|
D
A T A S H E E T |
Tekenaar:
François Bourgeon
Scenarist:
François Bourgeon
Uitgever:
Casterman
12bis (2009)
Eerste druk: 1990
Collectie:
Wordt Vervolgd Select (1990)
Oorspronkelijke titel:
Les Compagnons du Crépuscule 3: Le
Dernier Chant des Malaterres
Uitvoering:
SC, kleur (1990)
HC, kleur (1999, 2009) |
Quoi?
"De Gezellen van de Schemering zijn een verminkte
ridder, Mariotte en Anicet, alle drie door de maatschappij
verstoten. Ze hebben elkaar gevonden in de strijd
tegen de Zwarte Kracht. Ooit was de ridder een instrument
in handen van de Zwarte Kracht, die dood en verderf
zaait over de wereld. Nu staat zijn leven in het teken
van de wraak op zijn vroegere heer."
Et alors?
De Gezellen van de Schemering is een grimmige
en sprookjesachtige kroniek van de late middeleeuwen
aan het eind van de Honderdjarige Oorlog, tevens het
einde van een tijdperk. François Bourgeon
spreidt hierin andermaal zijn historische bronnendwangmatigheid
tentoon en koppelt deze aan een fantasierijk verhaal
over de strijd tussen goed en kwaad. Deze zwanenzang
van de reeks is geenszins het lied van een lelijk
eendje. In geen enkel ander album tot nu toe wist
hij zichzelf te overtreffen. De superhoge waardering
voor het album heeft tevens te maken met de voorliefde
van striplezers voor historische tijdperken met de
middeleeuwen en het antieke Rome op kop. Op zijn eentje
is Bourgeon verantwoordelijk voor een beter begrip
van het niet eens zo vermaledijde tijdperk.
Aantal genomineerde albums
van Bourgeon: 10/440 |
Faits
divers (Bourgeon):
• François Bourgeon werd geboren op 5
juli in 1945 in Parijs.
• Als kind droomde hij ervan chirurg te worden.
• Hij doorliep klassieke studies en perfectioneerde
zijn tekenstijl in diverse ateliers. Op school kreeg
hij onderricht in het tekenen waar hij wel van hield,
vooral als expressiemiddel en de mogelijkheid om tegelijk
te kunnen tekenen en vertellen. Daarna raakte hij
door het toelatingsexamen voor een school waar kunsten
en ambachten werden aangeleerd. Hij studeerde er drie
jaar later af als meester in de glasschilderkunst.
Uiteraard was er in die ambachtelijke branche weinig
werk. Enkel het creëren en restaureren van glas
in loodramen was een beroepsmogelijkheid. En naast
het maken van dergelijke werken voor toeristen was
er helemaal niets. Toen besloot hij ander werk te
zoeken. Al zoekend kwam hij in aanraking met strips.
Begin jaren zeventig koos hij resoluut voor het stripverhaal.
• In 1971 publiceerde hij zijn eerste illustraties
en strpplaten in de meisjesbladen Lisette
en Nade.
• Zijn echte stripdebuut gebeurde in 1972 in
het blad Lisette met L'Ennemi Vient de
la Mer, een veertien pagina's tellend maritiem
— toen al! — kortverhaal op scenario
van Cécile Romancère.
Door het stopzetten van het blad kwam hij terecht
bij uitgeverij Bayard-Presse, een
soortgelijke uitgever als Averbode
waar ze net tekenaars te kort kwamen. Tegelijk publiceerde
hij in Fripounet en Pif Gadget
om La Vouivre van Bernard Clavel
te tekenen en verhalen van Jules Verne
te illustreren. Vele kortverhalen verschenen in deze
bladen. Hij leerde er in hoog tempo te tekenen. Les
Yaourts bleus met Mauguil, La
Roulotte met François-Marie Ponce,
Aurore met Robert Génin,
Le Serpent de Mer en Le Secret de Wilhelm
met Bertrand Solet naar Jules Verne
volgden elkaar op.
• Voor het magazine Djin,
uitgegeven door Fleurus, creëerde
hij Magica en vooral Beatrijs en Coen,
zijn eerste stripserie met een lichte fantasytoets
die zich ook nog eens in de middeleeuwen afspeelde.
Tussen 1976 en 1980 tekende hij opeenvolgende episodes
op scenario van Robert Génin
• In 1978 plukte Glénat
hem weg met de belofte albums uit te brengen van Beatrijs
en Coen. In vertaling verschenen deze bij Dupuis.
De reeks werd na twee delen overgenomen door Didier
Convard en buiten Djin ook nog in
Gomme en Tintin geplaatst. Van Glénat
kwam tevens het voorstel een nieuwe serie op poten
te zetten voor hun maandblad Circus. Dat
werd De Kinderen
van de Wind.
• Zijn albumdebuut was eigenlijk Maître
Guillaume et le Journal des Bâtisseurs,
een commercieel opdrachtalbum. Het werd in 1978 uitgegeven
door Univers-Média en geschreven
door Pierre Dhombre. Hierin lag al
de kiem voor De Gezellen van de Schemering,
ook al deelde hij de christelijke waarden van de scenarist
niet.
• Na de overrompelende aandacht die De
Kinderen van de Wind in het begin te beurt
viel, wilde Bourgeon meer. Hij nam diverse reclameopdrachten
aan en startte voor Casterman De
Gezellen van de Schemering. De
Kinderen van de Wind 4 volgde nog wel en
met veel moeite ook het afsluitende deel
5.
• Eigenlijk was er eerst sprake van de publicatie
van een middeleeuwse serie in het magazine Géant
van uitgeverij Hachette. Géant
zou het echter nooit verder brengen dan een nulnummer.
Na veel vijven en zessen was het toch Casterman die
in 1983 in Wordt Vervolgd uitpakte met het
eerste deel van De Gezellen van de Schemering.
• Bourgeons eigen stijl schrijft hij toe aan
het feit dat hij geen grote striplezer was en dus
geen vergelijkingsmateriaal had.
• Toch speelde hij al eens leentjebuur bij een
grootgewicht als de Amerikaanse tekenaar Frank
Frazetta. Frazetta's Death Dealer (een gehelmde
veroveraar met bijl op een zware hengst) herkennen
we weliswaar in spiegelbeeld in de coverillustratie
van Beatrijs en Coen: Yglinga (1981).
• Voor de editie van 1994 tekende Bourgeon het
affiche van het twaalfde Belgische Internationaal
Festival van de Fantastische Film. De twee hoofdkleuren
zijn steevast zwart en rood. In de branding van op
rotsen slaande golven tekende hij een zeemeermin die
volgens de legende schepen deed stranden met haar
hemelse gezang.
• Bourgeon maakte wel eens de bedenking dat
hij als auteur soms onbekende details in beeld brengt,
trouw aan de historische realiteit, maar dat een strip
nooit als historische bron voorkomt in een thesis
of een doctoraat met geschiedenis als vak. Dat blijft
een taboe in Frankrijk. Elders ook trouwens.
Faits divers (De
Gezellen van de Schemering):
• In bet begin maakte hij gebruik van illustraties
uit geschiedenisboeken, net zoals iedereen dat zou
doen met een beetje zin voor historisch realisme.
Later zocht hij meer en meer toegang tot oudere, moeilijk
te achterhalen bronnen om de historische werkelijkheid
zo dicht mogelijk te benaderen. Voor De Gezellen
van de Schemering maakte hij veel gebruik van
documenten uit die tijd, variërend van oude glasramen
tot alle soorten grafische kunst die je je maar kan
voorstellen. Daarnaast hield hij zich op de hoogte
van de nieuwste ontdekkingen omtrent de middeleeuwse
kunst door de vakbladen op dit gebied goed te volgen.
• Van de kobolden die in de reeks voorkwamen,
maakte hij modellen uit een soort kneedbare was met
daaromheen een omhulsel van gips. Op die manier kon
hij er verschillende figuren mee gieten. Ook de kostuums
ontwierp hij zelf. Zo ook de kapmantel van Mariotte
dat een van de eerste bekende vrouwelijke kledingstukken
uit de middeleeuwen was. Voorbeelden ervan dateerden
vanaf 1320 in vele regio's van Frankrijk. Het kledingstuk
werd zo'n twee eeuwen gedragen. Bourgeon verbaasde
zich erover dat het in haast geen enkele film of boek
of theaterstuk voorkomt. Het voorbeeld is nochtans
op duizenden stukjes glasraam terug te vinden.
• De middeleeuwen is voor Bourgeon wat de western
voor andere auteurs is. Het duistere tijdperk wordt
door velen als al te makkelijk samengebracht als één
enkele periode uit het verleden. Het gaat om meer
dan duizend jaar geschiedenis die met één
term wordt samengevat. Zo tussen de legendes van koning
Arthur en het einde van de Honderdjarige Oorlog zit
een complete wereld van verschillen. Contrasten zijn
er nog meer met zowel Keltische, Romaanse als andere
elementen die samenkomen. Ook al is het een periode
waarin het katholieke geloof sterk opkwam, waren er
tegelijk toch nog heersende, traditionele volksgeloven
die levendiger en hardnekkiger waren dan men kan voorstellen.
•
Bourgeons reeks gaf een visie weer van het einde van
de middeleeuwen, het einde van de Honderdjarige Oorlog
en het einde van het ridderschap. Hij probeerde aan
te tonen hoe de laatste 'goden' verdwenen. Hij wilde
de laatste helden van deze periode laten zien voor
wie geen plaats meer was. De tijd van de ridders was
ten einde gekomen. Hun onmacht werd getoond en we
krijgen een beeld van de manier waarop de gegoede
burgerij meer en meer de zaken regelden. De wereld
was duidelijk aan een omwenteling toe. De Don Quichots
beleefden hun laatste, niet eens glorieuze momenten
en werden als het ware door een mysterieuze kracht
meegevoerd naar een andere wereld.
• Die krachten
spelen in De Gezellen van de Schemering een
rol van betekenis. Er is een oorlog gaande tussen
de Witte en de Rode Krachten enerzijds en de Zwarte
Kracht, waartoe de ridder behoorde, anderzijds. Voor
Bourgeon zijn dit symbolen, mythische krachten die
je zou kunnen vergelijken met de natuurkrachten zoals
water en vuur. In De Laatste Zang van de Malaterres
kregen de krachten een gezicht en een lichaam waartegen
de ridder zal moeten strijden.
• De populariteit van de middeleeuwen als geliefkoosd
decor voor verhalenvertellers en publiek kwam in 1980
weer naar voor door de publicatie van De Naam
van de Roos door Umberto Eco.
• Het decor van De Gezellen van de Schemering
wordt gevormd door de streek waar de auteur zelf leefde:
het zuiden van Bretagne. Hij is van Bourgondische
afkomst en verkaste later naar Parijs (waar hij een
dertigtal jaar woonde) en Bretagne waar hij veel vrienden
had wonen die hij van vroeger kende. In Parijs kon
hij niet langer aarden. De drukte stond zijn creativiteit
in de weg. Rust en sereniteit vond hij essentieel.
In Bretagne hervond hij weer zijn mentale kracht.
• De Gezellen van de Schemering speelt
zich af op de achtergrond van de Honderdjarige Oorlog.
In 1337 verklaarde de koning van Engeland de oorlog
aan Frankrijk. Deze zou (met wat onderbrekingen) meer
dan honderd jaar duren, vandaar de naam. Op de koop
toe woekerde in 1347 de pest in Marseille vanwaaruit
het een dodelijke perimeter zou opbouwen die het leven
van een derde van Europa zou kosten. In deze sombere
tijden kon je als reiziger bovendien maar beter op
je tellen passen. Je kon elk moment door een wolf
of beer overvallen worden.
• De kritiek dat hij zijn personages als iets
te intelligent volgens hun achtergrond heeft neergezet,
weerlegde hij. Hij verweet net zijn critici dat ze
zelf te oppervlakkig analyses maakten van elementen
uit die tijd. Bourgeon merkte bijvoorbeeld met hoeveel
zorg mensen hun armoedigheid en miserie probeerden
te verhullen door afgedragen kleren weer op te lappen
zodanig dat de verstellingen niet eens meer te zien
waren. Hij zette zich af tegen de idee dat de middeleeuwen
vooral als een sombere periode moest gezien worden
waarin niets gebeurde. Ook het hedendaagse genoegen
waarmee juist het miserabele, verachtelijke bestaan
steeds weer werd aangehaald is een golflengte waarvan
hij zich distantieerde. Foutieve, oppervlakkige analyses
van oude documenten staan volgens hem niet toe dat
onderliggende waarheden worden opgemerkt.
• In tegenstelling tot het heldere taalgebruik
in De Kinderen van de Wind zijn de teksten
in De Gezellen van de Schemering lastiger
te volgen omdat ze dikwijls filosofische grondslagen
hebben. In De Gezellen van de Schemering
leek Bourgeon met een eigen taal op de proppen te
komen. Dat kwam omdat zijn bronnen (teksten, maar
ook proza en poëzie) vaak in het oud-Frans waren
opgesteld en hij van de 'muziek' van die taal gebruik
wilde maken. Vooral het tweede deel lag wat zwaarder
op de maag. Deel 3 was in wezen een klassiekere vertelling.
Bourgeon wilde vermijden dat er teveel moest teruggebladerd
worden om het nog te begrijpen.
• Nog een andere auteur bediende zich van historische
bronnen om een verhaal te vertellen met een overheersende
aandacht voor het dagelijkse leven van de gewone middeleeuwer
die bij voorkeur een randfiguur is. En ook in deze
reeks uit de jaren tachtig worden choquerende effecten
niet geschuwd. We hebben het over De
Torens van Schemerwoude van Hermann.
• In Stripschrift 215 uit 1987 beweerde
Glénat-uitgever Paul Herman
dat het succes van De Gezellen van de Schemering
bij Casterman tegenviel, wat hem de gedachte of wens
ontlokte dat toenmalig, voormalig Glénat-auteur
Bourgeon naar Glénat zou terugkomen om een
zesde deel van De
Kinderen van de Wind te maken. Tot nu toe
is dat er precies niet van gekomen. In 2009 en 2010
komt wel een nieuw tweeluik uit bij 12bis,
een nieuwe Franse uitgever van een voormalig opperhoofd
bij Glénat en imprint Vents d'Ouest.
Bourgeon verliet effectief Casterman met slaande deuren,
zie De Cyclus van
Cyann. Ook het overige fonds van Bourgeon
— waaronder De Gezellen van de Schemering
— verhuist naar 12bis voor verdere exploitatie.
In 2009 gaf de uitgeverij de trilogie als opnieuw
vertaalde en geletterde integrale uit in één
band. Ook in het Frans gaf het de trilogie opnieuw
uit, maar dan in afzonderlijke delen en niet als integrale.
• In 1980 kreeg deel 1 al meteen de prijs voor
het beste album in Angoulême. Nog vele prijzen
zouden volgen, behalve de Grote Prijs van de stad
Angoulême.
• Christian Lejalé maakte
ooit korte films over vijf striptekenaars onder wie
Caza, François Boucq,
Mœbius en Bourgeon. Un Voyage
Immobile heette de film die aan Bourgeon werd
gewijd. Er werden onder meer scènes van de
Witte dame uit De Gezellen van de Schemering
in verwerkt. De films waren een persoonlijke visie
op hen, als stripmakers, waar Lejalé nog wat
fictie aan toevoegde.
• Aan de reeks wijdde de Franse geschiedenisleraar
Michel Thiebaut het 160 pagina's
tellende boek Dans le Sillage des Sirènes
dat in 1993 verscheen bij Casterman. Daarin besteedde
hij aandacht aan de historische werkelijkheid, de
mythen en de symboliek in de reeks, maar vooral ook
aan de nauwgezetheid waarmee Bourgeon in zijn strips
te werk ging. In het boek staat een plattegrond van
kasteel Montroy waarop precies is aangegeven welke
weg de diverse figuren door het gebouw namen. Wanneer
Mariotte in de strip door het kasteel wandelt, klopt
de volgorde exact met de kamers, trappen en gangen
die ze passeert met de architectuur van het kasteel.
• In 1998 lagen de verkoopscijfers zo: met de
herdrukken van De
Kinderen van de Wind door Casterman erbij
lag de verkochte oplage per deel op een half miljoen
exemplaren (nog vele jaren later klom dat op tot een
miljoen exemplaren). Die van De Gezellen van de
Schemering lag rond de 300.000. Van De
Cyclus van Cyann lag dat tussen de 150.000
en 200.000.
Faits divers (De
Laatste Zang van de Malaterres):
• De Kinderen
van de Wind kwam er eigenlijk doordat Bourgeon
een scheepsmodel had gebouwd waardoor hij zin kreeg
een verhaal te vertellen dat zich aan boord van het
zeilschip afspeelde. Daarna bouwde hij het fort Juda
na voor Handelspost
Juda. Voor De Gezellen van de Schemering
ging hij nog een stap verder: uitgaande van het bestaande
kasteel van Tournoël construeerde hij een maquette
voor het kasteel van Montroy in deel 3. Vanuit diezelfde
waarheidsgetrouwheid deed hij navraag bij de sterrenwacht
van Parijs naar de maankalender van 1350. Perfectionisme?
Bourgeon omschreef het liever als "de meer ludieke
kant van het werk".
• In tegenstelling tot de twee voorgaande delen
is deel 3 meer realistisch van toon met veel minder
fantasy-elementen als kobolden, elfen en trollen.
De reeks als geheel moeten we zien als de inleiding
(deel 1), de voorspellende droom (deel 2) en de uitwerking
(deel 3). De eerste twee delen kondigen in symbolische
taal en droombeelden de ontknoping in het laatste
deel aan. Zo blijkt de Heer des Doods in de Zwarte
Toren, naar wie de ridder op zoek is in de droom van
De Betovering van het
Nevelwoud, in deel 3 Noal de la Torneirie
te zijn. "Tor neir" is oud-Frans voor "tour
noire", zwarte toren dus. Deze techniek doet
denken aan de middeleeuwse geschiedenisopvatting die
ervanuit ging dat de geschiedenis een doel had. Deze
visie was ontleend aan een interpretatie van de bijbel
waarbij gebeurtenissen in het Oude Testament
werden beschouwd als voorafschaduwingen van overeenkomstige
gebeurtenissen in het Nieuwe Testament. Bourgeon
gebruikte deze techniek net om te benadrukken dat
de middeleeuwse maatschappij voortkwam uit de heidense
landbouwculturen die een tegengestelde tijdsopvatting
hadden en geloofden dat de geschiedenis niet een begin
en een eind had, maar bestond uit een aantal cycli
van schepping en ondergang. Na elke ondergang werd
de wereld opnieuw geschapen. Deze cycli manifesteerden
zich door de landbouwachtergrond omdat het dagelijkse
leven van de gewone man op het platteland werd bepaald
door de cyclus van de natuur en het voorbij schrijden
van de seizoenen. Hoewel christelijk in naam, was
deze cyclische levenswijze te sterk verankerd in het
dagelijks leven. Veel christelijke feestdagen waren
ook verstrengeld met en gebaseerd op heidense feestdagen
(Kerstmis is er maar een van). Deel 1 speelt zich
af op 24 juni 1349, het feest van Sint-Jan, dat een
kerstening is van de midzomernachtfeesten. Deel 3
speelt zich grotendeels af tijdens de dertien dagen
tussen Kerstmis en Driekoningen, tegelijk de tijd
van de zottenfeesten die teruggaan op de midwintervieringen
en de Romeinse Saturnalia. De verwoesting van de burcht
van Montroy gebeurt op 2 februari. Op de katholieke
kalender is dit het feest van Maria-Lichtmis, maar
van oorsprong was dit een belangrijke dag in de jaarcyclus
van de vroegere landbouwgemeenschappen. Deze datum
werd beschouwd als het eigenlijke begin van het nieuwe
landbouwjaar waarop voorbereidingen voor de komende
zomer begonnen zoals het ploegen van het veld. Een
ironische verwijzing hiernaar stak Bourgeon in het
verhaal door een kudde op hol geslagen ossen de kloosterlingen
de grond in te stampen.
• Het conflict tussen volksgeloof en de officiële
leer van de kerk wordt expliciet verwoord door onder
anderen Anaïs, Neyrelle en broeder Jean.
• De detaillering van de gebouwen levert op
zijn beurt commentaar op het verhaal of heeft er een
actieve rol in. De zeemeerminnen, duivels en monsters
bijvoorbeeld. De kapitelen met de beer en de jager
geven direct commentaar op het relaas van de berentemmer
Luce. Het vrijende paartje op de steen onder de dakrand
van het klooster verraadt de gedachten van de jonge
monnik, het monstertje aan de voorgevel van het badhuis
wordt het spiegelbeeld van de bazin, enzovoort.
Mariottes geschiedenis loopt parallel aan die van
de ridder. Ze beïnvloeden elkaar waardoor die
parallellen elkaar soms kruisen. De reeks is geconstrueerd
rond de ridder, maar het is Mariotte die het meest
de aandacht trekt, net zoals Isa het haar voordeed
in De Kinderen
van de Wind en Cyann nog uit haar pijp zou
komen in De Cyclus
van Cyann.
• Bij de scène in de keuken heeft de
plaat een volle week gekost. Er waren zo'n zestig
tekeningen voor nodig. Ondanks zijn abonnementen op
verschillende historische tijdschriften vond hij maar
geen artikels over middeleeuws keukengerei en net
zo goed over hangijzers, klokken, wandtapijten, stoelen,
aardewerk en tegelvloeren. Er bleek geen enkel boek
over dergelijke voorwerpen te bestaan. Aan de hand
van bewaard gebleven schilderijen probeerde hij zo
goed en zo kwaad als het kon deze voorwerpen te reconstrueren.
• In de reeks kwamen de vier seizoenen overduidelijk
aan bod. Deel 3 eindigt in de lente om er toch nog
een positieve draai aan te geven voor een minder triestig
en catastrofaal slot dan De
Kinderen van de Wind. De meest essentiële
gebeurtenissen vinden plaats in de winter omdat verschillende
van de door hem gebruikte mythen en legenden in dat
seizoen gebeurden, wellicht omdat er in die tijd veel
van deze verhalen ontstonden rond het haardvuur.
• Plaat 72 staat volledig in het teken van de
pest. Terwijl Luce het personeel van het kasteel inlicht
over de steden die door de pest zijn ontvolkt, zegt
Neyrelle op mysterieuze toon tegen de ridder dat de
pest haar stad heeft gespaard. Bourgeon geeft hiervoor
een rationele verklaring: de ratten (dé pestverspreiders)
van het kasteel zijn door de kerkuilen gevangen.
• De overheersende kleuren wit, rood, en zwart
zijn verbonden met de namen van de personages Blanche
(wit), Carmine (karmijn, rood) en Neyrelle (naar het
oud-Franse neir = noir, zwart). In deel 1
wordt het conflict tussen de drie zusters al symbolisch
aangekondigd als een oude heidense mythe. De Zwarte
Kracht is dan wel aan de winnende hand, maar de Witte
en Rode Kracht zijn niet compleet vernietigd, eerder
verpulverd tot nietige deeltjes die een onderkomen
vonden in alles wat geschapen is en leeft. Zolang
er op de wereld nog een moederschoot of korenaar over
is, zal de Heer des Doods zijn zege niet beleven.
Anaïs brengt de kleuren in verband met de cyclus
van leven en dood. Deze abstracte krachten worden
in deel 3 concreet en tastbaar en hangen ook weer
elk met een van de drie dochters van Jean de la Malaterre
samen. Blanche is het water en de sneeuw, Carmine
heeft haar reflectie in het vuur en het bloed (al
zeker wanneer ze op de brandstapel sterft) en Neyrelle
refereert naar de rouw en het verdriet van haar overleden
echtgenoot. In de loop van het verhaal wordt zwart
de kleur van een kil, gevoelloos cynisme, de "stilte
van het graf". Ze verdwijnt in de aarde als ze
wordt ondergeploegd door de ossen van Merlijn.
• Malaterres moeten we begrijpen als
mal à terre, kwaad op aarde.
• De mythische Merlijn die wij kennen in associatie
met de koning Arthur-saga is een creatie van de twaalfde-eeuwse
Engelse geschiedschrijver Geoffrey of Monmouth.
Zijn Merlijn is gebaseerd op diverse historische en
fictieve figuren en is daardoor een mengeling van
profeet, bard, magiër en politiek adviseur van
de Britse koning. In deel 3 is Merlijn eerder een
soort sjamaan van wie wordt verteld dat hij zich in
een beer kon veranderen. Hij symboliseert daarmee
de primitieve natuurkracht die door de oude Kelten
werd vereerd en waarmee de decadente ridderwereld
het contact heeft verloren. Terwijl Mariotte in de
loop van het verhaal diverse keren werd bijgestaan
door Merlijn, zowel in persoon als in de gedaante
van een beer, zijn de ridders als de dood voor hem.
• Ook in de geheimzinnige ruiter en zijn ingrepen
zouden we Merlijn moeten herkennen.
• De ondergang van Montroy moeten we zien als
de ondergang van de hoofse riddermaatschappij waarna
modernere en een meer burgerlijke maatschappij wordt
opgebouwd. In deze maatschappij heeft de ridder met
het dubbele gezicht geen bestaansmogelijkheid meer,
geen zin van betekenis. Hij staat niet alleen op de
grens van historische ontwikkelingen, maar ook op
de grens van de sociale klassen. Omdat hij noch hoort
bij de adel, noch bij de burgerij vanwege zijn eenvoudige
afkomst werd hij door de andere ridders veracht en
was hij niet in staat om te trouwen met de vrouw die
hij liefhad, Blanche. Omdat hij te nauw is verbonden
met de riddermaatschappij gaat ook hij mee ten onder.
Mariotte, Anaïs en Ancelinote, de ware erfgenamen
van de drie zusters, overleven. Door hun afkomst zijn
ze onkwetsbaar voor de apocalyps. Of zoals Mariotte
het tegen Carmine zegt: "Ik hoor niet thuis in
uw legenden. Monniken en meiden worden niet bezongen
bij de vorsten". Wanneer ze later vertellen over
de ondergang van Montroy neemt ieder van hen een episode
voor hun rekening die overeenkomt met hun bepalende
kleur: de roodharige Mariotte vertelt over het vuur,
de zwarte Anaïs laat het kasteel tot as vergaan
en de blonde Ancelinote bedekt de ruïnes met
sneeuw.
• Wanneer Merlijn op het einde definitief vertrekt
laat hij zijn boek achter. Achterin zitten drie maagdelijke
pagina's waarop toekomstige generaties hun legendes
over de riddertijd kunnen schrijven. Hiermee geeft
Bourgeon aan dat hij ook wel weet dat de stripreeks
een fictief verhaal is ondanks het historische bronnengebruik.
Een verhaal is altijd een vertekening van de geschiedenis.
• Een overeenkomst tussen Bourgeons reeksen
is de aanwezigheid van erotiek. Begin jaren tachtig
was dat tevens een handelsmerk van Glénat.
"Het was de tijd dat konten verkochten",
verklaarde Bourgeon. Maar dat had ook zijn nadelen.
Docenten die zijn strips wilden gebruiken als lesmateriaal
konden dat niet omdat ze de erotische passages niet
aan hun leerlingen konden of mochten laten zien. In
sommige puriteinse boekhandels werden zijn albums
helemaal achterin de zaak geplaatst of achter de toonbank.
Maar Bourgeon schaamde zich er niet voor dat lezers
geile gedachten zouden krijgen tijdens het lezen van
zijn albums. Hij hield er alleen niet van dat andere
scènes gewelddadigheid zouden opwekken. De
verkrachtingsscène in De Laatste Zang van
de Malaterres had vanzelfsprekend de gewelddadigheid
van de daad als benadrukt element, niet het erotische
aspect door het tonen van blote lijven. In deze zeer
gewelddadige scène probeerde Bourgeon niets
anders te tonen dan de gruwelijkheid van het geweld,
die kant van het geweld die maakt dat je er niet goed
van wordt. Aan de andere kant aarzelde hij er ook
niet voor om frequent een erotische scène,
puur om de erotiek in te lassen, maar het moet dan
wel gaan om een gezonde en plezierige liefde. In excessen
vervallen was iets dat hij wilde vermijden.
• Door bepaalde scènes niet te laten
zien, verkreeg hij ook al een schokeffect. In De
Laatste Zang van de Malaterres komt een executie
voor die hij liet 'zien' door middel van insinuaties.
• Bourgeon heeft het al altijd moeilijk gehad
om zich te houden aan de standaardlengte van 46 of
48 pagina's voor een stripverhaal. Hij kwam steeds
een twintigtal pagina's te kort. Dat betekende telkens
schrappen. Een dikker album kon in die tijd niet bij
Glénat, zijn oorspronkelijke uitgever. Bij
zijn overstap naar Casterman waren de eerste twee
albums van De Gezellen van de Schemering
nog steeds 46 pagina's. Maar deel 3 werd een buitenbeentje:
meteen 126 platen, goed voor een albumdikte van 144
pagina's! In kleur! Ongezien, want Jacques
Tardi, Jean-Claude Forest
en Didier Comès tekenden dan
ook wel dikke albums bij elkaar, maar die verschenen
allemaal in het veel goedkoper om te drukken zwart-wit.
Het heeft Bourgeon moeite gekost om Casterman te overtuigen,
maar hij vond er eindelijk zijn natuurlijke schrijfritme
door.
• Op het vierde Salon van het Beeldverhaal
in Kortrijk won Bourgeon de grote prijs van
de stad voor het album De Laatste Zang van de
Malaterres. De jury loofde naast het schitterende
scenario ook de mooie tekeningen en de fraaie inkleuring.
• De eerste oplage van De Laatste Zang van
de Malaterres bedroeg in het Frans 105.000 exemplaren.
In diezelfde periode haalden Arizona Love
van Blueberry een oplage van 140.000 exemplaren
en Drummer Boy van De Blauwbloezen
120.000 exemplaren. Dossier Jason Fly van
XIII 93.000, deel 2 van Samber 90.000.
• Haal er je chronometer maar bij. Een album
als De Laatste Zang van de Malaterres zou
je volgens de maker ervan in een uur of drie-vier
moeten uitlezen. |
|