ZIE OOK:
Peter Pan 2
Peter Pan 4
Peter Pan 6
 
D A T A S H E E T
Tekenaar:
Régis Loisel
Scenarist:
Régis Loisel
Uitgever:
Oranje / Blitz (1991)
Arboris (2002)
Collectie:
Collectie Delta (1991)
Eerste druk: 1991
Oorspronkelijke titel:
Peter Pan 1: Londres
Uitvoering:
SC, kleur
HC, kleur
Quoi? De winter van 1887 is koud en in Londen hebben de armen het zwaar. De jonge Peter heeft het nog relatief gemakkelijk want hoewel hij door zijn drankzuchtige moeder aan zijn lot wordt overgelaten kan hij altijd aankloppen bij mister Kundal, een oude caféhouder die hem leerde lezen en schrijven, hem iedere dag te eten geeft en spannende verhalen vertelt. Op zijn beurt vertelt Peter die verhalen weer door aan zijn vriendjes uit het weeshuis, maar op een dag gebeurt er iets dat nog vreemder is dan alle verhalen en legenden bij elkaar: een elfje komt hem halen en neemt hem mee naar een geheimzinnig eiland vol mythologische figuren dat belaagd wordt door een gevaarlijke piraat. Peter moet de eilandbewoners redden, al heeft niemand een idee hoe!
Et alors? Peter Pan als reeks heeft een grote herleesbaarheidsfactor. Niet alleen omdat bepaalde verwikkelingen in latere delen een terugbladering vereisten, maar soms ook door aangereikte randinformatie uit interviews en dergelijke meer die de hele reeks op zijn kop zet. Op deze pagina staat dé hoofdtheorie waar Peter Pan op steunt. Het is aan jou om deze met een rood bolletje aangeduide spoiler alert van jewelste te negeren als je de reeks nog niet hebt gelezen. Als je evenwel zelf al niet achter het gegeven was gekomen dan herlees je beslist Peter Pan nog eens. Dat zijn we zeker. Hoe dan ook, veel leesplezier!
Aantal genomineerde albums van Loisel: 13/440
Faits divers (Loisel):
Mogwa, chef van de Mohikanen, was de bijnaam die Loisels vader voor hem verzon. Loisel circuleerde toen in een groepje van vier of vijf kameraden waarvan hij de natuurlijke leider was. Ze maakten bogen en hutten, die dan werden vernield door rivaliserende bendes.
• Hoewel zijn vader een beroepsmilitair was, kreeg Loisel toch een vrije opvoeding. Geen wonder, zijn vader zat tijdens de oorlog in Indochina en later in Algerije. Vaak zag het gezin hem niet. Sterker, Loisel zag zijn vader voor het eerst op zijn derde. Daarvoor was hij niet meer dan een foto op een koelkast. Wanneer zijn vader terugkwam uit Indochina stelde zijn moeder hem voor: "Kijk eens, dat is je papa" waarop Loisel antwoordde: "Nee, mijn papa is hij daar" terwijl hij naar de foto op de koelkast wees.
• Zijn moeder was zachtaardig en had weinig autoriteit. Zijn vader was een ander pak mouwen. Nadat Loisel met zijn boekentas eens op de schoolbuschauffeur sloeg om wat voor reden ook kreeg de kleine Loisel een rammeling van jewelste. Dat volstond niet. Zijn vader sleurde hem mee naar een gevangeniscel van de kazerne waar hij gelegerd was en sloot hem op met droog brood en water. De opsluiting leek voor Loisel wel een eeuwigheid, lang genoeg alleszins om hem van het uitspoken van meer kattenkwaad te weerhouden. Loisel was daarna voor de rest van zijn jeugd een nerveus manneke.
• Loisels vader was een alcoholist en soms gewelddadig. Op twee of drie feiten uit zijn jeugd na die hem hebben gemarkeerd, heeft Loisel er geen verdere psychische letsels aan overgehouden.
• Sinds zijn zevende of negende wist Loisel dat hij tekenaar zou worden. Deze openbaring kwam er nadat hij met een vriend op een regenachtige dag een cover van een verzamelband van Mickey Mouse met daarop Donald Duck natekende. Omdat ze allebei dezelfde tekening maakten, viel het Loisel op dat de zijne vele malen beter was. Het moedigde hem aan om verder te gaan. Zijn 2,5 jaar oudere broer Jacky deed dan wel eens dienst als levend model. Jacky was een betere tekenaar dan Loisel, beweerde Loisel zelf. Maar voor Jacky ging het niet verder dan het natekenen van foto's of tekeningen die Régis ook maakte. Toch zag Loisel in zijn broer een motor om het steeds beter te willen doen. Wanneer Loisel twaalf of dertien werd, was Jacky al zijn interesse in het tekenen verloren. Maar voor Loisel wenkte een nieuwe wens: tekenfilms maken en nog het liefst voor Walt Disney.
• Door het beroep van zijn vader moest het gezin vaak verhuizen, tot twee keer in een jaar toe. Op school liep het daarom niet goed. Hij dubbelde zijn schooljaar twee of drie keer. Door elke keer van vrienden afscheid te moeten nemen, wapende hij zich door te vluchten in het tekenen.
• Hij raakte gefascineerd in de tekenfilmbusiness dankzij het tv-programma L'Ami Public Numéro 1 van Pierre Tchernia (die later nog zou meehelpen aan tekenfilms van onder meer Asterix). Via het programma, dat rond elke kerst werd uitgezonden, konden kijkers meebeslissen over de fragmenten van Disney-tekenfilms die het programma zou uitzenden. Hier zag hij Peter Pan (of tenminste fragmenten uit de film) voor het eerst. Het programma zond ook documentaires uit over de Disney-studio's over hoe de animators werkten, hoe er geluid gemaakt werd, enzovooort. Had Frankrijk in die tijd een grote tekenfilmstudio, dan was Loisel nooit als striptekenaar begonnen. Amerika was toen nog te ver.

• Op school wisselde hij op zijn twaalfde zijn tekeningen van Donald Duck, Mickey Mouse, Bugs Bunny en Tom & Jerry om voor strips van onder meer Akim, The Phantom, Mandrake en Blek le Roc, een Italiaanse superheldenstrip van studio EsseGesse waarvan enkele deeltjes in Frankrijk nog werden getekend door onder meer Jean-Yves Mitton en Ciro Tota. Daarmee wist hij een toren strips te bemachtigen, die hij op hun beurt weer omwisselde voor andere strips. Zakgeld kreeg hij niet. Dat gebeurde nog niet in die tijd. Maar ondanks de strips in zijn bezit, begon hij ze pas te lezen op zijn dertiende. Daarvoor bekeek hij ze enkel. In de eerste plaats omdat hij van verhalen zonder tekst hield en omdat hij aandacht had voor camerastandpunten, kadrages en het narratieve aspect.
• In een doos hield hij een eigen archief bij met artikels over Disney zoals leeftijdsgenoten een verzameling plakplaatjes bijhielden over voetballers of acteurs. Maandenlang hield hij een foto van Walt Disney bij in de achterzak van zijn broek, tot zolang de foto uit elkaar viel. Twaalf of dertien jaar was hij toen. Wat een schok was het voor Loisel toen hij te weten kwam dat zijn idool op 4 december 1901 was geboren, dag op dag vijftig jaar eerder dan hem. En wat een ontgoocheling was het toen in een ander artikel enkele dagen later 5 december als geboortedatum werd gegeven. Al zijn dromen in duigen, Loisel was níet de reïncarnatie van Walt Disney. De dag dat Walt Disney overleed, weende Loisel de hele dag door.
• Net omdat hij veel Disney-strips las, kon hij er na een tijd de betere tekenaars uitpikken. Zelfs zonder eerst hun namen te kennen, vond hij dat de Mickey Mouse door Floyd Gottfredson (ook bewonderd door André Franquin en Albert Uderzo) en Donald Duck door Carl Barks er volgens hem veel beter uitzagen dan de strips van andere Disney-tekenaars. Voor Loisel was het een uitdaging om die mannen beter te keren kennen via hun werk. Hetzelfde gold voor tekenfilms. Tevoren waren voor hem en zijn vriendjes de tekenaars van Tom & Jerry en Bugs Bunny respectievelijk "meneer Metro Goldwyn Mayer" en "meneer Warner Bros".
Three Little Wolves in de Silly Symhonies-reeks van Disney is zijn favoriete cartoon. Beweging en kleur kwamen hierin het best naar voor op de manier waar Loisel er het meest van hield.
• Op een dag kocht hij het album De Daltons in de Blizzard van Lucky Luke, hoewel hij daar geen fan van was, maar wel van de Daltons! Hij tekende dagen en dagen na elkaar tekeningen na, waaronder de illustratie op de titelpagina.
• Elk jaar kocht Loisel de kalenders van Mickey Mouse en Donald Duck omdat daarin tekenlesjes werden gegeven over hoe je Mickey of Donald kon tekenen. Loisel had snel door dat het vrij methodisch was zonder dat het hem wat wezenlijks bijbracht. Toch maakte hij er gebruik van om een verhaal van drie pagina's te maken over Donald Duck tegen vampiers, geschreven door een gast van vijftien jaar.
• Voor het leren tekenen van handen, kopieerde hij hele nachten tekeningen van Albert Uderzo. Door zijn realistische achtergrond met Tanguy en Laverdure vond Loisel dat Uderzo een eigen adequate manier had om handen te tekenen. Voor André Franquin gold hetzelfde.
• Volgens Loisel kan hij geen oren tekenen. Altijd problemen mee gehad. In Uderzo, Franquin of andere vond hij geen goeie voorbeelden die strookten met zijn eigen, meer realistische stijl. Zoekend naar een eigen type oren kwam hij daar pas met vele jaren nijverheid en experimenteren op een vast uitzicht. Daarvóór zagen ze er erg wisselend uit van uitzicht.
• Na een lange Disney-periode en het tekenen van dieren naar Disney's voorbeeld, ontdekte hij het humoristische striptijdschrift Mad, een nieuwe revelatie in Loisels leven. Jack Davis en Wallace Wood waren zijn favoriete Mad-auteurs omwille van hun geslaagde compromis tussen een komische, karikaturale en een realistische stijl.
• Loisel hield ook erg van Krazy Kat van Georges Herriman.
• Op zijn zestiende ging hij van school af. Hij nam vervolgens alle jobs aan die men hem aanbood: kelner in een pizzeria, seizoensarbeider, lader van vrachtwagens, schoorsteenveger,... Zolang hij maar zijn deel van het huishouden kon betalen.
• Na een zoveelste verhuis, trof Loisel het met een buurman. Hij had een vriend die hoofdredacteur was van het Franse Le Journal de Mickey. De vader van deze buurman moedigde Loisel in zijn tekenkunst aan en ging door voor een surrogaatvader. Hij was de eerste persoon die Loisel als tekenaar serieus nam.
• Op zijn zeventiende kocht hij een treinbiljet richting Parijs. Met tekeningen onder de arm bezocht hij alle redacties, ook die van Pilote. Hoofdredacteur René Goscinny ontving hem hartelijk, maar toonde hem ook originele platen van Uderzo om te laten zien wat het echte werk is van een auteur. Loisel moest nog wat harder werken, was de boodschap van alle redacties. Loisel bleef niet bij de pakken zitten en bezocht de redacties met enige tussenpozen opnieuw. De vorderingen die hij maakte, vielen hen op. Maar ze stuurden hem door naar telkens andere personen.

• In 1972 besliste hij om een vaste plaats in Parijs te zoeken en van de tekenpen te leven. Kort daarop kwam zijn zoon Blaise ter wereld. Loisel kreeg van een vriend het adres van iemand die Loisel aan een job kon helpen. Een paar dagen later kon hij als conciërge weekenddiensten doen in een supermarkt. Anderhalve maand later zag hij in de krant Figaro een vacature van een tekenfilmstudio die een animator-decortekenaar en tekenaar-schilder voor een langspeeltekenfilm zocht. In het eerste telefoongesprek loog Loisel dat hij weet hoe hij decors moet tekenen. Als test moest hij twee uitgeknepen tubes verf op een parketvloer tegen een gordijn naschilderen. Daar kreeg hij drie dagen de tijd voor. Tips kreeg hij van een zekere Serge die daar werkte, maar Loisel wist zelf al hoe hij het beeld moest kadreren en laten belichten. Na twee dagen kwam de baas langs om een kijkje te nemen. Loisel werd aangenomen voor zijn eerste tekenjob. Hij was 21 jaar. Vier maanden later vertrok hij er.
• De eerste jaren in Parijs baarden zijn ouders zorgen. Temeer omdat hij en zijn toenmalige echtgenote, met wie hij een zoon had, gingen scheiden. Loisel wist hen echter gerust te stellen, al was het niet makkelijk zonder al te veel inkomsten en elke dag spaghetti om zijn buikje rond te eten. Gelukkig kon Loisel steeds net op tijd een tekening verkopen om aan de bak te blijven komen en de rekeningen te betalen. Het zijn de magere jaren, maar in latere interviews relativeerde hij deze jaren van net geen armoedig bestaan. De grote luxe was niet nodig, het jonge gezinnetje was tevreden met weinig.


Faits divers (Peter Pan):
• Loisel was dertien jaar toen hij de tekenfilm Peter Pan voor het eerst integraal in de cinema van Cavaillon zag. Er volgde snel een tweede keer. Vooral de personages te zien vliegen, bracht Loisel in vervoering. Wanneer hij de film samen met zijn zoon Blaise in 1978 in Parijs opnieuw ging bekijken (dankzij twee gratis tickets die hij te pakken kreeg met zijn perskaart), waren ze de enige twee bezoekers. Daar begon de idee te rijpen om iets te doen met Peter Pan. De vragen die opborrelden waren: Waar komt Peter Pan vandaan? Wie is hij eigenlijk echt? En vanwaar de associatie tussen "Peter" en "Pan"? Hij wist wel dat de tekenfilm gebaseerd was op een boek, maar tot een lezing kwam hij niet. Pas rond het jaar 1985 had hij echt zin om dieper te graven en naar de oorsprong van het personage te zoeken. Op dat moment werkte hij aan het laatste deel van Op Zoek naar de Tijdvogel (eerste cyclus) en vroeg hij zich nog niet af wat hij daarna zou doen. De idee voor Peter Pan als strip is er niet op een ochtend gekomen bij het ontwaken, maar was een jarenlang aanslepende gedachte.
• Nog vóór Loisel zich op het eerste scenario van Peter Pan zou werpen, bood Alejandro Jodorowsky aan om er samen aan te werken. Maar Loisel sloeg het aanbod met tact af. Hij wilde het helemaal alleen maken. Hij wilde er persoonlijke elementen in kwijt waarover hij niet in discussie wilde treden of erover onderhandelen.
• In de periode waarin Loisel met Peter Pan begon, was er nog geen sprake van een duidelijke wetgeving inzake publiek domein van auteursrechten na zoveel jaar. Loisel moest dus toestemming krijgen om aan de slag te kunnen. De potentiële opbrengsten zou hij voor een deel moeten afstaan aan de toenmalige rechthebbenden, een kinderziekenhuis in Londen. Maar omdat zijn versie niet echt een trouwe adaptatie zou worden van James M. Barries boek, twijfelde hij of ze recht hadden op een deel van de auteursrechten. Wat als hij bijvoorbeeld de namen van de personages zou veranderen? In 1986 viel het verdict dat hij geen toestemming kreeg tot zolang de zaak verder was uitgespit door de Londense kinderboekenuitgever Holder & Stoughton. Tot eind 1987 waren de Franse rechten nog uitgeleend. Daar moest de voorraad van beschikbare titels nagekeken worden om een nieuwe adaptatie niet in de weg te staan.
• Na het afsluiten van Op Zoek naar de Tijdvogel in 1986 begon Loisel na te denken over Peter Pan als strip. Ongeveer in die periode broedde in Steven Spielberg de wens om met het verhaal wat aan te vangen voor wat uiteindelijk de film Hook zou worden. En psychoanaliste Kathleen Kelley-Lainé werkte ook al in die periode aan het boek Peter Pan ou l'Enfant Triste waarin ze het leven van James Matthew Barrie koppelde aan de creatie en het karakter van Peter Pan. Ze legde een verband met het ongeluk van James' zes jaar oudere broer David. Op een dag probeerden ze hun nieuwe ijsschaatsen uit. David kreeg een duw, viel ongelukkig op zijn hoofd en stierf ter plekke. Hun moeder raakte in een depressie en bleef vele maanden in haar bed liggen. Zes jaar jong was James toen en hij had de gewoonte aangenomen om post te vatten voor de slaapkamerdeur. Op een dag droeg zijn oudere zuster hem op om de kamer binnen te gaan en te zeggen: "Ga naar onze moeder kijken en zeg haar dat ze een andere zoon heeft die nog leeft en haar nodig heeft". Wanneer hij de donkere kamer binnentrad, hoorde hij zijn moeder vragen: "Ben jij het?". Ze verwarde James met David. James antwoordde: "Neen, ik ben het maar". Kelley-Lainé beweert in haar boek dat dit exact het moment was dat Peter Pan werd geboren. De rest van zijn jeugd sleet hij op het bed van zijn moeder om haar op te beuren, haar uit haar depressie te helpen en later om de rol van een soort psychiater te vervullen. Hij hoorde haar uit over zijn en Davids jeugd, over het verloren kind. Op een dag kleedde hij zich in de kleren van zijn broer, kwam de kamer binnen, nam een pose aan en floot... Hij werd Peter Pan. Voor het boek Loisel dans l'Ombre de Peter Pan (Vents d'Ouest, 2006) ontmoetten schrijfster Kathleen Kelley-Lainé en Loisel elkaar om het over Peter Pan te hebben. Loisels Peter Pan deed haar denken aan Oliver Twist en alleszins aan diens Victoriaanse schrijver Charles Dickens. Uiteraard wilde ze ook weten — opgepast, spoiler alert op komst — waar de vermeende dualiteit Peter Pan/Jack the Ripper vandaan kwam. Bovendien beweerde ze dat Peter zijn beste vriend Pan had vermoord, niet per ongeluk maar expres, met de bedoeling om een dubbele identiteit aan te kunnen nemen. Ze vond alleszins meer vergelijkingen met het leven van Barrie en diens creatie Peter Pan dan Loisel voor mogelijk hield.
• In het begin stond al zeker vast dat hij niet zou kiezen voor een Victoriaans burgerlijk milieu om het verhaal te starten. Hij vond het interessanter om het decor te verplaatsen naar White Chapel, de wijk waar Jack the Ripper zijn moorden pleegde. Hij zag zichzelf toch al niet piekfijn verzorgde tuintjes in verzorgde, gestructureerde wijken tekenen. Daarna las hij het boek om extra anekdotes te zoeken die niet in de film zaten. De ontgoocheling was groot toen hij merkte dat dit niet het geval was. Met de optiek dat hij naslagwerk deed om het te kunnen inpassen in zijn eigen verhaal, vond hij het een doodsaai boek. Enkel het gegeven dat Peter kon doden zonder schuldbesef over zijn daden of daarbij gepaarde gevoelens vond hij interessant om op verder te broeden. Nog voor hij het boek las, had hij wel al een scène geschreven waarin hij de kat een schop gaf. In het boek doodde hij niet alleen piraten, maar ook indianen en zelfs enkele kinderen. Peter is in staat te doden, dat was een belangrijk uitgangspunt die nog voor heftige discussies zou zorgen over de ware identiteit van de jongen.
Peter Pan was aanvankelijk voorzien als een trilogie van tachtig pagina's per album. In de loop van het verhaal wilde de Franse uitgever Vents d'Ouest liever geen risico's nemen en besloot het aantal pagina's terug te brengen naar de standaard van 48 pagina's. Loisel mocht al meteen beginnen zijn scenario te herschrijven. Het succes van Op Zoek naar de Tijdvogel bracht daar geen verandering in omdat beide series te ver uit elkaar lagen. Het doelpubliek was ook anders.
• Tussen 1986 (na het beëindigen van Op Zoek naar de Tijdvogel) en 1990 (het jaar waarin Peter Pan 1 verscheen) hielden een verhuis naar Bretagne, het erotische one-shot Troebele Begeerten en enkele losse opdrachten hem bezig. In die periode schreef hij losse notities over Peter Pan neer die zich pas met het schrijven van Londen begonnen te concretiseren.

• Als kind kruiste Loisel regelmatig het pad van een oorlogsveteraan, verminkt voor het leven met twee stompen voor armen. Op de ene stomp was een knijptang bevestigd, op de andere een haak. En bang dat Loisel voor die man was! Zelfs nu nog heeft hij angst als hij aan de man terugdenkt. Maar tegelijk ontwikkelde hij een fascinatie voor deze handicaps. In Peter Pan heeft de slechterik daarom een arm minder zoals kapitein Haak en de eenarmige in het begin van Londen. In Op Zoek naar de Tijdvogel is het Bulrog die een handicap torst.
Opgepast, dit bolletje lees je best niet als je de hele serie nog moet beginnen lezen want dit is één grote spoiler alert die de reeks in een compleet ander daglicht stelt! Zelfs lezers die de serie al achter de rug hebben, kunnen hiervan schrikken. Hier komt het: bij een ontmoeting met Pierre Dubois (scenarist van onder meer Laïyna, een begenadigd sprookjesschrijver en een referentie op het gebied van feeën en andere imaginaire volken) in 1986 stelden ze elkaars projecten voor. Wanneer Loisel vertelde over zijn goesting om de oorsprong van Peter Pan te vertellen, plaatste Dubois daar de verrassende uitspraak tussen: "Ik heb een theorie. Peter Pan is Jack the Ripper". Loisel bleef als door de bliksem getroffen zitten. Dubois wilde zijn mening verder uitleggen, maar Loisel snoerde hem de mond. De idee dat deze twee personages dezelfde waren, brachten zijn hersenen in een maalstroom van gedachtes. Hij wilde niet nog meer uitleg. Enkele dagen later was Loisel nog steeds onder de indruk en contacteerde Dubois. Hij vroeg hem de toestemming om het te integreren in zijn verhaal. Hij wist nog niet exact wat hij ermee zou doen, maar wel dat het iets heel persoonlijks zou worden. Een beetje later schreef Dubois er zelf een novelle over voor zijn boek Les Contes de Crimes. Op dat moment had Loisel zijn verhaal al vastgelegd, dus kon hij de versie van Dubois met gerust gemoed lezen. Met eenzelfde uitgangspunt kwamen ze toch op een verschillend resultaat. Dubois ging ervanuit dat Peter Jack is terwijl Loisel meer overlaat aan de twijfel. Pas in 1995, in Rode Handen, komt Jack ten tonele. Tot dan was het nog niet het goeie moment in de reeks. Voor de lezers was het einde van deel 3, met het silhouet van Jack na de moord op Peters moeder, niet meer dan een knipoog. Voor Loisel was dit het effenen van het terrein om het in deel 4 over de aan Jack toegeschreven moorden te hebben. Hoe dan ook zal je niet van Loisel rechtstreeks te horen krijgen of het nu waar is of niet. Elke lezer moet dat voor zichzelf uitmaken. Elk van de antwoorden zijn mogelijk en blijven overeind bij het lezen van de reeks. Van de verschillende mogelijkheden wie de historische moordenaar Jack in realiteit was, koos Loisel voor de piste van de dokter zoals hij in de meeste overleveringen wordt geportretteerd: met hoge buishoed, een dokterstas en een lange cape. Een andere hypothese kwam door het getuigenis van een man die zijn broer terugvond in een psychiatrische kliniek in het noorden van Londen. Op zijn sterfbed zou de broer alle moorden van Jack the Ripper bekend hebben. Met het gegeven dat Jack the Ripper eventueel het einde van zijn leven in een asiel heeft gesleten, speelde Loisel eveneens, want in een asiel sloot hij de reeks af. Had Dubois niet toegestaan om de idee te gebruiken dan had vagebond Eenarm deze rol van Jack overgenomen. Om die reden bleef het einde van Londen, zíjn einde, een beetje open met de bedoeling hem later nog te hergebruiken. Later zou Loisel nog vaak het verwijt krijgen dat hij de idee van Dubois had gepikt. Loisel was er dan achtergekomen dat wellicht Joann Sfar aan de basis lag van de verongelijkte reacties. Er was namelijk sprake dat Sfar Dubois' Les Contes de Crimes zou illustreren, maar dat Dubois hem afwees omdat Loisel het toch al had uitgewerkt in een stripverhaal.
• Het œuvre van Charles Dickens wordt er wel eens bijgesleurd als referentiemateriaal voor de reeks, maar zo ziet Loisel het niet. Dickens heeft geen universum uitgevonden. Hij beschreef gewoon wat hij kende in de periode waarin hij leefde.
• Het embryonale stadium van Peter Pan was bedacht in Parijs, de werkelijke geboorte in Bretagne, het vervolg in Touraine en het einde in Montréal.
Peter Pan is een symbiose geworden tussen de versie van James Matthew Barrie, diens Peter Pan en het leven van Loisel himself.
• In december 2008 loste de Franse filmproductiemaatschappij Fisheye Film een reeks interessante foto's. Regisseur Nicolas Duval stak een kortfilm van 35 minuten in elkaar met daarin sleutelscènes uit Loisels Peter Pan. Loisel stond aan Duval een jaar lang de filmrechten af. In die tijd is het Duvals missie om extra financierders te vinden om van de presentatiekortfilm een volwaardige bioscoopfilm te maken. Op het filmfestival van Cannes in 2009 zal hij zijn werk tonen in de hoop er de juiste personen te strikken. In de casting vinden we geen enkele bekende naam terug, al zal dat voor een Fransman wel anders zijn. Raphaël Boshart (Big City) speelt Peter, François Levantal (Sheitan, Narco) herkennen we als Haak, Michel Muller is Vlieg, Jules Sitruk (Monsieur Batignole) vertolkt Pan en het knappe zangeresje Leslie Bourgouin moeten we in de gaten houden als Tinkelbel. De vertelstem wordt ingesproken door iemand die wel bekend genoeg is: Jean Rochefort. Hij speelde in ruim honderd films mee en voor de Lucky Luke-verfilming Les Dalton uit 2004 sprak hij de stem in van Jolly Jumper!
• Het Brusselse theatergezelschap Atelier 210 heeft dan weer Loisels Peter Pan omgezet naar een Franstalig theaterstuk. Het liep van 18 december 2008 tot 17 januari 2009. Emmanuel Dekoninck was verantwoordelijk voor de regie. Net zoals in het stripverhaal wordt de ontwikkeling van Peter naar Peter Pan en het verhaal achter de haak van de kapitein uit de doeken gedaan, maar ditmaal dus op de planken.

Faits divers (Londen):
• De grote lijnen die hij aanvankelijk had waren: Peter komt uit een achtergestelde buurt in Londen en zijn moeder is een alcoholiste. Meer had hij niet, hij prefereerde om er meteen aan te beginnen en te zien waar hij zou uitkomen terwijl hij schreef. In een apart schriftje had hij wel nog losse ideetjes, onder meer over de ontmoeting met Tinkelbel die Peter zou laten beslissen om zich te engageren voor het onbekende avontuur waarin hij zou duiken.
• Loisels eerste lezer van Londen was zijn oude vriend Patrick Cothias. Op een avond nodigde hij hem uit voor een diner samen met zijn vrouw. Hij installeerde Cothias in een makkelijke fauteuil, gaf hem een goed glas wijn en een sigaar en overhandigde hem zijn storyboard. Daarna liet hij Cothias met rust. Toen Cothias ermee klaar was was zijn eerste en enige woord "smeerlap!". Dat was zijn manier om te zeggen dat hij ervan hield. Enkele jaren later schoten de twee niet meer zo goed op met elkaar omwille van een paar misverstanden waarna Cothias zich over Peter Pan negatiever uitliet. Dat het "om op te schijten" is, noemen we niet een mooi compliment.
• Vents d'Ouest was nog een jonge uitgever. Na het succes van Op Zoek naar de Tijdvogel had Loisel het voor het uitkiezen. Loisel ondervond dat hij liever een topper was bij een kleine uitgeverij dan een van de vele auteurs bij een grote uitgever. Bij Dargaud liepen ook nog series als Asterix, Lucky Luke en Blueberry wat zich vertaalde in een geringe promotieaandacht (ondanks dat de oplage van Op Zoek naar de Tijdvogel 4 met een stevige tweehonderdduizend exemplaren waren gedrukt). Vents d'Ouest zag het groter. Voor de lancering van Londen kreeg hij nooit zoveel promo als voor Op Zoek naar de Tijdvogel. In de catalogus van de uitgever waren de ratten van Pacush Blues van de Belg P'tiluc hun enige andere grote reeks. De motards van Joe Bar Team moesten nog uitrijden. Ook contractueel was het bedje van Loisel gespreid.
• Voor de kostuums liet hij zich inspireren op de Britse televisiefilm Jack the Ripper met Michael Caine. Maar meer nog dan documentatie te kopiëren, liet hij het bij inspiratie. Een historische accuraatheid streefde hij niet na. Het ging meer om sfeer, tonaliteit en belangrijke voorbeelden.
• Kapitein Haak kwam grotendeels overeen met de versie die Disney presenteerde, die op zijn beurt weer trouw bleef aan de beschrijving van Barrie. Loisel koos voor een gelijkenis om te mikken op vertrouwdheid met het personage. Dit gold enkel voor het grafische aspect. Qua karakter goot Loisel er nog een scheutje Raspoetin bij.
• Voor Tinkelbel nam hij de tekenfilmscène waarin het feetje voor de spiegel koket paradeert in de slaapkamer van de Darling-kinderen als voorbeeld om de stripversie te maken. Ze moest een air over zich hebben. Heel erotisch, vond Loisel. Later vond hij Tinkelbel zoals hij haar in deel 1 tekende niet eens zo'n mooi vrouwtje. In de jaren daarna heeft hij haar ontelbaar keer getekend voor affiches, zeefdrukken, beeldjes, postkaarten, op signeersessies en in de strips natuurlijk. Zij is geëvolueerd. Vroeger had ze grotere imperfecties. Later maakte hij daar sterktes van op een andere, betere manier. Het ietwat ordinaire uiterlijk draagt ze met een magnifieke, aantrekkelijke grandeur. In grote mate kwam ze overeen met de magische formule die Gargamel gebruikte voor zijn Smurfin: "Een vonkje behaagzucht... een behoorlijke dosis vooringenomenheid... drie krokodillentranen... de hersens van een garnaal... poeder van een vampiertong... een karaat doortraptheid... een handvol woede... een vinger leugenweefsel, natuurlijk met de hand geweven... een grote mate aan snoeplust... een kwartpond kwade trouw... een vingerhoed onberekenbaarheid... een trekje hoogmoed... een pint afgunst... een sikkepitje sentimentaliteit... een deel zotheid en een deel sluwheid, veel vliegende geest en veel koppigheid... en een overmaat aan verkwistendheid".
• De cover van Londen draaide rond het weergeven van het decor à la Charles Dickens. Op andere coverstudies was de ontmoeting van Peter met Tinkelbel de logische onderwerpkeuze.
• De boot van kapitein Haak was geen pretje om te tekenen. Loisel tekent niet graag boten en vindt dat hij het ook niet kan. Daarom tekende hij het schip zoveel mogelijk vanuit eenzelfde hoek in deel 1. Er was niet veel tijd om het uit meerdere standpunten te tekenen.
• De inkleuring van Londen was in drie weken gefikst. De wildere techniek liet hem dit korte tijdsbestek toe. Later spendeerde hij er meer tijd aan, ook omdat zijn kleurtechniek veranderde. Tot zijn vaste kleurenpalet behoren niet meer dan vijf kleuren (rood, blauw, saffraangeel, sanguine (rood krijt) en de aardetint sienna) en verder nog witte gouache en bleekwater. Het gebruik van andere kleuren kwam zelden voor, op groen na voor natuurdecors, maar die stelde hij hoofdzakelijk samen met blauw en zijn geel. Tussen plaat 24 en 27 in Londen komen maar hoofdzakelijk de kleuren blauw, sienna en sanguine voor. Het bleekwater dient om lichtvlekken en -zones te creëren.

• Van Londen verscheen ook een versie als storyboard, eveneens vertaald door Oranje/Blitz. Het was tevens de eerste keer dat Loisel van een album een storyboard maakte. Dit was niet zijn gewoonte en hij zou het niet volhouden. Toch was de eerste versie van deze uitgave niet de versie die we kennen. Er verscheen eerst een luxevariant van ongeveer tweehonderd pagina's op 350 exemplaren, enkel in het Frans, waarin hij al zijn angsten, twijfels en voorbereidende schetsen kwijt kon. Het kostte zo'n 180 euro omdat de fabricatie ervan duur was. Aan die prijs verloor de uitgever nog 8 euro per boek. De tweede versie in een grotere oplage maakte school. Jonge tekenaars vonden het interessant om een les in striptekenen te kunnen lezen. Er gingen zestienduizend exemplaren over de toonbank, wat extreem veel is voor een dergelijke uitgave.
• Bij de uitgave van Londen, schuimde hij net zoals praktisch alle trotse tekenaars bij hun jongste worp de stripspeciaalzaken af om er zijn albums te zien liggen. Groot was zijn verbazing dat er velen waren die Peter Pan in het rek van de kinderstrips zetten.
Londen kwam in het Frans uit in november 1990. De kritieken waren zeer lovend en het publiek vond zijn weg. Daar kwam twee maanden later verandering in met het uitbreken van de Golfoorlog. De verkoop kelderde door een paniekstemming bij de Franse bevolking die dan minder oog had voor luxeproducten waartoe strips behoren. Ook in andere Europese landen was het hamsteren van basisproducten een fenomeen. In de eerste maanden raakten er 42.000 exemplaren verkocht. In het jaar erna kwamen daar amper 3.000 exemplaren bovenop. Gelukkig keerden veel potentiële kopers op hun stappen terug bij het verschijnen van deel 2 waardoor er nog eens 25.000 exemplaren van Londen raakten verkocht.
• Voor een reclamebedrijf werd de cover van Londen in het groot nagemaakt met exact dezelfde sfeer, kleur en plaatsing van het personage.
• Hoewel Op Zoek naar de Tijdvogel, Peter Pan en nu ook Magasin Général verkoopssuccessen zijn, betekende dat nog niet dat al zijn andere albums net zo goed verkochten. Hij is ervan overtuigd dat zijn lezers of de lezers in eerste instantie Peter Pan 1 koch ten voor de tekeningen en de rest voor het verhaal. Net zoals dat opgaat voor veel andere succesreeksen.
• In 2002 gaf Arboris een herdruk uit van het eerder bij Blitz verschenen album. Als extra werd er een katern van zestien pagina's met potloodschetsen en voorstudies aan toegevoegd.