D A T A S H E E T
Tekenaar:
Didier Conrad
Scenarist:
Yann (Yannick Lepennetier)
Uitgever:
Den Gulden Engel (1986)
Dargaud (1996, 2000)
Eerste druk: 1986
Oorspronkelijke titel:
Les Innomables: Aventure en Jaune
Uitvoering:
SC, kleur (1986, 1996)
HC, kleur (1986, 2000)
Quoi? Oktober 1949, baai van Hong Kong. Het stuurloze schip Torquemada boort zich een bloedige weg doorheen de woonboten van Repulse Bay. De Britse havenpolitie gaat aan boord. Ze vindt de ruimen van het schip leeg, de bemanning vermoord. In de radiokamer hebben de daders hun handtekening achtergelaten: het teken van de Yellow Ox, een geheime piratenbende. De avond erop ontsnapt iemand van de Torquemada. Ondertussen hebben De Onnoembaren zich na hun avontuur in Borneo geïnstalleerd in het drukbezochte bordeel De Purperen Lotus. Bij het wegwerken van een in het heetst van de strijd overleden klant redt Mac het leven van een jonge Chinese vrouw. Alix is een communistische agente en zij weet te veel. De verschrikkelijke kolonel Lychee zit haar achterna.
Et alors? Vandaag hebben Yann & Conrad — ooit onlosmakelijk met elkaar verbonden door meer dan een ampersand — veel van hun scherpheid, cynisme en grimmigheid verloren. Of ze dat nu willen of niet: het zijn burgermannetjes geworden. Toch betekende de eerste lezing van De Onnoembaren en in het bijzonder Gele Geschiedenis voor velen, zowel lezers als collega's, een openbaring in het weekblad Robbedoes of in album. Er stond iets te gebeuren. Er dreigde gevaar. Goed en kwaad liepen in elkaar over. En dan hebben we het niet alleen over de carrière van de auteurs in die tijd. In Gele Geschiedenis zat Tony nog in de kast, had Tim nog geen Marilyn Monroe als kortstondige geliefde en was Mac nog niet blindelings ten prooi gevallen aan een verscheurende liefde voor zijn Alix.
Aantal genomineerde albums van Conrad: 3/440
Aantal genomineerde albums van Yann: 10/440
Faits divers (Yann & Conrad):
• Yannick Lepennetier werd op 25 mei 1954 geboren in Marseille. Zijn vader was een kapitein op de lange vaart, zijn twee broers werden dokters.
• Didier Conrad zag het levenslicht op 6 mei 1959 in dezelfde Franse kuststad aan de Middellandse Zee.
• In Un Harem de Papier (een monografie over Yann uit augustus 2004) opende de scenarioschrijver een boekje over zijn jeugd: "Eigenlijk was ik nóg jonger, maar daarvóór noem ik het geen zelfmoord. Enkel de zin om de 'vertoning' daar te eindigen. Met de film die voor je ogen rolt en waarin ik onvrijwillig de acteur ben, hield ik me echter niet bezig. Ik heb uiteraard een autistische fond. Ik zat soms buiten op de vensterbank van mijn kamer, sloot de ogen en overdacht mijn leven. Wat me steeds heeft tegengehouden om te springen, denk ik, is dat er in die periode een hond steeds onder het raam een drol achterliet. De idee om me te pletter te storten in een hondendrol leek me te zielig. Vandaar dat ik terug mijn kamer inging, me op het bed neervlijde en een goeie ouwe Suske en Wiske las. Aan alle chronische depressievelingen raad ik trouwens De IJzeren Schelvis aan." Dat gebeurde op zijn achtste. De zelfdodingsgedachten zouden nog duren tot zijn twintigste. Een aanleiding is te vinden in de vele afwezigheden van zijn hard werkende vader, die zeevaarder was op een cargoschip, en Yanns zwarte kijk op de (vertekende) werkelijkheid door het lezen van zijn verzameling boeken. Na het verschijnen van deze en andere openhartige uitlaten in dit interviewboek heeft Yanns vader sindsdien niet meer gesproken met zijn zoon.
• Op school werd Yann door de joodse leerlingen aanzien als een van hen. Hij werd uitgenodigd op alle barmitswa's van zijn vrienden terwijl hij door de Arabieren werd beschimpt omdat hij een jood zou zijn. Voor alle duidelijkheid: Yann is helemaal geen jood. Hij kwam uit een streng religieus, Bretoens-katholiek nest. Later zou hij met zijn reeks La Patrouille des Libellulles getekend door Marc Hardy, nog beschuldigingen krijgen voor racisme, antisemitisme en fascisme. Nochtans lachte hij in deze harde satirische reeks met zowel joden, gaullisten als nazi's. Adolf Hitler kreeg er even veel van langs als Charles de Gaulle.
• Yann beweerde dat hij net zoals Maurice Tillieux, Hergé en André Franquin een onprettige jeugd meemaakte. Hij vertelde in Yann & Conrad. Une Monographie dat Franquin hem ooit toevertrouwde dat hij in zijn jeugd elke dag een spoorwegbrug overstak en zich afvroeg of hij zou springen of niet. Verder verzekerde Franquin hem dat De Mesmaeker grafisch leek op zijn bloedeigen vader en dat het ernstige, kolerieke personage een soort wraak was op zijn vader.
• Op zijn vijftiende werkte Yann al samen met Edith voor een eerste versie van Basil et Victoria. Naast een latere, meer concrete samenwerking voor een albumreeks bij Les Humanoïdes Associés leverde het hem ook nog een vriendin op. Ediths zuster Agnès trouwde later met Yann. Het huwelijk leverde ondertussen twee zonen op.
• In Robbedoes 1865 uit 1973 verschenen Conrads eerste gepubliceerde strippagina's in Vrij Vel, de rubriek waarin tekenaars (aanvankelijk gevestigde waarden, later jonge talenten) twee pagina's carte blanche kregen om hun talent te tonen. Hij verveelde zich die zomer en tekende wat voor de rubriek. Na publicatie wist Conrad al dat hij voor Robbedoes wilde werken. De redactionele inleiding voorspelde de veertienjarige een lange toekomst. Twaalf nummers later (in nummer 1877 van 1974) was Yann aan de beurt met een soort parodie op Guust Flater, zo trouw mogelijk aan Franquins tekenstijl. Hij publiceerde onder de naam Balac.
• Na een studie in de reclame en de architectuur wilde Yann het maken als tekenaar. In 1974 debuteerde hij dus in Robbedoes met een Vrij Vel. Zijn broers hadden hem op het bestaan van Robbedoes en de rubriek attent gemaakt. In een weekendje maakte hij de twee benodigde strippagina's. Het waren zijn eerste ooit, over een student met een haardos, groene trui met rolkraag en een tekenstijl die duidelijk geïnspireerd was op Guust Flater van Franquin. Hij zat toen in zijn derde jaar architectuur. Vervolgens stuurde hij regelmatig nieuwe pagina's op, steeds in dezelfde Franquin-achtige stijl met Guust Flater als voorbeeld. Hij vroeg zich af waarom hoofdredacteur Thierry Martens ze niet allemaal, maar slechts een paar ervan publiceerde.
• Conrads Vrij Vel-bijdrages waren grimmiger dan die van Yann. En dat voor een veertienjarige. Uit de summiere biografische gegevens bij het Vrij Vel van de jonge tekenaar leerde Yann dat hij in Marseille woonde, net zoals hijzelf. Een van Yanns broers zocht in het telefoonboek naar de naam Conrad en vond er drie. Zijn moeder belde vervolgens de lijst af en kreeg de moeder van de knaap aan de lijn. Dat was in 1973. Yann was toen negentien.
• Na Conrads Vrij Vel kreeg hij het hoog in de bol. Hoewel zo jong ervaarde hij het al snel als normaal dat zijn werk werd gepubliceerd. De stripjes die de ronde deden op school vielen trouwens ook al in goede aarde. Hij begreep dus niet dat al zijn opgestuurde strips naar Dupuis daarna werden geweigerd. De reden was dat er geen evolutie in zijn tekenwerk te merken was en dat was toch de bedoeling van de rubriek. Hij weet het voor een stuk aan de verre ligging tussen Marseille en Brussel. Mocht hij iemand als Tillieux v
óór zich hebben gehad, iemand van wie hij kon leren, dan zou er een snellere vooruitgang gebeurd zijn, beweerde hij. Een tweede Vrij Vel was een westernverhaaltje dat geen potten brak.
• Conrad zag een toekomst zoals zijn moeder het zag niet zitten. In plaats van ingenieur wilde hij iets artistieks doen. Hij hield altijd al van de grote neuzenstrips uit Robbedoes en Kuifje, de Waalse strips kortom. Maar hij vond wel dat die tekenstijl zich ook leende om een volwassener verhaal te vertellen. Van Robbedoes stapte hij als lezer over naar Métal Hurlant. Het waren die twee strekkingen die hij wilde combineren. Bovendien hield hij van de zwartere Amerikaanse cinema zoals Midnight Cowboy en Little Big Man met Dustin Hoffman of oudere Franse films. In die tijd waren films gewelddadiger, ook in vergelijking met strips.
• In hun jeugd ontleenden Yann en zijn broers elke zondagmiddag in een parochie elk drie albums. In een paar jaar tijd hadden ze de complete catalogus van Dupuis en Lombard gelezen. Franquin, Tillieux, Peyo, Raymond Macherot en Edgar-Pierre Jacobs genoten zijn voorkeur. Het Nest van de Marsupilami's, Poezekat en de Krompier en alles van Guus Slim waren zijn favoriete albums. Franquin vond hij goed om de tekeningen, maar Tillieux en Peyo (vooral met Johan en Pirrewiet en een meesterwerk als De Smurführer) vond hij op scenariogebied erg sterk.
• Naast strips las hij vaak de romannetjesreeks Bob Morane van Henri Venres die hij later nog zou parodiëren. Hij verzamelde laat in de jaren tachtig trouwens de gouacheschilderijen
voor de boekencovers van Pierre Joubert. Joubert is by the way een sleutelfiguur in de carrière van Emmanuel Lepage...

• Yann erkende ook het talent van René Goscinny, maar meer voor zijn eerste Lucky Luke-albums dan voor Asterix. Conrad daarentegen hield van Asterix. In zijn werk is dat te merken door de manier waarop hij dikke ("Wie is hier dik?") personages tekent zoals Mac en de zwarte kapitein O'Rourke.
• Conrad heeft Zwitsers bloed door de aderen stromen. Yann dan weer Bretoens. Er is dan ook nog het leeftijdsverschil van vijf jaar. Enkel in hun werk was er in het begin een gemeenschappelijk punt. Een eerste ontmoeting was aan de orde. In Marseille was er toch niemand anders met eenzelfde fascinatie voor strips hoewel Belgische stripalbums in die tijd slecht werden gedistribueerd in het zuiden van Frankrijk.
• Omdat Yann vijf jaar ouder was, raakte hij gefrustreerd dat zijn hoge productie niet sneller kon getekend worden. Zijn architectuurstudie had hij al opgegeven voor het weekblad.
• De betaling voor hun werk was archislecht. Voor een Belg zou het nog oké zijn, maar het leven in Frankrijk was duurder. Yann bleef bij zijn ouders wonen. In die tijd had Robbedoes de gewoonte om strips te bestellen die snel moesten gemaakt worden aan een tempo dat niet haalbaar was voor de twee jonge Fransen. De Belgische auteurs hokten steeds vaker samen en konden kosten delen. Het samenhorigheidsgevoel onder hen vergrootte.
• Yanns eerste indruk van Conrad op hun eerste ontmoeting was niet positief. Hij vond hem een bruut. Yann had strippagina’s van zichzelf meegenomen om aan Conrad te tonen. Veel waren er dat niet. Op die vier of vijf pagina's stonden dan nog enkele naakten. Conrad reageerde knorrig en ontgoocheld en ging in een hoekje zitten. Nerveus geworden vroeg Yann of Conrad zijn tekeningen kon tonen. Hij opende een kast die uitpuilde van de papieren. Het verschil was duidelijk. Yann had zich met zijn Vrij Vel een weekend lang geamuseerd om zelf eens een strippoging te wagen terwijl Conrad al jaren lang tegen de sterren op platen produceerde met als enig doel striptekenaar te worden. En weg was de negatieve eerste indruk. Het begon hem te dagen dat er een samenwerking mogelijk was, al zeker omdat het schrijven van verhalen hem meer aanstond, hoewel het als beroep nog niet in het achterhoofd zat.
• Over Sergio Leone, Stanley Kubrick en over films als The Conversation of French Connection konden ze uren doorbomen. Hun smaak had raakpunten en hun gevoel voor humor ging eenzelfde richting op. Omdat ze allebei wat problemen hadden met hun ouders was er de agressieve drang naar vrijheid. Genoeg stof tot inspiratie voor het bedenken van verhalen, anders dan wanneer iemand gelukkig zou zijn en niets te vertellen had.
• Yann en Conrad maakten samen een Vrij Vel, maar de handtekening van Conrad verdween bij de druk. Het is het verhaal in nummer 1950 van 28 augustus 1975. Conrad tekende het personage, striptekenaar Durock, in een verhaal waarin Yann zichzelf tekende.
• Yann had op jonge leeftijd zwarte gedachten. De maatschappij die hem door zijn ouders werd gepresenteerd, stond hem niet aan en hij kampte met zelfdodingsgedachten. De zeldzame dingen die hem aanspraken op artistiek niveau
met een geniale uitstraling lieten kunstenaars toe om ervan te leren, zichzelf bij te schaven, om œuvres op te bouwen en kunst te creëren. Yann had het moeilijk om daar als individu aansluiting bij te vinden, wat frustrerend werkte. Hij gooide zich dan maar op het obsessief verzamelen van boeken, postzegels, vliegtuigmaquettes, mineralen en uiteraard strips. Maar de vraag wat er na zijn zelfdoding met zijn collecties zou gebeuren, deed hem afzien van het plan. Conrad was veel zefverzekerder. Hij vond ook dat hij beter kon tekenen dan Yann.
• Wanneer Yann zijn bac (een soort middelbare school) beëindigde, moest Conrad er nog aan beginnen. Het zou nog een jaar kosten vooraleer ze op een hoger professioneel echelon uit de startblokken konden schieten. En dat vlotte niet in het begin. Hun platen werden overal geweigerd. Ofwel was het te agressief, of te veel dit of te weinig dat. Bij Fluide Glacial werden ze zelfs de deur uitgewerkt. Hoewel hun voorsprongetje bij Robbedoes met eerder gepubliceerde Vrij Vel-pagina's vond het duo dat hun werk beter in Pilote of Fluide Glacial paste. Het Robbedoes-weekblad uit die periode vonden ze niet goed meer tot Yvan Delporte en Franquin de kans kregen de bijlage Le Trombone Illustré te maken. Daarvoor wilden ze wel naar Brussel afzakken om hun ideeën voor te stellen. En in het andere geval kennis te maken met de Trombone-ploeg. Helaas voor het duo kwamen ze bij de redactie aankloppen in dezelfde week dat Le Tromboine Illustré niet langer mocht verschijnen. Dat gebeurde in 1977. Toch werden ze vriendelijk onthaald, maar hun projecten werden ook hier geweigerd. Conrad dacht dat hun subversieve teksten minder zouden opvallen met een brave, komische tekenstijl. Maar de redactie had het wel gezien! Ze waren minder dom dan het duo verwachtte.
• Conrad kreeg echter wel het voorstel om iets te doen voor het blad. Raoul Cauvin en daarna Delporte hadden vaag beloofd hem een scenario op te sturen. Door gebrek aan tijd van Cauvin kwam het er niet van. Voor Conrad bleef het bij wat losse schetsen. De traditionele serie in het vooruitzicht beloofde niet interessant te worden. Conrad wilde het metier wel leren, maar wist niet op welke manier. Later leerde hij dat het geen pas gaf om scenaristen en projecten te weigeren die Dupuis voorstelde. Daarmee isoleerden ze zich van de rest.
• Het duo werkte dan aan een nieuw project over een middeleeuws gezin met vijftien kinderen waarvan de jongste niets erfde en dan maar kruisvaarder wordt. De idee dat hij het graf van Jezus Christus zou helpen bevrijden van de muselmannen staat de jonge kruisvaarder aan, net zoals het roven van land dat toebehoort aan de barbaren en het plegen van gewelddadigheden. Maar in het Beloofde Land aangekomen merkt hij dat het land en zijn inwoners geraffineerde en gecultiveerde mensen zijn. Hij komt tot het besef dat zijzelf de barbaren zijn. Het project beviel de redactie van Robbedoes (uitgegeven door het streng-katholieke Dupuis) niet. Conrad had daar trouwens proefplaten voor getekend die op de redactie werden gestolen.
• Snel daarna zouden ze werken aan een nieuw
— naar eigen mening — glorieus project over de detective Pinkerton van hetzelfde detectivebureau dat echt heeft bestaan. Het hoofdpersonage was een rotzakje dat denkt dat hij alle vrouwen kan krijgen. In zijn onderzoeken wordt hij bijgestaan door zijn broer, een kind. Het decor was het Amerika van 1890. Deze voorloper van Cotton Kid viel ook al niet in de smaak omdat het noch een western noch een detectivereeks was.
• De geweigerde projecten begonnen een dramatische weerslag te geven op hun leven. Er moest brood op de plank komen. Het duo werd agressief. Tegelijk kregen jonge Belgen als Frédéric Jannin, Bernard Hislaire, Christian Darasse en André Geerts hun kans met lieflijke verhaaltjes. Yann en Conrad zagen hun blad Robbedoes veranderen in iets poëtisch.
• Als auteur in de dop heeft Yann ook zijn portie zwarte sneeuw gezien. Veel tekenaars hadden de idee dat zij eigenlijk de echte eigenaar zijn van een serie. Ze behandelden hem daarom als minderwaardig. "Als een neger", omschreef Yann het. Er waren tekenaars die hem om ideeën voor gags vroegen en hem daar nooit voor betaalden. Yanns naam betekende in die paar jaar niets. Op zijn best werd hij uitgenodigd voor een etentje.

L'Incommensurable Abomination de Cthuluh was een eerste stripproject voor een langer verhaal, een sciencefictionstrip uit 1978. Tot meer dan een flink aantal proefplaten kwam het niet.
• En steeds bleef de Robbedoes-redactie hartelijk en open staan voor discussie. Ze waren al blij dat er Fransen geïnteresseerd waren om voor het blad te werken. Hoofdredacteur Thierry Martens had tekeningen gezien van Conrad en vroeg of hij iets wilde maken voor Robbedoes. Conrad antwoorde blasé: "Ja, waarom niet..." goed weten dat in de voorbije jaren veel Vrij Vel-kortverhalen en projecten werden geweigerd. Smit le Bénédicte, alias Mythic (Alfa, Rubine) was een van de scenaristen die tijd voor hem hadden. Conrad hield erg van zijn Gaffel en Gitaar dat hij voor Hardy schreef. In 1978 begon daaruitvolgend Conrads eerste serie Jason (een komisch fantasyvehikel) in Robbedoes te lopen op scenario van Mythic. Twee verhalen van 22 pagina's raakten gepubliceerd. Het was meteen een leerproces. Was hij in staat om met enige regelmaat en met een grote consistentie het langere werk aan te kunnen? Door rekening te houden met commentaren slaagde hij in de test. Maar het zou nog beter kunnen als hij niet zo ver woonde. Jason raakte snel na afwerking gepubliceerd en Robbedoes betaalde goed. Over het gedrukte resultaat schaamde Conrad zich wel. Hij stond inmiddels al verder op grafisch gebied.
• Mythic was een veeleisende scenarist. Hij liet Conrad stadsgezichten tekenen en haast onmogelijk te verstrippen prentjes. Mythic zag het te filmisch. Allebei waren ze ontgoocheld over het resultaat en er kwam geen vervolg op hun samenwerking. Conrad stelde dan aan Yann voor om als duo verder te gaan. Daarbij stelde hij als jonkie wel enige voorwaarden wat op Yann als autoritair overkwam. En hop, het plan werd al afgevoerd. Het duo splitte. Yann ging zijn eigen weg en kon samenwerken met andere tekenaars vooraleer weer bij Conrad uit te komen. Intussen had Tome aan Conrad voorgesteld om een scenario van hem uit te tekenen, maar Conrad antwoordde dat hij niet geïnteresseerd was. Hij wilde alleen met Yann samenwerken.
• In Robbedoes 2143 van 10 mei 1979 stond in hetzelfde nummer de twee laatste pagina's van Jason, maar ook het kortverhaal Sawfee, een westernparodie van zes pagina's met een versie van Clint Eastwood in de hoofdrol en eigenlijk een voorlopertje van Tony. Het was een van de eerste kortverhalen van Yann en Conrad in Robbedoes na hun Vrij Vel-avontuur. Een jaartje later startte De Onnoembaren.
• Een van de eerste woordjes die Yann in België leerde was "speculoos". Het zou nog leiden tot het personage met dezelfde reeksnaam Célestin Speculoos (van tekenaar Denis Bodart). Het was ook een beetje een knipoog naar Blueberry die met een verfranste naam eigenlijk Myrtille zou moeten heten.

• In 1981 sieren de befaamde Hauts de Page het blad Spirou. Datzelfde jaar werd het Onnoembaren-verhaal Cloaques door de redactie geweigerd.
• De verandering bij Robbedoes zette zich in met iemand als Jannin die in Le Trombone Illustré German en Wij publiceerde dat daarna naar Robbedoes verhuisde. De stijl was niet meteen de gekende school van Marcinelle. André Geerts, Frank Pé en Hislaire kwamen kort daarna aan de bak. Van hen allen stond Conrad dan nog het dichtst bij de traditionele Dupuis-school.
• Hun eerste 'vijand' op de redactie was de entourage rond Bernard Hislaire. Zij wilden een sfeer uitdragen die poëtisch was en in die trant maakte Hislaire enkele illustraties die het blad opfleurden in hoekjes die moesten opgevuld worden. Het duo kwam deze natuurlijk ook onder ogen. Met hun gebruikelijke tact zeiden ze dat het rommel was, niet eens grappig. Toenmalig hoofdredacteur Alain De Kuyssche daagde hen uit om dan maar zelf met wat beters te komen. Ze tekenden vervolgens enkele gags en de redactie vroeg om hen een dozijn per week te leveren waaruit ze konden kiezen. Yann schreef er een twintigtal, Conrad selecteerde de helft en schreef er zelf nog een stuk of twee bij die Yann kon aanpassen als ze niet grappig genoeg waren. En zo konden ze aan de slag voor Les Hauts de Page, die de bovenkant van veel pagina’s sierden. De onderkant, Les Bas de Page, waren voor een andere tekenaar, Frank, met onder andere De Eland.
• Voorheen maakte Stéphane Colman tekeningen voor de bovenrubriek. Meer dan de herdenking van verjaardagen van personen of uitvindingen was dat niet. De ideeën en uitwerking waren slecht, vonden Yann en Conrad. In die dagen hadden ze de gewoonte om op de redactie alles te bekritiseren wat hen onder ogen kwam.
• Ze wilden het dus beter doen. 's Nachts werkten ze op de redactie (waar ze voorlopig logeerden) aan een weekproductie van eigen gags. ’s Morgens kon De Kuyssche ze op zijn bureau terugvinden. Hij moest ermee lachen en stuurde ze naar de drukkerij. Zo snel viel de beslissing. En ook de opdracht om nieuwe gags te verzinnen voor de volgende week. Niet goed wetend hoeveel nummers dit zou duren, toog het duo aan het werk.
• De auteurs waren pendelaars geworden tussen twee steden. De ene keer konden ze overnachten op de redactie, de andere keer sliepen ze thuis in Marseille. Er werd 's nachts op en af gereden naar Marseille en Brussel in de wagen van Conrad. Op een keer had Conrad een oorontsteking en moest Yann bijgevolg rijden. Hij viel in slaap en kwam weer wakker terwijl de zijkant van de wagen langs een metalen vangrail schuurde. Ook Conrad schrok op en liet daarna Yann nooit meer rijden.
• Al vlug namen ze in hun strookjes tekenaars op de korrel waarvan ze vonden dat ze hun werk niet goed deden. Gevestigde tekenaars van wie bleek dat ze betaald worden per plaat en die hoge verkoopcijfers haalden en die men daarom niet meer durfde te bekritiseren vond Conrad onrechtvaardig. Hij wilde hen op de vingers tikken. Ze waren het niet waard om bevoordeeld te worden. Mensen die hij niet apprecieerde, maar toch hun werk goed deden, was een andere zaak. Die liet hij ongemoeid. Met die andere tekenaars gaf men een signaal aan auteurs dat ze best konden afkomen met platen die net zo min van kwaliteit waren en hen dan nog het excuus gaven dat hun tekenwerk niet slechter was dan wat er nu werd gepubliceerd. Het was een strijd tegen de middelmatigheid. Het was een aversie tegen reeksen en verhalen als Archie Cash, de verstripte verhalen van Daudet door Mittéï, Geniale Olivier, Al Alo, Sam en de Beer,...
• Tussen de geviseerde auteurs zaten Cauvin, Stephen Desberg, Jacques Devos, Lucien Degieter, Gos, Roger Leloup, Mitteï, maar ook Franquin en hun vriend Hislaire.
• Degieter was de eerste die als geviseerde auteur reageerde op een gag. Hij kon niet lachen met Papyrus die een sigaret rookte via zijn gat om longkanker te vermijden. Het duo stelde voor dat hij een recht van antwoord liet publiceren, waar hij ook op inging. Vervolgens maakten Yann en Conrad op hun beurt een recht van antwoord op Degieters recht van antwoord. Dat was het halvepaginastripje De Sigaretten van de Farao, een avontuurtje van Talk en Baltimore in Robbedoes 2254 als parodie op Blake en Mortimer die in een crypte een als farao uitgedoste Degieter aantreffen. In het laatste plaatje maakt Papyrus reclame voor sigaretten. Hoewel het niet de bedoeling was om kwaadaardig te zijn, was Degieter furieus en schreeuwde het op de redactie uit dat ze hem belachelijk hadden gemaakt, dat ze smeerlappen waren en oorvegen verdienden.
• De eerste twee strookjes die geweigerd werden, gingen over Jacques Devos, tekenaar van Geniale Olivier.
• Jonge collega's namen het duo ook bij de arm door te zeggen dat ze gek geworden zijn en dat ze er zelf nog wel zouden zijn als zij werden ontslagen. Yann herinnert zich hun namen niet meer. Die voorzichtige tekenaars publiceren vandaag niet of amper.
• Het duo ondervond dat er een garde tekenaars was die het duo liever zag vertrekken. Van Roger Leloup ontvingen ze een brief met een Yoko Tsuno in de hoofding die een bloem vasthoudt. Hij vroeg hen via de brief waarom ze zo gemeen waren, waarom ze zijn Yoko, die nochtans zo lief en braaf was, lastigvielen. Hij vertrouwde hen nog toe dat ze hem aan het huilen brachten, dat hij hun haat niet begreep terwijl hij nochtans goed werk leverde en dat het zo makkelijk was om gemeen te zijn. In een gag ging het over de weinig gevulde boezem van Yoko. In een veel latere reactie in 2007 zou hij daar nog een heel discours over opzetten dat Japanse vrouwen sowieso minder boezem hebben. Wat Leloup dan nog niet wist, is dat de heren op hun nachtelijke tochten op de redactie originele platen vonden van Leloup. Ze tekenden druppels onder wagens, maar ook tussen de billen van Yoko Tsuno, alsof ze lekte. De hoofdredacteur krabde 's anderendaags de piepkleine druppels weg met een mesje. Gelukkig vond hij ze telkens allemaal terug.
• Kan kloppen, maar de gevolgen moest het duo zelf dragen. Ze logeerden op een zolderkamer van de uitgeverij waar twee veldbedden stonden waarop ze konden rusten en slapen. Op een dag stond Mittéï aan de deur. Hij was boven zijn theewater. Hij zei dat hij hen allebei op de muil kwam slaan. "Ja, ja! Eerst mij, nee mij..." antwoordden de twee auteurs. In het nauw gedreven, liet Mittéï zich zakken op een van de twee bedden en kloeg: "Jullie zijn gemeen, mijn zoon kijkt op me neer, hij lacht met jullie Hauts de Page, mijn prestige staat op het spel..."
• Iemand als Gos daarentegen, van wie zijn Melkwegers werden omschreven als wezens die slechts één teelbal hadden en dan nog als antenne op hun hoofd, moedigde hen aan om verder te gaan. Zij brachten hem aan net lachen. Maar het had een averechts affect. Van de weeromstuit hadden ze het nooit meer over de Katamarom en de Melkwegers.
• Yann en Conrad waren zo'n beetje halve redactieleden. Zij het met veel moeite wisten ze jonge auteurs te enthousiasmeren voor het blad zodat kleine tekeningetjes om hoekjes op te vullen het waard waren te lezen of te bekijken. Dat leverde veel appreciatie op van De Kuyssche, die op zijn beurt investeerde in het motiveren van auteurs om er iets tofs van te maken.
• De Kuyssche hield hen een hand boven het hoofd. Het blad had nieuw bloed nodig en een nieuwe smoel. Ook Charles Dupuis kneep een oogje toe (ondanks de vele telefoontjes van oudere tekenaars die hij ontving) want zijn sterauteur Franquin was een fan van hun werk. Toch werd José Dutillieu, die van een audiovisueel filiaal van Dupuis kwam, aangesteld als "conceptdirecteur", een lege huls om hun werk te controleren en tegelijk de ontevreden auteurs te sussen. Omdat klachten bij De Kuyssche toch geen resultaat opbrachten, klopten de geviseerde auteurs dan maar aan bij Dutillieu. Het duo had hem echter in de greep dankzij zijn ijdelheid. Ze hadden hem afgebeeld in een paar gags en daar was hij bijzonder trots op. Hij heeft trouwens nooit kunnen uitleggen wat zijn functie "conceptdirecteur" eigenlijk inhield.
• De Kuyssche werd ontslagen op vraag van Michel Dupuis, de kleinzoon van Charles. Michel wilde terug naar de Robbedoes van vroeger. Les Hauts de Page waren een van de oorzaken voor het ontslag.
• Dutillieu nam het recht om van de voorgestelde gags deze te weren waarvan hij niet hield of degene die hij niet snapte. Hij schrapte er veel. Toen kwam het duo op de idee om er enorm veel te maken met zeer harde, slechte en bijna pornografische grappen. Dan zou hij er toch nog doorlaten die minder erg leken. Helaas werden er enkele doorgelaten die hij niet eens had gezien en waarvan het zeker niet de bedoeling was dat ze zouden gepubliceerd raken, bijvoorbeeld een grap over een worm die een sigaret sodomiseert.
• Een andere gag ging over de grote directeur Charles Dupuis zelf. Dutillieu kon er niet mee lachen en dreigde dat hij het zou laten zien aan Dupuis. Zijn bedreiging ten uitvoer brengend had hij niet verwacht dat Dupuis het grappig vond en het goedkeurde voor publicatie.
• In een gag brachten ze Eric Maltaite en Stéphane Colman die zich amuseren in Griekenland. Ze lieten hen doorgaan voor een homokoppel. Maltaite en Colman vonden dat zeer plezant en vonden het een eer om vermeld te worden.
• Daarnaast kon het duo ook rekenen op medeplichtigen op de redactie en bij de drukker. Zo kwam een snelkoerier soms grappen ophalen in Marseille om ze sito presto naar de drukkerij te brengen en zo Dutillieu te kortsluiten. Tussen deze grappen werden er gepubliceerd waarin de "conceptdirecteur" belachelijk werd gemaakt en er enkel was om hen te censureren. Het duo zocht duidelijk oorlog en dacht dat andere jonge auteurs wel mee zouden staan op de barricades, maar niets was minder waar. Uiteindelijk stonden ze er alleen voor.

• Na acht maanden maakte José Dutillieu een eind aan Les Hauts de Page. Maar de culturele revolutie was al gemaakt. Dutillieu was een oud-koloniaal die te pas en te onpas anekdotes opdiste uit voormalig Congo. Anekdotes in de trant van "Ah bien, op een dag hebben we in Afrika een zwarte gedood. Ah bien, we zijn snel weggegaan om ons niet te laten pakken en het kadaver voor de 'kokrodillen' te gooien". Het duo verloor op slag alle respect voor de man. Ze vonden elkaar wel eens terug in het kantoor van Dupuis. Toen regende het verwijten dat Dutillieu alle facturen blokkeerde en dat ze zo niet konden werken, dat ze tijd verloren terwijl ze zoveel moesten doen. Dutillieu wist niet goed hoe hij daarmee moest omgaan. Het argument was dat hun werk hen lezers zou kosten, wat niet waar was want Robbedoes was al wat langer meer in your face geworden. Op het moment van Les Hauts de Page stabiliseerde de verkoop, wat een overwinning op zich was. Daarna slonk de verkoop opnieuw. De verschillende partijen bevonden zich in een situatie waarin alles werd beslist door Dupuis die geen beslissingen nam.
• Nadat Les Hauts de Page werden afgevoerd door Spirou, klopte Glénat aan de deur om het avontuur verder te zetten voor hun maandblad Circus, maar het duo hapte niet toe. De referenties en de tijdschriftcultuur waren bijlange niet dezelfde.
Yves Schlirf wilde een boekje uitbrengen met alle Hauts de Page-gags, de gecensureerde incluis. Toen dat ter ore kwam van enkele geviseerde tekenaars kreeg hij zijn portie brieven van advocaten in de bus. Daarin werd gedreigd met een proces als hij tekeningen met hun figuren zou uitgeven. Schlirf vond er niets beter op dan alle herkenbare personages met een zwart balkje voor de ogen af te beelden zodat de auteurs geen verhaal konden halen. Yvan Delporte bemiddelde dan nog om de tekenaars uit te leggen dat het allemaal maar om te lachen was. Een van de voorwaarden evenwel was dat er geen herdruk mocht verschijnen. Dan nog kreeg Schilrf commentaar, maar na verloop van tijd ging de storm liggen. In 1981 verscheen dan Huits Mois dans l'Enfer des Hauts de Page in een oplage van duizendvijfhonderd exemplaren, Yann & Conrads allereerste album. In 1989 verscheen een piraateditie op duizend exemplaren en nog eens een illegale editie in 1993 op honderd exemplaren.
• Op een dag kwam de Waalse staatsomroep RTBF filmen op de redactie van Spirou. Dat was in de periode van Driedubbel Nul. Als Fransen werden ze gescheiden van de Belgische groep redacteurs en dat schoot in het verkeerde keelgat. Er was niet echt een misprijzen tegenover Franse buitenstaanders, maar in het verleden had de redactie wat problemen met de ietwat rebellerende houding van vooral Bretoense tekenaars als Jean-Claude Fournier en Malo Louarn. Yann verzweeg dat hij zelf van Bretoense afkomst was. De Belgische redactie had wat moeite met de pretentieuze houding van Franse auteurs.
• Het duo overnachtte ofwel op de redactie of bij Hislaire. Wanneer het eerste voorviel, dan kwam Hislaire het duo wel eens vervoegen samen met een paar andere tekenaars. Ze amuseerden zich door in kasten en laden op de redactie te snuisteren met het oog op het vinden van rapporten die naar Dupuis moesten verstuurd worden. Eigenlijk was het spionage, en De Kuyssche wist ervan. Ze lazen contracten, maakten fotokopies, ze stelden een archief samen over de uitgever en kenden alle geheimen en de prijsafspraken tussen de uitgever en de auteurs. Wanneer ze zelf onderhandelden voor nieuwe contracten, misbruikten ze uiteraard deze voorkennis. Op een van die nachtelijke tochten vond het duo een memo van Thierry Martens waarin stond dat de uitgeverij nooit een album zou uitgeven van Yann en Conrad. Er stond: "Geef ze niet uit; laat ze een album uitbrengen bij de concurrentie, dat zal hen kalmeren en ze zullen teneergeslagen terugkomen". Dat stelde hen enigszins gerust want zo konden ze het zeker op een ander beter treffen, mochten ze ooit ontslagen worden. José Dutillieu had ook een kast met fiches over alle auteurs die gequoteerd werden op tekeningen, stijl,... Het duo wist de sleutel te bemachtigen en de fiches te kopiëren.
• Frank had ontzag voor het duo. Op een avond wilde hij hen bezoeken op hun zolderkamertje bij Dupuis. Hij klopte aan en hoorde wat zeggen. Hij kwam binnen en zag hen allebei op hun bed liggen. Conrad zei met wijd opengesperde ogen dat hij wel hoorde kloppen, maar niet gezegd had dat Frank mocht binnenkomen. Frank voelde zich even geterroriseerd hoewel er niets ernstigs aan de hand was.
• Nadat Le Trombone Illustré ermee moest stoppen in 1977 wilde een bende Marseillanen in 1982 een nieuw nummer maken van het blad voor een of andere handelsschool. Maar omdat Franquin aan Dupuis had beloofd dat hij nergens anders Le Trombone Illustré zou maken dan in Spirou, werd het dan maar Le Trombone Illétré dat als bijlage zou verschijnen bij Bédésup 21 in juni 1982. Hiervoor maakte Conrad de titeltekening, maar daarmee zette hij hoofdredacteur Yvan Delporte op zijn paard. De tekening was vergeven van de spiernaakte meisjes met allemaal hetzelfde soort lijf. Delporte zei hem dat hij niets meer dan opblaaspoppen had getekend. Dat heeft Conrad goed in zijn oren geknoopt.
• Nadat Fournier stopte met Robbedoes, vroeg Dupuis aan Jean Roba of hij de serie wilde verderzetten. Hij had al de ervaring door Franquin te assisteren voor de verhalen Tembo Taboe, De Bubbelmannen en De Miniatuurtjes. Maar Roba weigerde. Toen lobbyde Franquin bij Yann en Conrad of zij niet geïnteresseerd waren. In hun Hauts des Page, twee covers (waarvan slechts één gepubliceerd) en wat losse illustraties hadden ze het personage al getekend en dat deden ze overtuigend. Het duo had er wel oren naar, maar wilden de Marsupilami gebruiken. Probleem, want het personage behoorde Franquin toe, ook qua rechten. Ze hebben hem opgebeld en kregen de toestemming voor een soort vervolg op Het Nest van de Marsupilami's. Helaas voor de stripgeschiedenis vonden ze Dutillieu op hun pad. Hij kwam uit een audiovisueel filiaal van Dupuis waaruit ook Nic Broca, zijn beste vriend, kwam. Dutillieu dreigde ermee dat hij elke pagina van het duo, elk plaatje tot in de kleinste details zou uitvlooien, mochten ze Robbedoes overnemen. Het voorgestelde contract stelde hen ook voor onmogelijke eisen. Naast Robbedoes mochten ze geen enkele andere serie opzetten gedurende tien jaar en alle personages die ze in de reeks creëerden zouden het bezit worden van Dupuis. Het werd neen. Vervolgens heeft de redactie Stéphane Colman gecontacteerd, die met een geweldige proefpagina de aandacht had getrokken. Jammer voor beide partijen werkte hij te traag. Hij zou zes jaar aan een album moeten werken voor een dergelijk resultaat. Tome & Janry kwamen uiteindelijk als beste keuze uit de bus.
• Yann zou later alsnog Robbedoes-verhalen schrijven, ten eerste voor Yves Chaland, in 2007 nog Een Verhaal van Robbedoes en Kwabbernoot 3: Het Graf van de Rommelgems, getekend door Fabrice Tarrin. Aan deel 50 in de reguliere reeks hielp hij scenarist Jean David Morvan een handje en het one-shot Piccolo in Veldgroen werd getekend door Chaland-epigoon Olivier Schwartz waarvoor hij de synopsis van Chaland recycleerde. Voor Daan Jippes schreef hij ook een verhaaltje van zes pagina's, bedoeld voor een speciaal nummer rond 70 jaar Robbedoes in april 2008, maar door een verandering van hoofdredacteur viel dat allemaal in het water en bleef het verhaal ongepubliceerd, op een verkorte versie van twee pagina's in Casemate 4 van april 2008 na.
• In opdracht van Dupuis kreeg Yann alsnog de opdracht om een Robbedoes-verhaal te schrijven voor Chaland. Het zou zich asfpelen in 1938 toen Robbedoes nog werkte als groom voor een hotel. De Tweede Wereldoorlog zou uitbreken en de Kommandatur zou zich installeren in het hotel. Robbedoes zou dan gecontacteerd worden door het verzet. Het zou in 1988 als one-shot moeten verschijnen bij de vijftigste verjaardag van de held. Maar de nieuwe hoofdredacteur Philippe Vandooren annuleerde alles en ging voluit voor de Robbedoes van Tome & Janry. Op dat moment had Chaland al twaalf pagina's getekend.
Bébert le Cancrelat was een kortverhaal bedoeld voor Frank Pé. Hij legde het scenario aan Conrad voor om advies los te krijgen, maar toen hij terugkwam was Conrad al bezig met tekenen. Frank heeft noot zijn kans gekregen. Het verhaal verscheen in de niet-vertaalde Spirou-special uit 1980 en later ook nog als mini-album bij de Franse editie van Ten Zuidwesten van Moskou.
• In 1984 kregen Yann en Conrad een opdracht voor een stripverhaal van elf pagina's. Il Jouait du Bistouri Assis (Hij Speelde Zittend met het Scalpel) was een pleidooi voor vaginale hysterectomie. bedacht door twee dokters uit Toulon. Het duo kon twee van deze operaties bijwonen, maar Conrad durfde niet. Yann heeft het verhaal zelf moeten tekenen. Deze ervaring heeft hem doen besluiten nooit nog strips te tekenen. Eerder al, door de verdeling van de taken bij De Onnoembaren, ging hij overstag en gaf toe dat hij geen geboren tekenaar was. Uit interviews met Greg, Jean-Michel Charlier en Goscinny begreep hij ook dat ze hun carrière begonnen als tekenaar, maar zich er niet goed genoeg voor voelden.
• Yann vestigde zich in 1984 in Brussel. Toen schreef hij voor Hislaire, maar had ook projecten voor Antoinette Collin, Luc Warnant, Olivier Saive, Dany, Bercovici,... die allen niet doorgingen.
Kuifje in Tibet riep Yann uit als zijn favoriete stripalbum: "Alles zit erin: humor, tragedie, opoffering. Het gaat ver. Het is een mooi liefdesverhaal over iemand die tegen weer en wind zijn beminde, zijn Tjang wil terugvinden. Je krijgt bijna zin om pedofiel te zijn!"
• Naast een reeks gepubliceerde kortverhalen, waaronder een paar die pasten in een reeks parodieën op Oom Wim, maakte het duo ook nooit gepubliceerde parodieën op The Maltese Falcon, De Club van Vijf, Goldorak, Natasja,...
• In 1984 kwam het parodiealbum De Ballade van de Klaters uit bij Yendor (in 1992 herdrukt door Arboris) op de markt dat eenzelfde coverlay-out kende als Guust Flater. Het album droeg het nummer 5 dat toen nog niet bestond in de lopende reeks Guust. Yann en Conrad waren de belangrijkste deelnemers aan dit parodiealbum met gags van een resem tekenaars. Conrad tekende tevens de cover.
• Yanns documentatiebibliotheek is enorm, gaande van tijdschriften als Gala en Geo tot vakbladen voor brandweermannen.

• Naast Conrad hebben de volgende auteurs een beroep gedaan op Yann als scenarist: onder meer Frank Le Gall (deel 3, Marie Rechtdoorzee, van Theodoor Cleysters en het onvertaalde tweeluik Yoyo), Marc Hardy (de gagreeks Titia en Pijpelijn over twee straatmadeliefjes, Over Lijken en La Patrouille des Libelules), Edith (het onvertaalde Basil et Victoria), Yves Chaland (Freddy Lombard), René Hausman (de Vrije Vlucht-albums Drie Grijze Haren en De Eekhoornprins), Batem en Franquin (Marsupilami), Laurent Verron (Govert Suurbier), Bodart (Spettertje, Celestin Speculoos), Morris (Lucky Luke en Cotton Kid), Philippe Berthet (Pin-Up, Yoni), Simon Léturgie (Spoon & White), Marc Michetz (Tako), Erik Juszezak (Narvalo), Olivier Neuray (Witte Nacht), Olivier Wozniak (De Sterrenjagers), Félix Meynet (Karaat), Joël Parnotte (Het Bloed van de Porphyres onder het pseudoniem Balac), Bernard Yslaire (het eerste deel van Samber en een gedeelte van deel 2) en een resem andere tekenaars voor onvertaalde albums, losse gags en kortverhalen voor onder meer collectiealbums.
Yoyo door Frank Le Gall was de enige serie tot eind jaren tachtig die in Conrads ogen gratie zag. Voor het verhaal steunde Yann op nostalgische leesimpressies waarin een bepaalde droomwereld of magie in voorkwam. Hij noemde de eerste verhalen van Suske en Wiske en Donald Duck door Carl Barks als voorbeeld.
• Niet alle projecten van Yann werden gepubliceerd omwille van diverse redenen. Zo bestaan er proefplaten van een Spaghetti-verhaal door Dino Attanasio die het nooit schopten tot een afgewerkt verhaal of album. Ook Steven Dupré heeft proefplaten voor Yann getekend. En er zijn er nog. Ook met Frank Pé, Luc Warnant, Will, Dany, Stéphane Colman, Christian Darasse en Eric Maltaite (meerbepaald voor Spettertje) waren er prille samenwerkingen.
• Hij is dus ook de scenarist van de Lucky Luke-spin-off Kid Lucky, dat hij samen met Conrad signeerde onder de naam Pearce. Morris wilde namelijk niet dat geweten was dat het illustere duo de serie maakte. Pearce maakt ook nog in samenwerking met scenarist Jean Léturgie de reeks Cotton Kid.
• Het Marsupilami-avontuur gebeurde toen Yann en Conrad gevraagd werden mee te werken aan een geplande Amerikaanse tekenfilmserie in de jaren tachtig. Conrad tekende personages terwijl Yann zich bezighield met het storyboard naar scenario's van wijlen Yvan Delporte. De plannen draaiden op niets uit, maar later ontmoette Yann Franquin in een supermarkt in het Brusselse. Op het goede moment want Greg wilde niet langer de scenario's schrijven voor Marsupilami en Franquin en Batem waren serieus in vertraging voor een nieuw album. Nochtans weigerde Yann principieel om nog albums van Franquin te lezen nadat hij met Robbedoes en Kwabbernoot kapte en een zeer lange pauze inlaste voor Guust Flater. Zwartkijken heeft Yann om die reden nooit willen lezen. Jaren later werd Yann zelf de scenarist van een Robbedoes en Kwabbernoot-verhaal met Het Graf van de Rommelgems in de reeks one-shots Een Verhaal van Robbedoes en Kwabbernoot uit 2007, getekend door Fabrice Tarrin. Tot dan toe was dit in het Frans het best verkochte album uit de nevenreeks, al liggen de oplageverschillen met de overige delen slechts een paar duizendtal hoger.
• Omdat Yann met het tekenfilmfiasco nu toch al ervaring had met het universum van de Marsupilami stelde Franquin een samenwerkinng voor. Alvorens te beslissen ging hij eerst na of hij meer dan één album kon schrijven. Hij werkte zes ideeën uit die hij voorlegde aan Franquin. Hij was overtuigd. Zijn eerste verhaal was al gebaseerd op een feit. Zijn vader moest ooit een circus vervoeren op zijn cargoboot. Yann had foto's van de aankomst waarbij alle circusdieren in kooien aan de kade werden gelost. In zijn verhaal stond er dus ook een kooi bij met een zwarte Marsupilami. Franquins vraag was om in een volgend album twee jongeren te introduceren die in een boom woonden zoals Robinson Crusoës. Het liet hem toe om meer dialoog in de albums te brengen.
• Yann is een grote fan van het werk van Claire Wendling van wie hij originele platen verzamelt. De cover van De Lichten van de Amalou 1 is ook in zijn bezit.
• Voor Bernard Yslaire (né Hislaire) schreef hij Samber nadat Yslaire besloot om met hem in zee te gaan in 1985. Het liep fout af (lees er hier meer over) in 1988 en de scenarist spande een proces aan tegen uitgever Glénat en Yslaire. Hij eiste dat Samber niet langer mocht uitgegeven en gedistribueerd worden, op het eerste deel na. De Franse rechtbank in eerste aanleg en daarna het hof van beroep wezen zijn eisen af. Maar toch moesten Glénat en Yslaire hem een klein moreel bedrag betalen voor de uitgave van de luxe-editie van deel 1 waarop zijn naam door een drukfout was weggevallen.
• Dat er nooit een vertaling van Frommeltje en Viola 4 verscheen (ook niet in voorpublicatie), was volgens Yslaire onrechtstreeks de schuld van Yann en Conrad. Yslaire schreef voor het weekblad Spirou/Robbedoes over het duo een nogal pittige tekst die de hoofdredacteur van Robbedoes graag veranderd zag. Yslaire: "Als hij wilde censureren, moest hij dat zelf maar doen, vond ik. Nadien is Frommeltje en Viola niet meer in Robbedoes verschenen. Zodoende kwam er geen album van." Het verhaal had normaal gezien moeten verschijnen in de periode dat Robbedoes een Nederlandstalig katern aanbood dat de hoofdredacteur een grotere keuzevrijheid gaf, maar minder ruimte. Alzo kreeg onder andere Biebel een eerste publicatiekans, maar een paar jaar later werd de Nederlandse koers als een flop ervaren en ging men opnieuw trouwer het Franstalige Spirou volgen.
• Yann vindt het plezant om homoseksuele personages op te voeren. In elk van zijn reeksen zit er wel een. In De Onnoembaren is dat Tony. Ook nog voor Conrad maakten ze Bob Marone als parodie op Bob Morane. In de twee verhalen bedrijven Bob en zijn geliefde Gallantine de herenliefde. Ze verschenen in voorpublicatie in Circus, een stripblad van Glénat. De vertaalde albums verschenen in 1987 en 1988 bij Den Gulden Engel. Ten tijde van Bob Marone was dit redelijk ongezien, zeker als twee hoofdpersonages. Nu zijn de gay men in latere verhalen als Karaat en een heel eiland vol lesbo's in Narvalo eerder oud nieuws. Door problemen met Glénat werd Bob Marone stopgezet hoewel er een derde verhaal, L'Ombre Rose (De Roze Schaduw), klaarlag.
• De stripreeks Bob Marone is autobiografischer dan verwacht. Bobs moeder is gemodelleerd naar Conrads moeder. Bobs vader grijpt ook terug naar herinneringen uit Yanns jeugd. Zijn vader was een wees die werd opgevoed door een geestelijke, zo'n beetje Yanns grootvader die net zoals in Bob Marone na een copieuze maaltijd een tukje nam aan de eettafel.
• Bij een gezamenlijke signeersessie met tekenaar Coria en Henri Vernes, de schrijver van de originele Bob Morane-boeken en -strips, had Yann schrik dat hij slaag ging krijgen van Vernes, die in zijn jeugd nog had gebokst. Maar Vernes was geen dommerik. Hij zag in dat het om een parodie ging. Alleen de breed uitgemeten homoseksuele relatie tussen Bob en Bill geneerde hem. Dat zou zijn weerslag hebben op het origineel vreesde hij. Na tien minuten babbelen werden Yann en Vernes de beste vrienden. Bij de vijftigste verjaardag van de held vierden ze dat samen op restaurant waar Yann het voorstel kreeg om Morane als romanreeks verder te zetten.
Bob Marone zou aanvankelijk verschijnen in L'Aventure, een striptijdschrift dat werd uitgedokterd door Jean-Michel Charlier als uitgeefdirecteur en Alain De Kuyssche als hoofdredacteur. Maar dat avontuur ging niet door. Marcel Gotlib tipte het duo om bij de hoofdredacteur van Fluide Glacial te gaan met het project. Daar aangekomen had het duo in de mot dat ze voor iemand anders werden genomen. Deze persoon beweerde dat Bob Marone een kloon was van Jidéhem en bovendien wilde hij geen strips plaatsen van Belgen, die Yann en Conrad helemaal niet zijn. Ook bij Casablanca lukte het plaatsen van de serie niet, want het blad zou eveneens nooit verschijnen. Het begon er slecht uit te zien voor de heren, maar hun goeie vriend Jean Léturgie loodste hen binnen bij het maandblad Circus van Glénat die hen meteen een contract voorlegde. Omdat het duo eigenlijk niet echt hield van het blad, waar series als Samber in zouden gepubliceerd worden, stelden ze bepaalde eisen. Ze wilden niet verzaken aan het plan om een sodomiescène in te lassen en eigenlijk te willen doen wat ze willen. Jacques Glénat verpinkte niet en gaf te kennen dat ze hun vrije loop konden gaan.
• Na twee lange verhalen waren Yann en Conrad het al beu. Ze woonden in Marseille en Yann kwam elke dag vroeg uit de veren om Conrad bij hem thuis wakker te maken en hem aan het werk te zetten. Daar kreeg hij genoeg van. Toen ook een vriendin op de proppen kwam, waren de prioriteiten snel elders gelegd. Yann negeerde haar in het begin door bij Conrad gewoon aan een tafel zijn schrijfwerk te verrichten net alsof ze er niet was. Op een dag kondigde Conrad aan dat hij liever de samenwerking wilde beëindigen. Daar had Yann zich nooit aan verwacht.
• Zo'n twee uur nadat Yann en Conrad besloten niet langer exclusief samen te werken, hing Hislaire aan de telefoon om Yann een scenario te vragen. Hislaire wilde stoppen met Frommelte en Viola. De opdracht was: "Schrijf voor mij een romantisch verhaal zonder grappen, zonder cynisme, zonder dubbele lagen. Yann nam de opdracht aan en schreef Samber onder het pseudoniem Balac naar de familienaam van zijn moeder. De eerste schetsen van Samber dateerden van 1983-1984, drie à vier jaar vooraleer het eerste album een feit was. Mocht Hislaire hem niet gecontacteerd hebben dan was Yanns stripavontuur afgelopen. Zijn ouders en grootouders hadden al voor hem beslist dat hij de familietraditie moest voortzetten door de marine in te gaan. Ze konden hem zijn carrièrekeuze achteraf moeilijk vergeven.
• Zonder hun breuk was er zeker een derde album van Bob Marone gekomen waarin Bob en zijn rosse maatje Bill Galantine het zouden opnemen tegen de Roze Schaduw, een pedofiel die een schuilplaats had gebouwd in het Himalaya-gebergte bewaakt door apen en yeti's. Het zou een plaats zijn waar kunst en mooie mensen hun plaatsje hadden. Het doel van de Roze Schaduw bestond erin om Bob in zijn bed te krijgen.
• Het toeval wilde dat De Witte Dinosaurus (naar het gelijknamige boek van Vernes) in dezelfde periode verscheen als de stripversie De Dinosaurusjagers door Coria en Vernes.
• In 1984 kreeg Bob Marone: De Witte Dinosaurus een albumprijs op het stripfestival van Angoulême.
• In 2005 keerde Bob Marone terug in het Franse humorblad Fluide Glacial met een kortverhaal. Yoann tekende het uit. Tot een album zal het niet komen.
• Franquin was voor Conrad een duidelijke inspiratiebron in het begin. Met de comeback van de reeks in 1994 neeg hij meer naar Morris, dat nog eens versterkt werd door zijn werk voor de Lucky Luke-tekenaar onder het pseudoniem Pearce. Met het onvertaalde tweeluik Raj (op co-scenario van Wilbur alias Sophie Commenge, Conrads echtgenote) hanteerde hij een klaardere lijn. Sommigen lieten zelfs de namen van Hergé en Jacobs vallen als voorbeeld.
• De tekenstijl van Conrad heeft zelf ook school gemaakt. Zowel Fabrice Tarrin (Violine, Een Verhaal van Robbedoes en Kwabbernoot 3) als Simon Léturgie (Spoon & White) hanteren een gelijkaardige tekenstijl zoals die van Conrad ten tijde van onder meer Gele Geschiedenis.

• In de laatste dertig jaar schrijft Yann zijn scenario's het liefst op café. Hij laat zich niet afleiden door het lawaai om zich heen. Enkel het gerinkel van gsm's ervaart hij als storend.

• Momenteel heeft Conrad een serieuze boon voor Aziatische actrices zoals Gong Li en Zang Ziyi. • Vaneigens dat het nog niet gedaan is met Witte Tijgerin. Conrads vrouw ziet in Alix geen concurrente. Integendeel, ze ziet haar als een hommage aan de vrouw, haar vrouwzijn, haar charmes, haar seksuitstraling. Het helpt misschien dat Alix volledig aan Conrads fantasie was ontsproten en niet gebaseerd op iemand die hij kende. In andere gevallen baseerde hij zich wel op bestaande personen. Neem nu Maurice Rousseau uit Witte Tijgerin 3: De Kunst van het Vijfde Geluk: helemaal de stoppelbaardlook van Jean Reno.
• Op Barbarella van Jean-Claude Forest is hij het meest jaloers als stripheldin, niet in het minst omdat ze wulps en sexy werd vertolkt door Jane Fonda. In Monica Belluci ziet hij een universeel bruikbare stripheldin die zo in een historische of een sf-strip zou kunnen meedoen. In Angelina Jolie erkent hij ook een stripmadam, alleen al om haar vertlolking van Lara Croft in de twee Tomb Raider-films, gebaseerd op de bekende gamereeks.


Faits divers (De Onnoembaren):
• Tijdens Jason kwam een andere hoofdredacteur aan het roer, Alain De Kuyssche. Hij had het moeilijk de mensen aan het werk te krijgen en hen te stimuleren. In Yann en Conrad vond hij bereidwillige medewerkers voor het blad. Na overleg met uitgever Charles Dupuis vonden ze het noodzakelijk dat er nieuw bloed in het blad kwam. Voorheen sprak het blad noch jongeren noch volwassenen aan terwijl de concurrentie uit Frankrijk (met Pilote als voornaamste tegenspeler) steeds beter verkocht. Maar het blad moest wel een familiaal karakter behouden. Dupuis was zeer katholiek ingesteld en wilde niet verglijden naar wat er in Fluide Glacial en Métal Hurlant werd gepubliceerd. Eerst moest De Kuyssche zich nog door een berg te publiceren platen werken van auteurs die onder contract lagen bij Dupuis, maar het niet noodzakelijk vonden om kwaliteit te leveren. Daarmee was er aanvankelijk geen plaats voor het plaatsen van werk van nieuwe auteurs. Hij had een kast vol platen die niet konden worden gepubliceerd. Met de bedoeling om terug de spirit van de jaren vijftig te recreëren, een periode dat een goede weergave gaf van de actualiteit in Frankrijk en België, zocht hij naar projecten die eind jaren zeventig, begin jaren tachtig beantwoordden aan dàt tijdperk. Buck Danny was er niet meer door de dood van Victor Hubionon en in de cinema haalden films als Star Wars en Indiana Jones een monstersucces. De Kuyssche vroeg een gelijkaardige serie ("een serie zoals van Charlier, met punch") aan Yann en Conrad. Deze laatste schreef Driedubbel Nul en accepteerde het zonder te lezen. De vraag naar een nieuwe Buck Danny was namelijk dringend. En daar profiteerde het duo van. Bovendien stelde Conrad het project voor met Chuck Willys als hoofdpersonage, een piloot met robuuste looks. genoemd naar de tank van het merk Willys. Enkele schetsen van het personage hielpen de beslissing door te drukken. Cauvin zag toevallig dat er gags in zaten en zei dat het goed was zo, zonder het globale verhaal te kennen.
De Onnoembaren raakte goedgekeurd door het weekblad Spirou / Robbedoes op dezelfde manier zoals ze hun andere projecten acht jaar lang lieten goedkeuren. Elke keer ze iets voorstelden en het was voor de redactie oké, tekenden ze iets compleet anders.
• Conrad verzekerde Yann al tijdens de publicatie van Jason dat hun kans op een eigen serie er nog zou komen. Yann was toen erg jaloers op de kansen die Conrad kreeg. In tussentijd schreef Conrad voor hem een scenario dat Yann zou tekenen. Mocht het ergens niet lukken dan zou Conrad helpen. Hij bedacht voor Yann in vier dagen tijd het verhaal Driedubbel Nul, het allereerste verhaal van De Onnoembaren over drie antihelden die niet veel uitspoken en mijlenver verwijderd staan van de discipline in het leger waar ze hun militaire dienst uitzitten. Grafisch zag Yann wel wat in een dwerg, een lang en een dik personage. Het scenario stelde echter niet veel voor. Meer dan een verzameling gags was het nog niet. Omdat Yann het moeilijk had om het te tekenen stelde hij voor om opnieuw te beginnen met het scenario. Hij schreef extra gags, Conrad maakte de potloodtekeningen, Yann inktte en Conrad retoucheerde de inktversie.
• Conrad hielp hem dus een handje en op de duur tekende hij alles terwijl Yann het scenario bijwerkte. De rollen werden pas definitief omgedraaid en in de juiste orde geplaatst in de helft van deel 2, Shukumei.

• In Robbedoes 2180 kondigden de auteurs (als zichzelf) Nummer Driedubbel Nul al aan op een zwarte bladspiegel. In hun aankondiging sneerden ze naar Jason.
• De aankondiging in het blad loog er niet om: binnen twee weken een nieuwe held, een superpiloot. De afgeleverde cover voor de lancering van de reeks toonde Chuck Willys in een penibele situatie, hangend aan een parachute die vaststeekt in een boom van een jungle met een schone aan zijn armen en een krokodil die op hen afkomt. Op de koop toe blokkeerde zijn mitrailette. Op prent 2 wordt Willys overreden door een jeep waarna De Onnoembaren in beeld komen. Dat was helemaal niet wat De Kuyssche had gevraagd. De hoofdredacteur voelde zich bij de neus genomen. Maar hij vond het wel grappig.
• De auteurs zochten en vonden drie van de meest groteske personages die het weekblad Robbedoes ooit bij elkaar had gezien: de verschrikkelijke dwerg Tim, de cynische en racistische homoseksueel Tony en de vulgaire dikzak Mac.
• In die periode was Conrad erg militant ten aanzien van het blad. Hij was enthousiast en wilde het blad doen werken, net zoals Franquin ooit. Hij zei dat De Onnoembaren beter was dan een Buck Danny-kloon en De Kuyssche trapte erin. Hij gaf groen licht voor een verdere publicatie. Mythic merkte op dat de personages in Driebdubbel Nul "onnoembaar" zijn wat het duo een goede reeksnaam leek.
• Na Driedubbel Nul volgde snel Shukumei waarover Charles Dupuis zeer tevreden was. Benieuwd naar het vervolg kreeg hij Cloaques (later vertaald als Beerput) gepresenteerd. De uitgever vond het allemaal super en heel grappig tot hij bij het gevecht met de twee halfnaakte vrouwen kwam. Dat wilde hij niet in zijn blad. Niet die pagina's. Die scène moest er uit, maar het duo weigerde. 's Anderendaags vernamen ze dat ze ontslagen waren, maar Dupuis kreeg spijt en liet hen weten dat ze mochten verder werken aan het blad. Maar Cloaques zou nooit gepubliceerd worden. Yann en Conrad wilden iets maken dat nog nooit eerder werd gedaan. Iets met een beetje moord en gore dat al wel in andere reeksen bestond, maar niet in humoristische. Ze amuseerden zich om de strip te perverteren op zijn Franquins. Door een beetje geweld, wreedheid, prostiuees eraan toe te voegen. Ze wilden tegendraads doen.
• Het probleem was dat Cloaques al werd aangekondigd in het tijdschrift. De Kuyssche wilde geen gezichtsverlies lijden. Er moest en er zou per se een verhaal verschijnen met de naam Cloaqes. Het duo hield het been stijf. Het verhaal werd geweigerd en ze zouden niet betaald worden. Een ander verhaal onder de titel Cloaques was voor het duo geen optie. Een ander verhaal moest een andere titel dragen. Het duo voelde zich in deze situatie erg sterk staan na de gepubliceerde verhalen en zocht de confrontatie op. Vooral Conrad vond dat ze de besten waren en dat de redactie dus niet te moeilijk moest doen om werk van hun gedaan te krijgen. Een van hun vragen was bijvoorbeeld om Shukumei op een zwarte bladspiegel (als verwijzing naar de filmwereld) te drukken wat een technisch probleem gaf: meer inktverbruik en meer retouchewerk bij de fotogravure waar de originele platen ingescand en verwerkt werden voor druk. Ook wilden ze voor Cloaques een lenge van zestig pagina's maken wat dan weer de opmerking opleverde dat 44 pagina's de gebruikelijke lengte was voor een album. En ook daar gingen ze tegenin door dan maar geen album te wensen. De redactie dacht dat ze bluften. Maar een album zou het verschil niet maken voor de twee. Zestig pagina's vonden ze nodig om het verhaal te kunnen vertellen. Op de opmerking dat ze geen albums meer maakten van die lengte wezen Yann en Conrad op de albums van Franquin en Peyo. De moeilijkdoenerij was er ook uit principe om de uitgeverij ambitieuzer voor de dag te brengen.
• Eigenlijk was het vooral Conrad die tegen alles tekeer ging. Yann stond steeds achter hem en zei geen woord. Iedereen vond dat Yann daardoor wat angstiger was. Hoe dan ook waren de Belgen het niet gewend dat iemand op een dergelijke manier het hoge woord tegen hen voerde. In België was er meer respect jegens autoriteit, veel meer dan in Frankrijk. De redactieleden wisten niet hoe ze erop moesten reageren, ze waren niet voorbereid en wisten niet hoe ze ermee moesten omgaan.
• Uit principe, omdat Cloaques niet mocht gepubliceerd worden, weigerde het duo een factuur op te sturen voor een betaling van het verhaal hoewel De Kuyssche daarop aandrong.
De Onnoembaren was een voorlopige titel omdat er nog geen reeksnaam bestond, buiten Gele Geschiedenis dat later enkel de titel van het album zou worden.
• Tien jaar na de Dupuis-doortocht van De Onnoembaren maakte de reeks in 1994 een comeback bij Dargaud.

• In 1996, net voor het Onnoembaren-verhaal Bronzen Pop, werkte Conrad in de VS voor DreamWorks aan The Road to Eldorado waarvoor hij meewerkte aan het design (je herkent vast wel Alix in het indianenmeisje) en het storyboard. Daarna had hij de kans om een green card, een soort tijdelijke verblijfsvergunning zolang een buitenlander werkt in de VS, aan te vragen zodat hij er kon blijven. Hij kende in het begin de taal niet en het was niet evident om te werken in studioverband. Hij drukte zich uit door middel van tekeningen. De Amerika-cyclus van De Onnoembaren is integraal gebaseerd op ervaringen die Conrad ondervond door het samenwreken met Amerikanen. De geportretteerde, weinif flatterende Amerikanen beantwoorden aan Conrads visie op de bevolking.
• Yanns favoriete album, van alle albums die hij zelf heeft gemaakt, is Zonderkaak. Twee, drie jaar na Bronzen Pop begon het weer te kriebelen. Maar ze zaten nog in volle Korea-cyclus. Voor Conrad was dat een foute keuze want veel decors kon hij er niet in kwijt. Yann prefereert dit verhaal omdat het het minst belachelijke was, het meest geloofwaardige, met de personages op hun sterkst, ook al speelt het zich voor een deel af in de vagina van Alix. Hoewel Conrad later te kennen gaf dat hij het hier grafisch het moeilijkst mee had, vond Yann dat hij er op een abstracte manier Yann mee heeft kunnen bekoren.
• Met Ten Zuidwesten van Moskou kwam een einde aan de Amerika-cyclus. Hierna begon de spin-off Witte Tijgerin over hoe Alix een communistische agente werd, haar opleiding kreeg en haar eerste missies uitvoerde. Na twee delen had Conrad er genoeg van dat Yann het arme Chinese kind vernederde door haar pagina's en pagina's lang te martelen. Yann trok zich terug (zijn interesse was er niet meer) en naar verluidt kwam ook een einde aan de samenwerking tussen de twee. De gezamenlijk series werden als een boedelscheiding verdeeld. De Onnoembaren mocht Conrad houden, evenals Witte Tijgerin waarvan hij deel 3 zelf schreef en vanaf deel 4 de hulp inriep van zijn echtgenote Sophie Commenge alias Wilbur. Bob Marone kwam bij Yann terecht dat hij na De Onnoembaren eigenlijk liever voortzette in plaats van te werken aan Witte Tijgerin. Een reden was ook dat Yann een scenario had geschreven en gemonteerd had op vier stroken die Conrad herlay-outte naar drie stroken met ruimte voor grotere prenten met veel decors, rustpunten en meer sfeer. Maar dat kwam niet uit zoals Yann had voorgeschreven en het werk moest opnieuw gedaan worden. Oorspronkelijk zou het een afgesloten verhaal zijn van één album als tussenalbum in afwachting van deel 13. Maar het vergaarde voldoende succes om er een reeks van te maken met afgeronde tweeluiken en cyclussen.

Bij de herlancering bij Dargaud kregen de Franstaligen van meet af aan presentjes aangeboden bij hun aangekochte album. Van De Schedel van Vader Zé verscheen een eerste druk editie op achtduizend exemplaren met een afwijkende cover terwijl van de gewone editie twee versies verschenen met elk een andere cover. Ching Soao was voorzien van een soort menukaart met de specaliteiten van de hoertjes van De Purperen Lotus, het bordeel van De Onnoembaren. In de Purperen Lotus kende een cover met fluorescerende draak. Van het album Alix-Noni-Tengu kon de lezer kiezen uit een versie met happy end (dat ook in de Nederlandse versie werd opgenomen) of een versie met een slecht einde. Beide albums hadden een andere cover. Bij Bronzen Pop stak een extra vel in odorama met prentjes uit het album waarop je kon krabben op strategische plaatsen. Daardoor kwam een geurtje vrij, bijvoorbeeld the smell of napalm in the morning (of toch bijna), het parfum van Marilyn Monroe, sigarenrook en je kon zelfs krabben tussen de benen van Alix. Bij Beerput zat een extra dossier met de complete uitleg over de weigering van het verhaal door de redactie van Robbedoes en het Hauts des Page-avontuur. Zonderkaak was vergezeld van een zogezegde comic met daarin een hermontage van de eerste platen van Gele Geschiedenis. Ten Zuidwesten van Moskou had een zelf uit te knippen en te monteren boekje van het kortverhaal Bébert le Cancrelat (een hommage aan Macherot met een kakkerlak in de hoofdrol) als bijlage. Bij Gele Geschiedenis zat het allereerste avontuur van De Onnoembaren in zwart-wit. In het Nederlands zat dit debuutverhaal bij Beerput. Bij Gele Geschiedenis zat in het Nederlands niets.

Faits divers (Gele Geschiedenis):
• In hun Hauts de Page konden Yann en Conrad ver gaan. Die ervaring was achter de rug en ze konden op hetzelfde elan het zelfs nog verder doordrijven voor het verhaal Cloaques (zie info bij de faits divers hierboven). Na de weigering was er de boodschap om op de rem te duwen met de vraag om een ander verhaal te bedenken. Toen kwamen ze met Gele Geschiedenis dat nóg verder ging. In dit verhaal was Mac een pooier, een oude Chinees stierf in het bordeel en dat waren nog maar de eerste pagina's. Bij Dupuis dachten ze dat het duo gek geworden was. Maar de auteurs drukten erop dat ze hun oogkleppen moesten afzetten en naar de cinema en de wereld van vandaag (in die tijd) moesten kijken.
• Na het niet-gepubliceerde, maar wel afgewerkte Cloaques vroeg de hoofdredacteur een nieuwe serie: een grote saga van driehonderd pagina's in de trant van Blake en Mortimers Het Geheim van de Zwaardvis met veel personages en avontuur. Het duo stelde opnieuw De Onnoembaren voor. Uiteindelijk stemde De Kuyssche toe onder de voorwaarde dat er geen provocerende scènes in zouden komen, geen gevechten met naakte vrouwen, geen seksuele toespelingen. Toen zijn ze begonnen met Gele Geschiedenis. En er moest erg snel gewerkt worden. Tevoren werden er veel synopsissen en uitgewerkte scenario's geschreven. Het werk was overdone, het miste spontaniteit. Cloaques was complex van verhaalverloop en Robbedoes wilde snel kunnen publiceren, vijftien dagen later al. Het tempo was moordend, Conrad tekende vier platen per week. Hij was uitgeput. En ondertussen was er nog steeds niet beslist welk verhaal zou worden gepubliceerd: Cloaques of toch Gele Geschiedenis.

• Voor Gele Geschiedenis moesten ze het anders aanpakken. Conrad vroeg Yann zich te haasten om binnen een dag of twee, drie met een beginnetje te komen, een vaag idee voor het vervolg en een simpel verhaal. Hong Kong werd het decor, Conrad wilde liever geen flatgebouwen tekenen. Yann had ook al beslist dat er een vrouwelijke toets moest komen, sympathieker dan in Shukumei. Zijn geniale vondst bestond erin om een Chinese in de plomp te laten gooien waarna er kon verdergewerkt worden om op vragen te antwoorden als waar ze vandaan komt, waarom men haar kwijtwilde en hoe ze De Onnoembaren zou ontmoeten die haar zouden helpen. Tegen dan zouden de auteurs al enkele pagina's opgeschoten zijn. Met het jaartal 1949 kon er ook nagedacht worden over wat er zich in die periode in Azië afspeelde met de maoïstische troepen die Hong Kong naderden. Iedereen varwachtte dat het verhaal zou eindigen in een bloedbad, met een aanval of dergelijke meer, maar het geplande einde zou veel kalmer zijn met de Engelsen nog steeds aan de macht. Het enthousiasme was groot, de documentatie was ruim voorradig, de deadlines werden gehaald en de achterstand was vrij kort. Er was zelfs tijd om het verhaal te verfijnen.
• Vooral in het begin werd er dus hard gewerkt aan De Onnoembaren. Conrad tekende dag en nacht. Wanneer Yann hem het vervolg van het scenario kwam brengen had Conrad 's anderendaags al een plaat klaar.
• Terwijl Conrad tekende, wat uiteraard minder snel gebeurde dan het schrijven van het verhaal, trok Yann terug naar Marseille om zijn hoofd te verluchten. Hij noteerde ideeën die Conrad vast met plezier wilde tekenen en hij verzamelde extra documentatie. Zo zocht hij in alle winkels een maquette van een jonk, maar hij vond niets. Wel vond hij een maquette van een sleepboot. Yann zette het in elkaar en beschilderde het zodat Conrad het vanuit alle hoeken kon natekenen. Voor Shukumei had hij ook al een vliegtuigmodel kapotgemaakt, op een platform gekleefd en er verdere beschadigingen aan toegevoegd door de vleugels af te breken en de flank te openen zodat het interieur kon getekend worden. Boeken over de mah-jong werden aangeschaft, net zoals vele andere boeken. Op een markt kocht hij postkaarten en boeken over de familie Jardine, die dus echt bestond. En verder literatuur over tweelingen waarbij hun rivaliteit, hun vermeende telepathie en de pijn die de ene ondervindt als zijn broer of zus elders echt pijn wordt aangedaan van pas kwamen voor het verhaal. Er werd dus echt gegaan voor een geloofwaardig en gedocumenteerd verhaal ondanks de tijdsdruk. Met alle documenten, foto's en boeken kon het duo als het ware echt in het Hong Kong van die tijd duiken. Dat vonden ze erg belanrgijk.
• De keuze voor Azië als decor lag hem ook in de culturele verschillen en andere contrasten met Europa waarmee de auteurs iets konden doen. Ook het aankaarten van zaken die men hier voor normaal aannam, was een thema dat het duo wilde behandelen. Bovendien leek het Conrad prettig om Hong Kong als decor te gebruiken om jonken te kunnen tekenen zoals in Terry and the Pirates van Milton Caniff.
• In Gele Geschiedenis zat een Bob Morane-effect van Henri Vernes door de aanwezigheid van personages als Errol Flynn en Ernest Hemingway als referentie naar het type avonturiers die in Hong Kong belandden zonder zich af te vragen hoe ze hun reis betaalden en in het geval van Hemingway of hij wel artikels zou schrijven. Mac hielp hem in het verhaal trouwens aan een paar ideeën.
• Filmreferenties waren er naar Macao ou l'Enfer du Jeu met Erich von Stroheim die een wapenhandelaar vertolkt.
• De eerste reacties op Gele Geschiedenis waren unaniem lovend bij zowel lezers als tekenaars van het kaliber Franquin, Roba, Peyo, François Walthéry,... Mooi meegenomen, maar onderweg wilden de heren toch een paar heilige huisjes slopen. Eerst voorzichtig, daarna steeds erger. Een naakt dienstmeisje die door Basil Jardine werd geneukt, moesten ze een bedekkend kostuumpje geven. Dat hebben ze aanvaard omdat het toch niet essentieel was voor het verhaal. Bovendien kleefde de redactie een paar tekstballonnen met "snif" op strategische plaatsen om te vermijden dat jonge lezertjes gechoqueerd zouden zijn. In het latere album werd het dienstmeisje opnieuw ontkleed, zoals voorzien was sinds het begin. Maar dat de jonge vrouw nu plots de dochter bleek te zijn van Matheson was nieuw. Het verhaal werd uitgebreid.

• Tijdens de publicatie van Gele Geschiedenis kreeg Yann een telefoon van een inkleurder. De dialoog zou zich als volgt hebben afgespeeld. Yann herinnerde zich nog dat de man met een sterk Vlaams accent sprak en heel gegeneerd klonk: "Hoe kleur ik de hmmmmm... van Tim in? Euh, weet u wel dat ze bloot zijn, de euhhhhhh..." "De wat? De kloten?" "... Euh, ja..." "Gebruik natuurlijke kleuren", waarna Yann ophing. Op dat punt besefte hij dat hij te ver was gegaan en dat ze nu echt ontslagen zouden worden. In een ander en ouder interview zei Yann dat de inkleurder er ook nog bijvroeg of hij wel zeker wist dat dit zo moest gepubliceerd worden, zonder te retoucheren.
• Een paar jaar na hun ontslag verhuisde de Robbedoes-redactie van Charleroi naar Brussel op zo'n honderd meter van Yanns voordeur. Hij noemde het provocatie.
• Kapitein O'Rourke is een synthese van enerzijds een grote, dikke Bretoense kapitein die Yann als kind tegenkwam op het cargoschip van zijn vader en die erg luid kon lachen en anderzijds een immense Senegalese matroos.
• Met censuur hebben ze nooit te maken gehad. Met protest des te meer. In Gele Geschiedenis (door criticasters wel eens omschreven als Geile Geschiedenis) zien we de behaarde ballen van Tim. Dat was provocatie voor enkele briefschrijvers die gechoqueerd reageerden.
Hoewel de vileine kolonel Lychee de serie domineert als slechterik, ontmoeten Mac, Tony en Tim het personage pas in het laatste deel van de Hong Kong-cyclus, Alix-Noni-Tengu. Tim had al eerder kennis met hem gemaakt toen hij op de boot van Mac de Chinese communistische agente Alix van een verstikkingsmoord door Lychee redde met een welgemikte slag van zijn baseballknuppel.
• De dochter van Jardine bestond echt. Door kolonel Lychee met haar te laten slapen gaf Yann hem een grotere geloofwaardigheid. Om die reden zet hij altijd werkelijke personages tegenover fictieve. Kijk maar naar Pin-Up waar het wemelt van de historische personages, van Frank Sinatra en Jane Fonda tot Playboy-baas Hugh Hefner. Hetzelfde gold voor historische gebeurtenissen en anekdotes. Het spijt ons het je te moeten meedelen, maar het verbranden van baby's in de ovens van een locomotief is werkelijk gebeurd. Yann wild het niet op zijn geweten hebben om dit uitgevonden te hebben.
• "De Robbedoes-redactie heeft wel oog voor de technische virtuositeit, waarmee beide tekenaars werken. Het zou een groot verlies zijn voor het blad, wanneer men zo'n talent zou verliezen. Daarom lijkt het ons noodzakelijk dat men vanuit de Spirou-redactie een gesprek met beide heren aangaat, over wat kan en niet kan voor het door ons beoogde lezerspubliek. Wanneer Spirou dat niet wenst te doen, zal Robbedoes het doen... of de nodige maatregelen treffen." Dit was punt 6 van een redactioneel intermezzo in Robbedoes 2305 van 17 juni 1982 nadat de Nederlandstalige redactie van het stripweekblad Robbedoes een klacht ontving van een "mevrouw uit Antwerpen" over Gele Geschiedenis. De Robbedoes-redactie distantieerde zich hierbij van de Franstalige Spirou-redactie. In punt 2 stond dat de Spirou-verantwoordelijke, de grafische kwaliteiten van de auteurs Yann en Conrad kennende, het scenario en de eerste schetsen niet heeft gezien.
• Conrad had nog niet het volledige verhaal getekend, maar had wel een voorsprong van een pagina of vijf, zes. Ze konden nog proberen om het verhaal op natuurlijke wijze te beëindigen, maar voor de hoofdredacteur was dat onmogelijk. Bovendien stond hij zelf op het punt ontslagen te worden. De beslissing was gevallen, in 1982 kwam het avontuur bruusk ten einde na 46 pagina's. De redactie verzon zelf nog een tekstje op het plaatje waar Lychee in het water lag op een manier zoals men precies geen einde kon verzinnen op een verhaal.
• De laatste plaat van Gele Geschiedenis kwam ongeveer overeen met de laatste pagina zoals die in het album is verschenen. In het storyboard werden op het eind enkele vragen gesteld met de slotboodschap dat alle antwoorden te lezen zouden zijn in Gele Geschiedenis II.
• Een Hong Kongse journaliste maakte ooit een reportage over de Belgische strip. Ze kwam ook bij Yann en Conrad terecht. Het probleem was dat ze De Onnoembaren slechts op het eerste niveau las. Haar openingsvraag luidde dat de auteurs hard van leer trokken tegen het communisme. Het duo maakte er een lachertje van waarna de journaliste razend werd. Ze nam alles te serieus op en zag de humor niet in De Onnoembaren. In haar artikel schilderde ze de auteurs af als monsters die kruipen voor het kapitalisme.
• De originele inkleuring van de eerste albumversie gebeurde door Lucie, een pseudoniem van Sophie Commenge, Conrads echtgenote. De herdruk bij Dargaud is het werk van Béatrice Constant.

• Nadat ze ontslagen werden, kregen ze een aantal voorstellen. Het eerste kwam van José-Luis Bocquet (de latere scenarist van De Avonturen van Hergé) voor Bédérama. Maar hij verhuisde naar Temps Futurs waar het album voor het eerst in album verscheen in het Frans.
Gele Geschiedenis kwam als eerste album in de reeks De Onnoembaren uit bij Temps Futurs. Uitgever Stan Barets vond dit verhaal goed, maar de rest helemaal niet. Temps Futurs was aanvankelijk een stripwinkel die het als uitgever waagde, maar da's toch een andere wereld. Er moesten nog vijftien pagina's gemaakt worden en nog steeds was het duo niet betaald. Conrad wilde om die reden niet meer hem hem praten. En ook Barets wilde niet met hem omgaan. Alles werd geregeld via Yann. Maar hij wilde echt het verhaal publiceren, terwijl hij tegelijk zijn bedenkingen had over het potentiële succes ervan. Hij was dan ook zeer verbaasd toen het een succes bleek en dat bij signeersessies het volk stond te wachten tot op de straat. Toen kon er wel een fles champagne af, geschonken in plastieken bekertjes.
Toch ging Temps Futur failliet. Bédéscope gaf het vervolg, Gele Geschiedenis, uit en ging na zes weken failliet. Bédéscope drukte de albums en verkocht ze aan een fikse prijs aan Glénat die ze verder verdeelde. Auteursrechten hebben Yann en Conrad nooit ontvangen. Ze kregen wel een forfaitair bedrag voor de herduk van Gele Geschiedenis. Bédéscope ging failliet en er kwam een haar in de boter tussen Conrad en Glénat. De serie zou beslist niet bij Glénat vervolgen. Daarna kwam Dupuis opnieuw op de proppen. Twee jaar lang werd er gepalaverd over contracten, aanpassingen aan contracten, enzovoort. Op het einde van de rit zag men in dat de samenwerking op niets zou uitdraaien. De auteurs raakten de situatie beu en klopten aan bij Dargaud, die ook interesse had. De serie verscheen sindsdien bij deze uitgeverij. In 1996 verscheen een herdruk van het verhaal als los album en in 2000 werd het opgenomen in de integrale editie De Hong Kong-Cyclus.
• Deze hele voorgeschiedenis bleef de Nederlandstalige striplezer bespaard. Toch probeerde Drukkerij Smits uit Wommelgem het ook als stripuitgever onder het label Den Gulden Engel. Smits was het in die tijd gewend om grote oplages van Suske en Wiske te drukken en miskeek zich op die immense oplages. Zijn kennis over het uitgeven van strips was dan ook gering. Marvano, die amper drie kilometer verder woonde en ervaring had als hoofdredacteur van Kuifje, werd aangetrokken om te helpen het stripfonds uit te bouwen. De Onnoembaren, met Gele Geschiedenis in 1986 als eerste uitgave als nummer 3 in de reeks gevolgd door Shukumei als deel 2 in 1987, behoorde plots tot het stripfonds. Smits behandelde zijn personeel dikwijls als het vuil van de straat. Marvano zag er velen aan onderdoor gaan. Hij trapte het zelf af vooraleer het bij hem te ver ging. Den Gulden Engel ging niet lang daarna op de fles.

• De eerste Nederlandstalige albums van De Onnoembaren werden vertaald door schrijver Bob Van Laerhoven, een oude bekende van Marvano als scenarist van hun gezamenlijke one-shot Solitaire dat werd uitgegeven door Lombard in de collectie Verhalen en Legenden.
• Tien jaar na Gele Geschiedenis stond Yves Schlirf aan het roer van Dargaud of toch tenminste in de functie van literair directeur. De Onnoembaren kon in 1994 opnieuw van start gaan met een gloednieuwe en correcte benummering. Dat gaf nog problemen voor de Cloaques/Beerput-episode dat nu plots nà Gele Geschiedenis in de serie gemikt werd. Raoul het varken was nog een zwijn in Gele Geschiedenis, in Beerput niet meer dan een zwijntje. In de vervolgen al een groter varken. Alles moest herwerkt worden en in meerdere gevallen paste het niet in de lopende serie. Het is ook het slechtst verkochte album in de reeks. Wellicht omdat de lezers hier het langst op hebben gewacht waardoor de verwachtingen niet werden ingelost.
• Tussendoor was Conrads tekenstijl danig geëvolueerd. Van een Franquin naar Morris. Vergeten we niet dat Conrad tussendoor Het Beeld van Amok maakte en Donito, die allebei meer met rechtstreekse kleuren werden geschilderd. Voor De Onnoembaren betekende het een terugkeer naar zwart-wittekenwerk. En dat ging niet zo makkelijk.
• Bij elke nieuwe uitgave van Gele Geschiedenis werden er scènes veranderd, toegevoegd, geschrapt, dialogen herschreven en diverse meer.
• De sfeer van Gele Geschiedenis als project van driehonderd pagina's was ingegeven door de boeken van Maurice Magre, Kessel en Albert Londres, auteurs die avonturen aan een chic soort exotiek koppelden. Aan de redactie verkochten ze het vaagweg als iets dat op Het Gehaim van de Zwaardvis van Blake en Mortimer leek.
• Er was een nummeringsverschil tussen de Nederlandse en de Franse editie van Gele Geschiedenis uitgegeven door Dargaud. In het Nederlands droeg het album het nummer 8. In het Frans was er gewoon géén nummer. In 2002 herdrukte Dargaud de hele reeks in het Frans met nieuwe covers en een nieuwe nummering. Toen kreeg Gele Geschiedenis het nummer 2 en kwam daarmee tussen Shukumei en De Schedel van Vader Zé te staan.
• Niet alleen de nummering en de volgorde van Gele Geschiedenis en overige episodes uit de reeks zorgen vandaag nog steeds voor hoofdbrekens. Ook over wat nu eigenlijk de definitieve of de beste versie is, kan men discussiëren. Het verhaal bestaat namelijk in vier verschillende versies met onderlinge afwijkingen, aanvullingen, veranderingen en ander fraais. Er is de weekbladversie uit Robbedoes dat voortijdig werd afgebroken na 44 pagina's. Bij Den Gulden Engel volgde een eerste Nederlandstalige albumuitgave met de bedoelde albumlengte van zestig pagina's. Daarna volgde bij Dargaud opnieuw een drastisch bijgewerkte editie met nieuwe platen tussen bepaalde oude scènes. En tot slot kende de opname van dit verhaal in de omnibus De Hong Kong-Cyclus opnieuw aanpasingen te verwerken die in een vernieuwd verhaalverloop pasten. Zelfs van Kuifjes De Zwarte Rotsen bestaan niet zoveel verschillende versies.