reflectie in Bolster. Bolster wilde niet zomaar accepteren wat er voor zijn ogen stond want iedereen weet dat vader zijn er niet alleen kwam omdat hij zelf ooit een jongetje was. Het is harder dan dat.
Serge Tisseron schreef ooit een psychoanalytisch boek over de strip waarin hij ook Op Zoek naar de Tijdvogel tegen een ander daglicht stelde. Hij vond dat het privéleven van elk van de auteurs zich op een of andere manier vermengde met het leven van de personages. Bij allebei ontbrak er in hun jeugd een constant aanwezige vaderfiguur. Zie het verhaal van Bolster. Maar Tisseron haalde ook de seksuele connotaties aan in de reeks. Hermelijn en haar bontmantel, vriend Javin (dat in het Frans dichtbij de klanken van vagin = vagina ligt). Loisels bestiarium riep gelijkenissen op met fallussen. Om nog maar te zwijgen over het langwerpige hoofd van de Jager en de fallus bij uitstek, de Hemelvinger.
• Er bestond al lang een interesse vanuit de cinematografische wereld. Een Japanse studio wilden de rechten opkopen voor een animeversie. Maar hun voorstel zinde het duo niet. Hermelijn was daarin een klein meisje met grote ogen zoals veel andere animefiguren. Ook een voorstel uit Spanje legden de auteurs naast zich neer. Als laatste zijn er enkele Franse ex-Disney-tekenaars die hun motivatie lieten blijken en trouw willen blijven aan het scenario door het tekenfilmproject serieuzer aan te pakken. Sinds januari 2004 liggen uitgewerkte decors en animatietesten in 2D en 3D (met onder meer de Jager) al achter de rug. Bij de Franse animatiestudio Welldone Films staat het op deze pagina nog steeds vermeld als work in progress. Het hoge vereiste budget, de zoektocht naar de benodigde centen en de weigerachtige houding van eventuele financierders om hun geld te steken in een verhaal zonder echt happy gooit voorlopig roet in het eten.

Faits divers (De Jager):
• Om maar meteen een geheimpje verder te verklappen... Net vóór het grote avontuur van Op Zoek naar de Tijdvogel begon, verklaarde Loisel aan Le Tendre dat hij er met zijn toenmalige vrouw een soort van esoterisch-filosofisch gedachtegoed op nahield waarin vragen werden gesteld over hoe zij zichzelf zien of moeten zien op deze wereld. Zichzelf in vraag stellen naar de filosofie van Gurdjieff was volgens Loisel geen religieuze kwestie, maar eerder een levensbeschouwelijke met de bedoeling om bewuster te zijn van zichzelf. Le Tendre vond het toch eerder iets sectairs hebben. In het begin lachte Loisel er zelf mee en ging ermee om als een toerist, maar door zijn vrouw zou het toch een negental jaar aan zijn lijf plakken. Ook Le Tendre dweepte er een tweetal jaar mee. Voor geen van hen betekende het drastische veranderingen in hun levensstijl, maar bij nader onderzoek moesten ze toch uitkomen op kleine structuren waar ook Op Zoek naar de Tijdvogel mee gevoed werd. Vooral in De Jager kwam dit het felst tot uiting. Het is een verhaal dat pendelt tussen de geschiedenis van de personages en een spirituele queeste. De relatie meester-leerling, waarin de meester ook van de leerling leert, steunt op deze gedachten. Hoe dan ook liep Loisel niet te koop met deze beschouwelijke leer.
• Bij voorbaat wisten ze dat er in elk album een proef moest gedaan worden, maar niet precies welke. Het verhaal van De Jager werd pas duidelijk na het finaliseren van deel 2. Enkel het slot van de reeks stond vast.
De Jager bevestigde definitief het succes van de reeks. Het begon als een sneeuwlawine te lopen. Het auteursduo stond ook stevig genoeg in de schoenen om een dikker album te eisen. Van 46 platen ging het naar 64. De Franse versie kwam ook uit in een groter formaat (dat voor de lezers tevens duurder uitkwam). Gesterkt door de eerdere successen verschenen ook deel 1 en 2 in een nieuw formaat. Omdat Loisel en Le Tendre het tegenover de lezers niet wilden maken dat ze meer zouden betalen voor net hetzelfde, besloten ze nieuwe covers te maken en als extra de originele verhalen uit Imagine te recycleren samen met een voorwoord van Rodolphe en Philippe Mellot. Van praktisch de ene dag op de andere gingen er van De Jager negentigduizend albums over de toonbank en van deel 1 en 2 ook nog eens vijfentwintigduizend elk. De cheque met de auteursrechten vermeldde een aardige som, omgerekend 52.500 euro per kop. Ze werden miljonairs (in oude Belgische franken uitgedrukt). Loisel kocht met zijn deel een huisje in Enghien. en Le Tendre een appartement in de buurt van Pré-Saint-Gervais. Jawel, toen kon je met zo'n bedragen nog vastgoed kopen. Van elk album zijn sindsdien zo'n driehonderdduizend exemplaren verkocht.

• Een hoger aantal pagina's maakte het de auteurs tevens makkelijker om meerdere facetten van hun verhaal te vertellen, al was dat in De Jager zeer rechtlijnig. Het album was sowieso al eenvoudiger van structuur. Loisel stopte ook even met het tekenen van kleine karweitjes hier en daar en kleurde zelf het album in.
• Van zodra Le Tendre de naam van de Jager (Rige in het Frans) zei na een resem info over het personage, zag Loisel zijn gezicht voor zich: expressieloos, zuinig in zijn bewegingen, een beetje lijkend op acteur Eric von Stroheim in La Grande Illusion. Hoe meer Le Tendre vertelde, hoe duidelijker het beeld van de Jager werd voor Loisel. Het werd de versie die je ook uit de albums kent.
• Le Tendre herinnerde zich dat hij een film zag van Akira Kurosawa waarin een krijger met veel lawaai en bewegingen een andere krijger aanviel. De camera volgde hem in zijn stormloop. Wanneer hij de andere krijger kruiste, stopte het lichaam en viel zijn hoofd. De Jager is die andere krijger: hij slaat daar toe waar hij kan en wanneer hij kan.
• Le Tendre had het personage al eens eerder voorgseteld aan Laurent Vicomte (toen drukdoende met de eerste cyclus van Het Land van Langvergeten) die hem aanmoedigde het verder uit te diepen.
• Oorspronkelijk zou de titel La Loi du Rige luiden, De Wet van de Jager.
• In dit deel gedraagt Mara zich vreemder. In het eerste deel creëerden de auteurs een valse piste door Mara als een ongeruste vrouw te tonen en dat goed te praten door de invloed van de hoorn van Ramor. In deel 3 worden de schaakstukken herplaatst om in deel 4 de lezer schaakmat te kunnen zetten... Alleen was een journalist van Sapristi al achter het een en ander gekomen. Hij vroeg pertinente vragen over het ware bestaan van Hermelijn. Voor de rest waren er zeer weinig mensen op de hoogte over het plan van Loisel en Le Tendre. En hoewel er indicaties zijn in deel 3, overheersen de sterke relaties van de hoofdpersonages in De Jager gelijk welk ander subverhaal. Als losstaand verhaal kan het ook tellen.
• Loisel was zelf zeer tevreden over de grafische kwaliteit van De Jager. Hij kreeg zin om de eerste twee delen te herwerken en meteen uit te breiden naar 58 of 60 pagina's. Net zoals Hergé hem dat voordeed was het de bedoeling om door net hetzelfde te vertellen — maar dan beter georchestreerd — aan duidelijkheid en helderheid te winnen.
• Hoewel er nu meer pagina's waren, tekende Loisel toch minder details. Hij overlaadde zijn tekeningen niet meer zoals tevoren. Hij amuseerde zich ten andere uitermate met het tekenen van de vele natuurscènes, met lianen en de vele andere details. Meer ruimte voor meer en grotere plaatjes manifesteerde zich bijvoorbeeld in de val van Hermelijn op plaat 22.
• Vanaf De Jager was er bij uitgeverijen een grote vraag naar meer heroïc fantasy. Le Tendre wilde zich niet laten vangen in één genre. Zo schreef hij een western voor Michel Blanc-Dumont, maar het verhaal werd geweigerd.
• Le Tendre ontving voor het album de Yellow Kid, een indertijd prestigieuze stripprijs voor zijn werk. De Jager ontving ook nog een zogenoemde Lucien-prijs georganiseerd door Radio Marguerite.