|
D
A T A S H E E T |
Tekenaar:
Albert Uderzo
Scenarist:
René Goscinny
Uitgever:
Amsterdam Boek (1972)
Lombard / Standaard Uitgeverij (1972)
Dargaud Benelux / Oberon (1977)
Dargaud Benelux / Lombard (1977)
Dargaud Benelux (1983, 1984, 1987)
Hachette (1999)
Eerste druk: 1968
Oorspronkelijke titel:
Une Aventure d'Astérix le Gaulois
15: La Zizanie
Uitvoering:
SC, kleur
HC, kleur (2002) |
Quoi?
Onder druk van de senaat is Julius Caesar
gedwongen een einde te maken aan de onafhankelijkheid
van het bekende Gallische dorp. Daarom stuurt hij
Cassius Catastrofus naar Gallia, een man die overal
waar hij komt ruzie en tweedracht weet te zaaien.
En inderdaad breken er in het dorp onmiddellijk hevige
twisten uit met de daarbij gebruikelijke vechtpartijen.
De verwarring wordt helemaal compleet als de Galliërs
denken dat de Romeinen de toverdrank hebben, wat de
Romeinen trouwens zelf ook gaan geloven. Asterix,
Obelix en Panoramix weten dat gerucht te ontzenuwen
waarna de Romeinen weer een gigantische nederlaag
lijden en de intrigant met zijn eigen wapens wordt
verslagen.
Et alors?
Dat onze geliefkoosde humoristische helden wel eens
onaardig tegen elkaar kunnen uitvliegen is geen nieuws.
Maar dat het zo gortig gebeurde als in De Intrigant
doet de lezer naïef vrezen dat het niet meer
goed komt. Al even goedgelovig zijn de dorpelingen
én de Romeinen die in rondgestrooide leugens
trappen zonder de waarheid achterna te gaan. Het lijkt
wel een spiegel voor de riooljournalistiek anno nu.
Dat de auteurs zelf hun portie onaardigheden kreeg
toegediend (zie hieronder) was te verwachten. Succes
is de moeder van de jaloezie, een bastaardkindje.
Men kan zich zelfs afvragen of De Intrigant,
dat in het Frans twee jaar verscheen na de woelige
periode van Mei '68 geen gevolg is van de niet te
benijden positie van René Goscinny
als opperhoofd van 'zijn' blad Pilote...
Aantal genomineerde albums
van Uderzo: 18/440
Aantal
genomineerde albums van Goscinny: 27/440
|
Faits
divers (Uderzo en Goscinny):
Uderzo en Goscinny zien we nog enkele keren terug
in deze top. Door de immense hoeveelheid proberen
we de verzamelde info thematisch te verzamelen. Op
deze pagina houden we het op moeilijkheden, tegenslag,
kritiek en tegenwerking. Alle thema's zullen elkaar
uiteraard overlappen.
• Een van Goscinny's ooms woonde in de Verenigde
Staten en nodigde na de dood van zijn vader rond Renés
zeventiende moeder Goscinny en de kinderen uit om
van Argentinië (waar het gezin opgroeide) naar
de VS te verhuizen. Twee jaar lang zag Goscinny er
zwarte sneeuw. Er was geen werk voor hem, maar hij
moest wel het leger in. Nochtans sprak hij geen woord
Engels. Via het Franse consulaat ontsnapte hij aan
het Amerikaanse leger. Maar in 1947 moet hij wel het
Franse leger in als infanterist nabij Marseille. Hij
verloor er twintig kilogram in drie maanden, maar
schopte het wel tot sergeant die de groentjes mocht
opleiden. Op een dag demonstreerde hij hen hoe het
niet moet. Het kostte hem zijn rang, maar de Duitse
gevangenen hebben die dag wel gelachen. Een jaar later
mocht hij alsnog terug naar de VS.
• Om te kunnen publiceren, moesten ze in de
jaren vijftig werken in de stijl van ofwel Hergé
ofwel André Franquin terwijl
Goscinny en Uderzo liever vanuit hun instinct werkten.
Op een dag verbaasde Uderzo zich erover dat een directeur
bij La Libre Belgique hem vroeg: "Enfin,
meneer Uderzo, waarom tekent u mensen zo lelijk? Kijk
eens rond u: zijn de mensen lelijk?" Op zijn
minst gezegd was de directeur zelf niet door de natuur
bedeeld.
• Een van hun eerste samenwerkingen was de indiaan
Hoempa Pa, maar nog niet onder de vorm zoals de lezers
van Kuifje hem later zouden leren kennen.
Hoempa Pa leefde in een modern reservaat en zag zich
geconfronteerd met het leven van de Amerikaan. De
beginscène was het begraven van de strijdbijl.
De indianen telden vervolgens hun passen tot ze bij
een pompstation aankwamen waar ze de grond omwerkten
met veel schade voor de pompbediende. Maar niemand
wilde dit verhaal plaatsen. Goscinny wilde absoluut
door de grote poort van de krantenstrip binnenwandelen
door iets volledig nieuws te willen bedenken. De kranten
vonden zijn humor te intellectueel en de tekeningen
van Uderzo te onnozel want de personages hadden allen
te grote neuzen. Met het succes van Kuifje
wilde iedereen verhalen zoals hij. Met Luc Junior
creëerden ze hun eigen reporter, bijgestaan door
fotograaf Laplaque en een hondje.
• Op vraag van Georges Troisfontaines
keerde Goscinny, die voor hem werkte bij
het agentschap World Press (een leverancier
van stripverhalen aan vooral Dupuis)
terug naar New York om de oprichting van het tijdschrift
T.V. Family in goede banen te leiden. Het
blad ging de concurrentie aan met andere tv-tijdschriften
in New York. De grootste concurrent was ongerust.
Zelf verkochten ze een half miljoen exemplaren per
nummer. Maar van het weekblad van Troisfontaines raakten
niet meer dan duizend exemplaren per nummer verkocht.
Dat waren dan nog de speciale nummers. Van overige
edities werden er minder verkocht. De voorbereidingen
duurden een jaar, he budget bedroeg honderdtwintigduizend
dollar. Het weekbladavontuur duurde niet langer dan
veertien weken, goed voor even veel nummers. Bij Goscinny
rustte de taak om aan zijn Amerikaanse medewerkers
het slechte nieuws te vertellen. Zelf moest hij ervan
huilen.
• Nog één keer daarna heeft Goscinny
voor Dupuis een jaar lang in de VS de buitenlandse
vestiging van de uitgeverij waargenomen. Hij kocht
er redactioneel materiaal, enzovoort. Daarna kreeg
hij er echt genoeg van en keerde opnieuw terug naar
Frankrijk. Voorgoed.
• In 1956 woonde Goscinny eerder uit nieuwsgierigheid
een vergadering bij in Brussel met tekenaars (waaronder
Uderzo) die niet tevreden waren over hun albumcontracten
en werklast. Daar ontmoette hij voor het eerst André
Franquin. De directie van World Press vreesde dat
dit zou leiden tot de oprichting van een vakbond en
om een voorbeeld te stellen zette Troisfontaines Goscinny
aan de deur. Goscinny was daar redelijk gerust in
en zegde hem dat al zijn collega's uit solidariteit
zullen stoppen met werken. In feite was het enkel
Uderzo die hem volgde. Troisfontaines gaf Uderzo nog
mee dat hij steeds aan de bak zou raken, maar Goscinny
nooit meer.
• Door zijn ontslag bij World Press begon een
lange en strijdvaardige periode om het statuut van
scenarist de eer te doen krijgen die het verdiende.
Het zou nog tot 1962 en na negen albums duren dat
hij voor het eerst in de albums van Lucky Luke
werd vermeld als scenarist. In Spoorweg door de
Prairie uit 1955, zijn eerste verhaal, stond
nog steeds "tekst en tekeningen van Morris".
Het was de tekenaar die alle contracten met Dupuis
afsloot en het was zijn initiatief en verantwoordelijkheid
om zijn scenarist uit te betalen en hem een gedeelte
(één derde) van de auteursrechten uit
te betalen. Met Asterix en Iznogoedh
zou hij voor het eerst een gelijkwaardig deel van
de auteursrechten voor zich nemen.
• In de jaren vijftig schreef Goscinny voor
de toenmalige Kuifje-tekenaars Franquin,
Tibet, Bob De Moor,
Maréchal, Dino Attanasio,
Berck en vele anderen. In 1958 zaten
Uderzo en Goscinny nogmaals samen aan tafel om Hoempa
Pa te reanimeren voor Kuifje. Eerder
al commandeerde Troisfontaines een reeks waarmee de
Amerikaanse markt kon ingepalmd worden. Daarvoor tekende
Uderzo zes platen die in de VS door Goscinny werden
gepresenteerd. Harvey Kurtzman, een
goede vriend en collega van Goscinny uit zijn New
York-periode en de oprichter van Mad, vertaalde
de dialogen en niemand minder dan Milton Caniff
(Steve Canyon) letterde de platen.
Maar het project vond geen weerslag (bij onder andere
Mad) en bleef op de planken liggen, tot Kuifje
een nieuwe reeks bij het duo bestelde.
• Goscinny stond er voor gekend nooit een idee
of een grap gestolen te hebben. Eelijkheid is zeker
een kwaliteit van hem. Om die reden stopte hij met
Spaghetti toen hij vernam dat Attanasio ervan
werd verdacht vals gespeeld te hebben bij een referendum
van het weekblad Tintin. Spaghetti
stond bovenaan de lijst populairste series van het
moment. Het merendeel van de brieven met Spaghetti's
topnotering kwam 'toevallig' uit de streek waar Attanasio
woonde.
• De periode waarin Uderzo en Goscinny werkten
voor het weekblad Kuifje was de secretaris
van Hergé ook de hoofdredacteur van het weekblad.
En hij had een gloeiende hekel aan het duo én
hun werk. Raymond Leblanc heeft hen
bijna moeten smeken om verhalen voor hen te willen
maken. Dat werd Hoempa Pa. Op dat moment
waren er ook al voorbereidingen voor Asterix
en dat het zelfs zou gepubliceerd worden in Kuifje.
Totdat ze zelf Pilote oprichtten en al meteen
de grote concurrent was van Kuifje in Frankrijk.
• Met Hoempa Pa in Kuifje
zat het duo gebeiteld, dachten ze zelf. Maar er kwam
tegenwind. Hergé had het recht om strips in
Kuifje goed of af te keuren met de bedoeling
zoveel mogelijk in de lijn te liggen van de titelheld
Kuifje. Het mocht niet te Amerikaans worden.
Hergé hield niet van Goscinny's intellectuele
humor en Uderzo's tekeningen vond hij te grotesk.
Maar een heel ander voorwendsel loste Uderzo in 2005.
Men wist dat Goscinny een jood was en kort na de oorlog
werden joden zeker als 'anders' beschouwd. Goscinny
moest oppassen. Om de eerste strippagina's van de
Kleine Nicolaas van Sempé
te kunnen publiceren in Le Moustique (uitgegeven
door het katholieke Dupuis), moest hij zijn teksten
ondertekenen met Agostini.
• Morris ontdekte eerder per toeval dat zijn
scenarist joods was. Hij wilde dat Goscinny de getuige
werd voor zijn huwelijk, maar op het laatste moment
bleek dat niet mogelijk omdat hij niet katholiek was.
• Een van de redenen waarom het duo ophield
met Hoempa Pa werd veroorzaakt door de uitslag
van een referendum. Begin jaren zestig bestonden er
twee versies van Kuifje, een Belgische (uitgegeven
door Lombard) en een Franse (uitgegeven
door Dargaud). De inhoud tussen de
beide versies verschilde. Kuifje hield er
een traditie op na om regelmatig een referendum onder
de lezers te houden om naar de populariteit te peilen
van de gepubliceerde reeksen. In een Belgisch referendum
behaalde Hoempa Pa de elfde plaats. Uit die
peiling werden ook beslissingen getrokken om bepaalde
reeksen extra te promoten of om af te voeren. Goscinny
was niet blij met die elfde plaats en met de beslissing
om de reeks af te bouwen. Liever kapten ze er zelf
mee. Ze hadden het toch al te druk met Pilote.
Voor hen draaide het dus goed uit. Berck zou in een
interview met Brabant Strip Magazine in 2005
nog getuigen dat sommige desastreuze uitslagen van
Kuifje-referendums leidde naar zelfdoding
bij auteurs.
• Hoempa Pa werd later heruitgegeven
bij Uderzo's eigen uitgeverij Les Editions
Albert René, evenwel zonder succes.
Van deel 1 raakten 'slechts' negentigduizend exemplaren
verkocht over verschillende jaren.
• Hergé vond het niet zo leuk dat Lombard
(uitgever van het Kuifje-weekblad) ook albums
begon uit te geven. Van Kuifje verschenen
albums bij Casterman, maar Lombard
begon gekartonneerde albums uit te geven met Blake
en Mortimers Het Geheim van de Zwaardvis
als eerste. Hergé was ongerust dat ze zijn
eigen albums zouden beconcurreren. Zolang het om verhalen
uit Tintin en Kuifje ging, moest
hij er zich bij neerleggen. Anders werd het toen in
Frankrijk de albums van Asterix verschenen
en in de jaren zestig miljoenenoplages begonnen te
halen. Daar was hij volgens toenmalig Lombard-uitgever
Raymond Leblanc erg ontevreden over. Hij maakte zich
daar zorgen over en was ongelukkig. Asterix
heeft Hergé slapeloze nachten bezorgd.
• Het door Uderzo en Goscinny opgerichte weekblad
Pilote betaalde zijn auteurs beter dan heel
wat andere bladen, bijna het dubbele. En dat bracht
veel participerende auteurs in een lastig parket bij
hun andere uitgevers waarvoor ze werkten. De auteurs
kwamen op een zwarte lijst terecht. Pilote
zou oneerlijke concurrentie in de hand werken en verschillende
auteurs werden door hun uitgeverijen rechtstreeks
bedreigd en zouden een deel van hun zekerheid verliezen
als ze zouden samenwerken met Pilote.
• Toen Uderzo zich realiseerde dat hij meer
belastingen moest betalen dan Goscinny stelde hij
hem voor om voortaan de helft te krijgen van de auteursrechten.
Goscinny verklaarde hem voor gek voor een dergelijk
cadeau. Maar Uderzo geneerde zich voor de oplages
(meer dan een miljoen exemplaren per album in de jaren
zestig) dankzij het talent van zijn scenarist. Hij
verdiende meer dan het gebruikelijke derde. Van zodra
het milieu van striptekenaars dit te weten kwam, kreeg
Uderzo de wind van voren. Hij had zogezegd geen respect
voor zijn eigen vakgebied.
• Francis Lacassin is samen
met Morris de uitvinder van de term "de Negende
Kunst". Hij bracht in 1965 voor het eerst Goscinny
op televisie in een uitzending gewijd aan het beeldverhaal.
Hij was daarmee de eerste die de scenarist interviewde.
Goscinny vond volgens Lacassin het vak scenarist uit.
Hij was een van de eerste leden van de Club
des Bandes Dessinées die Lacassin
oprichtte met Alain Resnais, Jean-Claude
Forest en enkele andere. En hij wist uit
ondervinding dat Goscinny soms lichtgeraakt was. Het
goede contact tussen de twee bestond niet meer toen
Lacassin een theaterstuk van Lucky Luke schreef
op vraag van Nicolas Bataille. Hij
had het akkoord van Morris, maar de tekenaar vergat
Goscinny daarvan op de hoogte te brengen. De schrijver
kwam het te weten en belde Lacassin op om hem de huid
vol te schelden. Het theaterstuk werd uiteindelijk
nooit opgevoerd.
• De kleine en driftige hoofdredacteur in de
Olivier Blunder-strips van Greg
was uiteraard niemand minder dan Goscinny. De reputatie
van de stripversie oversteeg de werkelijke versie.
Tekenaars waren echt bang toen ze hun platen kwamen
voorstellen en op een signeersessie kwam een dame
hem vragen waarom hij toch zo wreed was.
• Mei '68 liet zijn sporen duidelijk na. Pilote
verscheen door de stakingen die het land lam legden
twee weken niet en een aantal tekenaars, aangestoken
door de democratiseringskoorts wilde de almacht van
Goscinny beknot zien. Ze eisten medebeslissingsrecht,
maar Goscinny had daar aanvankelijk geen oren naar.
Er heerste ongenoegen bij tekenaars die dachten niet
het soort strips te mogen maken die ze wilden. Goscinny
werd aanzien als een baas en daar moest tegen gerevolteerd
worden. Goscinny was hoe dan ook een burgermannetje.
In driedelig pak bestierde hij Pilote. Zijn
dochter Anne omschreef zijn voorkomen
als een plattelandsnotaris. De afstand tussen de hoofdredacteur,
de grote baas, en zijn tekenaars, de werknemers, werd
steeds groter. Een bijeenkomst waarop hij werd uitgenodigd
in een café in de rue des Pyramides aanzag
hij als een volkstribunaal. Hij kwam te voet van Neuilly
en hij had de idee dat dezelfde personen van wie hij
hun carrière hielp lanceren hem nu zouden verraden.
In het café waren een twintigtal tekenaars
aanwezig onder wie Jean Giraud, Jean-Claude
Mézières, Nikita Mandryka
en Fred. Goscinny was gecrispeerd.
Niemand van de aanwezigen zei natuurlijk dat ze Asterix
merde vonden, maar hij voelde dat de poten
onder zijn troon werden weggezaagd. Hij aanvaardde
het als een persoonlijke aanval. Hij stond er alleen
tegen personen die Pilote aan één
stuk bekritiseerden. Mandryka vervloekt vandaag die
dag. Hij wilde toen nog Goscinny verwittigen om er
niet naartoe te gaan omdat het een valstrik was, maar
hij was al vertrokken. Te voet omwille van de stakingen.
Hij werd er gelyncht.
• Na de meeting belde hij naar co-hoofdredacteur
Jean-Michel Charlier met de boodschap:
"Ik stop met Pilote!". Zo ver kwam
het niet, maar hij hield daarna wel met alle tekenaars
een persoonlijk onderonsje. Tegen Christian
Godard zei hij dat alle tekenaars stommeriken
waren en te vervangen zijn. Er was iets bij hem gebroken.
Goscinny zag de onlogica in van auteurs die tegen
de consumptiemaatschappij waren, maar enkel kwamen
zagen over centen en auteursrechten. Hoe dan ook bleef
Pilote het erg goed doen in de verkoop. Never
change a winning team... Maar Goscinny zag in
dat er verandering nodig was. Er kwam een grote reünie.
Het blad zou dichter bij het leven komen te staan,
met redactievergaderingen, actualiteitspagina's, een
grotere aandacht voor politiek, enzovoort. De auteurs
gingen akkoord. Het blad werd nerveuzer van toon en
voorbijgestreefde zaken vervielen. Een bloeiperiode
van vier zeer succesvolle jaren brak aan.
• De échte problemen begonnen in 1972,
ongeveer gelijktijdig met de opkomende undergroundstroming
in de VS, waar tekenaars ook niet meer binnen het
gevestigde systeem wilden werken. Mandryka stelde
aan Goscinny Le Jardin Zen voor,
een verhaal van Le Concombre Masqué
waarin het hoofdpersonage naar keien keek. Mandryka
deed die dagen aan zelfanalyse en was enorm bezig
met spiritualiteit. Hij vond het scenario erg belangrijk,
vitaal zelfs. En Goscinny weigerde het. Hij begreep
er niets van. Mandryka onstak in een razernij alsof
hij werd berispt door zijn ouders. Hij richtte kort
daarop L'Écho des Savanes op en snoeide
Marcel Gotlib en Claire Bretécher,
die ook verhalen zagen geweigerd worden, weg van Pilote
om strips voor volwassenen te maken. Vooral omdat
zijn spirituele zoon Gotlib Pilote verliet,
was Goscinny kwaad op het team van L'Écho
des Savanes. Het nieuwe weekblad haalde onmiddellijk
een grote oplage. Aangestoken door het succes begon
de grote leegloop bij Pilote (dat ook een
Belgische editie kende met vaak andere strips). Nagenoeg
alle grote tekenaars verlieten het blad om hun eigen
tijdschriften te beginnen waar ze hun eigen ei in
kwijt konden. Mormoil en Fluide Glacial
bedienden de liefhebbers van komische strips
terwijl Métal Hurlant voor een nieuwe
revolutie zou zorgen met volwassen fantasy- en sciencefictionverhalen.
Métal Hurlant verscheen in de loop
van de jaren ook in vertaalde edities in de VS, Spanje
en vier nummers lang onder de naam Zwaar Metaal
in Nederland. En er was al de concurrentie met Charlie
Hebdo en Hara-Kiri, dat een tijd lang
werd verboden in Frankrijk waarop Pilote
onderdak bood aan de tekenaars Reiser,
Gébé, Cabu
en Cavanna, maar ook aan Serge
de Beketch, de latere hoofdredacteur van
Minute en scenarist van extreemrechtse opiniestukken,
en Lucien Combelle, een veroordeelde
collaborateur die tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte
voor de foute krant Libération. Goscinny
was nog een van d euitgevers van het blad. De meeste
andere tekenaars wachtten af en lieten betijen met
in het achterhoofd dat het hen toch niet zou lukken.
Pilote werd een zinkend schip. De oplage
liep zo verschrikkelijk achteruit dat Dargaud besloot
om de verschijningsfrequentie terug te schroeven van
wekelijks naar maandelijks. De populairste reeksen
verdwenen toch naar andere magazines. Pilote
was een ander blad geworden. In die tijd had Goscinny
al lang in de (teken)filmbusiness een nieuwe uitdaging
gevonden.
• Over de obscene tekeningen die vanaf halverwege
de jaren zeventig met enige regelmaat in L'Écho
des Savanes, de grote concurrent van Pilote,
opdoken zei Goscinny: "Ze willen tekenen voor
volwassenen, maar in feite tekenen ze voor jongeren
die met één hand lezen." Hij leed
onder deze nieuwe trends. Tegen Uderzo zei hij: "
Misschien zijn zij het wel die gelijk hebben... Zijn
wij uit de mode geraakt?" Uderzo antwoordde:
"Wil jij benen in de lucht zien en naakte meisjes?"
Dat was Goscinny's genre helemaal niet. Uderzo was
dat stadium zelf ook al gepasseerd. In zijn jeugd
tekende hij wel eens frivole dingetjes voor de vrienden
van zijn broer. Wanneer Morris meer en meer danseresjes
met weinig kleren in de saloons tekende, verweet Goscinny
hem dat hij het imago van Lucky Luke de vernieling
in hielp.
• 764 weekbladen van Pilote verschenen
er tot 1974, het jaar waarin Pilote een maandblad
werd en Goscinny het wat kalmer aan begon te doen.
Guy Vidal kwam in de plaats en tornde
met nieuwe talenten als Lauzier,
Régis Franc, Enki
Bilal, Floc'h en Pétillon
op tegen de concurrentie van Métal Hurlant
of L'Écho des Savanes. Vanaf midden
jaren tachtig fuseerde het met het maandblad Charlie
om de kop boven water te houden. Het hielp niet om
de dalende verkoop een halt toe te roepen. In oktober
1989 was het ermee gedaan. Maar de laatste jaren kwamen
jaarlijks themanummers uit (een zomerspecial, een
kerstnummer en in 2008 nog een Mei '68-nummer) met
gloednieuwe verhalen van oude en nieuwe talenten zoals
Manu Larcenet en Juanjo Guarnido.
• Goscinny's dochter kan zich een vlaag van
razernij herinneren van haar vader. Meerbepaald bij
de dag toen ze van school kwam met een B. Na de woedeaanval
legde hij haar uit dat een goede scholing en de schooljuffrouw
respecteren de sleutel is voor het toekomstige systeem.
• Ook Marie-Ange Guillaume,
oud-redactiesecretaresse van Pilote en een
latere biograaf van Goscinny, bevestigde het imago
van een soms nijdig mannetje. Ze heeft hem nooit zodanig
kwaad gezien dat hij op ontploffen stond, maar wel
op de cruciale momenten daaraan voorafgaand. Hij was
zeer gevoelig. Hij wilde dat hij geliefd was, maar
hij verstopte zich tegelijk. Dat hij bij anderen als
een ongelukkige man overkwam, is een opmerking die
een andere vrouw, de inmiddels overleden uitgeefster
en oud-minister van cultuur, Françoise
Verny, over hem optekende. Maar hij was volgens
haar ook grappig en gepassioneerd.
• Uderzo zag Goscinnny een keer kabaal maken
met een meisje op café. Het waren de eerste
jaren waarin ze in Kuifje publiceerden en
graag optrokken met Peyo, Roba,
Franquin, Morris en andere humoristische tekenaars
van Robbedoes met wie ze regelmatig pinten
gingen verzetten en op papieren tafelkleden krabbelden.
Het meisje goot de inhoud van een blik met talk leeg
in Goscinny’s zakken. Tevoren probeerde ze hem
te verleiden, maar Goscinny blokkeerde daarbij.
• Het succes in eigen land bracht ook minder
prettige zaken met zich mee, vooral in een land dat
niet houdt van zij die succes hebben. Goscinny heeft
zijn portie scheldbrieven en anonieme telefoontjes
gehad.
• Niet alleen voor de Amerikanen, maar ook voor
de Fransen moest de sigaret van Lucky Luke eruit wilde
hij nog gepubliceerd raken in de VS en Frankrijk.
Voor Morris een reden te meer om zich regelmatig laatdunkend
over de Fransen uit te laten.
• Op het einde van zijn leven, raakte Goscinny
in onmin met Dargaud en Morris in verband met de auteursrechten
op Lucky Luke. Hij vond dat hij meer recht
had dan slechts een derde. Bovendien vond hij dat
Dargaud niet genoeg promotie voerde voor Asterix
(die zichzelf wel goed verkocht, maar het bewijs was
dat het steeds beter kon). Hij vroeg aan Uderzo om
bij plaat 37 van Asterix en de Belgen te
stoppen tot alles was uitgeklaard. De idee om zelf
strips uit te geven stond hem meer en meer aan.
•
Een andere reden voor het vertrek van de auteurs bij
Dargaud waren de technieken van de uitgeverij om andere
reeksen aan de man te brengen via stripwinkels. Bepaalde
winkels kregen alleen Asterix-albums geleverd
als ze daarnaast een hoop andere Dargaud-reeksen wilden
afnemen. Tegen die vorm van chantage verzette vooral
Uderzo zich.
• Door de ruzie met Georges Dargaud
kwamen de auteurs van Asterix in Brussel
Raymond Leblanc opzoeken. Ze stelden hem voor om Asterix
voortaan door Lombard te laten uitgeven, toen nog
een concurrerende uitgeverij van Dargaud. Vandaag
zitten ze onder dezelfde paraplu van Media
Participations. Leblancs geweten beval hem
het voorstel te weigeren. Dargaud was de partner voor
de Franse editie van Tintin, die afweek van
de Belgische editie. Bovendien wilde hij een jarenlange
vriendschap en een uitmuntende samenwerking niet op
het spel zetten.
• In 1976 vernam Goscinny dat zijn vrouw kanker
had. Philippe Druillets vrouw overleed
aan kanker. Hij schonk Goscinny het persoonlijke album
La Nuit... die het voor zijn vrouw Gilberte
verstopte zodat ze het niet zou kunnen lezen. Hij
was smoorverliefd op zijn vrouw.
• Druillet omschreef Goscinny later als een
gekwetste persoon, wellicht veroorzaakt door zijn
antisemitische ervaringen in Amerika en de vele afwijzingen
en vernederingen die hij in die periode moest ondergaan.
Net zoals Druillet was Goscinny paranoïde. En
net zoals andere artiesten wilde Goscinny behagen.
Elke vorm van kritiek, hoe stompzinnig ook, raakte
hem dus. Men moest negatieve artikels over Asterix
voor hem verstoppen.
• Een van die vernederingen biechtte Goscinny
op aan de Côte d’Azur waar tekenaar Fred
hem wel eens opzocht. Bij de eerste ontmoeting met
Hergé vroeg de auteur van Kuifje hem: "Ben
jij het die een buitenlandse naam heeft?" De
opmerkking viel Goscinny zwaar. Fred was zelf van
Griekse origine en was dus zelf een beetje een buitenalnder.
Dat schiep een band met Goscinny. Fred vertelde ook
dat Goscinny bij Dupuis op de index stond met tekenaars
die niet meer mochten werken voor het blad. Toien
hij dat aan Fred vertelde, sloeg hij met zijn hand
op de tafel en zei: "En weet je waarom? Omdat
ik joods ben!"
• In 1979 kwam een vertrouwelijk document van
Unesco in de openbaarheid. Het handelde
specifiek over strips. Kuifje en de auteurs
van Asterix krijgen er in het document flink
van langs. Er werden hen zelfs racistische trekjes
verweten. En dan te bedenken dat Goscinny zelf een
jood was die racisme haatte als de pest.
• In 1998 en na acht jaar procederen was de
liefde tussen Uderzo en Dargaud definitief voorbij.
Na een jarenlang juridisch steekspel bepaalde de rechter
dat de rechten op de eerste 24 albums die door Dargaud
werden uitgegeven bij tekenaar Uderzo berusten. Dat
had een Franse rechter al eerder besloten, maar Dargaud
ging daartegen in beroep met een tweede verloren rechtszaak
dus als gevolg. Naast het kwijtspelen van de verkoopsinkomsten
uit de albums (waarvan er toen 250 miljoen van werden
verkocht in 41 verschillende talen) moest Dargaud
ook nog eens een schadevergoeding van omgerekend 17,5
miljoen euro (zowat een derde van de omzet) ophoesten
omdat de rechter vond dat Uderzo's belangen werden
geschaad. Dochter Anne, de erfgename van René
Goscinny, voelde zich dan weer tekort gedaan omdat
ze geen enkele inspraak had in de albumuitgaven. De
gevolgen voor Dargaud waren niet van de poes. Na nog
een proces verwierf Uderzo voortaan alle rechten op
alle albums die hij op scenario van Goscinny heeft
getekend. Dargaud mocht zelfs geen hedrdrukken meer
uitbrengen. De uitgeverij moest begin 1999 personeel
ontslaan en verhuizen naar een kleiner en goedkoper
pand. Tot en met 1998 maakte de omzet van Asterix
zo'n dertig procent uit van hun totale omzet. Dat
had zijn repercussies: een totale kaalslag bij minder
goedlopende reeksen, minder risico's bij het uitbrengen
van nieuwigheden van jonge en onbekende auteurs. Er
was zelfs even sprake dat Dargaud de stripactiviteiten
van Casterman (dat in grote mate
afhankelijk was van Kuifje) zou overnemen
omdat het er in die tijd ook rommelde.
• Op 21 januari 1998 diende Renés dochter
Anne Goscinny een klacht in bij een Parijse rechtbank
tegen Morris. Ze beweerde dat de tekenaar van Lucky
Luke al sinds 1991 geen auteursrechten meer aan
haar betaalde. Op deze rechten zou ze aanspraak maken
tot zeventig jaar na de dood van haar vader. Morris
tekende nochtans in 1976 een contaract met Goscinny
waarin de overlevende partij het recht kreeg de reeks
alleen verder te zetten en slechts vijf jaar daarna
rechten moest uitbetalen aan de erfgenamen van de
overleden auteur. Uit vriendschap en piëteit
betaalde Morris niet tot vijf jaar na de dood van
zijn geliefde scenarist maar tien jaar in totaal.
In 1998 verloor Anne Goscinny de aanklacht. De rechter
oordeelde dat René Goscinny slechts een deel
van de Lucky Luke-scenario's schreef terwijl
Morris de eerste tien albums helemaal alleen maakte.
Dat volstond voor de rechter om te oordelen dat
Lucky Luke een authentieke Belgische creatie
is. Maar Anne liet zich niet doen. De klacht was de
oorzaak voor een reeks processen. In een andere klacht
claimde ze de rechten op de creatie van Rataplan.
Morris op zijn beurt had ook een proces lopen tegen
Anne en uitgever France Loisirs die
twee albums van Lucky Luke uitbracht zonder
medeweten van Morris. Morris verloor deze zaak in
kortgeding voor het Hof van Beroep in Parijs.
• Yann beweerde in een interview
dat Goscinny dikwijls de schijn moest ophouden om
te voldoen aan de gedachte dat Goscinny ook naast
zijn Asterix-leven een amusante kerel was.
De waarheid was dat hij ook vol angsten en onzekerheden
zat, die 's nachts de scenario's van Asterix
herschreef en die amper zijn dochter zag. Een beeld
dat overeenstemt met alle biografieën die in
de afgelopen tien jaar verschenen.
Faits divers (Asterix):
• Asterix kwam voor het eerst uit in
1959 en het speelde zich af in Gallië, la
Gaulle in het Frans. In 1958 kwam president Charles
de Gaulle opnieuw aan de macht. Voor sommigen was
dat al genoeg om met een vermanende vinger te vitten
op de reeks. Tegelijk vielen verwijten als zou Asterix
het Franse chauvinisme verheerklijken. In 1969 verscheen
Asterix voor het eerst in Duitsland. Het
kende een instantsucces en zou snel net zo populair
worden als in het thuisland. Een oef-moment voor de
auteurs want daarmee konden ze ale kritiek pareren
die sloeg op de culturele positie van Asterix in de
Franse maatschappij. Als een reeks ook in het buitenland
kon aanslaan, dan had dat niets te maken met politieke
referenties.
• Charles de Gaulle zou hen nog verraden ook,
aldus Uderzo. Tijdens zijn regeerperiode 1958-1969
sprak hij ooit de beroemd geworden uitspraak: "Weet
u, eigenlijk is mijn enige rivaal op het internationaal
toneel Kuifje. Wij zijn allebei kleintjes die zich
niet laten beduvelen door de groten. In mijn geval
wordt dat echter niet zo opgemerkt, vanwege mijn lengte".
Later zou Goscinny van oud-minister François
Missoffe vernemen dat de Gaulle aan elk van
zijn regerende ministers een Asterix-bijnaam
gaf op een vergadering. Uderzo vertelde deze anekodte
aan journalist en historicus Yves Courrières
die naar Missoffe belde om het verhaal te verifiëren.
Hij ontkende staalhard en deed het af als leugens.
Uderzo blijft bij hoog en laag beweren dat Missoffe
het verhaal verteld heeft. Maar na de dood van de
Gaulle leerde hij van zijn entourage dat ze geen verhalen
zouden ondersteunen die het beeld van de president
zouden bijkleuren.
• René Goscinny was dus joods. Journalist
en ex-stripuitgever van Magic Strip,
Didier Pasamonik, is dat ook. In
2004 schreef hij het boek La Diaspora des Bulles
(verschenen bij Glénat) waarin
hij zocht naar het jodendom in strips. Een volledig
hoofdstuk werd gewijd aan "het geheim van Asterix".
Volgens hem waren elementen uit Goscinny's geloof
en achtergrondcultuur onbewust doorgesijpeld in Asterix.
Het ging niet alleen om de joodse humor. Een eerste
vergelijking legde hij tussen het dorp van Asterix
en de shtetl, joodse nederzettingen in centraal-Europa
die door de Shoah vernietigd werden. Pasamonik verwees
naar een markante zin uit de inleiding van Sylvestre
Khan op een artikel uit 1969 van historicus
N-I. Marrou, Asterix, de jood.
Het artikel ging over een zekere Astérius
uit de vierde eeuw voor Christus die het stamhoofd
was van een joodse nederzetting in Frankrijk. En zelfs
al mocht Asterix zijn afgeleid van het latijnse
Aster, ster, dan nog is er een link naar de davidsster.
Deze onschuldige opmerking was voor Pasamonik de aanleiding
om de joodse aanwezigheid in de reeks Asterix
aan een onderzoek te onderwerpen en alle ervaringen
van Goscinny in interviews en dergelijke meer naast
elkaar te zetten. Goscinny verwierp zich tegen elke
vorm van politieke - of geloofsuiting. Asterix
moest aan de wereld toebehoren en door elk van zijn
inwoners gelezen kunnen worden. Pas na zijn dood begonnen
journalisten over zijn geloof te spreken, met navenante
fouten en zelfs boodschappen als: "Lees Asterix
niet, want zijn auteur is joods". Voor Goscinny
behoorde zijn geloof tot zijn privéwereld.
In interviews wierp hij zich dikwijls in de verdediging.
In The New York Times stond ooit de anekdote
dat een vrouw aan Goscinny vroeg of de Romeinen in
Asterix een reflectie was van wat hij kende
uit de Duitse bezetting. Goscinny's antwoord was dat
het niet mogelijk was om grapjes te maken over de
concentratiekampen. Enkele jaren later vertelde hij
in een interview voor L'Express: "Ze
hebben van mij de bard van de gemiddelde Fransman
gemaakt: xenofoob, chauvinistisch. En racistisch op
de koop toe. Hoewel een deel van mijn familie is omgekomen
in de concentratiekampen. Dit zijn beschuldigingen
die ik niet pik". Maar de racistische beschuldigingen
bleven aanhouden. In Les Cahiers de la BD nam
hij geen blad voor de mond. Hij stond op ontploffen:
"Awel, dat pik ik niet, ik beschouw dat als de
ergste beschuldiging. Als men me dat zegt in het gezicht
dan krijgen ze meteen een slag op hun bek! Ik, een
racist! Hoewel een flink deel van mijn familie zijn
laatste dagen sleet in een concentratiekamp! Ik heb
noot omgezien naar kleur, ras, geloof van mensen.
Ik zeg niet: 'Ik houd van zwarten, roden, gelen(.
Ik zie geen kleur. Daarom ben ik kleurenblind! Ik
zie niet meer dan mensen, dat is alles!". Op
de uitspraak "Meneer Goscinny, het is formidabel,
u bent joods, en de joden zijn intelligenter dan alle
anderen" van een andere vrouw reageerde Goscinny
als volgt: "Weet u, mevrouw, ook tussen de joden
zitten er stomkoppen. En u, u kan zich gerust op uw
gemak voelen onder ons". Goscinny was trouwens
geen praktiserende jood. Hij bezocht enkel synagoges
om familieleden te eren of huwelijken bij te wonen.
Maar hij had volgens een bevriende en joodse cartoonist
wel respect voor de tradities. Hij geneerde zich niet
voor zijn geloof, maar als mens was hij al discreet
over zijn privéleven, dus ook over zijn geloof.
In 1981 bracht Uderzo een hommage aan zijn vroegere
scenarist door hem in De Odyssee van Asterix
te portretteren als de Hebreeuwse Saül Péhyé
op Palestijnse bodem. Het werd op gemengde gevoelens
onthaald. Sommige joden vonden het wel tof, maar voor
anderen was het puur antisemitisme. De opperrabbijn
van Frankrijk, René Sirat,
moest er in tussenkomen in het voordeel van het album
om een einde aan de polemiek te maken. Een andere
vergelijking lag in de dorpsstructuur. De macht wordt
er verdeeld tussen het stamhoofd en de raadgever (Panoramix)
zoals in de joodse Kahal. Panoramix kon net zo goed
doorgaan voor een rabbijn in deze context. De Marahal
van Praag, de magische formule die het dorp beschermt
tegen de vijand, komt dan weer overeen met de magische
toverdrank. En zo waren er nog enkele voorbeelden.
Over de joodse humor in de reeks was er geen twijfel.
Al in zijn periode in New York wist Goscinny zich
omringd door joodse stripmakers als Bill Elder
en Harvey Kurtzman. "Joodse humor is
mensen doen lachen met tranen, een manier om de wereld
en de mensen te bekijken doorheen een prisma van eeuwen
en eeuwen onderdrukking en lijden", omschreef
Henry Morez het. In De Intrigant
is daar een voorbeeld van te vinden, volgens
rabbijn Sitruk. De Galliërs
zitten zonder toverdrank en komen onder de genade
van de Romeinen. De dialoog "Met of zonder toverdrank
we zullen ze 'ns laten zien wie we zijn" (Abraracoucix
) en "Als we ze maar niet laten zien met hoeveel
we zijn!" (Hoefnix) is daar een uitstekend voorbeeld
van. Uderzo van zijn kant laat elke vorm van interpretaie
open aan wat de lezer erin vindt. Dochter Anne Goscinny
was feller in haar reactie op het boek van Pasamonik
en vond dat er problemen werden gezocht die vroeger
niet bestonden. By the way, al eens geteld
hoeveel niet-kosjere everzwijnen er in de reeks werden
genuttigd?
• Van het ene geloof naar het andere. De Brusselse
Scientologykerk wilde in 2004 een cinemavoorstelling
organiseren van de Asterix-film Missie
Cleopatra in het kader van een speciale gala-avond
waarop Scientologystichter Ron Hubbard
aanwezig zou zijn in Brussel. Uderzo en Anne Goscinny
vroegen om deze voorstelling te annuleren. Een antwoord
kwam er niet. Er werd vanuitgegaan dat de film niet
werd vertoond. Uderzo en Goscinny maakten zich alleszins
sterk om verdere stappen te ondernemen zodat Asterix
geen onderdeel zou uitmaken van een mediacampagne
voor deze of gene kerk.
• Volgens de historische werkelijkheid hebben
de Galliërs nooit everzwijnen gegeten. Omdat
Uderzo dieren moest tekenen, plaatste hij overal kippen
(zijn geliefkoosde dier) en enkele konijnen. Goscinny
voorzag dat Obelix nog een belangrijke rol zou kunnen
spelen. Omdat hij met zijn postuur wel wat anders
zou eten dan kippetjes en konijntjes kozen ze voor
everzwijnen temidden de bosdieren. Ze hadden beter
voor hindes en geiten geopteerd. Dat everzwijnen niet
de meest sympathieke dieren zijn, zou Uderzo later
nog ondervinden bij het verlaten van een restaurant
op de buiten. Hij wandelde van het restaurant weg
en zag plots een everzwijn op hem afstormen. Uderzo
stond er als verlamd. Gelukkig was het dier niet geïnteresseerd
in hem, maar wel in de vuilnisbakken van het restaurant.
• In tegenstelling tot het grootste deel van
de rest van de wereld liep Asterix niet in
de VS en Japan. Uderzo had daar een verklaring voor.
Het is een volk van indringers, maar ze tolereren
niet dat iemand bij hen binnenkomt. Een directeur
van een Amerikaans syndicaat hoorde van het sucecs
van Asterix en nodigde het duo uit voor een
samenwerking. Het duo werkte aan een episode dat in
een honderdtal kranten verscheen, maar dat liep voor
geen meter. De hoogte van de stroken moest trouwens
een kwart kleiner zijn dan die van de albums, maar
wel veel groter. Er moest dus bijgetekend worden en
daar had Uderzo het geduld niet voor. De Amerikanen
deden dat in zijn plaats en het trok op niets. De
directeur nodigde hen uit om naar de VS te verhuizen
zodat ze als een van hen zouden aanvaard worden met
een groter succes als doel, maar dat zagen ze niet
zitten.
• Idefix was geïnspireerd door de film
Of Mice and Men naar de roman van Steinbeck,
over een grote domme kracht die optrok met een schriel
mannetje en die zodanig van eleine diertjes houdt
dat hij ze tijdens het strelen en knuffelen per ongeluk
doodmaakt met zijn grote, ruwe handen. De idee om
een hondje als Idefix in de grote handen van Obelix
terug te vinden, stond Uderzo aan. Zolang het geen
haar werd gekrenkt uiteraard.
• Ondanks de bedoelde pastiche op de hedendaagse
maatschappij zijn er die vinden dat Asterix
staat voor chauvinisme, nationalisme en zelfs gaullisme
(naar het politieke bewind onder de Franse president
Charles de Gaulle). Allemaal onzin,
volgens Goscinny, want anders zou het nooit aanslaan
tot in verre buitenlanden.
• Grote Asterix-fans moet je in Nederland
zoeken. Brave lezers maakten in 1979 het bij elkaar
gefotokopieerde fanzine Nix News en stuurden
trots een nummer naar Uderzo. Hij liet per aangetekende
brief weten dat er van zijn figuur Asterix geen gebruik
meer gemaakt mocht worden. Na twee nummers was het
gedaan met Nix News.
• Een journalist van L'Express zag
in de toverdrank een symbool voor de "voorzienigheid"
dat op generaal en latere president Charles de Gaulle
zou moeten slaan. De journalist had op vraag van Goscinny
geen woord veranderd in het interview, maar achteraf
gaf hij wel zijn eigen interpretaties in zijn eigen
teksten buiten het interview om. Niettemin verkocht
het nummer twintig procent meer dan gewoonlijk, enkel
al omdat de naam Asterix op de cover van
L'Express stond. Er werd gevraagd of Goscinny
geen recht van antwoord wenste, maar in die valstrik
wilde hij niet trappen.
• Na de verschijning van Uderzo's laatste album
Het Geheime Wapen, kwam hij te weten dat
er in het Salon du Livre in Brussel
een debat werd gehouden met als thema Moet Asterix
gedood worden? Noch Hergé noch Franquin
hebben ooit dergelijke aanvallen moeten verduren tijdens
hun leven. Na de dood van Goscinny was iedereen tegen
Uderzo omdat hij het waagde de serie verder te zetten.
De oude collega's van Pilote waren nog de
eerste om hem te bekritiseren. Toen Uderzo in eerste
instantie het proces tegen Dargaud verloor, vierden
ze dat met champagne. Enkel Marcel Gotlib heeft zich
nooit met dergelijke zaken bemoeid. Hij was de eerste
om de prijs te winnen die de naam draagt van Uderzo.
Zijn goede vriend Tibet was de tweede winnaar.
• In de zomer van 2002 werd aangekondigd dat
een aantal namen in de Asterix-reeks aangepast
zouden worden met de bedoeling om de achterliggende
taalgrapjes nog beter over te brengen. In de herdrukken
die volgden werd de hele vertaling herzien naar hedendaagse
normen. De verantwoordelijke hiervoor is Nederlander
Frits Van der Heide, die een vertaal-
en letteringbureau runt. Zo gaan de bard Assurancetourix
en stamchef Abraracourcix voortaan door het leven
als respectievelijk Kakofonix en Heroïx. De Romeinse
legerplaats Petitbonum heet voortaan Grootmocum en
zo volgden nog een resem aanpassingen, zo ook de titels
van een aantal albums. De vroegere namen werden veertig
jaar lang onaangetast gebleven. De meeste lezers waren
not amused.
• Namen en vertalingen. Voor Kostunrix is het
enkel voor Nederlanders duidelijk dat daarin "kost
een riks" (een rijksdaalder) schuilt. Zijn vrouw
Forentientje ("voor een tientje") is nog
zo'n kleingeldvertaling.
• Twee albums lang verscheen er zowel een Nederlandse
als een Vlaamse vertaling (De Broedertwist/De
Diepe Kloof en De Odyssee van Asterix).
Het door de Vlamingen genoemde personage Schelvix
uit De Diepe Kloof bijvoorbeeld heette in
Nederland Arsenicumix in De Broedertwist.
• In 2001 eisten Franse archeologen dat er in
de reeks Asterix een rechtzetting zou komen.
Ze veroordeelden de serie dat het historische fouten
bevatte. Volgens hen leefden de dappersten der Galliërs
niet in Bretagne, maar in het zuidwesten van Frankrijk.
Het laatste onbezette dorpje zou door Julius Caesar
Uxellodunum gedoopt zijn, het huidige Puy d'Isolud.
Toenmalige archeologische vondsten staafden hun redenering.
Op hun eis tot een historisch correcte versie in de
stripreeks kregen ze van Uderzo het antwoord: "Ik
heb nooit beweerd dat Asterix historisch
correct is, bovendien is het niet bewezen dat die
archeologen gelijk hebben en ik niet".
• Een in 2005 aangespannen rechtszaak tegen
gsm-operator Orange werd op 18 december
2008 opnieuw in beroep afgewezen door het Europees
Hof van Justitie. Les Editions Albert René
wilde reageren tegen de bescherming van het
merk Mobilix. Het Hof stelde dat
het Europees merkenbureau die bescherming mocht toekennen
in 1997. En dat zinde de Franse uitgeverij niet. Volgens
Les Editions Albert René geleek Mobilix veel
te goed op de eerder beschermde naam Obelix. De rechtbank
van eerste aanleg van het EU-hof vergeleek beide merken.
Het oordeelde dat de uitspraak geklijkaardig was,
maar visueel niet. Ook qua concept waren er duidelijke
verschillen. Mobilix verwees naar mobiliteit. Obelix
dus niet. Voor de rechtbank was er geen verwarring
mogelijk. Uderzo en de uitgeverij mochten dus geen
clam leggen op alles waar de suffix "-ix"
op rustte. Het Hof bekrachtigde de uistpraak na het
eerdere beroep. Een tijdje later volgden de erven
Peyo hetzelfde voorbeeld. Onder meer
naar Robin Brandy stuurde het bedrijf
dat de rechten op de Smurfen-franchise beheert
een mail om de domeinnaam van zijn website websmurfer.devnull/net
te veranderen of er zouden gerechtelijke stappen volgen.
De website verandert ingegeven teksten naar het smurfs.
Brandy maakte zich niet druk. Het gewraakte woord
in de website zit 'm in de hostnaam en niet in de
domeinnaam. Er werd geen gevolg gegeven aan de klacht.
Faits divers (De
Intrigant):
• Naar aanleiding van de release van Asterix
33: Het Geheime Wapen in 2005 organiseerde De Stripspeciaalzaak een lezerswedstrijd
waarin werd gevraagd naar een Asterix-top
5. In deze uitslag behaalde De Intrigant
de vijfde plaats in de aldus bekomen Asterix
Top Six. Daarom verwijzen we je
door naar
deze pagina voor een overzicht
van alle (onvertaalde) knipoogjes, historische verwijzingen,
cameo's en trivia die het album rijk is. |
|