D A T A S H E E T
Tekenaar:
Jacques Tardi
Scenarist:
Jacques Tardi
Uitgever:
Casterman
Eerste druk: 1993
Oorspronkelijke titel:
C'Était la Guerre des Tranchées
Uitvoering:
HC, zwart-wit (1993, 1998)
Quoi? Aan de hand van getuigenissen en anekdotes krijgt de lezer een verschrikkelijk beeld van de Eerste Wereldoorlog, in de meeste gevallen hoe het eraan toeging in de loopgraven.
Et alors? In Humo 3505 uit november 2007 tekende journalist Serge Simonart een suggestie van een oud-strijder op. Wij citeren: "Boeken over de Eerste Wereldoorlog zou je eigenlijk moeten lezen terwijl je naakt in een koelkast zit waarop een dozijn mannen onafgebroken met zware hamers staan in te beuken." Dat zou je een beetje duidelijk moeten maken hoe waanzinnig de omstandigheden toen wel waren. Jacques Tardi weet het perfect op papier te vertalen in zwart-wit en stemmige grijsrasters. Bij deze oorlog hoorde geen kleur. Een lezer merkte ooit op dat boven de hoofden van de frontsoldaten ook wel eens de zon scheen. Maar in deze kiezen wij resoluut partij voor de troosteloze sfeer die Tardi oproept. Tot slot willen we je een andere uitspraak ook niet onthouden: "Als je een blad uit de geschiedenis wil omslaan, dan moet je eerst het blad gelezen hebben..."
Aantal genomineerde albums van Tardi: 22/440
Faits divers (Tardi):
• Jacques Tardi werd geboren op 30 augustus 1946 in Valence in de Drôme-streek. Hij woonde voornamelijk in Lyon en Parijs.
• Zijn vader was beroepsmilitair in Duitsland. Toevallig waren de vaders van die andere FreansenTop-auteurs Régis Loisel, Emmanuel Lepage en Lax ook beroepsmilitairen.
• Op vijfjarige leeftijd moest Tardi wegens langdurige ziekte van zijn moeder noodgedwongen enkele maanden bij zijn Corsicaanse grootouders doorbrengen. Daar lag al de basis voor Loopgravenoorlog. Zijn grootvader was een veteraan van de Eerste Wereldoorlog en het had bij hem diepe wonden geslagen. Hij liet de jonge Jacques wel zijn littekens tonen, maar erover vertellen was uitgesloten. Tardi's praatgrage grootmoeder vertelde alles dan maar in haar echtgenoots naam. Tardi hield er nachtmerries aan over. In veel interviews had hij het telkens over een wederkerende droom van een muur met een aanplakbiljet die oproept tot algemene mobilisatie. Het beeld kwam voor in de laatste stroken van Isabelle Avondrood 4: Maanzieke Mummies en ook in Loopgravenoorlog.
• Na tien jaar was Tardi’s vader beroepsmilitair af en vervoegde zijn gezin in Frankrijk. Vader en moeder en de kinderen vestigden zich vervolgens in de Ardèche waar ze een pompstation uitbaatten. Oma kwam bij hen inwonen. Het waren de jaren vijftig, een periode waarin strips nog steeds niet voor vol werden aanzien, een oordeel die Tardi's ouders deelden. Ze kochten voor hem 'echte' boeken die hij zelden tot nooit las. Zijn liberale oma durfde hem wel te verwennen met strips. De weekbladen Robbedoes en Kuifje kwamen het huis binnen. Vooral voor het werk van Jacques Martin, Paul Cuvelier, Hergé en Edgar-Pierre Jacobs ontwikkelde hij een fascinatie. In die mate zelfs dat hij hun verhalen ging natekenen. Op zijn twaalfde begon hij met het natekenen van Het Gele Teken. Wat er hem bij die Belgische voorpublicaties opviel, was de vermelding van de naam van de auteur. Die meneren deden het dus als beroep en die wetenschap stond hem wel aan.
• In 1962 schreef Tardi zich in aan de academie voor schone kunsten van Lyon, de stad waar zich later nog 120, Rue de la Gare zou afspelen. Hij wijdde er zich voornamelijk aan de schilderkunst.
• Begin jaren zestig zorgde Barbarella van Jean-Claude Forest voor een eerste van vele revoluties die in de decennia erna de stripwereld zouden blijven hertekenen. Ondeugende erotiek maakte zijn intrede en stond aan de basis van een golf erotische verhalen die op een hoopje werden gegooid als een nieuw stripgenre: de volwassen strip. Op zijn eigen manier zou Tardi er nog deel van uitmaken, maar zeker niet door te kiezen voor erotiek.

• In 1966 trok hij naar Parijs en schreef zich in aan de school voor decoratieve kunsten. In samenwerking met Jean-Michel Nicollet (een illustrator van jeugdboeken, sf-verhalen en een latere striptekenaar) ontwierp hij het beeldverhaal Stranger in the Night. Eric Losfeld, de uitgever van Barbarella, weigerde het uit te geven. Maar het leverde Tardi wel een contract op bij Pilote waar René Goscinny als hoofdredacteur de plak zwaaide.
• Bij Pilote leerde Tardi het vak van stripmaker, te beginnen met een reeks kortverhalen van meestal acht pagina's die hij zelf schreef of uittekende op tekst van Michèle Costa-Magna, Dominique Grange, Claude Verrien, Jean Pierre Dionnet, Serge de Beketch en andere. Hij tekende ook illustraties voor actuele berichten
• In zijn eerste strips probeerde Tardi nog te werken in de stijl van het Belgische realisme waarin Jijé een uitblinker was. Jijés beste leerling, Jean Giraud, hielp hem nog met met zijn eerste gepubliceerde strip Un Cheval en Hiver uit 1970. Maar Tardi was ontgoocheld door het resultaat. Hij had zijn ideale papierformaat nog niet gevonden dat het meest met zijn soort van tekenen overeenkwam. Hij wist trouwens niet dat zijn platen zouden verkleind worden voor de publicatie. Omdat hij op zeer grote formaten werkte, vielen veel van zijn details in druk weg, ook de lettering was veel te fijn om leesbaar te zijn en de inkleuring werd opnieuw gedaan. Bovendien had men hem niet eens gewaarschuwd dat het verhaal werd gepubliceerd. Die dag besloot hij met strips te stoppen... jaja. Hij zocht zijn heil elders en vond inspiratie bij diverse Amerikaanse en Italiaanse tekenaars van wie Hugo Pratt de belangrijkste was. Pratt begon met dezelfde voorbeelden als Jijé: de Amerikaanse strips uit de jaren veertig van vooral Milton Caniff. Van Pratt leerde Tardi om met weinig lijnen een complete weeld neer te zetten. Dat karikaturale realisme is moeilijker dan realisme omdat deze laatste een traditionelere stijlbeheersing inhoudt zoals een vakman, maar meer ook niet.
• Naast Pilote tekende Tardi voor andere tijdschriften (zoals Métal Hurlant) en kranten (Libération). Naast albums produceerde hij doorlopend kortverhalen in verschillende genres: de parodie (Les Avontures Extraordinaires d’Emile Moulin), de western (Un Cheval en Hiver op scenario van Jean Giraud naar de film Winchester 73), sciencefiction (De Angst voor de Sloane met Blauwe Ogen, de fantasie (Humperdick Clabottford), het sociale drama (Pacific Rose), de oorlog (Knock-Out), enzovoort. Tardi kon in elk verhaal een ander tijdperk, decor of situatie behandelen. In 1979 verscheen bij Pepperland een bundeling van veel van deze kortverhalen onder de simpele noemer Tardi. Hiervoor maakte hij enkele verbindende platen. Daarin becommentarieerde een ouwe kaalkop de inhoud van de verhalen en spuwde tussendoor zijn gal op uitgevers. Tardi kon hiermee zijn eigen ei kwijt doordat hij zijn werk als beginnend tekenaar ook vaak geweigerd zag. Eentje ervan heette Een Banale Episode in de Loopgravenoorlog en werd geweigerd door Goscinny omdat het te geweldaddig en te antimilitaristisch was en bijgevolg niet geschikt voor Pilote.
• Tot dan toe was zijn tekenwerk geïnspireerd door de Italianen Hugo Pratt en Battaglia die erg schematisch werkten. Met zijn eerste echte album Gerommel in de Rouerge, geschreven door Pierre Christin, veranderde hij van grafisch register en een winst aan detail. Een albumversie kwam uit in 1976 bij Futuropolis. De vertaling verscheen bij Sherpa in 1990.
• Na wat kortere verhalen en illustraties voor Pilote kreeg hij in 1973 Vaarwel Morgendauw verkocht, een eerste wat langer verhaal met pacifist Alexander Morgendauw in de hoofdrol. Een jaar later volgde De IJsdemon, een aanklacht tegen de wapenwedloop van de supermachten, en Het Ware Verhaal van de Onbekende Soldaat, waarin de kiemen lagen voor alle grote thema's die in latere albums en reeksen tot bloei zouden komen: zijn weerzin voor oorlog (en de Eerste Wereldoorlog in het bijzonder), bizarre dromen, dolgedraaide personages, voorhistorische monsters en antihelden.
• Aan Het Ware Verhaal van de Onbekende Soldaat startte hij zonder plan of scenario, "als in een droom". Dezelfde werkwijze hanteerde hij ook voor Het Besloten Land. Hij koos bewust voor een album in zwart-wit met grote zwarte vlakken en een dikke lijnvoering. Hij vond kleur niet nodig. Een moedige keuze want in deze periode was werken in zwart-wit niet meer in de mode.
• Tussen 1970 en 1974 werkte hij hoofdzakelijk voor Pilote. Daarna voor diverse bladen en uitgeverijen. In 1974 stopte hij zijn samenwerking voor Pilote toen het een maandblad werd. Contractredenen lagen aan de basis voor het afscheid. Een tijd lang tekende hij voornamelijk strips die voor een onmiddellijke albumuitgave waren bestemd.
• Na Pilote sprong hij mee aan boord van Métal Hurlant. In nummer 3 was dat al met een verhaal La Crainte du Sloane aux Yeux Bleus. Nummer 9 (dat vanaf dan een maandelijks in plaats van een tweemaandelijks tijdschrift werd) was bijna een speciaal Tardi-nummer te noemen met een cover, Kuifje-knipoog incluis (een robot die de raket van Kuifje opeet), het tweede deel van Polonius en een kortverhaal in kleur.
• Na de breuk met Pilote kon Tardi eindelijk écht strips voor volwassenen maken. In 1978 lanceerde Casterman bovendien het maandblad (À Suivre) dat vanaf oktober 1980 een Nederlandse versie kreeg als Wordt Vervolgd. Tardi was er vanaf het eerste nummer bij en wel met het 163 pagina's tellende Het Besloten Land op scenario van Jean-Claude Forest (van Barbarella!). Ook Pratt, Victor de la Fuente, Auclair en Forest waren in het begin van de partij. Manara en Comès waren op dat moment minder bekend, maar het bleken slimme keuzes van de redactie geweest te zijn. Later zou het blad nog monumentale one-shots en reeksen publiceren zoals De Chninkel, De Duistere Steden, De Gezellen van de Schemering, enzovoort, enzovoort. In december 1997 viel het doek (ook letterlijk op de cover van het laatste nummer... getekend door alweer Tardi) over het maandblad in het Frans. In 1989 werd de stekker getrokken uit het vervolgavontuur dat Wordt Vervolgd heette. Tegen dan was Tardi al lang een ster.
• Hij heeft zowel de cover getekend van het nulnummer van (À Suivre) als het laatste nummer 239 in december 1997.
• Desondanks kreeg hij ruzie met Jean-Paul Mougin, hoofdredacteur van (À Suivre). De voorpublicatie van Het Besloten Land eiste dat er elke maand een tiental pagina(s konden gepubliceerd worden. Omdat het om een buitenmaats lang verhaal ging en omdat Tardi geen enkele voorsprong had, zat Mougin hem regelmatig op de hielen om hem op de deadline te wijzen. Tardi kreeg liever wat meer tijd en een ruimere deadline. Daar tegenover stond dat uitgevers steeds open stonden voor zijn albumprojecten.
• In zijn carrière publiceerde hij in allerlei stripbladen en tijdschriften. De lijst is lang: Charlie, Métal Hurlant, Pilote, (À Suivre)/Wordt Vervolgd, Record, Lucky Luke, Le Trombone Illustré, Libération, Le Monde, France Soir, Rock et Folk, Le Matin de Paris, Magazine Littéraire, enzovoort, enzovoort.
• Het is dankzij zijn vader dat Tardi het werk van Louis-Ferdinand Céline leerde kennen. Hij raadde hem op een dag aan om eens zijn boeken te lezen. Mort à Crédit gaf de jonge Jacques een schok. Sfeer, mentaliteit, het stond hem allemaal aan. Jaren later bezocht hij de weduwe van Céline om haar de idee voor te leggen voor de verstripping van zijn werk. Zij gaf hem haar akkoord, maar een poos later besloot hij om de integrale tekst te illustreren. Dat gebeurde in 1988. Ook Casse-Pipe (1989) en Mort à Crédit (1991) van Céline illustreerde hij vervolgens.
• "Strips hebben de literatuur kapot gemaakt!", kloeg ooit de Franse schrijver Céline (1894-1961). Een uitspraak die tegelijk denigrerend was als getuigend van ontzag. De schrijver bedoelde in de eerste plaats dat de tekeningen het verbeeldinsgvermogen teniet deden omdat het allemaal werd uitgetekend. Over de illustraties die Tardi leverde voor de boeken van Céline hadden we het al. Toch nog dit: tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef Céline bijzonder dubieuze pamfletten waardoor hij een controversieel figuur werd. De meningen die hij daarin uitte, deelde Tardi geenszins. Tardi benadrukte dat hij niet die pamfletten heeft geïllustreerd en er ook niets mee te maken wilde hebben.

• Toen zijn grootvader op zijn sterfbed lag, weigerde hij het heilig oliesel dat de opgetrommelde pastoor hem wilde toedienen. Zijn argument was dat als God bestond er geen oorlogen zouden zijn geweest.
• Hij is verschillende keren in New York geweest. Een paar kortverhalen (waaronder Manhattan dat nog in Wordt Vervolgd verscheen) en het lange verhaal De Kakkerlakkenkiller op scenario van Benjamin Legrand worden in 2008 bij Casterman gebundeld in de nieuwe uitgave New York Mi Amor.
• In 1985 won Jacques Tardi de Grote Prijs van de stad Angoulême. Datzelfde jaar kreeg hij van de Franse regering een medaille als ridder in de Kunst en Letteren.
• In 1998 maakte Tardi een reeks voorbereidende presentatietekeningen voor het tekenfilmproject voor tv, La Guerre d'Oscar, dat zou worden geregisseerd door Guy Delcourt, de man achter de gelijknamige uitgeverij. Tardi consulteerde Delcourt hierbij over de Eerste Wereldoorlog. Maar de tekenfilm werd uiteindelijk niet verwezenlijkt.
• Tardi herkende zich in het citaat uit de film Quai des Brumes uit 1938 van regisseur Marcel Carné: "Wanneer ik de zee schilder, zie ik drenkelingen; wanneer ik bomen schilder, zie ik gehangenen". Hij deelt de pessimistische kijk op de dingen. Achter alles wat mensen nastreven en de inspanning die daarmee gepaard gaat, ziet hij mislukking.
• Een grote inspiratiebron voor zijn carrière erkende Tardi in SOS Meteoren in de reeks Blake en Mortimer van Jacobs omdat hij daarin het Parijs herkende waarin hij woonde. Ook Alex Toth, Georges Herriman en de reeds geciteerde namen van Hugo Pratt en Milton Caniff vinden gading evenals Hergé voor zijn leesbaarheid en André Franquin, Jijé en nogmaals Jacobs voor de strengheid op hun eigen werk. Buiten de strip staan de Duitse schilder Otto Dix en acteur-scenarist Groucho Marx (van The Marx Brothers, that's right) hoog bij hem aangeschreven.
• Tardi haat de term bédé (Frans voor strip, kort voor bande dessinée), noch de term album. Tardi maakt boeken!
• Een van de voorstellen die Tardi heeft geweigerd, is een geïllustreerd boek voor kinderen over de Eerste Wereldoorlog. Het verhaal werd van menselijkheid ontdaan en vervangen door datums. De auteurs leken volgens Tardi niet genoeg verontwaardigd te zijn door de slachtingen.
• Voor regisseur Jean-Pierre Jeunet zou Tardi een origineel script schrijven over de Eerste Wereldoorlog. Maar toen trok Jeunet naar de Verenigde Staten om er Alien IV: Resurrection te draaien. Terug in Frankrijk begon Jeunets success story met Amélie Poulain en Un Long Dimanche de Fiançailles. Hun project kwam er dus nooit. Tardi voegde eraan toe dat ook Franse producers schrik hebben voor een origineel scenario in tegenstelling tot bestaande verghalen uit romans zoals Jeunets andere films. Toch zou de gevierde filmregisseur Tardi niet zomaar vergeten. In Un Long Dimanche de Fiançailles komt Isabelle Avondrood voor in de scène in de Jardin des Plantes. Het was een kleine hommage omdat Isabelle er in de albums ook veelvuldig in ronddwaalde.
• Terwijl we wachten op de eerste van drie geplande Isabelle Avondrood-films van Luc Besson (die de eerste film zal regisseren) is er een ander filmproject van Tardi opgedoken. Hij concentreert zich momenteel op Le Monde Truqué, een animatiefilm met een budget van negen miljoen euro, twee miljoen meer dan Persepolis van hetzelfde productiehuis Je Suis Bien Content. Tardi is nauw betrokken met de productie en schreef het scenario. Le Monde Truqué is een sf-verhaal, meerbepaald steampunk, een term die we door het lezen van stripverhalen leerden kennen. Het biedt een maatschappelijk beeld in een bepaald verleden of toekomst met technologie gebaseerd op stoomenergie en met referenties naar toekomstbeelden van Jules Verne. Anders geformuleerd betreft dit ook een what if?-verhaal of een uchronie. De tekenfilm gaat ervanuit dat het Bonaparte-geslacht nog steeds aan de macht is over een Franco-Germaans keizzerrijk. De macht over de wereld wordt gedeeld met een Anglo-Amerikaans rijk. De setting heeft vormelijke en inhoudelijke raakpunten met Isabelle Avondrood. In Le Monde Truqué verstoorde geen enkele wereldoorlog de maatschappelijke evolutie, maar een andere zaak biedt de geanimeerde acteurs kopzorgen. De meest eminente wetenschappers worden de ene na de andere gekidnapt: van Louis Pasteur over Albert Einstein tot Alfred Nobel. De adolescente heldin van het verhaal wil haar ouders terugvinden die eveneens door een onbekende vijand zijn geschaakt. De tekenfilm wordt pas in 2010 verwacht, net zoals de eerste Isabelle Avondrood-films.

Faits divers (Loopgravenoorlog):
• Tardi's fascinatie voor de oorlog van 1914-1918 kwam er door zijn grootmoeder. Op zijn vijfde begon ze te vertellen over hoe zijn grootvader zijn tijd doorbracht aan het front. Hij herinnert zich nog levendig het verhaal toen zijn grootvader op een dag de Duitsers tegenkwam. Op zijn vlucht viel hij, meerbepaald met zijn handen in de buik van een dode. In die periode leefde zijn opa nog, maar hij zei nooit iets als extra staving van zijn frontverleden. Hij werd het slachtoffer van gifgas. Zijn vader haalde zich zes jaar gevangenschap op de hals. Als soldaat van een overwonnen leger voelde hij zich net zoals vele anderen door het Franse leger beduveld. Zij waren dus helemaal niet het machtigste leger ter wereld! Die bevestiging zorgde voor een grote klap bij Tardi's vader. Net voor zijn dood raakte hij in een soort delirium: hij bevond zich in een pantservoertuig.
• Vanaf 1968 schuimde hij in Parijs de uitgeverijen af met een paar projecten. Eentje ervan was een voorloper van Loopgravenoorlog.
• Begin jaren zeventig tekende Tardi drie pagina's van wat de openingsscène van een verhaal zou worden over de Eerste Wereldoorlog. Het project belandde in de lade door toedoen van Goscinny. In deze platen beschreef Tardi de massahysterie en de euforische sfeer in Frankrijk die ten oorlog wilde gaan. Alleen enkelingen voelden aan dat er een verschrikkelijk drama in de maak was. In (À Suivre) 50 van 1982 kwamen de drie pagina's opnieuw voor in een nieuwe, hertekende versie. Nu niet langer als opensingsscène, maar als onderdeel van Loopgravenoorlog als platen 32, 36 en 37.
• Wanneer Tardi de eerste platen van de oerversie van Loopgravenoorlog voorlegde aan René Goscinny voor een publicatie in Pilote, keerde de hoofdredacteur zich tegen hem. Er mocht niet gelachen worden met oudstrijders... Tardi tekende het verhaal wèl, maar het werd dus nooit gepubliceerd.
• In 1983 verscheen bij Imagerie Pellerin het boek Le Trou d'Obus, een verhaal van twintig pagina's over de Eerste Wereldoorlog, een prachtige uitgave met een bouwplaat van het front erbij. Het werd later opgenomen als inleiding in Loopgravenoorlog. Hierin speelde hij met een sober en effectief kleurgebruik en paginalay-out. Het werd een artistieke triomf, maar Tardi was er niet tevreden over. Het zag er naar zijn smaak te mooi uit. In zijn volgende strip over de Eerste Wereldoorlog zou hij het wel anders aanpakken door de vormgeving drastisch te versoberen naar overwegend drie horizontale kaders per pagina. Esthetiek paste niet in zijn Loopgravenoorlog.
• Na zijn samenwerking met Forest voor Het Besloten Land concentreerde Tardi zich weer op soloprojecten. Naast Isabelle Avondrood maakte hij een traag begin met Loopgravenoorlog. Tussen zijn vele projecten door werkte hij er in de loop van de jaren aan verder.
• Na het verschijnnen van het eerste kortverhaal in (À Suivre) in 1981 nam een zekere Jean-Pierre Verney contact met hem op. Aanvankelijk weigerachtig tegenover een verzamelaar van artefacten uit de Eerste Wereldoorlog zag Tardi toch in dat Verney als technisch adviseur goed van pas kon komen. Verney was erin geslaagd om alles tot in de kleinste details te reconstrueren. Als Tardi de inhoud van een ransel nodig had, dan wist Verney hem te vertellen over de hoeveelheid koffie tot de voorraad tabak en de aanwezige schoenborstel. Ook over de executies van deserteurs wist hij praktisch lles: ogen geblinddoekt of niet, wel of niet vastgebonden aan een paal, sommigen gefusileerd op hun brancard die voor de gelegenheid rechtop werd gezet. Voor elke situatie kwam Tardi te weten hoe het er in werkelijkheid aan toeging... Soms tot vervelens toe want Tardi gaf toe dat hij er niet al te veel rekening mee hield om nog een beetje te kunnen doen wat hij wilde.
• Dat Tardi een bepaalde band heeft met gefusileerden manifesteerde zich ook in de illustraties van het boek Le Fusillé. De eerste druk dateert uit 1934 en werd in 1994 herdrukt met illustraties van Tardi. Het vertelt het verhaal van weduwe Meupas wier echtgenoot tijdens de Eerste Wereldoorlog werd terechtgesteld. Achteraf bleek dat de ongelukkige volstrekt onschuldig was aan de hem toebedeelde aantijgingen. Het boek was een aanklacht tegen de doodstraf.
• De verhalen van zijn grootvader en vader, die respectievelijk in de Eerste en Tweede Wereldoorlog onder de wapens werden geroepen, gaven aanleiding tot verschillende thema's in Loopgravenoorlog. In 1939 beëindigde Tardi's vader zijn studies en raakte op 23-jarige leeftijd gevangen in een stalag in Poméranie. In 1945 kon hij het kamp verlaten. Zonder het te beseffen passeerde hij een vernietigingskamp en trok te voet naar huis. Hij schreef zijn verhaal in vijf schoolschriftjes. Tardi wil er ooit nog wat mee doen.

• Het album is opgedragen aan zijn grootvader.
• Wanneer Loopgravenoorlog voor het eerst verscheen in Wordt Vervolgd, bezagen lezers en anderen hem als een ouwe zak voor zijn verhalen over loopgraafsoldaten. De Eerste Wereldoorlog werd gezien als een oorlog van ouderen om de eenvoudige reden dat de laatste overlevenden bejaarden waren die men enkel op herdenkingsmomenten op 11 november ziet. Tardi wilde echter benadrukken dat die bejaarden ten tijde van de Eerste Wereldoorlog zelf ongeveer twintig jaar jong waren. Vandaag is deze oorlog "meer in de mode", zoals Tardi het in een interview zei. Het is alleszins makkelijker om erover te praten, maar niet met om het even wat. Toch kreeg hij als reactie op de publicatie post van honderden briefschrijvers. Nooit eerder kreeg hij zoveel respons.
Loopgravenoorlog kwam maand op maand exact 75 jaar uit na de wapenstilstand van 1918.
• Tardi erkende dat bij het zoeken van documentatie steeds dezelfde foto's opduiken. En net dankzij zijn grote kennis terzake weet hij de waarheid achter de foto's te achterhalen. Zo zijn een reeks foto's met rellen uit de negentiende eeuw in werkelijkheid enkele weken na de gebeurtenissen genomen die in De Stem van het Volk aan bod kwamen. Duidelijk in scène gezet want ondertussen waren de straten schoongemaakt en de ruïnes heropgebouwd. Hij waarschuwde ook dat veel foto's uit de Eerste Wereldoorlog propagandafoto's zijn. De interessante foto's, genomen op het veld, authentiek en zonder bedoeling om ze in de pers te publiceren zijn extreem zeldzaam. Een vaak voorkomende foto om de Franse muiterij in 1917 te verbeelden toont een Frans executiepeleton die een Franse deserteur willen neerschieten. Alleen dragen ze allen het uniform van de periode 1914-1915. Nog een andere bekende foto is een Duitse aanval met bajonetten. De soldaten hebben allen gasmaskers op en bewegen zich tussen rook. Tardi draagt op om stil te staan bij de omstandigheden van de fotograaf. Hij kan dit onmogelijk met een gasmasker gemaakt hebben in de twee belangrijke seconden die de start van de aanval voorstelden. Deze foto werd genomen tijdens een oefening en is dus propaganda of in scène gezet.
• Tardi probeerde te begrijpen waarom de frontsoldaten het zichzelf hebben kunnen toelaten dat ze tussen de Duitsers vooraan en de gendarmes achteraan hebben laten klem zetten. Deserteurs werden zonder pardon geëxecuteerd. De meeste van die soldaten zaten ook liever thuis. Dit was geen oorlog om eer te behalen of te strijden voor een hoger goed. "Er zijn twee generaties vermorzeld, die zich pas later bewust geworden zijn van de mate waarin ze voor de gek gehouden zijn", besloot Tardi in een interview.
• Voor de personages nam Tardi polaroidfoto's van zijn vrienden en kennissen met een helm uit de Eerste Wereldoorlog op het hoofd. Hij komt zelf voor in de strip op pagina 69, 70 en 71 als soldaat Ackermann.
• Tardi verlaat zelden Parijs. Als hij zich al eens buiten de Franse hoofdstad in de natuur beweegt, is het dan nog om loopgraven te doorkruisen.
• In een interview voor het Nederlandse Stripschrift merkte Glénat-uitgever Paul Herman in 1987 op dat Tardi te veel emotioneel betrokken is bij de Eerste Wereldoorlog omdat familie van hem in die oorlog heeft gevochten. Herman dacht dat het thema hem te veel afschrikt. In Isabelle Avondrood vermijdde hij de oorlog zoveel mogelijk, zo liet Herman optekenen. Hij drukte wel zijn hoop uit dat Tardi ooit zijn grote verhaal over de Eerste Wereldoorlog zou maken. En dat kwam er dus wel.
• Laat je in Loopgravenoorlog niet afschrikken door de afgerukte ledematen en de weergave van rottende lijken. De werkelijkheid was veel gruwelijker.
• Hij vond dat oorlogsverhalen zich niet lenen tot kleur want er zijn weinig kleurdocumenten over de oorlog. Pas de laatste jaren duiken meer en meer zeldzame filmpjes op die in documentaires worden verwerkt over de oorlog. Je hebt ze vast al zien passeren op de oorlogszender Canvas...
• Met Didier Daeninckx maakte Tardi na Loopgravenoorlog het album De Laatste der Laatsten, ook weer over de Groote Oorlog. Soldaat Varlot van dezelfde auteurs (oorspronkelijk verschenen bij L'Association en vertaald door Oog & Blik) was daar een soort vervolg op dat oorspronkelijk werd uitgegeven als gelegenheidsuitgave in het kader van het film- en boekenfestival van Bergen. In Soldaat Varlot vond hij bij Daeninckx een zielsverwant die de schroom die hem ervan weerhield om nog explicieter te zijn in Loopgravenoorlog te laten vallen. Al meteen op de eerste platen worden uiteenspattende hoofden en rondvliegende rompen getoond.

• De Stripgidsdagen (het vroegere Strip Turnhout) wijdde in 1997 een grote tentoonstelling aan Loopgravenoorlog. Ze liep van 13 december 1997 tot 25 januari 1998. Hallucinante decors werden opgetrokken rond dertien originele loopgraventekeningen van Tardi. Aan de ingang lagen authentieke verkoolde balken die uit een recente brand in Turnhout gebruikt werden. Naar verluidt verlieten bezoekers lijkbleek en met tranen in de ogen de Warande, de culturele pleisterplaats van Turnhout. Ze moesten in het donker binnenkomen en zelf een uitweg zoeken in een doolhof van zandzakken. Deze zakken werden gevuld met echt hooi dat na verloop van tijd begon te stinken. Het personeel zou maanden later nog klagen over de stank van rottend hooi waarin ze moesten werken. Niettemin genoot de expo een internationale belangstelling en verhuisde nadien — zonder hooi — naar de stripfestivals van het Nederlandse Haarlem en het Franse Angoulême.
• Bij het uitbreken van de eerste Golfoorlog in Irak legde hij vergelijkingen met de Eerste Wereldoorlog. Net zoals in Irak werden 'wetenschappelijke wapentuigen' ingezet. 1914-1918 was de oorlog van de grote kanonnen en de gasaanvallen. Het was de eerste grote wetenschappelijke oorlog in de moderne twintigste eeuw. En dat er ook opnieuw in Sarajevo een burgeroorlog uitbrak, toonde voor Tardi minstens aan dat alle vredesverdragen sinds 1918 verre van alle problemen hebben opgelost.
• Samen met Loopgravenoorlog is Het Ware leven van de Onbekende Soldaat het album waar hij met meest aan hecht. Het is een van zijn meest persoonlijke albums, vol beginnersfouten maar met alle thema's die hem nu nog steeds interesseren.
Putain de Guerre! (Franse titel) is een nieuw oorlogsproject dat in november 2008 verschijnt bij Casterman, negentig jaar na het officiële einde van de Eerste Wereldoorlog. In opeenvolgende verhalen in kleur volgen we het chronologische verloop van de oorlog en het jaar 1919 via één hoofdpersonage. Het verhaal wordt voorgepubliceerd in drie maandelijkse krantjes die niet meer kosten dan een euro. Isabelle Avondrood 9 en Het Geheim van de Wurger kenden ook zo'n voorpublicatie, maar ook enkel in het Frans. Aansluitend zitten vier redactionele pagina's over een specifiek oorlogsjaartal van historicus Jean-Pierre Verney over de geschiedenis achter het stripverhaal. Zowel de krantjes als de strip worden niet vertaald, of toch niet in 2008. Na navraag bij Casterman bleek Putain de Guerre! een veel groter geheel te beslaan. Het album dat in november 2008 verschijnt, is het eerste deel van een tweeluik met de jaren 1914 tot 1916 gevolgd door een tweede deelmet de jaren 1917 tot 1919 dat in 2009 verschijnt. Deze twee strips worden daarna gebundeld in een lijvige integrale. Het is enkel deze integrale dat Casterman zal vertalen. Pas in 2009 dus. Als reden voor de niet-vertaling van het eerste deel werden onmogelijke deadlines opgegeven en ook omdat er achteraan een epiloog staat met Franstalige affiches die niet vertaald kunnen worden... waarbij een lezer ook wel zo slim genoeg zal zijn om te beseffen dat het reproducties zijn van echte, bestaande affiches uit het verleden. Ook in deel 2 komt deze epiloog voor die niet in de integrale wordt opgenomen.
• Een meer persoonlijk project is het in beeld brengen van zijn vaders dagboeken. In 1939 kwam hij in een Duitse gevangenis terecht, probeerde eruit te ontsnappen en moest vijf jaar wachten tot de Russen hem konden bevrijden. Toetredend tot het heldendom en met een blinkende medaille opgespeld, keerde hij huiswaarts waar iedereen hem doodwaande. Lange periodes van slapeloosheid vielen hem vervolgens te beurt: zijn matras was te zacht. Wat hem ook uit zijn slaap hield, waren de gevolgen van de collaboratie in zijn buurt. Hij reageerde hierop door zich opnieuw in te laten lijven in het leger. In 1946 werd Jacques geboren en groeide op in Duitsland. Vanaf dan toetst Tardi zijn herinneringen aan die van zijn vader. Neen, dit wordt geen album van amper 44 pagina's. Het wordt een autobiografisch epos in wellicht drie delen of een graphic novel. Tardi heeft geen idee wanneer het moet verschijnen. Maar hij verzamelt nog steeds documentatie over de Tweede Wereldoorlog. Dit is een project op lange termijn.