ZIE OOK:
De Gezellen van de Schemering 1
D A T A S H E E T
Tekenaar:
François Bourgeon
Scenarist:
François Bourgeon
Uitgever:
Casterman
12bis (2009)
Eerste druk: 1990
Collectie:
Wordt Vervolgd Select (1990)
Oorspronkelijke titel:
Les Compagnons du Crépuscule 3: Le Dernier Chant des Malaterres
Uitvoering:
SC, kleur (1990)
HC, kleur (1999, 2009)
Quoi? "De Gezellen van de Schemering zijn een verminkte ridder, Mariotte en Anicet, alle drie door de maatschappij verstoten. Ze hebben elkaar gevonden in de strijd tegen de Zwarte Kracht. Ooit was de ridder een instrument in handen van de Zwarte Kracht, die dood en verderf zaait over de wereld. Nu staat zijn leven in het teken van de wraak op zijn vroegere heer."
Et alors? De Gezellen van de Schemering is een grimmige en sprookjesachtige kroniek van de late middeleeuwen aan het eind van de Honderdjarige Oorlog, tevens het einde van een tijdperk. François Bourgeon spreidt hierin andermaal zijn historische bronnendwangmatigheid tentoon en koppelt deze aan een fantasierijk verhaal over de strijd tussen goed en kwaad. Deze zwanenzang van de reeks is geenszins het lied van een lelijk eendje. In geen enkel ander album tot nu toe wist hij zichzelf te overtreffen. De superhoge waardering voor het album heeft tevens te maken met de voorliefde van striplezers voor historische tijdperken met de middeleeuwen en het antieke Rome op kop. Op zijn eentje is Bourgeon verantwoordelijk voor een beter begrip van het niet eens zo vermaledijde tijdperk.
Aantal genomineerde albums van Bourgeon: 10/440
Faits divers (Bourgeon):
• François Bourgeon werd geboren op 5 juli in 1945 in Parijs.
• Als kind droomde hij ervan chirurg te worden.
• Hij doorliep klassieke studies en perfectioneerde zijn tekenstijl in diverse ateliers. Op school kreeg hij onderricht in het tekenen waar hij wel van hield, vooral als expressiemiddel en de mogelijkheid om tegelijk te kunnen tekenen en vertellen. Daarna raakte hij door het toelatingsexamen voor een school waar kunsten en ambachten werden aangeleerd. Hij studeerde er drie jaar later af als meester in de glasschilderkunst. Uiteraard was er in die ambachtelijke branche weinig werk. Enkel het creëren en restaureren van glas in loodramen was een beroepsmogelijkheid. En naast het maken van dergelijke werken voor toeristen was er helemaal niets. Toen besloot hij ander werk te zoeken. Al zoekend kwam hij in aanraking met strips. Begin jaren zeventig koos hij resoluut voor het stripverhaal.
• In 1971 publiceerde hij zijn eerste illustraties en strpplaten in de meisjesbladen Lisette en Nade.
• Zijn echte stripdebuut gebeurde in 1972 in het blad Lisette met L'Ennemi Vient de la Mer, een veertien pagina's tellend maritiem — toen al! —  kortverhaal op scenario van Cécile Romancère. Door het stopzetten van het blad kwam hij terecht bij uitgeverij Bayard-Presse, een soortgelijke uitgever als Averbode waar ze net tekenaars te kort kwamen. Tegelijk publiceerde hij in Fripounet en Pif Gadget om La Vouivre van Bernard Clavel te tekenen en verhalen van Jules Verne te illustreren. Vele kortverhalen verschenen in deze bladen. Hij leerde er in hoog tempo te tekenen. Les Yaourts bleus met Mauguil, La Roulotte met François-Marie Ponce, Aurore met Robert Génin, Le Serpent de Mer en Le Secret de Wilhelm met Bertrand Solet naar Jules Verne volgden elkaar op.
• Voor het magazine Djin, uitgegeven door Fleurus, creëerde hij Magica en vooral Beatrijs en Coen, zijn eerste stripserie met een lichte fantasytoets die zich ook nog eens in de middeleeuwen afspeelde. Tussen 1976 en 1980 tekende hij opeenvolgende episodes op scenario van Robert Génin
In 1978 plukte Glénat hem weg met de belofte albums uit te brengen van Beatrijs en Coen. In vertaling verschenen deze bij Dupuis. De reeks werd na twee delen overgenomen door Didier Convard en buiten Djin ook nog in Gomme en Tintin geplaatst. Van Glénat kwam tevens het voorstel een nieuwe serie op poten te zetten voor hun maandblad Circus. Dat werd De Kinderen van de Wind.

• Zijn albumdebuut was eigenlijk Maître Guillaume et le Journal des Bâtisseurs, een commercieel opdrachtalbum. Het werd in 1978 uitgegeven door Univers-Média en geschreven door Pierre Dhombre. Hierin lag al de kiem voor De Gezellen van de Schemering, ook al deelde hij de christelijke waarden van de scenarist niet.
• Na de overrompelende aandacht die De Kinderen van de Wind in het begin te beurt viel, wilde Bourgeon meer. Hij nam diverse reclameopdrachten aan en startte voor Casterman De Gezellen van de Schemering. De Kinderen van de Wind 4 volgde nog wel en met veel moeite ook het afsluitende deel 5.
• Eigenlijk was er eerst sprake van de publicatie van een middeleeuwse serie in het magazine Géant van uitgeverij Hachette. Géant zou het echter nooit verder brengen dan een nulnummer. Na veel vijven en zessen was het toch Casterman die in 1983 in Wordt Vervolgd uitpakte met het eerste deel van De Gezellen van de Schemering.
• Bourgeons eigen stijl schrijft hij toe aan het feit dat hij geen grote striplezer was en dus geen vergelijkingsmateriaal had.
• Toch speelde hij al eens leentjebuur bij een grootgewicht als de Amerikaanse tekenaar Frank Frazetta. Frazetta's Death Dealer (een gehelmde veroveraar met bijl op een zware hengst) herkennen we weliswaar in spiegelbeeld in de coverillustratie van Beatrijs en Coen: Yglinga (1981).
• Voor de editie van 1994 tekende Bourgeon het affiche van het twaalfde Belgische Internationaal Festival van de Fantastische Film. De twee hoofdkleuren zijn steevast zwart en rood. In de branding van op rotsen slaande golven tekende hij een zeemeermin die volgens de legende schepen deed stranden met haar hemelse gezang.
• Bourgeon maakte wel eens de bedenking dat hij als auteur soms onbekende details in beeld brengt, trouw aan de historische realiteit, maar dat een strip nooit als historische bron voorkomt in een thesis of een doctoraat met geschiedenis als vak. Dat blijft een taboe in Frankrijk. Elders ook trouwens.

Faits divers (De Gezellen van de Schemering):
• In bet begin maakte hij gebruik van illustraties uit geschiedenisboeken, net zoals iedereen dat zou doen met een beetje zin voor historisch realisme. Later zocht hij meer en meer toegang tot oudere, moeilijk te achterhalen bronnen om de historische werkelijkheid zo dicht mogelijk te benaderen. Voor De Gezellen van de Schemering maakte hij veel gebruik van documenten uit die tijd, variërend van oude glasramen tot alle soorten grafische kunst die je je maar kan voorstellen. Daarnaast hield hij zich op de hoogte van de nieuwste ontdekkingen omtrent de middeleeuwse kunst door de vakbladen op dit gebied goed te volgen.
• Van de kobolden die in de reeks voorkwamen, maakte hij modellen uit een soort kneedbare was met daaromheen een omhulsel van gips. Op die manier kon hij er verschillende figuren mee gieten. Ook de kostuums ontwierp hij zelf. Zo ook de kapmantel van Mariotte dat een van de eerste bekende vrouwelijke kledingstukken uit de middeleeuwen was. Voorbeelden ervan dateerden vanaf 1320 in vele regio's van Frankrijk. Het kledingstuk werd zo'n twee eeuwen gedragen. Bourgeon verbaasde zich erover dat het in haast geen enkele film of boek of theaterstuk voorkomt. Het voorbeeld is nochtans op duizenden stukjes glasraam terug te vinden.
• De middeleeuwen is voor Bourgeon wat de western voor andere auteurs is. Het duistere tijdperk wordt door velen als al te makkelijk samengebracht als één enkele periode uit het verleden. Het gaat om meer dan duizend jaar geschiedenis die met één term wordt samengevat. Zo tussen de legendes van koning Arthur en het einde van de Honderdjarige Oorlog zit een complete wereld van verschillen. Contrasten zijn er nog meer met zowel Keltische, Romaanse als andere elementen die samenkomen. Ook al is het een periode waarin het katholieke geloof sterk opkwam, waren er tegelijk toch nog heersende, traditionele volksgeloven die levendiger en hardnekkiger waren dan men kan voorstellen.
• Bourgeons reeks gaf een visie weer van het einde van de middeleeuwen, het einde van de Honderdjarige Oorlog en het einde van het ridderschap. Hij probeerde aan te tonen hoe de laatste 'goden' verdwenen. Hij wilde de laatste helden van deze periode laten zien voor wie geen plaats meer was. De tijd van de ridders was ten einde gekomen. Hun onmacht werd getoond en we krijgen een beeld van de manier waarop de gegoede burgerij meer en meer de zaken regelden. De wereld was duidelijk aan een omwenteling toe. De Don Quichots beleefden hun laatste, niet eens glorieuze momenten en werden als het ware door een mysterieuze kracht meegevoerd naar een andere wereld.
• Die krachten spelen in De Gezellen van de Schemering een rol van betekenis. Er is een oorlog gaande tussen de Witte en de Rode Krachten enerzijds en de Zwarte Kracht, waartoe de ridder behoorde, anderzijds. Voor Bourgeon zijn dit symbolen, mythische krachten die je zou kunnen vergelijken met de natuurkrachten zoals water en vuur. In De Laatste Zang van de Malaterres kregen de krachten een gezicht en een lichaam waartegen de ridder zal moeten strijden.
• De populariteit van de middeleeuwen als geliefkoosd decor voor verhalenvertellers en publiek kwam in 1980 weer naar voor door de publicatie van De Naam van de Roos door Umberto Eco.
• Het decor van De Gezellen van de Schemering wordt gevormd door de streek waar de auteur zelf leefde: het zuiden van Bretagne. Hij is van Bourgondische afkomst en verkaste later naar Parijs (waar hij een dertigtal jaar woonde) en Bretagne waar hij veel vrienden had wonen die hij van vroeger kende. In Parijs kon hij niet langer aarden. De drukte stond zijn creativiteit in de weg. Rust en sereniteit vond hij essentieel. In Bretagne hervond hij weer zijn mentale kracht.
De Gezellen van de Schemering speelt zich af op de achtergrond van de Honderdjarige Oorlog. In 1337 verklaarde de koning van Engeland de oorlog aan Frankrijk. Deze zou (met wat onderbrekingen) meer dan honderd jaar duren, vandaar de naam. Op de koop toe woekerde in 1347 de pest in Marseille vanwaaruit het een dodelijke perimeter zou opbouwen die het leven van een derde van Europa zou kosten. In deze sombere tijden kon je als reiziger bovendien maar beter op je tellen passen. Je kon elk moment door een wolf of beer overvallen worden.
• De kritiek dat hij zijn personages als iets te intelligent volgens hun achtergrond heeft neergezet, weerlegde hij. Hij verweet net zijn critici dat ze zelf te oppervlakkig analyses maakten van elementen uit die tijd. Bourgeon merkte bijvoorbeeld met hoeveel zorg mensen hun armoedigheid en miserie probeerden te verhullen door afgedragen kleren weer op te lappen zodanig dat de verstellingen niet eens meer te zien waren. Hij zette zich af tegen de idee dat de middeleeuwen vooral als een sombere periode moest gezien worden waarin niets gebeurde. Ook het hedendaagse genoegen waarmee juist het miserabele, verachtelijke bestaan steeds weer werd aangehaald is een golflengte waarvan hij zich distantieerde. Foutieve, oppervlakkige analyses van oude documenten staan volgens hem niet toe dat onderliggende waarheden worden opgemerkt.
• In tegenstelling tot het heldere taalgebruik in De Kinderen van de Wind zijn de teksten in De Gezellen van de Schemering lastiger te volgen omdat ze dikwijls filosofische grondslagen hebben. In De Gezellen van de Schemering leek Bourgeon met een eigen taal op de proppen te komen. Dat kwam omdat zijn bronnen (teksten, maar ook proza en poëzie) vaak in het oud-Frans waren opgesteld en hij van de 'muziek' van die taal gebruik wilde maken. Vooral het tweede deel lag wat zwaarder op de maag. Deel 3 was in wezen een klassiekere vertelling. Bourgeon wilde vermijden dat er teveel moest teruggebladerd worden om het nog te begrijpen.
• Nog een andere auteur bediende zich van historische bronnen om een verhaal te vertellen met een overheersende aandacht voor het dagelijkse leven van de gewone middeleeuwer die bij voorkeur een randfiguur is. En ook in deze reeks uit de jaren tachtig worden choquerende effecten niet geschuwd. We hebben het over De Torens van Schemerwoude van Hermann.

• In Stripschrift 215 uit 1987 beweerde Glénat-uitgever Paul Herman dat het succes van De Gezellen van de Schemering bij Casterman tegenviel, wat hem de gedachte of wens ontlokte dat toenmalig, voormalig Glénat-auteur Bourgeon naar Glénat zou terugkomen om een zesde deel van De Kinderen van de Wind te maken. Tot nu toe is dat er precies niet van gekomen. In 2009 en 2010 komt wel een nieuw tweeluik uit bij 12bis, een nieuwe Franse uitgever van een voormalig opperhoofd bij Glénat en imprint Vents d'Ouest. Bourgeon verliet effectief Casterman met slaande deuren, zie De Cyclus van Cyann. Ook het overige fonds van Bourgeon — waaronder De Gezellen van de Schemering — verhuist naar 12bis voor verdere exploitatie. In 2009 gaf de uitgeverij de trilogie als opnieuw vertaalde en geletterde integrale uit in één band. Ook in het Frans gaf het de trilogie opnieuw uit, maar dan in afzonderlijke delen en niet als integrale.
• In 1980 kreeg deel 1 al meteen de prijs voor het beste album in Angoulême. Nog vele prijzen zouden volgen, behalve de Grote Prijs van de stad Angoulême.
Christian Lejalé maakte ooit korte films over vijf striptekenaars onder wie Caza, François Boucq, Mœbius en Bourgeon. Un Voyage Immobile heette de film die aan Bourgeon werd gewijd. Er werden onder meer scènes van de Witte dame uit De Gezellen van de Schemering in verwerkt. De films waren een persoonlijke visie op hen, als stripmakers, waar Lejalé nog wat fictie aan toevoegde.
• Aan de reeks wijdde de Franse geschiedenisleraar Michel Thiebaut het 160 pagina's tellende boek Dans le Sillage des Sirènes dat in 1993 verscheen bij Casterman. Daarin besteedde hij aandacht aan de historische werkelijkheid, de mythen en de symboliek in de reeks, maar vooral ook aan de nauwgezetheid waarmee Bourgeon in zijn strips te werk ging. In het boek staat een plattegrond van kasteel Montroy waarop precies is aangegeven welke weg de diverse figuren door het gebouw namen. Wanneer Mariotte in de strip door het kasteel wandelt, klopt de volgorde exact met de kamers, trappen en gangen die ze passeert met de architectuur van het kasteel.
• In 1998 lagen de verkoopscijfers zo: met de herdrukken van De Kinderen van de Wind door Casterman erbij lag de verkochte oplage per deel op een half miljoen exemplaren (nog vele jaren later klom dat op tot een miljoen exemplaren). Die van De Gezellen van de Schemering lag rond de 300.000. Van De Cyclus van Cyann lag dat tussen de 150.000 en 200.000.

Faits divers (De Laatste Zang van de Malaterres):
De Kinderen van de Wind kwam er eigenlijk doordat Bourgeon een scheepsmodel had gebouwd waardoor hij zin kreeg een verhaal te vertellen dat zich aan boord van het zeilschip afspeelde. Daarna bouwde hij het fort Juda na voor Handelspost Juda. Voor De Gezellen van de Schemering ging hij nog een stap verder: uitgaande van het bestaande kasteel van Tournoël construeerde hij een maquette voor het kasteel van Montroy in deel 3. Vanuit diezelfde waarheidsgetrouwheid deed hij navraag bij de sterrenwacht van Parijs naar de maankalender van 1350. Perfectionisme? Bourgeon omschreef het liever als "de meer ludieke kant van het werk".
• In tegenstelling tot de twee voorgaande delen is deel 3 meer realistisch van toon met veel minder fantasy-elementen als kobolden, elfen en trollen. De reeks als geheel moeten we zien als de inleiding (deel 1), de voorspellende droom (deel 2) en de uitwerking (deel 3). De eerste twee delen kondigen in symbolische taal en droombeelden de ontknoping in het laatste deel aan. Zo blijkt de Heer des Doods in de Zwarte Toren, naar wie de ridder op zoek is in de droom van De Betovering van het Nevelwoud, in deel 3 Noal de la Torneirie te zijn. "Tor neir" is oud-Frans voor "tour noire", zwarte toren dus. Deze techniek doet denken aan de middeleeuwse geschiedenisopvatting die ervanuit ging dat de geschiedenis een doel had. Deze visie was ontleend aan een interpretatie van de bijbel waarbij gebeurtenissen in het Oude Testament werden beschouwd als voorafschaduwingen van overeenkomstige gebeurtenissen in het Nieuwe Testament. Bourgeon gebruikte deze techniek net om te benadrukken dat de middeleeuwse maatschappij voortkwam uit de heidense landbouwculturen die een tegengestelde tijdsopvatting hadden en geloofden dat de geschiedenis niet een begin en een eind had, maar bestond uit een aantal cycli van schepping en ondergang. Na elke ondergang werd de wereld opnieuw geschapen. Deze cycli manifesteerden zich door de landbouwachtergrond omdat het dagelijkse leven van de gewone man op het platteland werd bepaald door de cyclus van de natuur en het voorbij schrijden van de seizoenen. Hoewel christelijk in naam, was deze cyclische levenswijze te sterk verankerd in het dagelijks leven. Veel christelijke feestdagen waren ook verstrengeld met en gebaseerd op heidense feestdagen (Kerstmis is er maar een van). Deel 1 speelt zich af op 24 juni 1349, het feest van Sint-Jan, dat een kerstening is van de midzomernachtfeesten. Deel 3 speelt zich grotendeels af tijdens de dertien dagen tussen Kerstmis en Driekoningen, tegelijk de tijd van de zottenfeesten die teruggaan op de midwintervieringen en de Romeinse Saturnalia. De verwoesting van de burcht van Montroy gebeurt op 2 februari. Op de katholieke kalender is dit het feest van Maria-Lichtmis, maar van oorsprong was dit een belangrijke dag in de jaarcyclus van de vroegere landbouwgemeenschappen. Deze datum werd beschouwd als het eigenlijke begin van het nieuwe landbouwjaar waarop voorbereidingen voor de komende zomer begonnen zoals het ploegen van het veld. Een ironische verwijzing hiernaar stak Bourgeon in het verhaal door een kudde op hol geslagen ossen de kloosterlingen de grond in te stampen.
• Het conflict tussen volksgeloof en de officiële leer van de kerk wordt expliciet verwoord door onder anderen Anaïs, Neyrelle en broeder Jean.
• De detaillering van de gebouwen levert op zijn beurt commentaar op het verhaal of heeft er een actieve rol in. De zeemeerminnen, duivels en monsters bijvoorbeeld. De kapitelen met de beer en de jager geven direct commentaar op het relaas van de berentemmer Luce. Het vrijende paartje op de steen onder de dakrand van het klooster verraadt de gedachten van de jonge monnik, het monstertje aan de voorgevel van het badhuis wordt het spiegelbeeld van de bazin, enzovoort.
Mariottes geschiedenis loopt parallel aan die van de ridder. Ze beïnvloeden elkaar waardoor die parallellen elkaar soms kruisen. De reeks is geconstrueerd rond de ridder, maar het is Mariotte die het meest de aandacht trekt, net zoals Isa het haar voordeed in De Kinderen van de Wind en Cyann nog uit haar pijp zou komen in De Cyclus van Cyann.
• Bij de scène in de keuken heeft de plaat een volle week gekost. Er waren zo'n zestig tekeningen voor nodig. Ondanks zijn abonnementen op verschillende historische tijdschriften vond hij maar geen artikels over middeleeuws keukengerei en net zo goed over hangijzers, klokken, wandtapijten, stoelen, aardewerk en tegelvloeren. Er bleek geen enkel boek over dergelijke voorwerpen te bestaan. Aan de hand van bewaard gebleven schilderijen probeerde hij zo goed en zo kwaad als het kon deze voorwerpen te reconstrueren.
• In de reeks kwamen de vier seizoenen overduidelijk aan bod. Deel 3 eindigt in de lente om er toch nog een positieve draai aan te geven voor een minder triestig en catastrofaal slot dan De Kinderen van de Wind. De meest essentiële gebeurtenissen vinden plaats in de winter omdat verschillende van de door hem gebruikte mythen en legenden in dat seizoen gebeurden, wellicht omdat er in die tijd veel van deze verhalen ontstonden rond het haardvuur.
• Plaat 72 staat volledig in het teken van de pest. Terwijl Luce het personeel van het kasteel inlicht over de steden die door de pest zijn ontvolkt, zegt Neyrelle op mysterieuze toon tegen de ridder dat de pest haar stad heeft gespaard. Bourgeon geeft hiervoor een rationele verklaring: de ratten (dé pestverspreiders) van het kasteel zijn door de kerkuilen gevangen.

• De overheersende kleuren wit, rood, en zwart zijn verbonden met de namen van de personages Blanche (wit), Carmine (karmijn, rood) en Neyrelle (naar het oud-Franse neir = noir, zwart). In deel 1 wordt het conflict tussen de drie zusters al symbolisch aangekondigd als een oude heidense mythe. De Zwarte Kracht is dan wel aan de winnende hand, maar de Witte en Rode Kracht zijn niet compleet vernietigd, eerder verpulverd tot nietige deeltjes die een onderkomen vonden in alles wat geschapen is en leeft. Zolang er op de wereld nog een moederschoot of korenaar over is, zal de Heer des Doods zijn zege niet beleven. Anaïs brengt de kleuren in verband met de cyclus van leven en dood. Deze abstracte krachten worden in deel 3 concreet en tastbaar en hangen ook weer elk met een van de drie dochters van Jean de la Malaterre samen. Blanche is het water en de sneeuw, Carmine heeft haar reflectie in het vuur en het bloed (al zeker wanneer ze op de brandstapel sterft) en Neyrelle refereert naar de rouw en het verdriet van haar overleden echtgenoot. In de loop van het verhaal wordt zwart de kleur van een kil, gevoelloos cynisme, de "stilte van het graf". Ze verdwijnt in de aarde als ze wordt ondergeploegd door de ossen van Merlijn.
Malaterres moeten we begrijpen als mal à terre, kwaad op aarde.
• De mythische Merlijn die wij kennen in associatie met de koning Arthur-saga is een creatie van de twaalfde-eeuwse Engelse geschiedschrijver Geoffrey of Monmouth. Zijn Merlijn is gebaseerd op diverse historische en fictieve figuren en is daardoor een mengeling van profeet, bard, magiër en politiek adviseur van de Britse koning. In deel 3 is Merlijn eerder een soort sjamaan van wie wordt verteld dat hij zich in een beer kon veranderen. Hij symboliseert daarmee de primitieve natuurkracht die door de oude Kelten werd vereerd en waarmee de decadente ridderwereld het contact heeft verloren. Terwijl Mariotte in de loop van het verhaal diverse keren werd bijgestaan door Merlijn, zowel in persoon als in de gedaante van een beer, zijn de ridders als de dood voor hem.
• Ook in de geheimzinnige ruiter en zijn ingrepen zouden we Merlijn moeten herkennen.
• De ondergang van Montroy moeten we zien als de ondergang van de hoofse riddermaatschappij waarna modernere en een meer burgerlijke maatschappij wordt opgebouwd. In deze maatschappij heeft de ridder met het dubbele gezicht geen bestaansmogelijkheid meer, geen zin van betekenis. Hij staat niet alleen op de grens van historische ontwikkelingen, maar ook op de grens van de sociale klassen. Omdat hij noch hoort bij de adel, noch bij de burgerij vanwege zijn eenvoudige afkomst werd hij door de andere ridders veracht en was hij niet in staat om te trouwen met de vrouw die hij liefhad, Blanche. Omdat hij te nauw is verbonden met de riddermaatschappij gaat ook hij mee ten onder. Mariotte, Anaïs en Ancelinote, de ware erfgenamen van de drie zusters, overleven. Door hun afkomst zijn ze onkwetsbaar voor de apocalyps. Of zoals Mariotte het tegen Carmine zegt: "Ik hoor niet thuis in uw legenden. Monniken en meiden worden niet bezongen bij de vorsten". Wanneer ze later vertellen over de ondergang van Montroy neemt ieder van hen een episode voor hun rekening die overeenkomt met hun bepalende kleur: de roodharige Mariotte vertelt over het vuur, de zwarte Anaïs laat het kasteel tot as vergaan en de blonde Ancelinote bedekt de ruïnes met sneeuw.
• Wanneer Merlijn op het einde definitief vertrekt laat hij zijn boek achter. Achterin zitten drie maagdelijke pagina's waarop toekomstige generaties hun legendes over de riddertijd kunnen schrijven. Hiermee geeft Bourgeon aan dat hij ook wel weet dat de stripreeks een fictief verhaal is ondanks het historische bronnengebruik. Een verhaal is altijd een vertekening van de geschiedenis.
• Een overeenkomst tussen Bourgeons reeksen is de aanwezigheid van erotiek. Begin jaren tachtig was dat tevens een handelsmerk van Glénat. "Het was de tijd dat konten verkochten", verklaarde Bourgeon. Maar dat had ook zijn nadelen. Docenten die zijn strips wilden gebruiken als lesmateriaal konden dat niet omdat ze de erotische passages niet aan hun leerlingen konden of mochten laten zien. In sommige puriteinse boekhandels werden zijn albums helemaal achterin de zaak geplaatst of achter de toonbank. Maar Bourgeon schaamde zich er niet voor dat lezers geile gedachten zouden krijgen tijdens het lezen van zijn albums. Hij hield er alleen niet van dat andere scènes gewelddadigheid zouden opwekken. De verkrachtingsscène in De Laatste Zang van de Malaterres had vanzelfsprekend de gewelddadigheid van de daad als benadrukt element, niet het erotische aspect door het tonen van blote lijven. In deze zeer gewelddadige scène probeerde Bourgeon niets anders te tonen dan de gruwelijkheid van het geweld, die kant van het geweld die maakt dat je er niet goed van wordt. Aan de andere kant aarzelde hij er ook niet voor om frequent een erotische scène, puur om de erotiek in te lassen, maar het moet dan wel gaan om een gezonde en plezierige liefde. In excessen vervallen was iets dat hij wilde vermijden.
• Door bepaalde scènes niet te laten zien, verkreeg hij ook al een schokeffect. In De Laatste Zang van de Malaterres komt een executie voor die hij liet 'zien' door middel van insinuaties.
• Bourgeon heeft het al altijd moeilijk gehad om zich te houden aan de standaardlengte van 46 of 48 pagina's voor een stripverhaal. Hij kwam steeds een twintigtal pagina's te kort. Dat betekende telkens schrappen. Een dikker album kon in die tijd niet bij Glénat, zijn oorspronkelijke uitgever. Bij zijn overstap naar Casterman waren de eerste twee albums van De Gezellen van de Schemering nog steeds 46 pagina's. Maar deel 3 werd een buitenbeentje: meteen 126 platen, goed voor een albumdikte van 144 pagina's! In kleur! Ongezien, want Jacques Tardi, Jean-Claude Forest en Didier Comès tekenden dan ook wel dikke albums bij elkaar, maar die verschenen allemaal in het veel goedkoper om te drukken zwart-wit. Het heeft Bourgeon moeite gekost om Casterman te overtuigen, maar hij vond er eindelijk zijn natuurlijke schrijfritme door.
• Op het vierde Salon van het Beeldverhaal in Kortrijk won Bourgeon de grote prijs van de stad voor het album De Laatste Zang van de Malaterres. De jury loofde naast het schitterende scenario ook de mooie tekeningen en de fraaie inkleuring.
• De eerste oplage van De Laatste Zang van de Malaterres bedroeg in het Frans 105.000 exemplaren. In diezelfde periode haalden Arizona Love van Blueberry een oplage van 140.000 exemplaren en Drummer Boy van De Blauwbloezen 120.000 exemplaren. Dossier Jason Fly van XIII 93.000, deel 2 van Samber 90.000.
• Haal er je chronometer maar bij. Een album als De Laatste Zang van de Malaterres zou je volgens de maker ervan in een uur of drie-vier moeten uitlezen.