Faits
divers (Mœbius en Jodorowsky):
Meer info over de jeugd en de begincarrière
van Mœbius kan je hier
lezen. Omdat Alejandro Jodorowsky een schaamteloze
zelfpromotor is en graag op de praatstoel zit, verdringen
de mythische gegevens over zijn jeugd, leven en
werk vaak de werkelijke feiten. Veel gegevens moeten
dus met een korreltje zout genomen worden. Wij gebruiken
zo vaak mogelijk neutrale info en getuigenissen
van derden... al is Jodo's waarheid veel kleurrijker.
• Alejandro Jodorowsky werd geboren op 7 februari
1929 in het Chileense Iquique. Zijn voornaam wordt
veelvuldig gespeld als Alexandro, hoewel dat fout
is.
• Jodo was een ongewenst kind. Hij was de
vrucht van een verkrachting. Zijn moeder haatte
zowel Jodo's vader als Jodo zelf. Hij heeft nooit
tedere momenten of andere uitingen van moederliefde
gekend.
• Jodo had een Russische vader. Als het gezin
zich als immigrant in Chili vestigde om er een kruidenierswinkel
te openen, schaamde zijn vader zich voor hun familienaam.
Maar Alejandro niet. Wat hij zijn vader te verwijten
had, was een gebrek aan affectie. Met zijn eigen
kinderen praat Jodo alles meteen uit. Regelmatig
organiseren zij en zijn schoondochters collectieve
psychoanalysesessies om over zichzelf te kunnen
praten.
• Op zijn vijfde schoot Jodo's vader zijn
kat dood met een pistoolschot. Een enorm traumatische
ervaring. Zijn relatie met dieren, in het bijzonder
katten, is altijd groot geweest. Hij heeft altijd
met katten samengeleefd, op een moment zelfs met
27. Vandaag zijn het er nog maar twee, Kazan
en Pollux. Hij kan zich geen leven
voorstellen zonder zijn katten. Elke keer er eentje
sterft, is dat natuurlijk een drama.
• Zijn vader heeft steeds verborgen dat hij
joods was. Als communist haatte hij elke godsdienst.
Thuis hebben ze dus nooit een religieus feest gevierd.
Jodo is wel besneden, maar geen praktiserende jood.
Maar hij interesseert zich wel voor praktisch alle
religies en leest er vele boeken over. Hij voelt
zich niet verbonden aan een nationaliteit, noch
een naam, godsdienst, een solciale klasse of een
leeftijd. Van uniformen moet hij ook niet veel weten.
• Als kind volgde hij lessen gymnastiek om
vrienden te maken. Maar de anderen lachten hem uit
door zijn besneden piemel. Sindsdien voelde hij
zich gemutileerd, gebrekkig, gehandicapt. In De
Metabaronnen en Alef Thau kon hij
zijn eigen castratietrauma's kwijt. Ook in het laatste
deel van De Incal zag het ernaar uit dat
de ballen van John eraf geknipt zouden worden.
• Op de universiteit van Santiago ontwikkelde
hij een interesse voor mime en poppenspelen.
• In zijn thuisland Chili is Jodo een mythe.
De laatste keer dat hij er was voor een conferentie
wachtten vijfduizend mensen hem op. Er zijn foto's
met hem en de president van het land op. In Chili
studeerde hij expressionistisch dansen met Kurt
Joos, creëerde een theater met marionetten,
ontdekte de pantomime en de poëzie, maakte
kennis met de tarot en las er zijn eerste comics
van Prins Valiant, Mandrake, Flash Gordon, The
Spirit, Popeye en Rip Kirby.
• Toch was hij er niet altijd de gevierde
vedette. Hij werd er op een zwarte lijst gezet voor
het schrijven van een theaterstuk die de moraal
van die tijd in vraag stelde. Om geld te verdienen
vroeg hij aan romanschrijver Luis Spota
om een comicpagina te mogen verzorgen voor het culturele
tijdschrift die hij onder zijn hoede had voor de
Mexicaanse krant El Heraldo. Jodo tekende
als een kind, maar zijn ideeën sloegen aan.
Het kende een groot succes en het avontuur bleef
vijf jaar duren. De krant verkocht elke zondag,
dankzij zijn Fábulas Pánicas,
een miljoen exemplaren. Na zijn vlucht naar Frankrijk
ontmoette hij Mœbius. Omdat hij in hem een
veel grotere tekenaar zag, besloot hij te stoppen
met tekenen. Jaren later verschenen zijn strips
in een enkele bundeling die ook in Spanje werd gedistribueerd.
Jodo hoopt dat Mœbius of François
Boucq (voor wie hij Bouncer
schrijft) die nooit in handen krijgt.
• In Chili richtte hij een eigen theatergezelschap
dat mimespektakels verzorgde. Op zijn hoogtepunt
was Jodo de werkgever van een zestigtal medewerkers.
• In 1954 brak Jodo met zijn ouders en trok
met zijn theatergezelschap naar Frankrijk. Wanneer
Jodo te weten kwam dat de grote mimespeler Marcel
Marceau in Nantes te vinden was, stapte
hij met drie anderen in een taxi om naar de Franse
stad te rijden. Daar gaf hij Marceau (die eigenlijk
Magnel als familienaam had) briefjes
met de cijfers 1 tot 7 waarmee hij Marceau zijn
appreciatie voor hun opvoering kon laten tonen.
Er waren veel zevens, maar ook enkele tweeën
en drieën. Marceau apprecieerde minder de houding
van Jodo. Het wond hem zelfs op tot hij tegen Jodo
zei: "Je mag dan misschien wel gekend zijn
in Chili, maar hier beteken je niets. Ga weg uit
mijn leven!" Waarna hij het gezelschap uit
zijn loge liet zetten. Later onmoette Jodo hem weer
in zijn theater Sèvres Babylone
waar hij zich excuseerde. Hij wilde dat Marceau
hem opnam in zijn gezelschap. En dat kon. Maar het
verschil in talent liet zich gelden. Jodo was goed,
maar lang niet zo geniaal als Marceau. Hij stelde
dan maar voor om voor hem pantomimes te schrijven.
En dat mocht. Niemand anders heeft ooit stukken
voor Marceau geschreven dan Jodo. Hij stopte ermee
om niet in competitie te treden met zijn leermeester.
Hij zou toch verliezen. Net zoals alle mimespelers
die het beter wilden doen dan hem. Zij raakten aan
de drank, verzonken in de miserie of werden gewoon
gek. Op zijn 77ste kwam Marceau nog bij Jodo langs
om hem zijn laatste kunsten te tonen en hem te vragen
een mimodrama te schrijven voor hem en zijn leerlingen
met een compleet circus en een balletgroep. Jodo
schreef vervolgens Pietrolino, maar het
kwam er niet van. Het belandde bij Les Humanoïdes
Associés als stripadaptatie, getekend door
Olivier Boiscommun. Pietrolino
refereerde in grote mate aan Marceaus jeugdtrauma.
Zijn joodse ouders werden in de Tweede Wereldoorlog
gedeporteerd en verbrand door de nazi's.
• Hierna pendelde hij regelmatig tussen Parijs
en Mexico City waar hij theaterproducties hielp
opzetten. In het oude theater van het Alhambra regisseerde
hij een one-manshow van de Franse acteur Maurice
Chevalier. Op zijn zeventigste dacht iedereen
dat het met Chevalier was gedaan. Producer Canetti
overhaalde Jodo door hem te laten samenwerken met
een orkest van honderd muzikanten gedirigeerd door
Michel Legrand, vandaag een grote
naam in het milieu. Het werd een succes en Chevalier
trad nog een jaar op. Het Alhambra-theater veranderde
zijn naam in Théàtre Maurice
Chevalier. Naast eigen producties regisseerde
hij ook stukken van avantgardisten als Samuel
Beckett, Ionesco, August
Strindberg en de surrealisten. Het zou
zijn latere filmwerk in hoge mate beïnvloeden.
In Mexico was hij een van de meest gevraagde regisseurs.
• Naast wat lsd (hem verstrekt door een goeroe)
en een enkele keer paddenstoelen die hij kreeg van
een Mexicaanse genezeres, heeft Jodo nooit drugs
genomen. Vandaag drinkt hij zelfs geen koffie meer.
Hij wil een helder bewustzijn handhaven. Ook varkensvlees
nuttigt hij niet meer. Indertijd at hij het als
een gek om zich af te zetten tegen zijn joodse vader
die hij hartsgrondig haatte. Hij gelooft trouwens
sterk dat er zich ook een god donder de varkens
moet bevinden. Als er een menselijke Christus-figuur
kon bestaan, waarom dan geen varkens-Christus? We
schelen amper twee chromosomen met de zwijntjes.
• Zoek het volgende zelf maar op in zijn albums:
volgens hem zit er in het merendeel van zijn reeksen
namelijk een basis die teruggrijpt naar de Griekse
tragedies van weleer.
• Jodo is geboren in Chili. Juan Giménez
(tekenaar De Metabaronnen) is Argentijn,
José Ladrönn (tekenaar
Final Incal) is Mexicaan en Das
Pastoras (tekenaar De Metabaronnen
- Castaka) een Spanjaard. En Mœbius? Hij
verbleef in de jaren zestig ooit negen maanden in
Mexico omdat zijn moeder gehuwd was met een Mexicaan.
Het is daar dat hij een loutering kreeg dat zal
leiden naar de Mœbius-identiteit. Hij leerde
er met name het nemen van paddo's en het roken van
marihuana.
• In het Mexicaanse artistieke milieu van
de jaren vijftig was het roken van marihuana een
normale zaak, niet als drugsgebruik maar als middel
om creatiever te zijn. Voor Giraud betekende het
een middel om de wereld vanuit een ander perspectief
te bekijken. Het hielp hem later bij het werk onder
het pseudoniem van Mœbius.
• Tussen 1960 en 1970 stond Jodo aan het hoofd
van een Mexicaans avantgardegezelschap voor wie
hij een honderdtal espressionistische of absurde
stukken regisseerde. Daarna had hij genoeg van de
architecturale beperkingen van het theater en voerde
vervolgens improvisatietheater op onder de noemer
Éphémères Paniques
op in schilderscholen, op kerkhoven, in rijdende
autobussen, in pensionaten, enzovoort. De opvoeringen
combineerden geweld, religieuze thema's en psychoanalitische
genezing. In een therapeutische opkomst in Frankrijk
speelde hij samen met zijn familie, kinderen, echtgenotes
een maand lang L'Opéra Panique in
het cultureel centrum van Bobigny. Daarna volgde
een lange tournee in Italië. Maar dat werd
een familiaal drama. Alle conflicten van en tussen
koppels werden uitvergroot in de spotlichten. Ondanks
een waar succes bij het publiek, die genoot van
de familie-eenheid, gingen zijn kinderen en hemzelf
uit elkaar. De trekst van het stuk L'Opéra
Panique werd gepubliceerd bij Metailié
en wordt nog regelmatig opgevoerd door theaterscholen.
• Met Fernando Arrabal en
Roland Topor richtte hij de Académie
Panique of de Panic Movement
(naar de god Pan) op die een voorkeur voor absurde
fantasieën, gruwel en zwarte humor tentoonspreidde.
Midden jaren zestig waren zijn theaterevenementen
er vooral op gericht om te choqueren. In een vier
uur durend spektakel speelde hij zelf de hoofdrol
waarin geslachte ganzen, naakte vrouwen overgoten
met honing, een gekruisigde kip, de gespeelde moord
op een rabbijn, een gigantische vagina, het werpen
van levende schildpadden in het publiek en perziken
op blik deel uitmaakten van de show.
• Na zijn passage bij Hachette
(zie Blueberry
15) ging Mœbius op voorspraak van
Fred (Philémon)
met zijn tekenmap naar Hara Kiri, een beetje
obscuur blaadje. Hoofdredacteur François
Cavanna vond zijn tekeningen goed en Mœbius
ging vanaf 1963 verhalen voor ze tekenen. Dat gebeurde
voor het eerst onder dit pseudoniem. Pas een paar
maanden daarna begon hij voor Pilote met
Blueberry.
• Het pseudoniem was ontleend aan de Duitse
negentiende-eeuwse astronoom-wiskundige Auguste
Ferdinand Möbius die de ring van Möbius
vastlegde, een slimme constructie waarbij een tekening
eindeloos kon doorlopen. Het pseudoniem gaat al
mee sinds zijn twintigste, sinds 1963. Hij associeert
het pseudoniem met sciencefiction en zijn vader.
Giraud blijft voor hem Blueberry, zijn
moeder en Mexico.
• Jodo's stripdebuut als scenarist bestond
in de reeks Anibal 5 uit 1966 door Manuel
Moro. In 1991 werd het opnieuw opgepikt
voor tekenaar Georges Bess als
Hannibal 5.
• Tussen René Goscinny
en Jean Giraud heersten veel spanningen. Op Goscinny's
vraag moest hij een reeks opzetten met grote westernfiguren.
Hij tekende zijn ideale pantheon, maar dat kwam
volgens Goscinny niet overeen met dat van de lezer.
Veel later was Giraud een van de leiders in de rebbellie
van Mei '68 tegen Goscinny (zie Asterix
13: De Intrigant) dat nog tot de oprichting
van Métal Hurlant zou leiden. Ondanks
de latere sympathie tussen de twee, was communicatie
onmogelijk. Ze waren als kat en hond. Het spijt
Mœbius vandaag nog steeds dat Goscinny stierf
zonder dat het ooit is goedgekomen tussen de twee.
• Een financieel conflict tussen Giraud en
Charlier enzerzijds en Dargaud
anderzijds verschafte Giraud een uitgelezen alibi
om zijn biezen te pakken bij Pilote. Ook
van het razende tempo van de westernstrip Blueberry
had hij genoeg. Twee jaar lang deed hij geen zak
buiten shit roken, zich amuseren, vrienden bezoeken
en veel lachen. Daarna begon een nieuw groot avontuur.
• In het eerste trimester van 1975 kwam het
grensverleggende stripblad Métal Hurlant
op de markt, opgericht door Mœbius, Jean
Pierre Dionnet en Bernard Farkas.
Het logo met de bliksemschicht van Etienne
Robial werd vervolgens wereldberoemd en
werd overgenomen in buitenlandse edities, ook in
Zwaar Metaal, een Nederlandse editie die
het vier nummers volhield, en het veel groter geworden
Amerikaanse blad Heavy Metal. Vanaf nummer
9 werd Métal Hurlant een maandblad.
Het doelpubliek was duidelijk de volwassen lezer.
De oprichters hadden in Amerikaanse undergroundcomcis
al gezien wat mogelijk was.
• Voor Métal Hurlant was een
nieuwe uitgeverij noodzakelijk, dus richtten de
rebellen van Pilote er dan maar zelf een
op. Dat werd Les Humanoïdes Associés
op 19 december 1974.
• Jodo was erbij op de startvergadering van
Métal Hurlant. Hij herinnert zich
nog dat medeoprichter Dionnet (doorgaans een timide
auteur en verzamelaar van klein speelgoed —
zie ook De Wraak van
Arn) een vurig discours gaf om te bewijzen
dat hij het avontuur zag zitten.
• In het eerste nummer kon Mœbius uitpakken
met een eerste kortverhaal, Approche sur Centauri,
het woordenloze Arzach en later De
Hermetische Garage (1979). Deze twee zetten
alle geldende stripconventies uit die tijd overboord
en baarden wereldwijd opzien. Tijdens het tekenen
wist Mœbius zelf ook niet helemaal wat hij
aan het doen was. Arzach groeide uit tot
een wereldwijde referentie bij Europese, Amerikaanse
tot Japanse auteurs. Ook bij Jodorowsky kwam het
onder zijn oog. Toen was hij bezig met de voorbereidingen
van de film Dune. Hij vroeg aan Mœbius
hem te assisteren voor het design van de film.
• Mœbius kende Jodorowsky al eerder door
zijn gedichten. De symboliek en de beelden die ze
toen bij hem opriepen deden hem tekeningetjes maken
bij deze gedichten. De eerste ontmoeting gebeurde
op een kantoor waar hij een affiche voor een film
kwam brengen Jodo zat er ook, zei hem dat hij zijn
strips kende en vroeg om aan de film Dune
mee te werken.
• Na Arzach volgde in Pilote
(dat zich meer en meer openstelde voor buitenissige
verhalen) het nachtmerrieachtige kortverhaal
De Omweg waarin Mœbius zichzelf en zijn
familie portretteerde op weg naar een badstad. Het
is een mix van gebeurtenissen, droomelementen, humor,
sterk wisselende cadrages, stippeltjestechniek en
tal van andere typisch geworden Mœbius-elementen.
Het verscheen later als titelverhaal in album, vertaald
door Yendor in 1980, die daarmee
de eer genoot Mœbius' eerste albums in het
Nederlands uit te geven. Ook Is Mens Lekker?
kon hij aan Dargaud kwijt, maar op dat moment realiseerde
hij zich dat hij daarmee Dargaud verrijkte en macht
gaf. Het verscheen nog voor De Ogen van de Kat.
Beide albums werden vertaald door Panda
in 1981 en 1982.
• In Métal Hurlant konden
gelijkgestemde zielen eveneens hun ei kwijt. Toen
nog volslagen onbekende auteurs als Jacques
Tardi, Enki Bilal, Jacques
Ferrandez, Ted Benoit
en de Belg François Schuiten
kregen en grepen hun kans.
• Ook in L'Écho des Savanes kon
Mœbius vanaf 1973 al zijn ei kwijt alvorens
Métal Hurlant op het voorplan kwam.
Hij deed dat onder het pseudoniem Gir.
De eerste exploten van majoor Grubert verschenen
nog vóór De Hermetische Garage
achtereenvolgens in Pilote (nummer 749),
France-Soir (juli 1974) en Fluïde
Glacial 2 (eind 1974). Daarna met grotere regelmaat
in Métal Hurlant.
• Majoor Fataal uit De Hermetische Garage
was niet exclusief de reeks van Mœbius.
Ook Yves Chaland creëerde
zijn eigen episodes rond de majoor, bestemd voor
Métal Hurlant, drie in totaal.
• Vormelijk poogde Giraud in zijn hoedanigheid
van Mœbius nieuwe technieken te beheersen.
Zo vatte hij het op een dag op om de gravurestijl
van illustraties uit woordenboeken naar een tekenstijl
voor strips om te turnen. Hij vertelde erover tegen
Régis Loisel die dat voor
eens wou zien. Op een avond was Loisel er getuige
van hoe Mœbius het monster uit het eerste verhaal
in Arzach tekende. Loisel stond perplex.
• Door aanhoudende contractuele problemen
met Dargaud in verband met Blueberry, startten
Giraud en Charlier de nieuwe westernserie Jim
Cutlass op dat onderdak vond in Métal
Hurlant.
• In de jaren zeventig vanaf 1975 werkte Jodo
dus aan de verfilming van Dune naar de
sf-roman van Franz Herbert lang
voor de uiteindelijke versie van David Lynch.
Voor de film creëerde hij samen met Dan
O'Bannon, de latere scenarist van Alien,
landschappen, nieuwe personages en nieuwe locaties.
Mœbius tekende zo'n drieduizend tekeningen
voor het storyboard. De realisatie van de film werd
op het laatste moment afgeblazen. Jammer voor Pink
Floyd, die de muziek zou schrijven, Jodo's
zoon Brontis, die de hoofdrol zou
vertolken, David Caradine, die
Leto zou spelen, Orson Welles,
Gloria Swanson, en zelfs Salvador
Dali, die de keizer zou incarneren, hoewel
hij met erg exorbitante eisen afkwam: 100.000 dollar
per uur (hij wilde de best betaalde acteur ooit
worden, maar Jodo ging erop in door hem niet langer
dan een uur te gebruiken), een wc die bestaat uit
de monden van twee gesculpteerde dolfijnen die zijn
ontlasting zouden opvangen en hij wil niet geregisseerd
worden. Hij zou de rol van de meester van het universum
spelen. In de rest van de film zou hij vervangen
worden door een robot die op hem leek en die zou
gecontroleerd worden door knoppen. In dat betaalde
uur zou hij dan te zien zijn terwijl hij de robot
bedient. Dali accepteerde op voorwaarde dat hij
de robot mocht houden voor zijn museum. O'Bannon
was het wachten op groen licht alleszins beu en
schreef ondertussen een script waarmee regisseur
Ridley Scott aan de slag kon: Alien.
Voor deze sf-klassieker mocht Mœbius in 1977
onder meer de ruimtepakken ontwerpen. Ook
Chris Foss en H.R. Giger
(de creator van het Alien-monster) waren
eerst bij Dune betrokken en daarna bij
Alien.
• Jodo maakte ook muziek, te beginnen voor
zijn film El Topo en The Holy Mountain,
maar eveneens voor Pink Floyd, Magma,
Klaus Schulze, Peter Gabriel,
Tangerine Dream en andere die aan
de film Dune zouden meewerken. Zonder film
liep het muziekavontuur bijgevolg ook af.
• De stopzetting van Dune in 1976
na twee jaar postproductie en een script met drieduizend
tekeningen met daarin aandacht voor alle camerabewegingen,
dialogen, enzovoort vergeleek Jodo met het overlijden
van een kind, een drama dat Jodo ooit echt overkwam.
Hij sloeg dan maar terug met De Incal vanaf
1980. Maar daarvóór nog schreef hij
voor Mœbius het tekstloze De Ogen van de
Kat dat in 1978 bij Les Humanoïdes Associés
verscheen als album voor de abonnees van Métal
Hurlant. Bij elke plaat die Mœbius tekende
kwam Jodo langs om het te bekijken. Mœbius
woonde toen op zestig kilometer van Parijs waar
Jodo een woonplaats gevonden had. Maak nu zelf het
rekensommetje van het aantal kilometers die Jodo
aflegde voor dit album: 2 x 60 (heen en terug) x
40 platen.
• Elke avond tot ongeveer één
uur 's nachts bekijkt Jodo een film vanop zijn bed.
Het is een manier om problemen bij zijn scenario's
op te lossen. Elke keer hij zijn hoofdfiguren in
een lastig parket heeft gebracht waaruit ze moeilijk
kunnen komen, stopt hij met schrijven. Ofwel bidt
hij ofwel bekijkt hij een film om zijn hersenen
te laten rusten en zijn onderbewustzijn zijn werk
te laten doen.
• Jodo is natuurlijk zelf een filmregisseur.
Zijn volledige filmografie bestaat uit de volgende
prenten: La Cravate uit 1953 (een film
die veertig jaar lang verloren was en pas in 2006
weer opdook), Fando & Lis uit 1968
(een vrije bewerking van een theaterstuk van Fernando
Arrabal), El Topo uit 1971 (een
socio-metafysische western), The Holy Mountain
uit 1974 (een initiatieverhaal), Tusk uit
1978 (over het gemeenschappelijke lot van een jonge
Engelse vrouw en een Indische olifant), Santa
Sangre uit 1989 (een apologie over verlossing)
en The Rainbow Thief uit 1990 (een absurde
film). King Shot is een filmproject waar
hij momenteel aan werkt en centen voor opzij zet.
David Lynch heeft een contract ondertekend als uitvoerend
producent. Nick Nolte en Marilyn
Manson (die een fan is van Jodo's werk)
hebben hun akkoord gegeven als acteur en Johnny
Depp heeft hem een brief geschreven waarin
hij hem zijn morele steun betuigde. Er zijn nog
een paar miljoen euro te kort, maar eind 2008 kan
hij normaal gezien beginnen aan zijn "metafysische
spaghettigangsterfilm".
• Fando & Lis was een stuk van
Arrabal dat hij zelf nog had geregisseerd. Op basis
van één pagina met de inhoud en zijn
eigen herinneringen pende hij het verhaal neer van
twee kibbelende geliefden op zoek naar de magische
stad Tar. Na de eerste screening in 1968 op het
Acapulco Film Festival braken er
rellen uit. Jodorowsky moest voor een woedende menigte
vluchten naar zijn limousine. De film werd prompt
verbannen uit Mexicaanse bioscopen. Pas in 1970
dook de film weer op in New Yorkse cinemaatjes.
Maar het moest het aan de kassa afleggen tegen Fellini's
Satyricon met wie de prent werd
vergeleken.
• Geen enkele Mexicaanse acteur was bereid
om zich aan de haren te laten trekken, zijn hoofd
te laten scheren of zich aan de baard te laten trekken.
Vandaar dat Jodo zelf de hoofdrol speelde in zijn
westernfilm El Topo.
• John Lennon projecteerde
op een avond rond 22.00 uur in een cinemazaaltje
in New York zijn kortfilmpjes die hij maakte met
Yoko Ono. In de zaal waren veel
mensen uit de culturele elite en recensenten aanwezig.
Rond middernacht zat de projectie erop. Daarna vroeg
Lennon het publiek om nog te blijven en naar iets
uitzonderlijks te kijken. Mocht de film het publiek
niet aanstaan, dan stond het hen vrij om recht te
staan en de zaal te verlaten. Vervolgens liet hij
hen de film El Topo zien. Het volledige
publiek bleef zitten en het werd een cultsucces.
Maand na maand werd de film steeds na middernacht
vertoond. Jodo herinnert zich wolken van marihuana
die in de zaal rondhingen. De bezoekers waren ervan
overtuigd dat ze zich in een roes moesten bevinden
om de film (over een killer die van zijn meester
de opdracht krijgt vier grootmeesters in de woestijn
te vermoorden) te kunnen smaken. Nochtans rook Jodo
zelf nooit marihuana. Het was de eerste keer dat
er in de Verenigde Staten films na middernacht werden
vertoond. Daarmee ruimde het de baan voor het genre
van de zogenoemde Midnight Movies. Night
of the Living Dead van George A. Romero,
Pink Flamingos van John Waters,
Eraserheads van David Lynch en vele anderen
zouden via deze mogelijkheid hun (cult)publiek veroveren.
• Na enkele maanden cultsucces merkten ook
recensenten de film op. Al snel waren twee kampen
te onderscheiden: zij die de film een meesterwerk
vonden en zij die anti-Jodorowsky waren. Vooral
het ongepolijste karakter met een exploitatie van
geweld voor de kick, een overdaad misogynie en een
voyeuristisch-ongezonde hoeveelheid lesbische seks.
• Maar in deze periode bevond Jodo zich in
de grootste miserie. De producer van zijn laatste
film ging failliet. Zelf had hij geen geld meer
en moest vijfduizend dollar lenen terwijl hij met
zijn vrouw en pasgeboren zoon Adam
moest terugtrekken in een klein huisje in het Franse
Joinville-le-Pont. Hij moest wat anders zoeken en
het enige product waarmee hij geld kon verdienen,
was zijn verbeelding. Vandaar dat hij zich in het
stripverhaal stortte (met tarotkaartlezen verdiende
hij sowieso geen rotte cent want dat deed hij gratis).
Het werd De Incal. Maar om Mœbius
te paaien, moest hij alles uit de kast halen. Hij
nam hem mee naar een concert van Barbara
(vraag ons niet wie dat nu weer is) in de Olympia
en een copieus diner. Aan tafel vroeg Jodo hem of
hij De Incal niet wilde tekenen. Hij accepteerde.
Maar na het eerste deel duurde het een halfjaar
vooraleer hij aan deel 2 begon. Pas na de verschijning
van het album, dat meteen goed liep, hervatte Mœbius
het werk. Om vervolgens aan Mœbius —
naar wie Jodo erg opkeek — te bewijzen dat
hij als scenarist zelf ook enige waarde had, nam
hij de jonge tekenaar Arno onder
de vleugels voor wie hij Alef Tau schreef,
eveneens een instantsucces.
• Aan het zelden vertoonde Tusk wordt
Jodo niet graag herinnerd. Problemen met zijn producer
zorgden voor een debacle en een flop. In plaats
van het gewenste aantal van duizend olifanten kreeg
hij er zeven. Het verlangde budget van vijf miljoen
dollar werd gereduceerd tot anderhalf miljoen.
• Omdat Jodo in conflict kwam met zijn oude
producer Allen Klein (hem voorgedragen
door John Lennon), konden zijn films tot dertig
jaar na de oorspronkelijke release niet op dvd gezet
worden. Jodo wilde niet werken aan commerciële
films. Klein wilde dat hij het erotische Histoire
d'O zou regisseren, terwijl Jodo liever Dune
wilde doen en dat was een eerste reden tot ruzie.
Uiteindelijk zou Klein alle kopiën van zijn
films laten vernietigen. Maar Jodo had er gelukkig
een paar bewaard op video en van zodra het kon,
vertoonde hij ze gratis. Ondertussen zijn ze opnieuw
vrienden geworden waardoor in mei 2007 een fraaie
dvd-collector's box kon verschinnen. Klein investeerde
zelfs een half miljoen dollar om de films te laten
restaureren.
• In Ché 83 van januari 2007
werd Jodorowsky als filmregisseur in een lijstje
genoemd van tien regisseurs die een vijs los hebben.
Een greep uit de argumentatie: "El Topo
begint bijvoorbeeld met een plas bloed, een
gespietst kind, honderd verkrachte bruiden en opgehangen
bruidegommen. Personages bloeden vogels, kersen
en groen bloed. Jodorowsky bond een man zonder benen
en een man zonder amen aan elkaar en noemde het
resultaat John Wayne. Tegenwoordig
houdt hij zich bezig met 'psychomagie', een kruising
tussen psychotherapie en magie. Hij is er de uitvinder
van. Een vrouw die er problemen mee had om geld
te verdienen met haar kunst raadde hij aan om zeven
stukken goud in haar vagina te stoppen tijdens het
schilderen. Een vrouw die drie dagen vooor het begin
van haar regels altijd in slaap viel, moest een
zelfportret maken met haar menstruatiebloed. Aan
de andere kant is Jodorowsky ook de enige filmproducent
ter wereld die zijn actrices contractueel garandeert
dat ze niet met hem naar bed zullen moeten."
Jodorowksy genoot in het artikel het gezelschap
van Werner Herzog, William
Friedkin, Erich von Stroheim,
D.W. Griffith, Lars von
Trier, Sam Peckinpah,
Abel Ferrara, James Cameron
en Larry Clark. Op een maximumscore
van vijf losse vijzen haalde Jodorowsky als enige
het maximum.
• In 1989 maakte hij als filmmaker een comeback
met Santa Sangre, een surrealistische horrorfilm
dat een niet te verwaarlozen cultaanhang kende.
De film werd geproducet en meegeschreven door Claudio
Argento, broer van de succesvolle horrorregisseur
Dario Argento. Het verhaal was
voor een keer coherent te noemen met duidelijke,
bizarre handelsmerken. In de cast bevonden zich
onder meer topnamen als Omar Sharif,
Peter O'Toole en Christopher Lee.
• In bijna alle landen waarin zijn films uitkwamen
vloog de censuurschaar erdoorheen.
• Aan zijn nieuwsgierige zevenjarige zoontje
demonstreerde Jodo ooit seksuele standjes met zijn
toenmalige echtgenote.
• Lucrezia Borgia was een theaterstuk
die Jodorowsky in elkaar gestoken had in 1977 in
Mexico. Het stuk bleef een halfjaar op het affiche
staan. Het verhaal over de eerste maffiaclan in
de geschiedenis, herwerkte hij in 2006 voor Borgia,
getekend door Milo Manara. Voor
de stripreeks moest Jodo Manara wel een richting
in duwen waarbij hij minder erotiek en veel meer
geweld in zijn platen zou tekenen. By the way,
in Reis naar Tulum kwam Jodo in een cameo
voor als een monteur. Dat gebeurde op vraag van
de Italiaanse regisseur en scenarist van de strip,
Federico Fellini.
• Omdat hij van nature lui is, beweerde Jodo
zelf, stelde hij contracten op met zijn tekenaars.
Dat liet hem toe zijn deadlines te respecteren.
Ook in zijn privéleven gebruikte hij contracten.
Omdat zijn vader niet van hem hield en hij moederlijke
liefde niet heeft gekend, besloot hij om bij elke
geboorte van zijn kinderen een contract van vader
op te stellen waarin hij liet optekenen dat zelfs
wanneer zijn hart gesloten was, hij zich toch zou
gedragen als een liefdevolle vader.
• Een tijd lang geloofde Jodo in astrologie.
Grote astrologen hadden op een dag voorspeld dat
een bepaalde lijn van planeten de as van de Aarde
zou veranderen waardoor Parijs zes meter onder water
zou komen te staan. Hij communiceerde over zijn
angst met Mœbius die hij zodanig wist bang
te maken dat de tekenaar met zijn gezin ging verhuizen
naar het gehucht Arudy in de Pyreneeën nabij
Pau. De dag des oordeels kwam... een zonnige en
vredige dag. Van dan af stopte Jodo met het geloven
van astrologische voorspellingen.
• In 1979 pikte Mœbius Blueberry
weer op.
• Mœbius en Jodo hebben nog samen in
een sekte gezeten, gedirigeerd door meester
Appel-Guéry. Deze man bevestigde
dat buitenaardsen op weg waren om de Aarde te bezoeken.
Maar om daarin te slagen, hadden ze energie nodig.
Seksuele energie voortgebracht uit geslachtsgemeenschap.
Daarom moesten sekteleden in beurtrollen 24 uur
per dag copuleren met het verbod te ejaculeren.
Dat gebeurde allemaal in Hawaï. Mœbius
was enorm enthousiast over deze pornoashram en vetrok
naar daar. De indoctrinatie deed hem geloven dat
hij een van de uitverkorenen was die ooit door aliens
uit het aardse bestaan verlost zouden worden (neen,
't was geen Scientology). Jodo had daar allemaal
zijn bedenkingen bij, niet alleen voor het verbod
om sperma te lozen maar ook omdat de afleiding de
tekenaar zou beletten nog strips te tekenen. Jodo
begreep later dat Mœbius in de goeroe een vaderfiguur
zag als vervanging voor een afwezige vader in zijn
eigen jeugd. Deze ervaring, op het ontwikkelen van
een ijzeren staaf na dan, was psychologisch erg
belangrijk voor de tekenaar. Hij kon het sekteleven
op tijd de rug toekeren want erg bevorderlijk voor
zijn kunst was het niet. In de jaren tachtig belandde
Mœbius nog in een commune in Tahiti.
• Beide auteurs stonden ook onder invloed
van onschuldiger bronnen. Op aanraden van Jodorowsky
las Mœbius de boeken van Carlos Castaneda
die voor de tekenaar een grote schok betekenden.
Een nieuwe manier van leven en denken werd aan hem
geopenbaard. Hij leerde dat er dimensies bestaan
die hij nooit had vermoed. In de boeken van Castaneda
was er een voortdurende twijfel aan het reële,
die op een bepaalde manier verscheurend en traumatiserend
was. Voorheen leed Mœbius aan sombere en pessimistische
buien wat zich manifesteerde in verhalen met de
dood als eindpunt. Vooral De Hermetische Garage
was een spons die ideeën van Castaneda opslorp.
Hij raadde ook meermaals Charlier aan de boeken
te lezen, maar dat kwam er niet van, hoewel hij
onbewust zaken in Blueberry aanraakte die
in de boeken voorkwamen.
• "Allereerst Mœbius-Giraud,
die onderscheidt zich wel het meest, voor mij. (Onder
ons gezegd en gezwegen: ik geef de voorkeur aan
Giraud). En verder Manara, maar,
al zijn zijn tekeningen schitterend, zijn verhalen
vind ik niet altijd even duidelijk... En dan natuurlijk
Franquin, de onnavolgbare Franquin..." Een
compliment aan het adres van Mœbius (of eigenlijk
Giraud) van Hergé ergens
in 1981-1982.
• Met de tekenfilm Heavy Metal (geregisseerd
door Gerald Potterton en geproducet
door Ivan Reitman (Ghostbusters,
Men In Black,...) en Len Mogel)
in 1981 had Mœbius niets te maken. De makers
ervan wilden wel Arzach als kortfilm opnemen,
maar door allerlei rechtenkwesties tussen het Amerikaanse
tijdschrift Heavy Metal en het Franse Métal
Hurlant, die op zijn beurt financieel belang
had bij een andere tekenfilm die Mœbius samen
met René Laloux aan het
maken was, kwam het er niet van. De rechten werden
niet vrijgegeven waardoor Mœbius niet kon meewerken.
De Amerikanen hielden zich niet aan de afspraak
en gebruikten tóch elementen uit Arzach.
Mœbius had geen zin om ertegen te strijden
en weerhield Dionnet van zijn voornemen om te procederen.
Bovendien maakte Métal Hurlant,
zijn eigen blad, zelf reclame voor de tekenfilm.
In de tekenfilm Heavy Metal stonden onder
meer Blue Öyster Cult, Cheap
Trick, Grand Funk Railroad
en Black Sabbath op de soundtrack.
In 2000 kwam een tweede tekenfilm uit met dezelfde
inspiratiebronnen, Heavy Metal 2000 of
Heavy Metal F.A.K.K.2. De impact hiervan
lag vele malen lager. Het tijdschrift Heavy
Metal verscheen sinds 1977 en kwam tegelijk
op met de heavy metal-muziek. Men is het er nog
over oneens waar de naam van het muziekgenre exact
vandaan kwam.
• Die tekenfilm met Laloux was Les Maîtres
du Temps waarvoor Mœbius een duizendtal
storyboardtekeningen maakte met de sleutelmomenten
in kleur. Er kwam in 1982 ook een stripversie van
uit bij Les Humanoïdes Associés.
• In De Vrienden van Buddy Longway
uit 1983 zei Mœbius nog het volgende over Alien:
"Die lui van de film hadden me om schetsen
gevraagd. Ze hadden een prijs genoemd en, slecht
zakenman als ik ben, had ik het dollarbedrag verkeerd
in Franse francs omgerekend. Toen ik de vergissing
bemerkt had, begreep ik dat het niet de moeite waard
was om jarenlang geen strips meer te maken voor
die film. (...) Kort geleden heeft Ridley
Scott me gebeld om me wat nieuw spul te vragen.
Ik heb moeten weigeren, en nog een half uur na het
telefoontje was ik zelfs diep geschokt. Nee zeggen
tegen Ridley Scott!"
• Toen Ridley Scott in 1983 zijn film Blade
Runner kwam presenteren, stond hij erop om
Bilal te ontmoeten, enkel om hem en nog wat andere
auteurs zoals Philippe Druillet,
Mœbius en Jean-Claude Mézières
te bedanken voor hun strips die uiteindelijk Blade
Runner hebben geïnspireerd. Mœbius
is trouwens de designer van kostuums voor de films
Blade Runner en The Abyss.
• Voor Tron verzorgde hij in 1980
het storyboard en de mise-en-scène. Hij kwam
bij Disney (de studio die de film
producete) terecht dankzij de regisseur die hem
kende van zijn sf-strips die werden gepubliceerd
in Heavy Metal. Maar het grootste werk
aan de preproductie van de film lag eigenlijk al
achter de rug. Naast een uitgewerkt storyboard bedacht
hij enkele achtergronden in de sf-sfeer en wat slimmigheden
die de handelingen van de personages ten goede kwamen.
In datzelfde jaar piepte De Incal boven.
• Voor Willow (van de studio van
Georges Lucas) maakte hij ontwerpschetsen.
Een langlopend project is een gecomputergeanimeerde
tekenfilmversie van Arzach dat al zeer
lang aansleept. En voor het game Pilgrim
(geproduceerd door Infogrames in
1998 naar de roman Le Pèlerin de Compostelle
van Paolo Coelho) ontwierp
hij geweldig veel middeleeuwse personages, kostuums,
decors en diverse meer. Het grootste werk waren
model sheets van alle personages. De keuze
als designer viel op hem omdat Mœbius al het
boek L'Alchimiste van de Brazilaanse schrijver
Coelho illustreerde. Het spel kreeg een prijs, de
CD Rom d'Or voor beste strategiespel
in dat jaar.
• In 1984 richtte hij in Los Angeles Starwatcher
op waarvanuit hij zijn werk — voornamelijk
zeefdrukken — met behulp van zijn ex-vrouw
Claudine op de Amerikaanse markt
lanceerde. Niet met het verhoopte succes, maar het
kwam bij de juiste personen terecht. Zo leerde hij
Jean-Marc Lofficier kennen (die
nog Blueberry zou vertalen voor de Amerikaanse
markt) met wie hij systematisch de filmwereld zou
bespelen om daarin wat te betekenen.
• In 1985 begon Mœbius aan het scenario
van een Japanse tekenfilm waarvoor hij ook wat schetsen
maakte. Het ging om een eigen versie van Winsor
McCays Little Nemo. Hij liet het
project uiteindelijk vallen. Desondanks kwam de
film er toch. Zijn scenario bleef in de lade liggen.
Hij wilde er wel een strip van maken, maar hij zou
het niet zelf tekenen. In een special van (A
Suivre) over dromen viel zijn oog op de bijdrage
van Bruno Marchand. Via uitgeverij
Casterman kwam het tot een contact
en uiteindelijk een samenwerking voor de serie Little
Nemo.
• Métal Hurlant liep twaalf
jaargangen. In augustus 1987 verscheen het laatste
nummer. Het striplandschap rond het blad was intussen
volwassener geworden, er was sterkere concurrentie
opgedoken met Circus (Glénat),
Pilote en Charlie (Dargaud) die
moesten fuseren en (A Suivre)/Wordt Vervolgd
(Casterman). Elk van deze bladen
was hierna geen lang leven meer beschoren. De verkoop
drong terug. Lezers kochten liever albums met verhalen
die ze in één keer konden lezen en
andere media wonnen snel terrein. In juli 2002 kwam
het terug als een bimestriële vergaarbak voor
jonge auteurs van beide kanten van de Atlantische
Oceaan. Het verschijnt in het Frans, Engels, Spaans
en Portugees.
• In 1978 stopte Mœbius met het roken
vóór het tekenen. Op de dag af tien
jaar later in 1988 herbegon hij weer. Sindsdien
rookt hij af en toe.
• Het geplande Starwatcher strandde
als filmproject nadat de producer overleed in een
verdacht auto-ongeval. Enige tijd later bleek de
filmmaatschappij een schuldenput te hebben van 15
miljoen dollar. Verder dan een demo van zes minuten
is het nooit gekomen. Ook The Airtight Garage,
minder een adaptatie dan wel een gelijksoortig verhaal
als De Hermetische Garage, was sinds 1995,
nadat Colombia het storybvoard
naar deze strip goedkeurde, een tekenfilmproject
waar grote namen bij betrokken waren. Akira
Kurosawa (Ran, Seven Samurai)
zou de mondiale distributie verzorgen en de financiering
van de animatie in Japan. Katsuhiro Otomo
(Akira) zou instaan als regisseur voor
wat betrof de celanimatie. James Cameron
(Aliens, The Abyss, The Terminator, Titanic)
had dan weer de computeranimatie moeten regisseren
en U2 zou de muziek schrijven.
Kerstmis 1995 was de naar voor geschoven release.
Om politieke redenen werd het project alsnog afgeblazen.
• In de jaren negentig probeerde Mœbius
op Japanse bodem voet te krijgen. Hij stelde een
scenario voor aan de Japanse uitgever Kodansha
(een van de grootste strip-/mangauitgevers ter wereld)
die hem in contact brengt met Jirô
Taniguchi. Deze tekenaar verbond er zich
vervolgens toe om het door Mœbius herschreven
Icarus-verhaal te tekenen. Niet vanzelfsprekend
want Taniguchi kent geen Engels en Mœbius al
zeker geen Japans. In Japan kende de publicatie
hoegenaamd geen succes. Het blad Morning,
waarin Icarus werd gepubliceerd, eiste
een nieuwe montage omdat de aanpak te Frans was.
In het Frans verscheen het pas in 2005 bij Kana.
Voor Mœbius is het Japanse avontuur op een
ontgoocheling uitgedraaid.
• 1992 markeerde het jaar van een andere cyclus
van beide heren: Het Gekroonde Hart.
• Enkel met Georges Bess (voor wie Jodo De
Blanke Lama en Juan Solo schreef)
is de samenwerking op ruzie uitgedraaid. En da's
dan nog de schuld van het stripfestival van Angoulême.
In 1995 zijn allebei de auteurs genomineerd voor
Juan Solo, Bess als beste tekenaar en Jodo
als beste scenarist. Jodo won, Bess voelde zich
vernederd en wilde nooit meer met Jodo samenwerken.
Zijn verleden als miskend talent kwam weer bovendrijven.
Hij koos voor een solocarrière en bracht
onder meer Pema Ling uit bij Dupuis.
• Voor De Blanke Lama deed Jodo een
beroep op twee jeugdervaringen die een grote indruk
op hem nalieten. Al vroeg kwam hij onder de invloed
van boeken als Het Derde Oog van Lobsang
Rampa (ook al wordt de echtheid ervan in
twijfel getrokken) en de werken van Milarepa
en Mar-Pa. Daarnaast verbleef hij
nog enige tijd in een Tibetaanse gemeenschap in
India en leerde er bijzonder veel over Tibet en
zijn bewoners.
• Dat Mœbius al eens een foto durft na
te tekenen, is geen geheim. In 1997 was het hek
echter van de dam en werd hij officieel voor de
rechter gesleept door Jean-Noël Coghe
wegens plagiaat. In 1967 debuteerde Coghe als persfotograaf
voor muziektijdschriften als Disco Revue
en later Rock'n Folk. Hij ontmoette dat
jaar de legendarische, maar toen nog onbekende gitaarspeler
en zanger Jimi Hendrix op zijn
eerste tournee. Hij nam onder meer een foto van
Hendrix die een maaltijd nuttigde in een Brusselse
club. De foto raakte gepubliceerd in een boek, maar
zonder vermelding van de fotograaf. In 1992 dook
het opnieuw op op een expo over Hendrix. De foto
met d etitel Voodoo Soup hing er broederlijk
naast een tekening van Mœbius. Deze klakkeloos
nagetekende tekening werd halverwege de jaren zeventig
gebruikt op de achterkant van de platenhoes Jimi
Hendrix/1 Are You Experienced, Axis: Bold As Love
waarvoor Mœbius de hoesillustraties verzorgde.
Hij had er wel kleur aan gegeven en bijkomende experimentele
elementen. Na een gesprek met een bevriende advocaat
kloeg Coghe Mœbius aan en eiste een bedrag
van omgerekend 262.500 euro voor het ongeoorloofd
gebruik van auteursrechten. In eerste instantie
won Mœbius onder het mom van parodie, wat legaal
is. Er was namelijk een precedent van een foto van
het agentschap AFP die Morris had
nagetekend voor een Lucky Luke-album. Omdat
het hier duidelijk om een tekening ging, konden
er geen auteursrechten op de voorbeeldfoto gelden.
Coghe tekende geen beroep aan. Scenarist en vriend
Jodorowsky stelde daarna voor dat het verder in
der minne wordt geregeld door het uitbrengen van
een portfolio met andere foto's als basis voor een
reeks zeefdrukken. De fotograaf hapte toe waardoor
het boek Émotions Électriques,
een lofzang op Hendrix, het licht zag.
• Bij de Japanse promotietournee van de film
Santa Sangre ontmoette Jodo mangakana Katsuhiro Otomo.
Achter een fles whiskey praatten ze over hun projecten.
Otomo vertrouwde Jodo toe dat hij problemen had
met het einde van Akira. Jodo herinnert
zich vaag dat hij wat noteerde op een tafellaken.
Later verklaarde Otomo aan de pers dat Jodo hem
die avond de idee gaf voor het einde van Akira.
In ruil zou hij een reeks tekenen op scenario van
Jodo, die erg veel van manga houdt. Dat had Megalex
moeten worden, maar Otomo koos resoluut voor een
toekomst in de animatie in plaats van de strip.
Volgens een andere bron deed Otomo het whiskeyverhaal
nóg later af als leugens van Jodo.
• Stan Lee is een van Mœbius'
grootste fans, in die mate zelfs dat hij voor geen
enkele tekenaar zo vele bewondering opbracht als
voor Mœbius. Samen maakten ze een Silver
Surfer-verhaal dat nog hoogoplopende ruzies
bij de lezers opriep. De vraag was welke Silver
Surfer nu de beste was: de originele van Jack
Kirby (of eigenlijk meer John Buscema
die de spin-off op Fantastic Four zou groot
maken) of die van Mœbius. In de duikbootfilm
Crimson Tide (1995) van Ridley Scott met
Gene Hackman en Denzel
Washington zit precies zo'n ruzie tussen
twee mariniers. De dialoog werd er ingestopt door
Quentin Tarantino die de film kwam
depanneren door mee te werken aan het script en
de dialogen. Hij staat niet op de aftiteling vermeld.
In de film neemt het personage van Washington een
van beide matrozen in vertrouwen. Dat ze allebei
de originele Silver Surfer prefereren,
schept een band. Mœbius kwam dit te weten in
de bioscoop, toen hij naar de film keek. Een verbazende
evaring. En Stan Lee? Hij beschouwt de Silver
Surfer-cyclus die hij voor Giraud schreef tot
het beste van zijn carrière behoren. Honderdduizenden
anderen zullen het ook geweten hebben. Lee zei het
in een documentaire voor de dvd-extra's van de tweede
Fantastic Four-film, Rise Of The Silver
Surfer uit 2007.
• In 1999 lag het boek Mœbius/Giraud,
Histoire de Mon Double in de winkel. De uitgever
is Editions n81. Meer nog dan een
autobiografie is het een overzicht van markante
ontmoetingen (Jijé, Jodorowsky),
reizen (Mexico) en diverse meer. Er komen niet veel
te controleren datums in het boek voor.
• Jodo heeft een autobiografie geschreven,
of toch een boek over zijn leven: La Danse de
la Réalité, verschenen bij Albin
Michel.
• Voor Sony tekende Mœbius
in 1999 een resem ontwerptekeningen die als basis
dienden voor personages in een reeks arcadespellen.
Een ervan is gebaseerd op De Hermetische Garage,
omgedoopt naar Mœbius' Airtight Garage.
De spellen zouden komen te staan in een daartoe
bestemd themapark in San Francisco en Tokio. Een
immense muurtekening met een sf-landschap vol kristallen
steden sierde in die periode de muur van het Sony-complex
in San Francisco.
• Al vele jaren sinds ongeveer 2000 was er
sprake van de computergeanimeerde film Thru
The Mœbius Strip. De film is geschreven
door James Cox (Ferngully,
The Rescuers Down Under) onder regie van Frank
Foster (hoofd computeranimatie van The
Craft en Johnny Mnemonic). In 2007
kwam de dvd uit.
• Tot Mœbius' nóg andere onafgewerkte
filmprojecten hoorde de animatiefilm Internal
Transfer (niet uitgevoerd wegens een gebrek
aan investeerders), een film naar de televisieserie
Masters of the Universe en een film in
samenwerking met Georges Lucas waarvoor hij kostuums
en decors zou ontwerpen.
• Eind 1999, begin 2000 nam Mœbius het
besluit zijn laatste joint te roken. Zijn enige
andere drugservaring gebeurde op een namiddag in
Mexico in 1972 of 1973. Hij had er vrienden in de
Alliance Française die een
sjamaan kenden. Hij wilde deze sjamaan ontmoeten.
Zij kwam naar Mexico en gaf hem paddenstoelen tijdens
een ceremonie. Het werd een van zijn diepzinnigste
ervaringen. Hij werd er gewelddadig van, zo slap
als een vaatdoek, met een houding als die van ene
radicale psychoanalyticus, maar ook die van een
bokser. Zijn namiddag bracht hij uitgezakt door
op de grond, ziek en uitgeput. Hij verklaarde later
dat de trip hem deed voelen als een sok die binnenstebuiten
werd gedraaid. Het heeft een paar jaar geduurd alvorens
hij zijn houvast terugvond. Maar het voedde hem
ook, gedurende twintig of dertig jaar van zijn leven,
gezien vanuit elk standpunt en op creatief en filosofisch
gebied. De beschrijving van deze ervaring in een
interview gaf Jan Kounen inspiratie
om er een gedeelte van zijn scenario op te bouwen
voor de Blueberry-film. Mœbius moest
het in zijn opdracht herschrijven omdat het als
een tweedehands verhaal overkwam, wat Kounen nog
eens een jaar extra kostte om in het hart van het
onderwerp te penetreren. Mœbius speet het uiteindelijk
dat in de uiteindelijke film zowel Mexicaanse rites
als die van een andere overtuiging gemengd werden.
Enfin, het is bij het rollen van zijn laatste joint
dat hij op de idee kwam voor de haastig getekende
reeks Inside Mœbius, tegelijk een
autoparodie, een psychoanalytische introspectie
als een schizofrene vertelling waarin hijzelf, een
jointrokende alter ego, Blueberry, Majoor Fataal
en andere van zijn personages elkaar becommentariëren
of een eind weg lullen.
• Ook leuk om te weten. Episode 3 van het
twaalfde South Park-seizoen uit 2008 is
één grote hommage aan Majoor Fataal
en de Heavy Metal-film uit 1981. In de
aflevering proberen de vrienden van Kenny hem van
de drugs te helpen die op school opduiken. In zijn
hallucinogene trips komt Kenny in contact met Major
Boobage, een vrouwelijke variant op Majoor Fataal
met dikke tetten.
• Nog zo'n project daterend van het jaar 1999-2000
dat nooit doorging: een tekenfilm naar The Tempest
van William Shakespeare van de
Italiaanse regisseur Enzo D'Alò.
• Voor de editie van 2000 mocht Mœbius
het affiche tekenen van het achttiende Belgische
Internationaal Festival van de Fantastische
Film. De twee hoofdkleuren zijn steevast
zwart en rood.
• In 2000 had Jodo nog het filmproject Triptique
in het verschiet, een prent die zou worden opgenomen
in Nederland. Het verhaal ging over een moordenaar
die drie vrouwen vermoordt, maar eigenlijk geen
seriemoordenaar is. Sindsdien hebben we niets meer
vernomen over het project.
• In 2001 liep er in Bergen een tentoonstelling
die was gewijd aan Jodorowsky. De Waalse expo was
ondergebracht in een tent van zo'n tweeduizend vierkante
meter aan de Chaussée de Binche. Op 8 juli
werd deze volledig verwoest door een felle brand.
De opgelopen schade benaderde 1,25 miljoen euro.
Alle stukken, zoals talrijke originelen van de tekenaars
waarmee Jodo werkte en reconstructies van stripfiguren
gingen in vlammen op. De brand werd vermoedelijk
ontstaan door een ontplofte verlichtingsspot.
• In de periode 2001 en 2002 tekende Mœbius
een jaar lang voor het Franse tijdschrift La
Vie waarin hij de actualiteit op zijn eigen
manier verwerkte. De illustraties waren afwisselend
verbazingwekkend als komisch.
• Na de voor Citroën
gemaakte promotiestrip De Ster groeide
dit later uit tot de reeks De Wereld van Edena.
In 2002 maakte Mœbius opnieuw een uitstapje
naar de autobranche voor een verkoopsbrochure van
BMW's Mini. In
het verhaal van twaalf pagina's voerde hij de crash
test dummies Ed Banger en Max Impact op die
na sluitinsguur van het testcentrum tot leven komen
en aan de haal gaan met een Mini voor een testrit.
• Van Arzach bestaat een minitekenfilmserie.
Twee of drie episodes werden rond Kerstmis 2003
uitgezonden op de Franse televisie vooraleer de
reeks werd afgevoerd. De animatie was rudimentair,
de tekeningen haastig gemaakt en de verhalen werden
tussendoor geschreven. Mœbius hernam enkele
thema's van de albums en injecteerde ze met wat
poëzie. Voor de gelegenheid werden er dialogen
opgenomen. Mœbius omschreef het als een gadget
voor fans, een reeks zonder pretenties. Er kwam
een dvd van uit, maar daar had de auteur niets mee
te maken.
• Na het uitkomen van de film The Fifth
Element in 1997 drongen Les Humanoïdes
Associés en Jodorowsky aan op een proces
om regisseur Luc Besson van plagiaat
te beschuldigen. De Incal had volgens deze
twee partijen een te grote reflectie in het verhaal
van de film. Decors, personages, scènes,
grafische elementen en scenariogedeeltesdroegen
duidelijk de stempel van De Incal. De advocaten
konden Mœbius overtuigen om mee te procederen,
want met of zonder hem zou het sowieso tot een proces
komen. Mœbius vernam achteraf, in 2004, door
de krant te lezen dat hij het proces tegen Luc Besson
verloren had. De rechter vond dat er niet onrechtmatig
gebruik werd gemaakt van elementen uit De Incal.
Luc Besson argumenteerde dat de eis enkel berustte
op "te verwaarlozen fragmenten uit het stripepos".
Dat Les Humanoïdes Associés een goede
reden had om te procederen kwam door het mislukken
van een filmdeal omtrent De Incal. Een
grote Amerikaanse filmmaatschappij blies het contract
op omdat de film niet meer dan een kopie zou worden
van The Fifth Element.
• Mœbius' dochter Hélène
is ook een kunstenares. Ze maakte cinematografische
ontwerpen voor onder meer — tiens? —
The Fifth Element en werkte voor tv-reeksen
als Highlander en Dragon Flyz.
• Op de Spaanstalige website www.alejandro-jodorowsky.com
ventileert de scenarist over vanalles en nog wat
zijn mening. Ook wat er zich in België afspeelde,
ontging hem niet. Zo sprak hij zijn bewondering
uit voor de idylle die zich ontspinde tussen de
Vlaamse VLD'er Rik Daems
en de Waalse PS'er Sophie
Pécriaux in 2006. Hij vond het wonderlijk
hoe de liefde machtiger is dan de politiek.
• Dat Giraud een album heeft getekend van
XIII, vond Jodo maar niets. Enkel omdat
het hem veel geld zou opbrengen, vond hij een goeie
reden om XIII te tekenen. Jodo zag XIII
als een vijand, een commerciële draak die bevochten
moet worden. Hij zag een vergelijking met een Japanse
parabel over een krijger die zich laat inslikken
door een onoverwinnelijke draak. In de buik van
de draak kan de krijger de draak van de binnenkant
verslaan. Volgens Jodo laat Giraud zich inslikken
door XIII om zijn ware talent te kunnen
tonen.
• Op vraag van het Rode Kruis tekende
Mœbius in 2008 een stripverhaal van tien pagina's
over de geschiedenis van het Rode Kruis dat je op
een website kon downloaden in het Engels, Frans
of Spaans.
• Mœbius heeft een eigen galerie en uitgeverijtje
in Parijs onder de naam Stardom.
Ex-librissen, beeldjes, posters, affiches, objecten,
luxes en diverse meer zijn uitgaven van Stardom,
evenals Inside Mœbius. In 2008 kwam
bij deze uitgeverij een nieuw album uit van Majoor
Fataal. Hierna twijfelde hij of hij aan een nieuwe
Blueberry zou werken of voor een comeback
van Arzach zou zorgen.
• Jodo heeft vandaag elke woensdag om 17.00
uur in het café om de hoek een ongoing
one-manshow lopen, Cabaret Mystique, tijdens
dewelke hij tarotkaarten leest, moppen vertelt en
stambomen becommentarieert.
• Jodo kreeg vijf kinderen bij even veel verschillende
vrouwen. Misschien zelfs zes of zeven kinderen.
In vroegere tijden bekroop hij alles! Zijn "sensuele
lichaam en magnetische persoonlijkheid" (dixit
de meester himself) zorgden ervoor dat
de vrouwen makkelijk hun benen spreidden (dixit
bis). Alvorens de vrouw van zijn leven te hebben
gevonden op zijn 78ste (hij werd 79 jaar in 2008),
heeft hij er vele versleten. Het leeftijdsverschil
bedraagt trouwens 45 jaar. Zijn vorige vrouw was
ook al 38 jaar jonger. Al zijn erkende kinderen
werden artiesten: Adam en Adanowsky
maken muziek, Cristobal schrijft
therapeutische handboeken, Brontis is een theaterman,
enzovoort.
• Jodo maakt zelden gebruik van het internet,
behalve om specifieke informatie op te zoeken en
pornografische filmpjes te bekijken die zijn zoon
hem toont. Filmpjes waarin "een zwarte met
de worst van een dinosaurus twee liter sperma ejaculeert"
of "een keurig meisje die met haar orgasme
een straal lanceert die wel drie meter ver reikt"
bekijkt hij graag. Het amuseert hem op een kinderlijke
manier.
• Hij vindt dat hij beter kan schrijven dan
de Britse bard William Shakespeare of de Griekse
filosoof-dichter Sophocles. Het
bewijs is te lezen in De Metabaronnen en
Bouncer, beweert hij.
• Alvorens zich aan het schrijven te zetten,
besprenkelt hij zich eerst met parfum. Twee zeldzame
en dure parfums, die de Italiaanse parfumartiest
Lorenzo Villoreso speciaal voor
hem maakte, gebruikt hij hiervoor. Eentje is voor
de hals, de andere voor zijn handen. Als hij ook
nog zijn schoenen afdoet om meer op zijn gemak te
zitten, spuit hij ook nog een Japans parfum op zijn
voeten. Alleen met zijn welriekende vleugjes is
hij klaar om te schrijven. Muziek van bij voorkeur
Alan Stivell op de achtergrond
is een andere voorwaarde voor optimaal schrijfplezier.
• Jodo kan nog steeds de wereld rondreizen
voor de promotie van zijn strips en sinds de laatste
jaren zijn dvd's. De tocht gaat wel eens naar de
VS, Mexico, Korea, Polen, Italië, Spanje, Zuid-Amerika,...
Faits divers (De
Incal):
• Voordat hij aan De Incal begon
las Jodo alle boeken van Mickey Spillane.
De Incal van het Duister begon als een
detectiveverhaal met alle ingredienten van een detectiveverhaal,
maar dan een die zich afspeelt in de toekomst. Het
is een gegeven dat Mœbius eerder gebruikte
in The Long Tomorrow, een korte strip die
hij maakte op scenario van Dan O'Bannon. Daarin
krijgt privédetective Pete Club van een vrouw
uit de betere stand een opdracht. Als later blijkt
dat zij een spionne is die zich in elke denkbare
gedaante kan transformeren, schiet de detective
zijn onbetrouwbare clëente dood. Doet dat een
belletje rinkelen?
• De serie begon als een geïmproviseerd
aaneenrijgen van een aantal losse verhalen die Mœbius
en Jodorowsky begin jaren tachtig maakten voor Métal
Hurlant. De volstrekt grillige verhaallijn
die hiervan het gevolg was, werd door de altijd
klagende Difool in Na de Incal omschreven
als een "politiek-theologisch-symbolische"
en zelfs "katastrofaal-galactische rampentoestand".
• Jodo heeft De Incal nochtans altijd
beschouwd als een trilogie, 't is te zeggen: de
zes delen van De Incal vormen het zesdelige
middenstuk van de trilogie. En dan is er nog Voor
de Incal (zes delen door Zoran Janjetov)
en Na de Incal (één deel
door Mœbius, nu herbegonnen door Ladrönn).
Nochtans maakte hij Mœbius eerst wijs dat het
de bedoeling was dat De Incal uit niet
meer dan twee delen zou bestaan, vervolgens drie
en uiteindelijk zes. Mœbius ging er telkens
mee akkoord. Alleen Jodo wist waar de kleine details
in De Incal naar zouden verwijzen om achteraf
Voor de Incal en later Na de Incal
te laten tekenen. Bijvoorbeeld over het heilige
boek en John Difools grote liefde die pas in het
derde deel van Voor de Incal voor het eerst
opduikt, maar waar op de laatste pagina van De
Incal wel naar wordt verwezen: "Ik herinner
me..." Waarom hij niet meteen begon met de
eerste cyclus, verklaarde Jodo met een verwijzing
naar de kunst. Als je een gesloten triptiek opent,
zie je eerst het middenstuk en pas dan kijk je in
die volgorde naar het linker- en het rechterpaneel.
De Incal betekende zoveel als het droomgedeelte
van de trilogie. Voor de tweede cyclus had Mœbius
alleszins geen tijd. Hij stelde de dan twintigjarige
Janjetov voor. Om zowel Mœbius als uitgeverij
Les Humanoïdes Associés warm te maken
voor Na de Incal ging niet van een leien
dakje. Toch drukte de uitgeverij honderdduizend
exemplaren van het eerste deel. De zeven miljoen
andere exemplaren die Jodo van zijn reeksen ondertussen
verkocht, waren een mooi argument.
• In De Incal probeerde Jodo uit
te gaan van een klein en ongenschijnlijk onbetekend
feit dat vervolgens enorme proporties aanneemt:
een belangrijk conflict in de privésfeer
dat een ongelooflijke beweging van allerlei krachten
veroorzaakt en uiteindelijk leidt tot een planetaire
oorlog, een melkwegoorlog en daarna een kosmische
oorlog om tenslotte te eindigen met de ontploffing
van de ons bekende kosmos.
• De Incal-serie was niet bedoeld
om een boodschap over te brengen. In de eerste plaats
wilde Jodo een avontuur vertellen, maar hij verrijkte
het naar zijn eigen mening wel met verwijzingen
naar de tarotkaarten en de kabbala. Het waren aanvankelijk
niet meer dan knipoogjes. Hij haalde naar eigen
zeggen een verhaal tevoorschijn dat zich in zijn
onderbewustzijn verstopte en op een nederige en
niet-pretentieuze manier werd herkauwd. Hij is uitgekomen
bij een kosmische en komische strip. "Het was
voor de lol", beweerde hij. Op niet-ingewijden
zal het overkomen als esoterisch gelul en onzin,
maar de voortgang van het verhaal komt daarbij niet
in het gedrang.
• De werkwijze voor De Incal zag
er als volgt uit: Jodo presenteerde en vertelde
Mœbius het verhaal en beeldde het voor hem
uit. Mœbius nam notities en schetste paginaopzetten
in sneltempo. Mœbius hield er niet van als
Jodo op een klassieke manier het scenario voor hem
schreef. Daarna tekende Mœbius de platen en
stuurde ze naar Jodo op. Daarmee ging hij aan de
slag om de teksten te finaliseren.
• Mœbius hanteerde een buitenissig tempo
van bijna een plaat per dag.
• Spreek de naam Difool eens uit op zijn Engels?
"The fool" = de gek naar het
personage uit de tarotkaarten dat altijd wordt vergezeld
door een dier, met name een hond. Bij Difool is
dat dus Deepo. Voor Jodo vertegenwoordigde Deepo
de dierlijke kant die elke mens in zich heeft. De
gek uit het tarotspel moet door een groot aantal
ervaringspoorten op weg naar goddelijke wijsheid.
Ook andere personages vinden hun oorsprong in de
tarotkaarten: de hondgod Anubis (Kill), de hogepriesteres
(Tanata), de zon en de maan (Solune), de heerser
en de heerseres of keizer en keizerin (de tweeslachtige
Emperioratrix).
• De vogel Deepo, die John Difool altijd vergezeld,
doet wat denken aan het beest uit Arzach.
• Solune en Emperioratrix zijn samengesteld
uit twee delen. Zij verenigen in zich het vrouwelijke
en het mannelijke, de androgyn. Androgynie kwam
ook vaak terug in het andere werk van Mœbius
eind jaren tachtig. De gedachte dat in iedere mens
een mannelijke en vrouwelijke helft verenigd worden,
vinden we ook terug in de psychologie van Jung
waar deze helften benoemd worden als Animus (man)
en Anima (vrouw). De belangrijke rol die Animah
in De Incal speelt, merken we door de ogen
van Difool die in haar het perfect vrouwelijke ziet.
Later hergebruikt Mœbius dit thema nog eens
voor De Ster en De Hof van Edena
waarin Atrana de perfecte vrouw is voor Stell.
• Delen 1 en 2 hebben donker en licht als
tegengestelde symbolen in de titel. Delen 3 en 4
boven en beneden. In deel 5 en 6 is er geen foefje
gebruikt. Maar nemen we er de zes oorspronkelijk
covers bij: opnieuw een verwijzing naar de tarot.
Naar boven wijzende staven duiden op activiteiten,
beweeglijkheid, hoop en liefde. Naar beneden gerichte
staven wijzen op ruzie en jaloezie. Op de covers
wijzen staven in allerlei respectievelijke vormen
achtereenvolgens naar omhoog, omlaag, omhoog, omlaag,
omhoog en omlaag.
• In elk van de tien hoofdstukken van de eerste
twee delen wordt in elk hoofdstuk een nieuw personage
geïntroduceerd die in de eerste plaats zijn
eigen belang dient en op zoek is naar John Difool,
in het bezit van de kostbare incal. Het zijn archetypes
zonder al te veel diepgang. De Meta-Baron bijvoorbeeld
is iemand die zich — hoewel hij ook zijn eigen
redenen heeft — voor de kar laat spannen door
de koningin van Amok en krijgt pas zijn ware glans
in de spin-off-reeks De Metabaronnen. Maar
eigenlijk was John ook een kleurloos personage voor
hij de incal bemachtigde.
• De tweedelingen in de reeks zijn eveneens
gesteund op het oosterse yin- en yangprincipe.
• Typisch voor Mœbius is dan weer de
(dubbele) piramide, een meetkundige vorm die wel
vaker in zijn werk voorkwam. Jodo had hierover gedroomd.
Het was een heldere droom waarvan hij zich bewust
was dat hij hem droomde. Een lucide droo dus. Hij
zat in de ruimte en vroeg of hij zijn interieure
wezen mocht bekijken. Toen verschenen er twee piramides
die in elkaar grepen, net als in De Incal.
In zijn droom gaf hij als commentaar tegen zichzelf:
"Het is mooi om te zien dat mijn interier wezen
een dubbele piramide is".
• In De Incal van het Duister wordt
Difool in vier stukken gedeeld waaruit vier zelfstandige
wezens komen. Samen vormen ze wel zijn persoonlijkheid.
Wiel Weijers ging daar in Zozolala
23 dieper op in en benoemde deze als de vier
functies van het bewustzijn: denken, gevoel, intuïtie
en gewaarwording. Hans Pols hield
het in Stripschrift 5 van februari 1989
op de vier natuurelementen: aarde, lucht, water
en vuur zoals ook letterlijk is te zien op plaat
27 van het verhaal. In De Benedenwereld
komen deze vier wezens voor een tweede en laatste
keer terug.
• Het atypische verhaal van De Incal
werd ook gebruikt als studiemateriaal. Mœbius
vertelde dat een indiaan uit een Noord-Amerikaanse
stam in Tibet ging werken aan een modern soort sjamanisme
met computers en dia's. In zijn cursussen gebruikte
hij pagina's uit De Incal, meerbepaald
de scène met de gevierendeelde John Difool
en de reïncarnatie als de vier natuurelementen.
• Ondanks het grote aantal verwijzingen en
knipogen was het door Mœbius dat Jodo rust
in de reeks bracht. Hij was degen die een beetje
vrede in het geheel bracht waarbij de lezers wat
respijt kregen en adempauze.
• Het feit dat John op het einde van De
Incal eigenlijk opnieuw aan het begin staat,
kon bij niet iedereen op bijval rekenen. Voor de
nieuwe serie Final Incal gebruikte hij
dit 'eindbegin' opnieuw als startpunt.
• Met deel 6, De Eerste Planeet,
was de cyclus rond. En als je pagina 45 van dat
verhaal naast pagina 2 van De Incal van het
Duister (de binnenkant van de omslag) legt,
zal je ook zien dat de cirkel letterlijk rond is.
In de integrale is dat effect natuurlijk verdwenen.
• De inkleuring van de eerste twee delen is
oorspronkelijk het werk van Yves Chaland.
Voor de integrale editie werd geopteerd voor de
nieuwe inkleuring waarvan meteen de vertaling en
lettering overnieuw werd gedaan.
• Jodorowsky houdt precies van spin-offs.
Zowel De Metabaronnen (getekend door Juan
Giménez) als De Technovaders (getekend
door Fred Beltran en Zoran Janjetov)
zijn spin-offs van De Incal. Sinds 2007
hoort daar ook nog De Metabaronnen Castaka
(getekend door Das Pastoras) bij. We zijn er dan
nog niet. Na de Incal (getekend door Mœbius)
is een sequel die na één deel voor
altijd onafgewerkt zal blijven. De Jeugd van
John Difool is dan een soort prequel getekend
door Janjetov. Ook Megalex (Beltran) hoort
in dit universum thuis. Zijn meest recente worp
dateert van 2008. Final Incal is een tweede
poging om cyclus 3 van De Incal te reanimeren.
• Final Incal zal eveneens zes delen
tellen, hoewel dat niet de afspraak was tussen de
uitgeverij en scenarist Jodorowsky. De uitgever
zag het liever als een afgerond tweeluik. Jodorowsky,
die met Na De Incal een verkeerde weg opging
door De Incal als een "het was maar
een droom" te beschouwen, maakte hiervoor zijn
excuses en herbegon met Final Incal de
slotcyclus. Hoe dan ook krijgen we in Final
Incal niet één, maar wel vier
John Difools te zien. Die vierdeling was al een
eerste keer op te merken in De Incal. De vier Difools
zijn entiteiten in verschillende stadia met een
intelligente, een emotionele, een lichamelijke en
een seksuele versie waarvan de verst gevorderde
het stadium is van een engel. Om het allemaal goed
te kunnen vatten, zullen we het toch eerst moeten
lezen. Graag ook in het Nederlands!
|