|
D
A T A S H E E T |
Tekenaar:
Didier Conrad
Scenarist:
Yann (Yannick Lepennetier)
Uitgever:
Den Gulden Engel (1986)
Dargaud (1996, 2000)
Eerste druk: 1986
Oorspronkelijke titel:
Les Innomables: Aventure en Jaune
Uitvoering:
SC, kleur (1986, 1996)
HC, kleur (1986, 2000) |
Quoi?
Oktober 1949, baai van Hong Kong. Het stuurloze schip
Torquemada boort zich een bloedige weg doorheen de
woonboten van Repulse Bay. De Britse havenpolitie
gaat aan boord. Ze vindt de ruimen van het schip leeg,
de bemanning vermoord. In de radiokamer hebben de
daders hun handtekening achtergelaten: het teken van
de Yellow Ox, een geheime piratenbende. De avond erop
ontsnapt iemand van de Torquemada. Ondertussen hebben
De Onnoembaren zich na hun avontuur in Borneo geïnstalleerd
in het drukbezochte bordeel De Purperen Lotus. Bij
het wegwerken van een in het heetst van de strijd
overleden klant redt Mac het leven van een jonge Chinese
vrouw. Alix is een communistische agente en zij weet
te veel. De verschrikkelijke kolonel Lychee zit haar
achterna.
Et alors?
Vandaag hebben Yann & Conrad
— ooit onlosmakelijk met elkaar verbonden door
meer dan een ampersand — veel van hun scherpheid,
cynisme en grimmigheid verloren. Of ze dat nu willen
of niet: het zijn burgermannetjes geworden. Toch betekende
de eerste lezing van De Onnoembaren en in
het bijzonder Gele Geschiedenis voor velen,
zowel lezers als collega's, een openbaring in het
weekblad Robbedoes of in album.
Er stond iets te gebeuren. Er dreigde gevaar. Goed
en kwaad liepen in elkaar over. En dan hebben we het
niet alleen over de carrière van de auteurs
in die tijd. In Gele Geschiedenis zat Tony
nog in de kast, had Tim nog geen Marilyn Monroe
als kortstondige geliefde en was Mac nog
niet blindelings ten prooi gevallen aan een verscheurende
liefde voor zijn Alix.
Aantal genomineerde albums
van Conrad: 3/440
Aantal
genomineerde albums van Yann: 10/440
|
Faits
divers (Yann & Conrad):
• Yannick Lepennetier
werd op 25 mei 1954 geboren in Marseille. Zijn vader
was een kapitein op de lange vaart, zijn twee broers
werden dokters.
• Didier Conrad zag het levenslicht op 6 mei
1959 in dezelfde Franse kuststad aan de Middellandse
Zee.
• In Un Harem de Papier (een monografie
over Yann uit augustus 2004) opende de scenarioschrijver
een boekje over zijn jeugd: "Eigenlijk was ik
nóg jonger, maar daarvóór noem
ik het geen zelfmoord. Enkel de zin om de 'vertoning'
daar te eindigen. Met de film die voor je ogen rolt
en waarin ik onvrijwillig de acteur ben, hield ik
me echter niet bezig. Ik heb uiteraard een autistische
fond. Ik zat soms buiten op de vensterbank van mijn
kamer, sloot de ogen en overdacht mijn leven. Wat
me steeds heeft tegengehouden om te springen, denk
ik, is dat er in die periode een hond steeds onder
het raam een drol achterliet. De idee om me te pletter
te storten in een hondendrol leek me te zielig. Vandaar
dat ik terug mijn kamer inging, me op het bed neervlijde
en een goeie ouwe Suske en Wiske las. Aan
alle chronische depressievelingen raad ik trouwens
De IJzeren Schelvis aan." Dat gebeurde
op zijn achtste. De zelfdodingsgedachten zouden nog
duren tot zijn twintigste. Een aanleiding is te vinden
in de vele afwezigheden van zijn hard werkende vader,
die zeevaarder was op een cargoschip, en Yanns zwarte
kijk op de (vertekende) werkelijkheid door het lezen
van zijn verzameling boeken. Na het verschijnen van
deze en andere openhartige uitlaten in dit interviewboek
heeft Yanns vader sindsdien niet meer gesproken met
zijn zoon.
• Op school werd Yann door de joodse leerlingen
aanzien als een van hen. Hij werd uitgenodigd op alle
barmitswa's van zijn vrienden terwijl hij door de
Arabieren werd beschimpt omdat hij een jood zou zijn.
Voor alle duidelijkheid: Yann is helemaal geen jood.
Hij kwam uit een streng religieus, Bretoens-katholiek
nest. Later zou hij met zijn reeks La Patrouille
des Libellulles getekend door Marc Hardy,
nog beschuldigingen krijgen voor racisme, antisemitisme
en fascisme. Nochtans lachte hij in deze harde satirische
reeks met zowel joden, gaullisten als nazi's. Adolf
Hitler kreeg er even veel van langs als Charles
de Gaulle.
• Yann beweerde dat hij net zoals Maurice
Tillieux, Hergé en
André Franquin een onprettige
jeugd meemaakte. Hij vertelde in Yann & Conrad.
Une Monographie dat Franquin hem ooit toevertrouwde
dat hij in zijn jeugd elke dag een spoorwegbrug overstak
en zich afvroeg of hij zou springen of niet. Verder
verzekerde Franquin hem dat De Mesmaeker grafisch
leek op zijn bloedeigen vader en dat het ernstige,
kolerieke personage een soort wraak was op zijn vader.
•
Op zijn vijftiende werkte Yann al samen met Edith
voor een eerste versie van Basil et Victoria.
Naast een latere, meer concrete samenwerking voor
een albumreeks bij Les Humanoïdes Associés
leverde het hem ook nog een vriendin op. Ediths zuster
Agnès trouwde later met Yann.
Het huwelijk leverde ondertussen twee zonen op.
• In Robbedoes 1865 uit 1973 verschenen
Conrads eerste gepubliceerde strippagina's in Vrij
Vel, de rubriek waarin tekenaars (aanvankelijk
gevestigde waarden, later jonge talenten) twee pagina's
carte blanche kregen om hun talent te tonen. Hij verveelde
zich die zomer en tekende wat voor de rubriek. Na
publicatie wist Conrad al dat hij voor Robbedoes
wilde werken. De redactionele inleiding voorspelde
de veertienjarige een lange toekomst. Twaalf nummers
later (in nummer 1877 van 1974) was Yann aan de beurt
met een soort parodie op Guust Flater, zo trouw mogelijk
aan Franquins tekenstijl. Hij publiceerde onder de
naam Balac.
• Na een studie in de reclame en de architectuur
wilde Yann het maken als tekenaar. In 1974 debuteerde
hij dus in Robbedoes met een Vrij Vel.
Zijn broers hadden hem op het bestaan van Robbedoes
en de rubriek attent gemaakt. In een weekendje maakte
hij de twee benodigde strippagina's. Het waren zijn
eerste ooit, over een student met een haardos, groene
trui met rolkraag en een tekenstijl die duidelijk
geïnspireerd was op Guust Flater van
Franquin. Hij zat toen in zijn derde jaar architectuur.
Vervolgens stuurde hij regelmatig nieuwe pagina's
op, steeds in dezelfde Franquin-achtige stijl met
Guust Flater als voorbeeld. Hij vroeg zich
af waarom hoofdredacteur Thierry Martens
ze niet allemaal, maar slechts een paar ervan publiceerde.
• Conrads Vrij Vel-bijdrages waren
grimmiger dan die van Yann. En dat voor een veertienjarige.
Uit de summiere biografische gegevens bij het Vrij
Vel van de jonge tekenaar leerde Yann dat hij
in Marseille woonde, net zoals hijzelf. Een van Yanns
broers zocht in het telefoonboek naar de naam Conrad
en vond er drie. Zijn moeder belde vervolgens de lijst
af en kreeg de moeder van de knaap aan de lijn. Dat
was in 1973. Yann was toen negentien.
• Na Conrads Vrij Vel kreeg hij het
hoog in de bol. Hoewel zo jong ervaarde hij het al
snel als normaal dat zijn werk werd gepubliceerd.
De stripjes die de ronde deden op school vielen trouwens
ook al in goede aarde. Hij begreep dus niet dat al
zijn opgestuurde strips naar Dupuis
daarna werden geweigerd. De reden was dat er geen
evolutie in zijn tekenwerk te merken was en dat was
toch de bedoeling van de rubriek. Hij weet het voor
een stuk aan de verre ligging tussen Marseille en
Brussel. Mocht hij iemand als Tillieux vóór
zich hebben gehad, iemand van wie hij kon leren, dan
zou er een snellere vooruitgang gebeurd zijn, beweerde
hij. Een tweede Vrij Vel was een westernverhaaltje
dat geen potten brak.
• Conrad zag een toekomst zoals zijn moeder
het zag niet zitten. In plaats van ingenieur wilde
hij iets artistieks doen. Hij hield altijd al van
de grote neuzenstrips uit Robbedoes en Kuifje,
de Waalse strips kortom. Maar hij vond wel dat die
tekenstijl zich ook leende om een volwassener verhaal
te vertellen. Van Robbedoes stapte hij als
lezer over naar Métal Hurlant. Het
waren die twee strekkingen die hij wilde combineren.
Bovendien hield hij van de zwartere Amerikaanse cinema
zoals Midnight Cowboy en Little Big Man
met Dustin Hoffman of oudere
Franse films. In die tijd waren films gewelddadiger,
ook in vergelijking met strips.
• In hun jeugd ontleenden Yann en zijn broers
elke zondagmiddag in een parochie elk drie albums.
In een paar jaar tijd hadden ze de complete catalogus
van Dupuis en Lombard gelezen. Franquin,
Tillieux, Peyo, Raymond Macherot
en Edgar-Pierre Jacobs genoten zijn
voorkeur. Het Nest van de Marsupilami's, Poezekat
en de Krompier en alles van Guus Slim waren
zijn favoriete albums. Franquin vond hij goed om de
tekeningen, maar Tillieux en Peyo (vooral met Johan
en Pirrewiet en een meesterwerk als De Smurführer)
vond hij op scenariogebied erg sterk.
• Naast strips las hij vaak de romannetjesreeks
Bob Morane van Henri Venres die
hij later nog zou parodiëren. Hij verzamelde
laat in de jaren tachtig trouwens de gouacheschilderijen
voor
de boekencovers van
Pierre Joubert. Joubert is by
the way een sleutelfiguur in de carrière
van Emmanuel Lepage...
• Yann erkende ook het talent van René
Goscinny, maar meer voor zijn eerste Lucky
Luke-albums dan voor Asterix. Conrad
daarentegen hield van Asterix. In zijn werk
is dat te merken door de manier waarop hij dikke ("Wie
is hier dik?") personages tekent zoals Mac en
de zwarte kapitein O'Rourke.
• Conrad heeft Zwitsers bloed door de aderen
stromen. Yann dan weer Bretoens. Er is dan ook nog
het leeftijdsverschil van vijf jaar. Enkel in hun
werk was er in het begin een gemeenschappelijk punt.
Een eerste ontmoeting was aan de orde. In Marseille
was er toch niemand anders met eenzelfde fascinatie
voor strips hoewel Belgische stripalbums in die tijd
slecht werden gedistribueerd in het zuiden van Frankrijk.
• Omdat Yann vijf jaar ouder was, raakte hij
gefrustreerd dat zijn hoge productie niet sneller
kon getekend worden. Zijn architectuurstudie had hij
al opgegeven voor het weekblad.
• De betaling voor hun werk was archislecht.
Voor een Belg zou het nog oké zijn, maar het
leven in Frankrijk was duurder. Yann bleef bij zijn
ouders wonen. In die tijd had Robbedoes de
gewoonte om strips te bestellen die snel moesten gemaakt
worden aan een tempo dat niet haalbaar was voor de
twee jonge Fransen. De Belgische auteurs hokten steeds
vaker samen en konden kosten delen. Het samenhorigheidsgevoel
onder hen vergrootte.
• Yanns eerste indruk van Conrad op hun eerste
ontmoeting was niet positief. Hij vond hem een bruut.
Yann had strippagina’s van zichzelf meegenomen
om aan Conrad te tonen. Veel waren er dat niet. Op
die vier of vijf pagina's stonden dan nog enkele naakten.
Conrad reageerde knorrig en ontgoocheld en ging in
een hoekje zitten. Nerveus geworden vroeg Yann of
Conrad zijn tekeningen kon tonen. Hij opende een kast
die uitpuilde van de papieren. Het verschil was duidelijk.
Yann had zich met zijn Vrij Vel een weekend
lang geamuseerd om zelf eens een strippoging te wagen
terwijl Conrad al jaren lang tegen de sterren op platen
produceerde met als enig doel striptekenaar te worden.
En weg was de negatieve eerste indruk. Het begon hem
te dagen dat er een samenwerking mogelijk was, al
zeker omdat het schrijven van verhalen hem meer aanstond,
hoewel het als beroep nog niet in het achterhoofd
zat.
• Over Sergio Leone, Stanley
Kubrick en over films als The Conversation
of French Connection konden ze uren doorbomen.
Hun smaak had raakpunten en hun gevoel voor humor
ging eenzelfde richting op. Omdat ze allebei wat problemen
hadden met hun ouders was er de agressieve drang naar
vrijheid. Genoeg stof tot inspiratie voor het bedenken
van verhalen, anders dan wanneer iemand gelukkig zou
zijn en niets te vertellen had.
• Yann en Conrad maakten samen een Vrij
Vel, maar de handtekening van Conrad verdween
bij de druk. Het is het verhaal in nummer 1950 van
28 augustus 1975. Conrad tekende het personage, striptekenaar
Durock, in een verhaal waarin Yann zichzelf tekende.
• Yann had op jonge leeftijd zwarte gedachten.
De maatschappij die hem door zijn ouders werd gepresenteerd,
stond hem niet aan en hij kampte met zelfdodingsgedachten.
De zeldzame dingen die hem aanspraken op artistiek
niveau met een geniale
uitstraling lieten kunstenaars toe om ervan te leren,
zichzelf bij te schaven, om œuvres op te bouwen
en kunst te creëren. Yann had het moeilijk om
daar als individu aansluiting bij te vinden, wat frustrerend
werkte. Hij gooide zich dan maar op het obsessief
verzamelen van boeken, postzegels, vliegtuigmaquettes,
mineralen en uiteraard strips. Maar de vraag wat er
na zijn zelfdoding met zijn collecties zou gebeuren,
deed hem afzien van het plan. Conrad was veel zefverzekerder.
Hij vond ook dat hij beter kon tekenen dan Yann.
• Wanneer Yann zijn bac (een soort
middelbare school) beëindigde, moest Conrad er
nog aan beginnen. Het zou nog een jaar kosten vooraleer
ze op een hoger professioneel echelon uit de startblokken
konden schieten. En dat vlotte niet in het begin.
Hun platen werden overal geweigerd. Ofwel was het
te agressief, of te veel dit of te weinig dat. Bij
Fluide Glacial werden ze zelfs de deur uitgewerkt.
Hoewel hun voorsprongetje bij Robbedoes met
eerder gepubliceerde Vrij Vel-pagina's vond
het duo dat hun werk beter in Pilote of Fluide
Glacial paste. Het Robbedoes-weekblad
uit die periode vonden ze niet goed meer tot Yvan
Delporte en Franquin de kans kregen de bijlage
Le Trombone Illustré te maken. Daarvoor
wilden ze wel naar Brussel afzakken om hun ideeën
voor te stellen. En in het andere geval kennis te
maken met de Trombone-ploeg. Helaas voor
het duo kwamen ze bij de redactie aankloppen in dezelfde
week dat Le Tromboine Illustré niet
langer mocht verschijnen. Dat gebeurde in 1977. Toch
werden ze vriendelijk onthaald, maar hun projecten
werden ook hier geweigerd. Conrad dacht dat hun subversieve
teksten minder zouden opvallen met een brave, komische
tekenstijl. Maar de redactie had het wel gezien! Ze
waren minder dom dan het duo verwachtte.
• Conrad kreeg echter wel het voorstel om iets
te doen voor het blad. Raoul Cauvin
en daarna Delporte hadden vaag beloofd hem een scenario
op te sturen. Door gebrek aan tijd van Cauvin kwam
het er niet van. Voor Conrad bleef het bij wat losse
schetsen. De traditionele serie in het vooruitzicht
beloofde niet interessant te worden. Conrad wilde
het metier wel leren, maar wist niet op welke manier.
Later leerde hij dat het geen pas gaf om scenaristen
en projecten te weigeren die Dupuis voorstelde. Daarmee
isoleerden ze zich van de rest.
• Het duo werkte dan aan een nieuw project over
een middeleeuws gezin met vijftien kinderen waarvan
de jongste niets erfde en dan maar kruisvaarder wordt.
De idee dat hij het graf van Jezus Christus
zou helpen bevrijden van de muselmannen staat de jonge
kruisvaarder aan, net zoals het roven van land dat
toebehoort aan de barbaren en het plegen van gewelddadigheden.
Maar in het Beloofde Land aangekomen merkt hij dat
het land en zijn inwoners geraffineerde en gecultiveerde
mensen zijn. Hij komt tot het besef dat zijzelf de
barbaren zijn. Het project beviel de redactie van
Robbedoes (uitgegeven door het streng-katholieke
Dupuis) niet. Conrad had daar trouwens proefplaten
voor getekend die op de redactie werden gestolen.
• Snel daarna zouden ze werken aan een
nieuw —
naar eigen mening — glorieus
project over de detective Pinkerton van hetzelfde
detectivebureau dat echt heeft bestaan. Het hoofdpersonage
was een rotzakje dat denkt dat hij alle vrouwen kan
krijgen. In zijn onderzoeken wordt hij bijgestaan
door zijn broer, een kind. Het decor was het Amerika
van 1890. Deze voorloper van Cotton Kid viel
ook al niet in de smaak omdat het noch een western
noch een detectivereeks was.
• De geweigerde projecten begonnen een dramatische
weerslag te geven op hun leven. Er moest brood op
de plank komen. Het duo werd agressief. Tegelijk kregen
jonge Belgen als Frédéric Jannin,
Bernard Hislaire, Christian
Darasse en André Geerts hun
kans met lieflijke verhaaltjes. Yann en Conrad zagen
hun blad Robbedoes veranderen in iets poëtisch.
• Als auteur in de dop heeft Yann ook zijn portie
zwarte sneeuw gezien. Veel tekenaars hadden de idee
dat zij eigenlijk de echte eigenaar zijn van een serie.
Ze behandelden hem daarom als minderwaardig. "Als
een neger", omschreef Yann het. Er waren tekenaars
die hem om ideeën voor gags vroegen en hem daar
nooit voor betaalden. Yanns naam betekende in die
paar jaar niets. Op zijn best werd hij uitgenodigd
voor een etentje.
• L'Incommensurable Abomination de Cthuluh
was een eerste stripproject voor een langer verhaal,
een sciencefictionstrip uit 1978. Tot meer dan een
flink aantal proefplaten kwam het niet.
• En steeds bleef de Robbedoes-redactie
hartelijk en open staan voor discussie. Ze waren al
blij dat er Fransen geïnteresseerd waren om voor
het blad te werken. Hoofdredacteur Thierry
Martens had tekeningen gezien van Conrad
en vroeg of hij iets wilde maken voor Robbedoes.
Conrad antwoorde blasé: "Ja, waarom niet..."
goed weten dat in de voorbije jaren veel Vrij
Vel-kortverhalen en projecten werden geweigerd.
Smit le Bénédicte,
alias Mythic (Alfa, Rubine)
was een van de scenaristen die tijd voor hem hadden.
Conrad hield erg van zijn Gaffel en Gitaar
dat hij voor Hardy schreef. In 1978 begon daaruitvolgend
Conrads eerste serie Jason (een komisch fantasyvehikel)
in Robbedoes te lopen op scenario van Mythic.
Twee verhalen van 22 pagina's raakten gepubliceerd.
Het was meteen een leerproces. Was hij in staat om
met enige regelmaat en met een grote consistentie
het langere werk aan te kunnen? Door rekening te houden
met commentaren slaagde hij in de test. Maar het zou
nog beter kunnen als hij niet zo ver woonde. Jason
raakte snel na afwerking gepubliceerd en Robbedoes
betaalde goed. Over het gedrukte resultaat schaamde
Conrad zich wel. Hij stond inmiddels al verder op
grafisch gebied.
• Mythic was een veeleisende scenarist. Hij
liet Conrad stadsgezichten tekenen en haast onmogelijk
te verstrippen prentjes. Mythic zag het te filmisch.
Allebei waren ze ontgoocheld over het resultaat en
er kwam geen vervolg op hun samenwerking. Conrad stelde
dan aan Yann voor om als duo verder te gaan. Daarbij
stelde hij als jonkie wel enige voorwaarden wat op
Yann als autoritair overkwam. En hop, het plan werd
al afgevoerd. Het duo splitte. Yann ging zijn eigen
weg en kon samenwerken met andere tekenaars vooraleer
weer bij Conrad uit te komen. Intussen had Tome
aan Conrad voorgesteld om een scenario van hem uit
te tekenen, maar Conrad antwoordde dat hij niet geïnteresseerd
was. Hij wilde alleen met Yann samenwerken.
• In Robbedoes 2143 van 10 mei 1979
stond in hetzelfde nummer de twee laatste pagina's
van Jason, maar ook het kortverhaal Sawfee,
een westernparodie van zes pagina's met een versie
van Clint Eastwood in de hoofdrol
en eigenlijk een voorlopertje van Tony. Het was een
van de eerste kortverhalen van Yann en Conrad in Robbedoes
na hun Vrij Vel-avontuur. Een jaartje later
startte De Onnoembaren.
•
Een van de eerste woordjes die Yann in België
leerde was "speculoos". Het zou nog leiden
tot het personage met dezelfde reeksnaam Célestin
Speculoos (van tekenaar Denis Bodart).
Het was ook een beetje een knipoog naar Blueberry
die met een verfranste naam eigenlijk Myrtille
zou moeten heten.
• In 1981 sieren de befaamde Hauts de Page
het blad Spirou. Datzelfde jaar werd het
Onnoembaren-verhaal Cloaques door
de redactie geweigerd.
• De verandering bij Robbedoes zette
zich in met iemand als Jannin die in Le Trombone
Illustré German en Wij publiceerde
dat daarna naar Robbedoes verhuisde. De stijl
was niet meteen de gekende school van Marcinelle.
André Geerts, Frank Pé en
Hislaire kwamen kort daarna aan de bak. Van hen allen
stond Conrad dan nog het dichtst bij de traditionele
Dupuis-school.
• Hun eerste 'vijand' op de redactie was de
entourage rond Bernard Hislaire. Zij wilden een sfeer
uitdragen die poëtisch was en in die trant maakte
Hislaire enkele illustraties die het blad opfleurden
in hoekjes die moesten opgevuld worden. Het duo kwam
deze natuurlijk ook onder ogen. Met hun gebruikelijke
tact zeiden ze dat het rommel was, niet eens grappig.
Toenmalig hoofdredacteur Alain De Kuyssche
daagde hen uit om dan maar zelf met wat beters te
komen. Ze tekenden vervolgens enkele gags en de redactie
vroeg om hen een dozijn per week te leveren waaruit
ze konden kiezen. Yann schreef er een twintigtal,
Conrad selecteerde de helft en schreef er zelf nog
een stuk of twee bij die Yann kon aanpassen als ze
niet grappig genoeg waren. En zo konden ze aan de
slag voor Les Hauts de Page, die de bovenkant
van veel pagina’s sierden. De onderkant, Les
Bas de Page, waren voor een andere tekenaar,
Frank, met onder andere De Eland.
• Voorheen maakte Stéphane Colman
tekeningen voor de bovenrubriek. Meer dan de herdenking
van verjaardagen van personen of uitvindingen was
dat niet. De ideeën en uitwerking waren slecht,
vonden Yann en Conrad. In die dagen hadden ze de gewoonte
om op de redactie alles te bekritiseren wat hen onder
ogen kwam.
• Ze wilden het dus beter doen. 's Nachts werkten
ze op de redactie (waar ze voorlopig logeerden) aan
een weekproductie van eigen gags. ’s Morgens
kon De Kuyssche ze op zijn bureau terugvinden. Hij
moest ermee lachen en stuurde ze naar de drukkerij.
Zo snel viel de beslissing. En ook de opdracht om
nieuwe gags te verzinnen voor de volgende week. Niet
goed wetend hoeveel nummers dit zou duren, toog het
duo aan het werk.
• De auteurs waren pendelaars geworden tussen
twee steden. De ene keer konden ze overnachten op
de redactie, de andere keer sliepen ze thuis in Marseille.
Er werd 's nachts op en af gereden naar Marseille
en Brussel in de wagen van Conrad. Op een keer had
Conrad een oorontsteking en moest Yann bijgevolg rijden.
Hij viel in slaap en kwam weer wakker terwijl de zijkant
van de wagen langs een metalen vangrail schuurde.
Ook Conrad schrok op en liet daarna Yann nooit meer
rijden.
• Al vlug namen ze in hun strookjes tekenaars
op de korrel waarvan ze vonden dat ze hun werk niet
goed deden. Gevestigde tekenaars van wie bleek dat
ze betaald worden per plaat en die hoge verkoopcijfers
haalden en die men daarom niet meer durfde te bekritiseren
vond Conrad onrechtvaardig. Hij wilde hen op de vingers
tikken. Ze waren het niet waard om bevoordeeld te
worden. Mensen die hij niet apprecieerde, maar toch
hun werk goed deden, was een andere zaak. Die liet
hij ongemoeid. Met die andere tekenaars gaf men een
signaal aan auteurs dat ze best konden afkomen met
platen die net zo min van kwaliteit waren en hen dan
nog het excuus gaven dat hun tekenwerk niet slechter
was dan wat er nu werd gepubliceerd. Het was een strijd
tegen de middelmatigheid. Het was een aversie tegen
reeksen en verhalen als Archie Cash, de verstripte
verhalen van Daudet door Mittéï,
Geniale Olivier, Al Alo, Sam en de Beer,...
• Tussen de geviseerde auteurs zaten Cauvin,
Stephen Desberg, Jacques
Devos, Lucien Degieter,
Gos, Roger Leloup,
Mitteï, maar ook Franquin en hun vriend Hislaire.
• Degieter was de eerste die als geviseerde
auteur reageerde op een gag. Hij kon niet lachen met
Papyrus die een sigaret rookte via zijn gat om longkanker
te vermijden. Het duo stelde voor dat hij een recht
van antwoord liet publiceren, waar hij ook op inging.
Vervolgens maakten Yann en Conrad op hun beurt een
recht van antwoord op Degieters recht van antwoord.
Dat was het halvepaginastripje De Sigaretten van
de Farao, een avontuurtje van Talk en Baltimore
in Robbedoes 2254 als parodie op Blake
en Mortimer die in een crypte een als farao uitgedoste
Degieter aantreffen. In het laatste plaatje maakt
Papyrus reclame voor sigaretten. Hoewel het niet de
bedoeling was om kwaadaardig te zijn, was Degieter
furieus en schreeuwde het op de redactie uit dat ze
hem belachelijk hadden gemaakt, dat ze smeerlappen
waren en oorvegen verdienden.
• De eerste twee strookjes die geweigerd werden,
gingen over Jacques Devos, tekenaar van Geniale
Olivier.
• Jonge collega's namen het duo ook bij de arm
door te zeggen dat ze gek geworden zijn en dat ze
er zelf nog wel zouden zijn als zij werden ontslagen.
Yann herinnert zich hun namen niet meer. Die voorzichtige
tekenaars publiceren vandaag niet of amper.
• Het duo ondervond dat er een garde tekenaars
was die het duo liever zag vertrekken. Van Roger Leloup
ontvingen ze een brief met een Yoko Tsuno in de hoofding
die een bloem vasthoudt. Hij vroeg hen via de brief
waarom ze zo gemeen waren, waarom ze zijn Yoko, die
nochtans zo lief en braaf was, lastigvielen. Hij vertrouwde
hen nog toe dat ze hem aan het huilen brachten, dat
hij hun haat niet begreep terwijl hij nochtans goed
werk leverde en dat het zo makkelijk was om gemeen
te zijn. In een gag ging het over de weinig gevulde
boezem van Yoko. In een veel latere reactie in 2007
zou hij daar nog een heel discours over opzetten dat
Japanse vrouwen sowieso minder boezem hebben. Wat
Leloup dan nog niet wist, is dat de heren op hun nachtelijke
tochten op de redactie originele platen vonden van
Leloup. Ze tekenden druppels onder wagens, maar ook
tussen de billen van Yoko Tsuno, alsof ze lekte. De
hoofdredacteur krabde 's anderendaags de piepkleine
druppels weg met een mesje. Gelukkig vond hij ze telkens
allemaal terug.
• Kan kloppen, maar de gevolgen moest het duo
zelf dragen. Ze logeerden op een zolderkamer van de
uitgeverij waar twee veldbedden stonden waarop ze
konden rusten en slapen. Op een dag stond Mittéï
aan de deur. Hij was boven zijn theewater. Hij zei
dat hij hen allebei op de muil kwam slaan. "Ja,
ja! Eerst mij, nee mij..." antwoordden de twee
auteurs. In het nauw gedreven, liet Mittéï
zich zakken op een van de twee bedden en kloeg: "Jullie
zijn gemeen, mijn zoon kijkt op me neer, hij lacht
met jullie Hauts de Page, mijn prestige staat
op het spel..."
• Iemand als Gos daarentegen, van wie zijn Melkwegers
werden omschreven als wezens die slechts één
teelbal hadden en dan nog als antenne op hun hoofd,
moedigde hen aan om verder te gaan. Zij brachten hem
aan net lachen. Maar het had een averechts affect.
Van de weeromstuit hadden ze het nooit meer over de
Katamarom en de Melkwegers.
• Yann en Conrad waren zo'n beetje halve redactieleden.
Zij het met veel moeite wisten ze jonge auteurs te
enthousiasmeren voor het blad zodat kleine tekeningetjes
om hoekjes op te vullen het waard waren te lezen of
te bekijken. Dat leverde veel appreciatie op van De
Kuyssche, die op zijn beurt investeerde in het motiveren
van auteurs om er iets tofs van te maken.
• De Kuyssche hield hen een hand boven het hoofd.
Het blad had nieuw bloed nodig en een nieuwe smoel.
Ook Charles Dupuis kneep een oogje
toe (ondanks de vele telefoontjes van oudere tekenaars
die hij ontving) want zijn sterauteur Franquin was
een fan van hun werk. Toch werd José
Dutillieu, die van een audiovisueel filiaal
van Dupuis kwam, aangesteld als "conceptdirecteur",
een lege huls om hun werk te controleren en tegelijk
de ontevreden auteurs te sussen. Omdat klachten bij
De Kuyssche toch geen resultaat opbrachten, klopten
de geviseerde auteurs dan maar aan bij Dutillieu.
Het duo had hem echter in de greep dankzij zijn ijdelheid.
Ze hadden hem afgebeeld in een paar gags en daar was
hij bijzonder trots op. Hij heeft trouwens nooit kunnen
uitleggen wat zijn functie "conceptdirecteur"
eigenlijk inhield.
• De Kuyssche werd ontslagen op vraag van
Michel Dupuis, de kleinzoon van Charles.
Michel wilde terug naar de Robbedoes van
vroeger. Les Hauts de Page waren een van
de oorzaken voor het ontslag.
• Dutillieu nam het recht om van de voorgestelde
gags deze te weren waarvan hij niet hield of degene
die hij niet snapte. Hij schrapte er veel. Toen kwam
het duo op de idee om er enorm veel te maken met zeer
harde, slechte en bijna pornografische grappen. Dan
zou hij er toch nog doorlaten die minder erg leken.
Helaas werden er enkele doorgelaten die hij niet eens
had gezien en waarvan het zeker niet de bedoeling
was dat ze zouden gepubliceerd raken, bijvoorbeeld
een grap over een worm die een sigaret sodomiseert.
• Een andere gag ging over de grote directeur
Charles Dupuis zelf. Dutillieu kon er niet mee lachen
en dreigde dat hij het zou laten zien aan Dupuis.
Zijn bedreiging ten uitvoer brengend had hij niet
verwacht dat Dupuis het grappig vond en het goedkeurde
voor publicatie.
• In een gag brachten ze Eric Maltaite
en Stéphane Colman die zich amuseren
in Griekenland. Ze lieten hen doorgaan voor een homokoppel.
Maltaite en Colman vonden dat zeer plezant en vonden
het een eer om vermeld te worden.
• Daarnaast kon het duo ook rekenen op medeplichtigen
op de redactie en bij de drukker. Zo kwam een snelkoerier
soms grappen ophalen in Marseille om ze sito presto
naar de drukkerij te brengen en zo Dutillieu te kortsluiten.
Tussen deze grappen werden er gepubliceerd waarin
de "conceptdirecteur" belachelijk werd gemaakt
en er enkel was om hen te censureren. Het duo zocht
duidelijk oorlog en dacht dat andere jonge auteurs
wel mee zouden staan op de barricades, maar niets
was minder waar. Uiteindelijk stonden ze er alleen
voor.
• Na acht maanden maakte José Dutillieu
een eind aan Les Hauts de Page. Maar de culturele
revolutie was al gemaakt. Dutillieu was een oud-koloniaal
die te pas en te onpas anekdotes opdiste uit voormalig
Congo. Anekdotes in de trant van "Ah bien,
op een dag hebben we in Afrika een zwarte gedood.
Ah bien, we zijn snel weggegaan om ons niet
te laten pakken en het kadaver voor de 'kokrodillen'
te gooien". Het duo verloor op slag alle respect
voor de man. Ze vonden elkaar wel eens terug in het
kantoor van Dupuis. Toen regende het verwijten dat
Dutillieu alle facturen blokkeerde en dat ze zo niet
konden werken, dat ze tijd verloren terwijl ze zoveel
moesten doen. Dutillieu wist niet goed hoe hij daarmee
moest omgaan. Het argument was dat hun werk hen lezers
zou kosten, wat niet waar was want Robbedoes
was al wat langer meer in your face geworden.
Op het moment van Les Hauts de Page stabiliseerde
de verkoop, wat een overwinning op zich was. Daarna
slonk de verkoop opnieuw. De verschillende partijen
bevonden zich in een situatie waarin alles werd beslist
door Dupuis die geen beslissingen nam.
• Nadat Les Hauts de Page werden afgevoerd
door Spirou, klopte Glénat
aan de deur om het avontuur verder te zetten voor
hun maandblad Circus, maar het duo hapte
niet toe. De referenties en de tijdschriftcultuur
waren bijlange niet dezelfde.
• Yves Schlirf wilde een boekje
uitbrengen met alle Hauts de Page-gags, de
gecensureerde incluis. Toen dat ter ore kwam van enkele
geviseerde tekenaars kreeg hij zijn portie brieven
van advocaten in de bus. Daarin werd gedreigd met
een proces als hij tekeningen met hun figuren zou
uitgeven. Schlirf vond er niets beter op dan alle
herkenbare personages met een zwart balkje voor de
ogen af te beelden zodat de auteurs geen verhaal konden
halen. Yvan Delporte bemiddelde dan nog om de tekenaars
uit te leggen dat het allemaal maar om te lachen was.
Een van de voorwaarden evenwel was dat er geen herdruk
mocht verschijnen. Dan nog kreeg Schilrf commentaar,
maar na verloop van tijd ging de storm liggen. In
1981 verscheen dan Huits Mois dans l'Enfer des
Hauts de Page in een oplage van duizendvijfhonderd
exemplaren, Yann & Conrads allereerste album.
In 1989 verscheen een piraateditie op duizend exemplaren
en nog eens een illegale editie in 1993 op honderd
exemplaren.
• Op een dag kwam de Waalse staatsomroep RTBF
filmen op de redactie van Spirou. Dat was
in de periode van Driedubbel Nul. Als Fransen
werden ze gescheiden van de Belgische groep redacteurs
en dat schoot in het verkeerde keelgat. Er was niet
echt een misprijzen tegenover Franse buitenstaanders,
maar in het verleden had de redactie wat problemen
met de ietwat rebellerende houding van vooral Bretoense
tekenaars als Jean-Claude Fournier
en Malo Louarn. Yann verzweeg dat
hij zelf van Bretoense afkomst was. De Belgische redactie
had wat moeite met de pretentieuze houding van Franse
auteurs.
• Het duo overnachtte ofwel op de redactie of
bij Hislaire. Wanneer het eerste voorviel, dan kwam
Hislaire het duo wel eens vervoegen samen met een
paar andere tekenaars. Ze amuseerden zich door in
kasten en laden op de redactie te snuisteren met het
oog op het vinden van rapporten die naar Dupuis moesten
verstuurd worden. Eigenlijk was het spionage, en De
Kuyssche wist ervan. Ze lazen contracten, maakten
fotokopies, ze stelden een archief samen over de uitgever
en kenden alle geheimen en de prijsafspraken tussen
de uitgever en de auteurs. Wanneer ze zelf onderhandelden
voor nieuwe contracten, misbruikten ze uiteraard deze
voorkennis. Op een van die nachtelijke tochten vond
het duo een memo van Thierry Martens waarin stond
dat de uitgeverij nooit een album zou uitgeven van
Yann en Conrad. Er stond: "Geef ze niet uit;
laat ze een album uitbrengen bij de concurrentie,
dat zal hen kalmeren en ze zullen teneergeslagen terugkomen".
Dat stelde hen enigszins gerust want zo konden ze
het zeker op een ander beter treffen, mochten ze ooit
ontslagen worden. José Dutillieu had ook een
kast met fiches over alle auteurs die gequoteerd werden
op tekeningen, stijl,... Het duo wist de sleutel te
bemachtigen en de fiches te kopiëren.
• Frank had ontzag voor het duo. Op een avond
wilde hij hen bezoeken op hun zolderkamertje bij Dupuis.
Hij klopte aan en hoorde wat zeggen. Hij kwam binnen
en zag hen allebei op hun bed liggen. Conrad zei met
wijd opengesperde ogen dat hij wel hoorde kloppen,
maar niet gezegd had dat Frank mocht binnenkomen.
Frank voelde zich even geterroriseerd hoewel er niets
ernstigs aan de hand was.
• Nadat Le Trombone Illustré
ermee moest stoppen in 1977 wilde een bende Marseillanen
in 1982 een nieuw nummer maken van het blad voor een
of andere handelsschool. Maar omdat Franquin aan Dupuis
had beloofd dat hij nergens anders Le Trombone
Illustré zou maken dan in Spirou,
werd het dan maar Le Trombone Illétré
dat als bijlage zou verschijnen bij Bédésup
21 in juni 1982. Hiervoor maakte Conrad de titeltekening,
maar daarmee zette hij hoofdredacteur Yvan Delporte
op zijn paard. De tekening was vergeven van de spiernaakte
meisjes met allemaal hetzelfde soort lijf. Delporte
zei hem dat hij niets meer dan opblaaspoppen had getekend.
Dat heeft Conrad goed in zijn oren geknoopt.
• Nadat Fournier stopte met Robbedoes,
vroeg Dupuis aan Jean Roba of hij
de serie wilde verderzetten. Hij had al de ervaring
door Franquin te assisteren voor de verhalen Tembo
Taboe, De Bubbelmannen en De Miniatuurtjes.
Maar Roba weigerde. Toen lobbyde Franquin bij Yann
en Conrad of zij niet geïnteresseerd waren. In
hun Hauts des Page, twee covers (waarvan
slechts één gepubliceerd) en wat losse
illustraties hadden ze het personage al getekend en
dat deden ze overtuigend. Het duo had er wel oren
naar, maar wilden de Marsupilami gebruiken. Probleem,
want het personage behoorde Franquin toe, ook qua
rechten. Ze hebben hem opgebeld en kregen de toestemming
voor een soort vervolg op Het Nest van de Marsupilami's.
Helaas voor de stripgeschiedenis vonden ze Dutillieu
op hun pad. Hij kwam uit een audiovisueel filiaal
van Dupuis waaruit ook Nic Broca,
zijn beste vriend, kwam. Dutillieu dreigde ermee dat
hij elke pagina van het duo, elk plaatje tot in de
kleinste details zou uitvlooien, mochten ze Robbedoes
overnemen. Het voorgestelde contract stelde hen ook
voor onmogelijke eisen. Naast Robbedoes mochten
ze geen enkele andere serie opzetten gedurende tien
jaar en alle personages die ze in de reeks creëerden
zouden het bezit worden van Dupuis. Het werd neen.
Vervolgens heeft de redactie Stéphane Colman
gecontacteerd, die met een geweldige proefpagina de
aandacht had getrokken. Jammer voor beide partijen
werkte hij te traag. Hij zou zes jaar aan een album
moeten werken voor een dergelijk resultaat. Tome &
Janry kwamen uiteindelijk als beste
keuze uit de bus.
• Yann zou later alsnog Robbedoes-verhalen
schrijven, ten eerste voor Yves Chaland,
in 2007 nog Een Verhaal van Robbedoes en Kwabbernoot
3: Het Graf van de Rommelgems, getekend door
Fabrice Tarrin. Aan deel 50 in de
reguliere reeks hielp hij scenarist Jean David
Morvan een handje en het one-shot Piccolo
in Veldgroen werd getekend door Chaland-epigoon
Olivier Schwartz waarvoor hij de
synopsis van Chaland recycleerde. Voor Daan
Jippes schreef hij ook een verhaaltje van
zes pagina's, bedoeld voor een speciaal nummer rond
70 jaar Robbedoes in april 2008, maar door
een verandering van hoofdredacteur viel dat allemaal
in het water en bleef het verhaal ongepubliceerd,
op een verkorte versie van twee pagina's in Casemate
4 van april 2008 na.
•
In opdracht van Dupuis kreeg Yann alsnog de opdracht
om een Robbedoes-verhaal te schrijven voor
Chaland. Het zou zich asfpelen in 1938 toen Robbedoes
nog werkte als groom voor een hotel. De Tweede Wereldoorlog
zou uitbreken en de Kommandatur zou zich installeren
in het hotel. Robbedoes zou dan gecontacteerd worden
door het verzet. Het zou in 1988 als one-shot moeten
verschijnen bij de vijftigste verjaardag van de held.
Maar de nieuwe hoofdredacteur Philippe Vandooren
annuleerde alles en ging voluit voor de Robbedoes
van Tome & Janry. Op dat moment had Chaland al
twaalf pagina's getekend.
• Bébert le Cancrelat was een
kortverhaal bedoeld voor Frank Pé. Hij legde
het scenario aan Conrad voor om advies los te krijgen,
maar toen hij terugkwam was Conrad al bezig met tekenen.
Frank heeft noot zijn kans gekregen. Het verhaal verscheen
in de niet-vertaalde Spirou-special uit 1980
en later ook nog als mini-album bij de Franse editie
van Ten Zuidwesten van Moskou.
•
In 1984 kregen Yann en Conrad een opdracht voor een
stripverhaal van elf pagina's. Il Jouait du Bistouri
Assis (Hij Speelde Zittend met het Scalpel)
was een pleidooi voor vaginale hysterectomie. bedacht
door twee dokters uit Toulon. Het duo kon twee van
deze operaties bijwonen, maar Conrad durfde niet.
Yann heeft het verhaal zelf moeten tekenen. Deze ervaring
heeft hem doen besluiten nooit nog strips te tekenen.
Eerder al, door de verdeling van de taken bij De
Onnoembaren, ging hij overstag en gaf toe dat
hij geen geboren tekenaar was. Uit interviews met
Greg, Jean-Michel Charlier
en Goscinny begreep hij ook dat ze hun carrière
begonnen als tekenaar, maar zich er niet goed genoeg
voor voelden.
•
Yann vestigde zich in 1984 in Brussel. Toen schreef
hij voor Hislaire, maar had ook projecten voor Antoinette
Collin, Luc Warnant, Olivier
Saive, Dany, Bercovici,...
die allen niet doorgingen.
• Kuifje
in Tibet riep Yann uit als zijn
favoriete stripalbum: "Alles zit erin: humor,
tragedie, opoffering. Het gaat ver. Het is een mooi
liefdesverhaal over iemand die tegen weer en wind
zijn beminde, zijn Tjang wil terugvinden. Je krijgt
bijna zin om pedofiel te zijn!"
• Naast een reeks gepubliceerde kortverhalen,
waaronder een paar die pasten in een reeks parodieën
op Oom Wim, maakte het duo ook nooit gepubliceerde
parodieën op The Maltese Falcon, De
Club van Vijf, Goldorak, Natasja,...
• In 1984 kwam het parodiealbum De Ballade
van de Klaters uit bij Yendor
(in 1992 herdrukt door Arboris) op
de markt dat eenzelfde coverlay-out kende als Guust
Flater. Het album droeg het nummer 5 dat toen
nog niet bestond in de lopende reeks Guust.
Yann en Conrad waren de belangrijkste deelnemers aan
dit parodiealbum met gags van een resem tekenaars.
Conrad tekende tevens de cover.
• Yanns documentatiebibliotheek is enorm, gaande
van tijdschriften als Gala en Geo
tot vakbladen voor brandweermannen.
• Naast Conrad hebben de volgende auteurs een
beroep gedaan op Yann als scenarist: onder meer Frank
Le Gall (deel 3, Marie Rechtdoorzee,
van Theodoor Cleysters en het onvertaalde
tweeluik Yoyo), Marc Hardy (de gagreeks Titia
en Pijpelijn over twee straatmadeliefjes, Over
Lijken en La Patrouille des Libelules),
Edith (het onvertaalde Basil et Victoria),
Yves Chaland (Freddy Lombard), René
Hausman (de Vrije Vlucht-albums
Drie Grijze Haren en De Eekhoornprins),
Batem en Franquin (Marsupilami),
Laurent Verron (Govert Suurbier),
Bodart (Spettertje, Celestin
Speculoos), Morris (Lucky
Luke en Cotton Kid), Philippe
Berthet (Pin-Up, Yoni), Simon
Léturgie (Spoon & White),
Marc Michetz (Tako),
Erik Juszezak (Narvalo), Olivier
Neuray (Witte Nacht), Olivier
Wozniak (De Sterrenjagers), Félix
Meynet (Karaat), Joël
Parnotte (Het Bloed van de Porphyres
onder het pseudoniem Balac), Bernard Yslaire (het
eerste deel van Samber en een gedeelte van
deel 2) en een resem andere tekenaars voor onvertaalde
albums, losse gags en kortverhalen voor onder meer
collectiealbums.
•
Yoyo door Frank Le Gall was de enige serie
tot eind jaren tachtig die in Conrads ogen gratie
zag. Voor het verhaal steunde Yann op nostalgische
leesimpressies waarin een bepaalde droomwereld of
magie in voorkwam. Hij noemde de eerste verhalen van
Suske en Wiske en Donald Duck door
Carl Barks als voorbeeld.
• Niet alle projecten van Yann werden gepubliceerd
omwille van diverse redenen. Zo bestaan er proefplaten
van een Spaghetti-verhaal door Dino
Attanasio die het nooit schopten tot een
afgewerkt verhaal of album. Ook Steven Dupré
heeft proefplaten voor Yann getekend. En er zijn er
nog. Ook met Frank Pé, Luc Warnant, Will,
Dany, Stéphane Colman, Christian Darasse
en Eric Maltaite (meerbepaald voor
Spettertje) waren er prille samenwerkingen.
• Hij is dus ook de scenarist van de Lucky
Luke-spin-off Kid Lucky, dat hij samen
met Conrad signeerde onder de naam Pearce.
Morris wilde namelijk niet dat geweten was dat het
illustere duo de serie maakte. Pearce maakt ook nog
in samenwerking met scenarist Jean Léturgie
de reeks Cotton Kid.
• Het Marsupilami-avontuur gebeurde
toen Yann en Conrad gevraagd werden mee te werken
aan een geplande Amerikaanse tekenfilmserie in de
jaren tachtig. Conrad tekende personages terwijl Yann
zich bezighield met het storyboard naar scenario's
van wijlen Yvan Delporte. De plannen draaiden op niets
uit, maar later ontmoette Yann Franquin in een supermarkt
in het Brusselse. Op het goede moment want Greg wilde
niet langer de scenario's schrijven voor Marsupilami
en Franquin en Batem waren serieus in vertraging voor
een nieuw album. Nochtans weigerde Yann principieel
om nog albums van Franquin te lezen nadat hij met
Robbedoes en Kwabbernoot kapte en een zeer
lange pauze inlaste voor Guust Flater. Zwartkijken
heeft Yann om die reden nooit willen lezen. Jaren
later werd Yann zelf de scenarist van een Robbedoes
en Kwabbernoot-verhaal met Het Graf van de
Rommelgems in de reeks one-shots Een Verhaal
van Robbedoes en Kwabbernoot uit 2007, getekend
door Fabrice Tarrin. Tot dan toe
was dit in het Frans het best verkochte album uit
de nevenreeks, al liggen de oplageverschillen met
de overige delen slechts een paar duizendtal hoger.
• Omdat Yann met het tekenfilmfiasco nu toch
al ervaring had met het universum van de Marsupilami
stelde Franquin een samenwerkinng voor. Alvorens te
beslissen ging hij eerst na of hij meer dan één
album kon schrijven. Hij werkte zes ideeën uit
die hij voorlegde aan Franquin. Hij was overtuigd.
Zijn eerste verhaal was al gebaseerd op een feit.
Zijn vader moest ooit een circus vervoeren op zijn
cargoboot. Yann had foto's van de aankomst waarbij
alle circusdieren in kooien aan de kade werden gelost.
In zijn verhaal stond er dus ook een kooi bij met
een zwarte Marsupilami. Franquins vraag was om in
een volgend album twee jongeren te introduceren die
in een boom woonden zoals Robinson Crusoës. Het
liet hem toe om meer dialoog in de albums te brengen.
• Yann is een grote fan van het werk van Claire
Wendling van wie hij originele platen verzamelt.
De cover van De Lichten van de Amalou 1 is
ook in zijn bezit.
• Voor Bernard Yslaire (né Hislaire)
schreef hij Samber nadat Yslaire besloot
om met hem in zee te gaan in 1985. Het liep fout af
(lees er hier
meer over) in 1988 en de scenarist spande een proces
aan tegen uitgever Glénat
en Yslaire. Hij eiste dat Samber niet langer
mocht uitgegeven en gedistribueerd worden, op het
eerste deel na. De Franse rechtbank in eerste aanleg
en daarna het hof van beroep wezen zijn eisen af.
Maar toch moesten Glénat en Yslaire hem een
klein moreel bedrag betalen voor de uitgave van de
luxe-editie van deel 1 waarop zijn naam door een drukfout
was weggevallen.
• Dat er nooit een vertaling van Frommeltje
en Viola 4 verscheen (ook niet in voorpublicatie),
was volgens Yslaire onrechtstreeks de schuld van Yann
en Conrad. Yslaire schreef voor het weekblad Spirou/Robbedoes
over het duo een nogal pittige tekst die de hoofdredacteur
van Robbedoes graag veranderd zag. Yslaire:
"Als
hij wilde censureren, moest hij dat zelf maar doen,
vond ik. Nadien is Frommeltje en Viola niet
meer in Robbedoes verschenen. Zodoende kwam
er geen album van." Het verhaal had normaal
gezien moeten verschijnen in de periode dat Robbedoes
een Nederlandstalig katern aanbood dat de hoofdredacteur
een grotere keuzevrijheid gaf, maar minder ruimte.
Alzo kreeg onder andere Biebel een eerste
publicatiekans, maar een paar jaar later werd de Nederlandse
koers als een flop ervaren en ging men opnieuw trouwer
het Franstalige Spirou volgen.
• Yann vindt het plezant om homoseksuele personages
op te voeren. In elk van zijn reeksen zit er wel een.
In De Onnoembaren is dat Tony. Ook nog voor
Conrad maakten ze Bob Marone als parodie
op Bob Morane. In de twee verhalen bedrijven
Bob en zijn geliefde Gallantine de herenliefde. Ze
verschenen in voorpublicatie in Circus, een
stripblad van Glénat. De vertaalde
albums verschenen in 1987 en 1988 bij Den
Gulden Engel. Ten tijde van Bob Marone
was dit redelijk ongezien, zeker als twee hoofdpersonages.
Nu zijn de gay men in latere verhalen als
Karaat en een heel eiland vol lesbo's in
Narvalo eerder oud nieuws. Door problemen
met Glénat werd Bob Marone stopgezet
hoewel er een derde verhaal, L'Ombre Rose
(De Roze Schaduw), klaarlag.
• De stripreeks Bob Marone is autobiografischer
dan verwacht. Bobs moeder is gemodelleerd naar Conrads
moeder. Bobs vader grijpt ook terug naar herinneringen
uit Yanns jeugd. Zijn vader was een wees die werd
opgevoed door een geestelijke, zo'n beetje Yanns grootvader
die net zoals in Bob Marone na een copieuze maaltijd
een tukje nam aan de eettafel.
• Bij een gezamenlijke signeersessie met tekenaar
Coria en Henri Vernes,
de schrijver van de originele Bob Morane-boeken
en -strips, had Yann schrik dat hij slaag ging krijgen
van Vernes, die in zijn jeugd nog had gebokst. Maar
Vernes was geen dommerik. Hij zag in dat het om een
parodie ging. Alleen de breed uitgemeten homoseksuele
relatie tussen Bob en Bill geneerde hem. Dat zou zijn
weerslag hebben op het origineel vreesde hij. Na tien
minuten babbelen werden Yann en Vernes de beste vrienden.
Bij de vijftigste verjaardag van de held vierden ze
dat samen op restaurant waar Yann het voorstel kreeg
om Morane als romanreeks verder te zetten.
• Bob Marone zou aanvankelijk verschijnen
in L'Aventure, een striptijdschrift dat werd
uitgedokterd door Jean-Michel Charlier als uitgeefdirecteur
en Alain De Kuyssche als hoofdredacteur. Maar dat
avontuur ging niet door. Marcel Gotlib
tipte het duo om bij de hoofdredacteur van Fluide
Glacial te gaan met het project. Daar aangekomen
had het duo in de mot dat ze voor iemand anders werden
genomen. Deze persoon beweerde dat Bob Marone
een kloon was van Jidéhem
en bovendien wilde hij geen strips plaatsen van Belgen,
die Yann en Conrad helemaal niet zijn. Ook bij Casablanca
lukte het plaatsen van de serie niet, want het blad
zou eveneens nooit verschijnen. Het begon er slecht
uit te zien voor de heren, maar hun goeie vriend Jean
Léturgie loodste hen binnen bij het maandblad
Circus van Glénat die hen meteen een
contract voorlegde. Omdat het duo eigenlijk niet echt
hield van het blad, waar series als Samber
in zouden gepubliceerd worden, stelden ze bepaalde
eisen. Ze wilden niet verzaken aan het plan om een
sodomiescène in te lassen en eigenlijk te willen
doen wat ze willen. Jacques Glénat
verpinkte niet en gaf te kennen dat ze hun vrije loop
konden gaan.
• Na twee lange verhalen waren Yann en Conrad
het al beu. Ze woonden in Marseille en Yann kwam elke
dag vroeg uit de veren om Conrad bij hem thuis wakker
te maken en hem aan het werk te zetten. Daar kreeg
hij genoeg van. Toen ook een vriendin op de proppen
kwam, waren de prioriteiten snel elders gelegd. Yann
negeerde haar in het begin door bij Conrad gewoon
aan een tafel zijn schrijfwerk te verrichten net alsof
ze er niet was. Op een dag kondigde Conrad aan dat
hij liever de samenwerking wilde beëindigen.
Daar had Yann zich nooit aan verwacht.
•
Zo'n twee uur nadat Yann en Conrad besloten niet langer
exclusief samen te werken, hing Hislaire aan de telefoon
om Yann een scenario te vragen. Hislaire wilde stoppen
met Frommelte en Viola. De
opdracht was: "Schrijf voor mij een romantisch
verhaal zonder grappen, zonder cynisme, zonder dubbele
lagen. Yann nam de opdracht aan en schreef Samber
onder het pseudoniem Balac naar de familienaam van
zijn moeder. De eerste schetsen van Samber
dateerden van 1983-1984, drie à vier jaar vooraleer
het eerste album een feit was. Mocht Hislaire hem
niet gecontacteerd hebben dan was Yanns stripavontuur
afgelopen. Zijn ouders en grootouders hadden al voor
hem beslist dat hij de familietraditie moest voortzetten
door de marine in te gaan. Ze konden hem zijn carrièrekeuze
achteraf moeilijk vergeven.
• Zonder hun breuk was er zeker een derde album
van Bob Marone gekomen waarin Bob en zijn
rosse maatje Bill Galantine het zouden opnemen tegen
de Roze Schaduw, een pedofiel die een schuilplaats
had gebouwd in het Himalaya-gebergte bewaakt door
apen en yeti's. Het zou een plaats zijn waar kunst
en mooie mensen hun plaatsje hadden. Het doel van
de Roze Schaduw bestond erin om Bob in zijn bed te
krijgen.
• Het toeval wilde dat De Witte Dinosaurus
(naar het gelijknamige boek van Vernes) in dezelfde
periode verscheen als de stripversie De Dinosaurusjagers
door Coria en Vernes.
• In 1984 kreeg Bob Marone: De Witte Dinosaurus
een albumprijs op het stripfestival van Angoulême.
• In 2005 keerde Bob Marone terug in
het Franse humorblad Fluide Glacial met een
kortverhaal. Yoann tekende het uit.
Tot een album zal het niet komen.
• Franquin was voor Conrad een duidelijke inspiratiebron
in het begin. Met de comeback van de reeks in 1994
neeg hij meer naar Morris, dat nog eens versterkt
werd door zijn werk voor de Lucky Luke-tekenaar
onder het pseudoniem Pearce. Met het onvertaalde tweeluik
Raj (op co-scenario van Wilbur
alias Sophie Commenge, Conrads echtgenote)
hanteerde hij een klaardere lijn. Sommigen lieten
zelfs de namen van Hergé en Jacobs vallen als
voorbeeld.
• De tekenstijl van Conrad heeft zelf ook school
gemaakt. Zowel Fabrice Tarrin (Violine, Een Verhaal
van Robbedoes en Kwabbernoot 3) als Simon Léturgie
(Spoon & White) hanteren een gelijkaardige
tekenstijl zoals die van Conrad ten tijde van onder
meer Gele Geschiedenis.
• In de laatste dertig jaar schrijft Yann zijn
scenario's het liefst op café. Hij laat zich
niet afleiden door het lawaai om zich heen. Enkel
het gerinkel van gsm's ervaart hij als storend.
• Momenteel heeft Conrad
een serieuze boon voor Aziatische actrices zoals Gong
Li en Zang Ziyi. •
Vaneigens dat het nog niet gedaan is met Witte
Tijgerin. Conrads vrouw ziet in Alix geen concurrente.
Integendeel, ze ziet haar als een hommage aan de vrouw,
haar vrouwzijn, haar charmes, haar seksuitstraling.
Het helpt misschien dat Alix volledig aan Conrads
fantasie was ontsproten en niet gebaseerd op iemand
die hij kende. In andere gevallen baseerde hij zich
wel op bestaande personen. Neem nu Maurice Rousseau
uit Witte Tijgerin 3: De Kunst van het Vijfde
Geluk: helemaal de stoppelbaardlook van Jean
Reno.
• Op Barbarella van Jean-Claude
Forest is hij het meest jaloers als stripheldin,
niet in het minst omdat ze wulps en sexy werd vertolkt
door Jane Fonda. In Monica
Belluci ziet hij een universeel bruikbare
stripheldin die zo in een historische of een sf-strip
zou kunnen meedoen. In Angelina Jolie
erkent hij ook een stripmadam, alleen al om haar vertlolking
van Lara Croft in de twee Tomb Raider-films,
gebaseerd op de bekende gamereeks.
Faits divers (De
Onnoembaren):
• Tijdens Jason kwam een andere hoofdredacteur
aan het roer, Alain De Kuyssche.
Hij had het moeilijk de mensen aan het werk te krijgen
en hen te stimuleren. In Yann en Conrad vond hij bereidwillige
medewerkers voor het blad. Na overleg met uitgever
Charles Dupuis vonden ze het noodzakelijk dat er nieuw
bloed in het blad kwam. Voorheen sprak het blad noch
jongeren noch volwassenen aan terwijl de concurrentie
uit Frankrijk (met Pilote als voornaamste
tegenspeler) steeds beter verkocht. Maar het blad
moest wel een familiaal karakter behouden. Dupuis
was zeer katholiek ingesteld en wilde niet verglijden
naar wat er in Fluide Glacial en Métal
Hurlant werd gepubliceerd. Eerst moest De Kuyssche
zich nog door een berg te publiceren platen werken
van auteurs die onder contract lagen bij Dupuis, maar
het niet noodzakelijk vonden om kwaliteit te leveren.
Daarmee was er aanvankelijk geen plaats voor het plaatsen
van werk van nieuwe auteurs. Hij had een kast vol
platen die niet konden worden gepubliceerd. Met de
bedoeling om terug de spirit van de jaren vijftig
te recreëren, een periode dat een goede weergave
gaf van de actualiteit in Frankrijk en België,
zocht hij naar projecten die eind jaren zeventig,
begin jaren tachtig beantwoordden aan dàt tijdperk.
Buck Danny was er niet meer door de dood van
Victor Hubionon en in de cinema haalden
films als Star Wars en Indiana Jones
een monstersucces. De Kuyssche vroeg een gelijkaardige
serie ("een serie zoals van Charlier, met punch")
aan Yann en Conrad. Deze laatste schreef Driedubbel
Nul en accepteerde het zonder te lezen. De vraag
naar een nieuwe Buck Danny was namelijk dringend.
En daar profiteerde het duo van. Bovendien stelde
Conrad het project voor met Chuck Willys als hoofdpersonage,
een piloot met robuuste looks. genoemd naar de tank
van het merk Willys. Enkele schetsen
van het personage hielpen de beslissing door te drukken.
Cauvin zag toevallig dat er gags in zaten en zei dat
het goed was zo, zonder het globale verhaal te kennen.
• De Onnoembaren raakte goedgekeurd
door het weekblad Spirou / Robbedoes op dezelfde
manier zoals ze hun andere projecten acht jaar lang
lieten goedkeuren. Elke keer ze iets voorstelden en
het was voor de redactie oké, tekenden ze iets
compleet anders.
•
Conrad verzekerde Yann al tijdens de publicatie van
Jason dat hun kans op een eigen serie er
nog zou komen. Yann was toen erg jaloers op de kansen
die Conrad kreeg. In tussentijd schreef Conrad voor
hem een scenario dat Yann zou tekenen. Mocht het ergens
niet lukken dan zou Conrad helpen. Hij bedacht voor
Yann in vier dagen tijd het verhaal Driedubbel
Nul, het allereerste verhaal van De Onnoembaren
over drie antihelden die niet veel uitspoken
en mijlenver verwijderd staan van de discipline in
het leger waar ze hun militaire dienst uitzitten.
Grafisch zag Yann wel wat in een dwerg, een lang en
een dik personage. Het scenario stelde echter niet
veel voor. Meer dan een verzameling gags was het nog
niet. Omdat Yann het moeilijk had om het te tekenen
stelde hij voor om opnieuw te beginnen met het scenario.
Hij schreef extra gags, Conrad maakte de potloodtekeningen,
Yann inktte en Conrad retoucheerde de inktversie.
• Conrad hielp hem dus een handje en op de duur
tekende hij alles terwijl Yann het scenario bijwerkte.
De rollen werden pas definitief omgedraaid en in de
juiste orde geplaatst in de helft van deel 2, Shukumei.
• In Robbedoes 2180 kondigden de auteurs
(als zichzelf) Nummer Driedubbel Nul al aan
op een zwarte bladspiegel. In hun aankondiging sneerden
ze naar Jason.
• De aankondiging in het blad loog er niet om:
binnen twee weken een nieuwe held, een superpiloot.
De afgeleverde cover voor de lancering van de reeks
toonde Chuck Willys in een penibele situatie, hangend
aan een parachute die vaststeekt in een boom van een
jungle met een schone aan zijn armen en een krokodil
die op hen afkomt. Op de koop toe blokkeerde zijn
mitrailette. Op prent 2 wordt Willys overreden door
een jeep waarna De Onnoembaren in beeld komen. Dat
was helemaal niet wat De Kuyssche had gevraagd. De
hoofdredacteur voelde zich bij de neus genomen. Maar
hij vond het wel grappig.
• De auteurs zochten en vonden drie van de meest
groteske personages die het weekblad Robbedoes
ooit bij elkaar had gezien: de verschrikkelijke dwerg
Tim, de cynische en racistische homoseksueel Tony
en de vulgaire dikzak Mac.
• In die periode was Conrad erg militant ten
aanzien van het blad. Hij was enthousiast en wilde
het blad doen werken, net zoals Franquin ooit. Hij
zei dat De Onnoembaren beter was dan een
Buck Danny-kloon en De Kuyssche trapte erin.
Hij gaf groen licht voor een verdere publicatie. Mythic
merkte op dat de personages in Driebdubbel Nul
"onnoembaar" zijn wat het duo een goede
reeksnaam leek.
• Na Driedubbel Nul volgde snel Shukumei
waarover Charles Dupuis zeer tevreden was. Benieuwd
naar het vervolg kreeg hij Cloaques (later
vertaald als Beerput) gepresenteerd. De uitgever
vond het allemaal super en heel grappig tot hij bij
het gevecht met de twee halfnaakte vrouwen kwam. Dat
wilde hij niet in zijn blad. Niet die pagina's. Die
scène moest er uit, maar het duo weigerde.
's Anderendaags vernamen ze dat ze ontslagen waren,
maar Dupuis kreeg spijt en liet hen weten dat ze mochten
verder werken aan het blad. Maar Cloaques
zou nooit gepubliceerd worden. Yann en Conrad wilden
iets maken dat nog nooit eerder werd gedaan. Iets
met een beetje moord en gore dat al wel in
andere reeksen bestond, maar niet in humoristische.
Ze amuseerden zich om de strip te perverteren op zijn
Franquins. Door een beetje geweld, wreedheid, prostiuees
eraan toe te voegen. Ze wilden tegendraads doen.
• Het probleem was dat Cloaques al
werd aangekondigd in het tijdschrift. De Kuyssche
wilde geen gezichtsverlies lijden. Er moest en er
zou per se een verhaal verschijnen met de naam Cloaqes.
Het duo hield het been stijf. Het verhaal werd geweigerd
en ze zouden niet betaald worden. Een ander verhaal
onder de titel Cloaques was voor het duo
geen optie. Een ander verhaal moest een andere titel
dragen. Het duo voelde zich in deze situatie erg sterk
staan na de gepubliceerde verhalen en zocht de confrontatie
op. Vooral Conrad vond dat ze de besten waren en dat
de redactie dus niet te moeilijk moest doen om werk
van hun gedaan te krijgen. Een van hun vragen was
bijvoorbeeld om Shukumei op een zwarte bladspiegel
(als verwijzing naar de filmwereld) te drukken wat
een technisch probleem gaf: meer inktverbruik en meer
retouchewerk bij de fotogravure waar de originele
platen ingescand en verwerkt werden voor druk. Ook
wilden ze voor Cloaques een lenge van zestig
pagina's maken wat dan weer de opmerking opleverde
dat 44 pagina's de gebruikelijke lengte was voor een
album. En ook daar gingen ze tegenin door dan maar
geen album te wensen. De redactie dacht dat ze bluften.
Maar een album zou het verschil niet maken voor de
twee. Zestig pagina's vonden ze nodig om het verhaal
te kunnen vertellen. Op de opmerking dat ze geen albums
meer maakten van die lengte wezen Yann en Conrad op
de albums van Franquin en Peyo. De moeilijkdoenerij
was er ook uit principe om de uitgeverij ambitieuzer
voor de dag te brengen.
• Eigenlijk was het vooral Conrad die tegen
alles tekeer ging. Yann stond steeds achter hem en
zei geen woord. Iedereen vond dat Yann daardoor wat
angstiger was. Hoe dan ook waren de Belgen het niet
gewend dat iemand op een dergelijke manier het hoge
woord tegen hen voerde. In België was er meer
respect jegens autoriteit, veel meer dan in Frankrijk.
De redactieleden wisten niet hoe ze erop moesten reageren,
ze waren niet voorbereid en wisten niet hoe ze ermee
moesten omgaan.
• Uit principe, omdat Cloaques niet
mocht gepubliceerd worden, weigerde het duo een factuur
op te sturen voor een betaling van het verhaal hoewel
De Kuyssche daarop aandrong.
• De Onnoembaren was een voorlopige
titel omdat er nog geen reeksnaam bestond, buiten
Gele Geschiedenis dat later enkel de titel
van het album zou worden.
• Tien jaar na de Dupuis-doortocht van De
Onnoembaren maakte de reeks in 1994 een comeback
bij Dargaud.
• In 1996, net voor het Onnoembaren-verhaal
Bronzen Pop, werkte Conrad in de VS voor
DreamWorks aan The Road to Eldorado
waarvoor hij meewerkte aan het design (je herkent
vast wel Alix in het indianenmeisje) en het storyboard.
Daarna had hij de kans om een green card,
een soort tijdelijke verblijfsvergunning zolang een
buitenlander werkt in de VS, aan te vragen zodat hij
er kon blijven. Hij kende in het begin de taal niet
en het was niet evident om te werken in studioverband.
Hij drukte zich uit door middel van tekeningen. De
Amerika-cyclus van De Onnoembaren is integraal
gebaseerd op ervaringen die Conrad ondervond door
het samenwreken met Amerikanen. De geportretteerde,
weinif flatterende Amerikanen beantwoorden aan Conrads
visie op de bevolking.
• Yanns favoriete album, van alle albums die
hij zelf heeft gemaakt, is Zonderkaak. Twee,
drie jaar na Bronzen Pop begon het weer te
kriebelen. Maar ze zaten nog in volle Korea-cyclus.
Voor Conrad was dat een foute keuze want veel decors
kon hij er niet in kwijt. Yann prefereert dit verhaal
omdat het het minst belachelijke was, het meest geloofwaardige,
met de personages op hun sterkst, ook al speelt het
zich voor een deel af in de vagina van Alix. Hoewel
Conrad later te kennen gaf dat hij het hier grafisch
het moeilijkst mee had, vond Yann dat hij er op een
abstracte manier Yann mee heeft kunnen bekoren.
• Met Ten Zuidwesten van Moskou kwam
een einde aan de Amerika-cyclus. Hierna begon de spin-off
Witte Tijgerin over hoe Alix een communistische
agente werd, haar opleiding kreeg en haar eerste missies
uitvoerde. Na twee delen had Conrad er genoeg van
dat Yann het arme Chinese kind vernederde door haar
pagina's en pagina's lang te martelen. Yann trok zich
terug (zijn interesse was er niet meer) en naar verluidt
kwam ook een einde aan de samenwerking tussen de twee.
De gezamenlijk series werden als een boedelscheiding
verdeeld. De Onnoembaren mocht Conrad houden,
evenals Witte Tijgerin waarvan hij deel 3
zelf schreef en vanaf deel 4 de hulp inriep van zijn
echtgenote Sophie Commenge alias Wilbur. Bob Marone
kwam bij Yann terecht dat hij na De Onnoembaren
eigenlijk liever voortzette in plaats van te werken
aan Witte Tijgerin. Een reden was ook dat
Yann een scenario had geschreven en gemonteerd had
op vier stroken die Conrad herlay-outte naar drie
stroken met ruimte voor grotere prenten met veel decors,
rustpunten en meer sfeer. Maar dat kwam niet uit zoals
Yann had voorgeschreven en het werk moest opnieuw
gedaan worden. Oorspronkelijk zou het een afgesloten
verhaal zijn van één album als tussenalbum
in afwachting van deel 13. Maar het vergaarde voldoende
succes om er een reeks van te maken met afgeronde
tweeluiken en cyclussen.
• Bij de herlancering
bij Dargaud kregen de Franstaligen van meet af aan
presentjes aangeboden bij hun aangekochte album. Van
De Schedel van Vader Zé verscheen
een eerste druk editie op achtduizend exemplaren met
een afwijkende cover terwijl van de gewone editie
twee versies verschenen met elk een andere cover.
Ching Soao was voorzien van een soort menukaart
met de specaliteiten van de hoertjes van De Purperen
Lotus, het bordeel van De Onnoembaren. In de Purperen
Lotus kende een cover met fluorescerende draak.
Van het album Alix-Noni-Tengu kon de lezer
kiezen uit een versie met happy end (dat ook in de
Nederlandse versie werd opgenomen) of een versie met
een slecht einde. Beide albums hadden een andere cover.
Bij Bronzen Pop stak een extra vel in odorama
met prentjes uit het album waarop
je kon krabben op strategische plaatsen. Daardoor
kwam een geurtje vrij, bijvoorbeeld the smell
of napalm in the morning (of toch bijna), het
parfum van Marilyn Monroe, sigarenrook
en je kon zelfs krabben tussen de benen van Alix.
Bij Beerput zat een extra dossier met de
complete uitleg over de weigering van het verhaal
door de redactie van Robbedoes en het Hauts
des Page-avontuur. Zonderkaak was vergezeld
van een zogezegde comic met daarin een hermontage
van de eerste platen van Gele Geschiedenis.
Ten Zuidwesten van Moskou had een zelf uit
te knippen en te monteren boekje van het kortverhaal
Bébert le Cancrelat (een hommage aan
Macherot met een kakkerlak in de hoofdrol) als bijlage.
Bij Gele Geschiedenis zat het allereerste
avontuur van De Onnoembaren in zwart-wit.
In het Nederlands zat dit debuutverhaal bij Beerput.
Bij Gele Geschiedenis zat in het Nederlands
niets.
Faits divers (Gele
Geschiedenis):
• In hun Hauts de Page konden Yann
en Conrad ver gaan. Die ervaring was achter de rug
en ze konden op hetzelfde elan het zelfs nog verder
doordrijven voor het verhaal Cloaques (zie
info bij de faits divers hierboven). Na de weigering
was er de boodschap om op de rem te duwen met de vraag
om een ander verhaal te bedenken. Toen kwamen ze met
Gele Geschiedenis dat nóg verder ging.
In dit verhaal was Mac een pooier, een oude Chinees
stierf in het bordeel en dat waren nog maar de eerste
pagina's. Bij Dupuis dachten ze dat het duo gek geworden
was. Maar de auteurs drukten erop dat ze hun oogkleppen
moesten afzetten en naar de cinema en de wereld van
vandaag (in die tijd) moesten kijken.
• Na het niet-gepubliceerde, maar wel afgewerkte
Cloaques vroeg de hoofdredacteur een nieuwe
serie: een grote saga van driehonderd pagina's in
de trant van Blake en Mortimers Het Geheim
van de Zwaardvis met veel personages en avontuur.
Het duo stelde opnieuw De Onnoembaren voor.
Uiteindelijk stemde De Kuyssche toe onder de voorwaarde
dat er geen provocerende scènes in zouden komen,
geen gevechten met naakte vrouwen, geen seksuele toespelingen.
Toen zijn ze begonnen met Gele Geschiedenis.
En er moest erg snel gewerkt worden. Tevoren werden
er veel synopsissen en uitgewerkte scenario's geschreven.
Het werk was overdone, het miste spontaniteit.
Cloaques was complex van verhaalverloop en
Robbedoes wilde snel kunnen publiceren, vijftien
dagen later al. Het tempo was moordend, Conrad tekende
vier platen per week. Hij was uitgeput. En ondertussen
was er nog steeds niet beslist welk verhaal zou worden
gepubliceerd: Cloaques of toch Gele Geschiedenis.
• Voor Gele Geschiedenis moesten ze
het anders aanpakken. Conrad vroeg Yann zich te haasten
om binnen een dag of twee, drie met een beginnetje
te komen, een vaag idee voor het vervolg en een simpel
verhaal. Hong Kong werd het decor, Conrad wilde liever
geen flatgebouwen tekenen. Yann had ook al beslist
dat er een vrouwelijke toets moest komen, sympathieker
dan in Shukumei. Zijn geniale vondst bestond
erin om een Chinese in de plomp te laten gooien waarna
er kon verdergewerkt worden om op vragen te antwoorden
als waar ze vandaan komt, waarom men haar kwijtwilde
en hoe ze De Onnoembaren zou ontmoeten die haar zouden
helpen. Tegen dan zouden de auteurs al enkele pagina's
opgeschoten zijn. Met het jaartal 1949 kon er ook
nagedacht worden over wat er zich in die periode in
Azië afspeelde met de maoïstische troepen
die Hong Kong naderden. Iedereen varwachtte dat het
verhaal zou eindigen in een bloedbad, met een aanval
of dergelijke meer, maar het geplande einde zou veel
kalmer zijn met de Engelsen nog steeds aan de macht.
Het enthousiasme was groot, de documentatie was ruim
voorradig, de deadlines werden gehaald en de achterstand
was vrij kort. Er was zelfs tijd om het verhaal te
verfijnen.
• Vooral in het begin werd er dus hard gewerkt
aan De Onnoembaren. Conrad tekende dag en
nacht. Wanneer Yann hem het vervolg van het scenario
kwam brengen had Conrad 's anderendaags al een plaat
klaar.
• Terwijl Conrad tekende, wat uiteraard minder
snel gebeurde dan het schrijven van het verhaal, trok
Yann terug naar Marseille om zijn hoofd te verluchten.
Hij noteerde ideeën die Conrad vast met plezier
wilde tekenen en hij verzamelde extra documentatie.
Zo zocht hij in alle winkels een maquette van een
jonk, maar hij vond niets. Wel vond hij een maquette
van een sleepboot. Yann zette het in elkaar en beschilderde
het zodat Conrad het vanuit alle hoeken kon natekenen.
Voor Shukumei had hij ook al een vliegtuigmodel
kapotgemaakt, op een platform gekleefd en er verdere
beschadigingen aan toegevoegd door de vleugels af
te breken en de flank te openen zodat het interieur
kon getekend worden. Boeken over de mah-jong werden
aangeschaft, net zoals vele andere boeken. Op een
markt kocht hij postkaarten en boeken over de familie
Jardine, die dus echt bestond. En
verder literatuur over tweelingen waarbij hun rivaliteit,
hun vermeende telepathie en de pijn die de ene ondervindt
als zijn broer of zus elders echt pijn wordt aangedaan
van pas kwamen voor het verhaal. Er werd dus echt
gegaan voor een geloofwaardig en gedocumenteerd verhaal
ondanks de tijdsdruk. Met alle documenten, foto's
en boeken kon het duo als het ware echt in het Hong Kong
van die tijd duiken. Dat vonden ze erg belanrgijk.
• De keuze voor Azië als decor lag hem
ook in de culturele verschillen en andere contrasten
met Europa waarmee de auteurs iets konden doen. Ook
het aankaarten van zaken die men hier voor normaal
aannam, was een thema dat het duo wilde behandelen.
Bovendien leek het Conrad prettig om Hong Kong als
decor te gebruiken om jonken te kunnen tekenen zoals
in Terry and the Pirates van Milton
Caniff.
• In Gele Geschiedenis zat een Bob
Morane-effect van Henri Vernes door de aanwezigheid
van personages als Errol Flynn en
Ernest Hemingway als referentie naar
het type avonturiers die in Hong Kong belandden zonder
zich af te vragen hoe ze hun reis betaalden en in
het geval van Hemingway of hij wel artikels zou schrijven.
Mac hielp hem in het verhaal trouwens aan een paar
ideeën.
• Filmreferenties waren er naar Macao ou
l'Enfer du Jeu met Erich von Stroheim
die een wapenhandelaar vertolkt.
• De eerste reacties op Gele Geschiedenis
waren unaniem lovend bij zowel lezers als tekenaars
van het kaliber Franquin, Roba, Peyo, François
Walthéry,... Mooi meegenomen, maar
onderweg wilden de heren toch een paar heilige huisjes
slopen. Eerst voorzichtig, daarna steeds erger. Een
naakt dienstmeisje die door Basil Jardine werd geneukt,
moesten ze een bedekkend kostuumpje geven. Dat hebben
ze aanvaard omdat het toch niet essentieel was voor
het verhaal. Bovendien kleefde de redactie een paar
tekstballonnen met "snif" op strategische
plaatsen om te vermijden dat jonge lezertjes gechoqueerd
zouden zijn. In het latere album werd het dienstmeisje
opnieuw ontkleed, zoals voorzien was sinds het begin.
Maar dat de jonge vrouw nu plots de dochter bleek
te zijn van Matheson was nieuw. Het verhaal werd uitgebreid.
• Tijdens de publicatie van Gele Geschiedenis
kreeg Yann een telefoon van een inkleurder. De
dialoog zou zich als volgt hebben afgespeeld. Yann
herinnerde zich nog dat de man met een sterk Vlaams
accent sprak en heel gegeneerd klonk: "Hoe kleur
ik de hmmmmm... van Tim in? Euh, weet u wel dat ze
bloot zijn, de euhhhhhh..." "De wat? De
kloten?" "... Euh, ja..." "Gebruik
natuurlijke kleuren", waarna Yann ophing. Op
dat punt besefte hij dat hij te ver was gegaan en
dat ze nu echt ontslagen zouden worden. In een ander
en ouder interview zei Yann dat de inkleurder er ook
nog bijvroeg of hij wel zeker wist dat dit zo moest
gepubliceerd worden, zonder te retoucheren.
•
Een paar jaar na hun ontslag verhuisde de Robbedoes-redactie
van Charleroi naar Brussel op zo'n honderd meter van
Yanns voordeur. Hij noemde het provocatie.
• Kapitein O'Rourke is een synthese van enerzijds
een grote, dikke Bretoense kapitein die Yann als kind
tegenkwam op het cargoschip van zijn vader en die
erg luid kon lachen en anderzijds een immense Senegalese
matroos.
• Met censuur hebben ze nooit te maken gehad.
Met protest des te meer. In Gele Geschiedenis
(door criticasters wel eens omschreven als Geile
Geschiedenis) zien we de behaarde ballen van
Tim. Dat was provocatie voor enkele briefschrijvers
die gechoqueerd reageerden.
• Hoewel de vileine kolonel
Lychee de serie domineert als slechterik, ontmoeten
Mac, Tony en Tim het personage pas in het laatste
deel van de Hong Kong-cyclus, Alix-Noni-Tengu.
Tim had al eerder kennis met hem gemaakt toen
hij op de boot van Mac de
Chinese communistische agente Alix van een verstikkingsmoord
door Lychee redde met een welgemikte slag van zijn
baseballknuppel.
• De dochter van Jardine bestond echt. Door
kolonel Lychee met haar te laten slapen gaf Yann hem
een grotere geloofwaardigheid. Om die reden zet hij
altijd werkelijke personages tegenover fictieve. Kijk
maar naar Pin-Up waar het wemelt van de historische
personages, van Frank Sinatra en
Jane Fonda tot Playboy-baas
Hugh Hefner. Hetzelfde gold voor
historische gebeurtenissen en anekdotes. Het spijt
ons het je te moeten meedelen, maar het verbranden
van baby's in de ovens van een locomotief is werkelijk
gebeurd. Yann wild het niet op zijn geweten hebben
om dit uitgevonden te hebben.
•
"De Robbedoes-redactie heeft wel oog
voor de technische virtuositeit, waarmee beide tekenaars
werken. Het zou een groot verlies zijn voor het blad,
wanneer men zo'n talent zou verliezen. Daarom lijkt
het ons noodzakelijk dat men vanuit de Spirou-redactie
een gesprek met beide heren aangaat, over wat kan
en niet kan voor het door ons beoogde lezerspubliek.
Wanneer Spirou dat niet wenst te doen, zal
Robbedoes het doen... of de nodige maatregelen
treffen." Dit was punt 6 van een redactioneel
intermezzo in Robbedoes 2305 van 17 juni
1982 nadat de Nederlandstalige redactie van het stripweekblad
Robbedoes een klacht ontving van een "mevrouw
uit Antwerpen" over Gele Geschiedenis.
De Robbedoes-redactie distantieerde zich
hierbij van de Franstalige Spirou-redactie.
In punt 2 stond dat de Spirou-verantwoordelijke,
de grafische kwaliteiten van de auteurs Yann en Conrad
kennende, het scenario en de eerste schetsen niet
heeft gezien.
• Conrad had nog niet het volledige verhaal
getekend, maar had wel een voorsprong van een pagina
of vijf, zes. Ze konden nog proberen om het verhaal
op natuurlijke wijze te beëindigen, maar voor
de hoofdredacteur was dat onmogelijk. Bovendien stond
hij zelf op het punt ontslagen te worden. De beslissing
was gevallen, in 1982 kwam het avontuur bruusk ten
einde na 46 pagina's. De redactie verzon zelf nog
een tekstje op het plaatje waar Lychee in het water
lag op een manier zoals men precies geen einde kon
verzinnen op een verhaal.
•
De laatste plaat van Gele Geschiedenis kwam
ongeveer overeen met de laatste pagina zoals die in
het album is verschenen. In het storyboard werden
op het eind enkele vragen gesteld met de slotboodschap
dat alle antwoorden te lezen zouden zijn in Gele
Geschiedenis II.
• Een Hong Kongse journaliste maakte ooit een
reportage over de Belgische strip. Ze kwam ook bij
Yann en Conrad terecht. Het probleem was dat ze De
Onnoembaren slechts op het eerste niveau las.
Haar openingsvraag luidde dat de auteurs hard van
leer trokken tegen het communisme. Het duo maakte
er een lachertje van waarna de journaliste razend
werd. Ze nam alles te serieus op en zag de humor niet
in De Onnoembaren. In haar artikel schilderde
ze de auteurs af als monsters die kruipen voor het
kapitalisme.
• De originele inkleuring van de eerste albumversie
gebeurde door Lucie, een pseudoniem
van Sophie Commenge, Conrads echtgenote. De herdruk
bij Dargaud is het werk van Béatrice
Constant.
• Nadat ze ontslagen werden, kregen ze een aantal
voorstellen. Het eerste kwam van José-Luis
Bocquet (de latere scenarist van De Avonturen
van Hergé) voor Bédérama.
Maar hij verhuisde naar Temps Futurs
waar het album voor het eerst in album verscheen in
het Frans.
• Gele Geschiedenis kwam als eerste
album in de reeks De Onnoembaren uit bij
Temps Futurs. Uitgever Stan Barets
vond dit verhaal goed, maar de rest helemaal niet.
Temps Futurs was aanvankelijk een stripwinkel die
het als uitgever waagde, maar da's toch een andere
wereld. Er moesten nog vijftien pagina's gemaakt worden
en nog steeds was het duo niet betaald. Conrad wilde
om die reden niet meer hem hem praten. En ook Barets
wilde niet met hem omgaan. Alles werd geregeld via
Yann. Maar hij wilde echt het verhaal publiceren,
terwijl hij tegelijk zijn bedenkingen had over het
potentiële succes ervan. Hij was dan ook zeer
verbaasd toen het een succes bleek en dat bij signeersessies
het volk stond te wachten tot op de straat. Toen kon
er wel een fles champagne af, geschonken in plastieken
bekertjes.
• Toch ging Temps Futur
failliet. Bédéscope
gaf het vervolg, Gele Geschiedenis, uit en
ging na zes weken failliet. Bédéscope
drukte de albums en verkocht ze aan een fikse prijs
aan Glénat die ze verder verdeelde. Auteursrechten
hebben Yann en Conrad nooit ontvangen. Ze kregen wel
een forfaitair bedrag voor de herduk van Gele
Geschiedenis. Bédéscope ging failliet
en er kwam een haar in de boter tussen Conrad en Glénat.
De serie zou beslist niet bij Glénat vervolgen.
Daarna kwam Dupuis opnieuw op de proppen. Twee jaar
lang werd er gepalaverd over contracten, aanpassingen
aan contracten, enzovoort. Op het einde van de rit
zag men in dat de samenwerking op niets zou uitdraaien.
De auteurs raakten de situatie beu en klopten aan
bij Dargaud, die ook interesse had. De serie verscheen
sindsdien bij deze uitgeverij. In 1996 verscheen een
herdruk van het verhaal als los album en in 2000 werd
het opgenomen in de integrale editie De Hong Kong-Cyclus.
• Deze hele voorgeschiedenis bleef de Nederlandstalige
striplezer bespaard. Toch probeerde Drukkerij
Smits uit Wommelgem het ook als stripuitgever
onder het label Den Gulden Engel.
Smits was het in die tijd gewend om grote oplages
van Suske en Wiske te drukken en miskeek
zich op die immense oplages. Zijn kennis over het
uitgeven van strips was dan ook gering. Marvano,
die amper drie kilometer verder woonde en ervaring
had als hoofdredacteur van Kuifje, werd aangetrokken
om te helpen het stripfonds uit te bouwen. De
Onnoembaren, met Gele Geschiedenis in
1986 als eerste uitgave als nummer 3 in de reeks gevolgd
door Shukumei als deel 2 in 1987, behoorde
plots tot het stripfonds. Smits behandelde zijn personeel
dikwijls als het vuil van de straat. Marvano zag er
velen aan onderdoor gaan. Hij trapte het zelf af vooraleer
het bij hem te ver ging. Den Gulden Engel ging niet
lang daarna op de fles.
• De eerste Nederlandstalige albums van De
Onnoembaren werden vertaald door schrijver Bob
Van Laerhoven, een oude bekende van Marvano
als scenarist van hun gezamenlijke one-shot Solitaire
dat werd uitgegeven door Lombard
in de collectie Verhalen en Legenden.
• Tien jaar na Gele Geschiedenis stond
Yves Schlirf aan het roer van Dargaud of toch tenminste
in de functie van literair directeur. De Onnoembaren
kon in 1994 opnieuw van start gaan met een gloednieuwe
en correcte benummering. Dat gaf nog problemen voor
de Cloaques/Beerput-episode dat nu plots
nà Gele Geschiedenis in de serie gemikt
werd. Raoul het varken was nog een zwijn in Gele
Geschiedenis, in Beerput niet meer dan
een zwijntje. In de vervolgen al een groter varken.
Alles moest herwerkt worden en in meerdere gevallen
paste het niet in de lopende serie. Het is ook het
slechtst verkochte album in de reeks. Wellicht omdat
de lezers hier het langst op hebben gewacht waardoor
de verwachtingen niet werden ingelost.
• Tussendoor was Conrads tekenstijl danig geëvolueerd.
Van een Franquin naar Morris. Vergeten we niet dat
Conrad tussendoor Het Beeld van Amok maakte
en Donito, die allebei meer met rechtstreekse
kleuren werden geschilderd. Voor De Onnoembaren
betekende het een terugkeer naar zwart-wittekenwerk.
En dat ging niet zo makkelijk.
• Bij elke nieuwe uitgave van Gele Geschiedenis
werden er scènes veranderd, toegevoegd, geschrapt,
dialogen herschreven en diverse meer.
• De sfeer van Gele Geschiedenis als
project van driehonderd pagina's was ingegeven door
de boeken van Maurice Magre, Kessel
en Albert Londres, auteurs die avonturen
aan een chic soort exotiek koppelden. Aan de redactie
verkochten ze het vaagweg als iets dat op Het
Gehaim van de Zwaardvis van Blake en Mortimer
leek.
• Er was een nummeringsverschil tussen de Nederlandse
en de Franse editie van Gele Geschiedenis
uitgegeven door Dargaud. In het Nederlands droeg het
album het nummer 8. In het Frans was er gewoon géén
nummer. In 2002 herdrukte Dargaud de hele reeks in
het Frans met nieuwe covers en een nieuwe nummering.
Toen kreeg Gele Geschiedenis het nummer 2
en kwam daarmee tussen Shukumei en De
Schedel van Vader Zé te staan.
• Niet alleen de nummering en de volgorde van
Gele Geschiedenis en overige episodes uit
de reeks zorgen vandaag nog steeds voor hoofdbrekens.
Ook over wat nu eigenlijk de definitieve of de beste
versie is, kan men discussiëren. Het verhaal
bestaat namelijk in vier verschillende versies met
onderlinge afwijkingen, aanvullingen, veranderingen
en ander fraais. Er is de weekbladversie uit Robbedoes
dat voortijdig werd afgebroken na 44 pagina's. Bij
Den Gulden Engel volgde een eerste Nederlandstalige
albumuitgave met de bedoelde albumlengte van zestig
pagina's. Daarna volgde bij Dargaud opnieuw een drastisch
bijgewerkte editie met nieuwe platen tussen bepaalde
oude scènes. En tot slot kende de opname van
dit verhaal in de omnibus De Hong Kong-Cyclus
opnieuw aanpasingen te verwerken die in een vernieuwd
verhaalverloop pasten. Zelfs van Kuifjes
De Zwarte Rotsen bestaan
niet zoveel verschillende versies. |
|