D A T A S H E E T
Tekenaar:
Mœbius (Jean Giraud)
Scenarist:
Alejandro Jodorowsky
Uitgever:
Oberon (deel 1-6)
Big Balloon (pocket deel 1)
Oog & Blik (deel 1, 2, integrale)
Eerste druk:
1981 (deel 1)
1982 (deel 2)
1984 (deel 3)
1985 (deel 4)
1987 (pocket deel 1)
1988 (deel 5)
1989 (deel 6)
2003 (integrale)
Collectie:
Auteursreeks (deel 1-6)
Strip Pocket (Big Balloon)
Oorspronkelijke titel:
John Difool 1: L'Incal Noir
John Difool 2: L'Incal Lumière
John Difool 3: Ce Qui Est en Bas
John Difool 4: Ce Qui Est en Haut
John Difool 5: La 5e Essence - 1re Partie (Galaxie Qui Songe)
John Difool 6: La 5e Essence - 2e Partie (La Planète Difool)
Uitvoering:
SC, kleur (pocket deel 1)
HC, kleur
Quoi? "John Difool is een wat mieterige detective, die enkel geïnteresseerd is in whisky drinken en plezier maken met enkele hoertjes. Op een dag krijgt hij 50 cublars aangeboden om een vrouw te vergezellen in de Rode Ring. Het enige detail waar hij moet op letten, is dat ze vóór twaalf uur terug thuis moet zijn. Wat een peulschil moet worden, wordt een van de grootste sf-avonturen ooit voortgebracht in de negende kunst. Iets voor twaalf uur is de vrouw immers nog steeds haar favoriete standjes aan het doornemen met Kill De Hondenkop. In een ultieme poging om de vrouw toch nog tijdig thuis te krijgen, schiet John een gaatje in het oor van Kill. Die kan daar — John is tenslotte geen juwelier uit Aalst — uiteraard niet om lachen. Het potje van Kill gaat helemaal overkoken als ook blijkt dat de dame, klokslag twaalf uur Assepoestergewijs in een ouwe tang verandert. John vlucht voor de hondenkop en komt per ongeluk in het bezit van een vreemd voorwerp: de incal. Die incal zal hem samen met Kill, zijn vogel Deepo, de Metabaron, Animah, Ta-nata en Solune meesleuren in een weergaloos avontuur, vol Technovaders, presidentiële klonen, emperioratrixen, zwarte eieren en als klap op de vuurpijl een planeet bevolkt door John Difool-klonen." (geciteerd uit deze bespreking)
Et alors? Als je even uitgeput raakt na het lezen van onderstaande gegevens als wij waren na het verzamelen en verwerken ervan, dan word je wellicht één iets duidelijk: wat een weirdo is Jodo! Jean Giraud/Mœbius heeft ook wel zijn excentrieke trekjes, maar in regisseur, schrijver, auteur, acteur, cartoonist, uitgever, artiest, componist, goeroe, mimespeler, theaterman en nog wat diverse functies meer, Alejandro Jodorowsky, moet hij toch zijn meerdere erkennen. Dat excentriciteit dikwijls met genialiteit gepaard gaat, is geen geheim. Ook De Incal getuigt van een verregaande genialiteit. In deze moet Jodo Mœbius als zijn gelijke erkennen. Het juk van de Blueberry-strip voor een saga lang van zich afwerpend, betrad hij verder het experimentele pad dat al jaren daarvoor was ingezet. In De Incal komt alles samen. Spanning, humor, magie, sf, esoterie, filosofie, psychologie en laat ons vooral niet verder afdwalen of het wordt een afstotelijke opsomming. De Incal is een meeslepend, grensverleggend, dimensionaal sf-epos. Of hoe een belangrijk conflict in de privésfeer leidt tot een kosmische oorlog.
Aantal genomineerde albums van Mœbius: 16/440
Aantal genomineerde albums van Jodorowsky: 15/440

Faits divers (Mœbius en Jodorowsky):
Meer info over de jeugd en de begincarrière van Mœbius kan je hier lezen. Omdat Alejandro Jodorowsky een schaamteloze zelfpromotor is en graag op de praatstoel zit, verdringen de mythische gegevens over zijn jeugd, leven en werk vaak de werkelijke feiten. Veel gegevens moeten dus met een korreltje zout genomen worden. Wij gebruiken zo vaak mogelijk neutrale info en getuigenissen van derden... al is Jodo's waarheid veel kleurrijker.
• Alejandro Jodorowsky werd geboren op 7 februari 1929 in het Chileense Iquique. Zijn voornaam wordt veelvuldig gespeld als Alexandro, hoewel dat fout is.
• Jodo was een ongewenst kind. Hij was de vrucht van een verkrachting. Zijn moeder haatte zowel Jodo's vader als Jodo zelf. Hij heeft nooit tedere momenten of andere uitingen van moederliefde gekend.
• Jodo had een Russische vader. Als het gezin zich als immigrant in Chili vestigde om er een kruidenierswinkel te openen, schaamde zijn vader zich voor hun familienaam. Maar Alejandro niet. Wat hij zijn vader te verwijten had, was een gebrek aan affectie. Met zijn eigen kinderen praat Jodo alles meteen uit. Regelmatig organiseren zij en zijn schoondochters collectieve psychoanalysesessies om over zichzelf te kunnen praten.
• Op zijn vijfde schoot Jodo's vader zijn kat dood met een pistoolschot. Een enorm traumatische ervaring. Zijn relatie met dieren, in het bijzonder katten, is altijd groot geweest. Hij heeft altijd met katten samengeleefd, op een moment zelfs met 27. Vandaag zijn het er nog maar twee, Kazan en Pollux. Hij kan zich geen leven voorstellen zonder zijn katten. Elke keer er eentje sterft, is dat natuurlijk een drama.
• Zijn vader heeft steeds verborgen dat hij joods was. Als communist haatte hij elke godsdienst. Thuis hebben ze dus nooit een religieus feest gevierd. Jodo is wel besneden, maar geen praktiserende jood. Maar hij interesseert zich wel voor praktisch alle religies en leest er vele boeken over. Hij voelt zich niet verbonden aan een nationaliteit, noch een naam, godsdienst, een solciale klasse of een leeftijd. Van uniformen moet hij ook niet veel weten.
• Als kind volgde hij lessen gymnastiek om vrienden te maken. Maar de anderen lachten hem uit door zijn besneden piemel. Sindsdien voelde hij zich gemutileerd, gebrekkig, gehandicapt. In De Metabaronnen en Alef Thau kon hij zijn eigen castratietrauma's kwijt. Ook in het laatste deel van De Incal zag het ernaar uit dat de ballen van John eraf geknipt zouden worden.
• Op de universiteit van Santiago ontwikkelde hij een interesse voor mime en poppenspelen.
• In zijn thuisland Chili is Jodo een mythe. De laatste keer dat hij er was voor een conferentie wachtten vijfduizend mensen hem op. Er zijn foto's met hem en de president van het land op. In Chili studeerde hij expressionistisch dansen met Kurt Joos, creëerde een theater met marionetten, ontdekte de pantomime en de poëzie, maakte kennis met de tarot en las er zijn eerste comics van Prins Valiant, Mandrake, Flash Gordon, The Spirit, Popeye en Rip Kirby.
• Toch was hij er niet altijd de gevierde vedette. Hij werd er op een zwarte lijst gezet voor het schrijven van een theaterstuk die de moraal van die tijd in vraag stelde. Om geld te verdienen vroeg hij aan romanschrijver Luis Spota om een comicpagina te mogen verzorgen voor het culturele tijdschrift die hij onder zijn hoede had voor de Mexicaanse krant El Heraldo. Jodo tekende als een kind, maar zijn ideeën sloegen aan. Het kende een groot succes en het avontuur bleef vijf jaar duren. De krant verkocht elke zondag, dankzij zijn Fábulas Pánicas, een miljoen exemplaren. Na zijn vlucht naar Frankrijk ontmoette hij Mœbius. Omdat hij in hem een veel grotere tekenaar zag, besloot hij te stoppen met tekenen. Jaren later verschenen zijn strips in een enkele bundeling die ook in Spanje werd gedistribueerd. Jodo hoopt dat Mœbius of François Boucq (voor wie hij Bouncer schrijft) die nooit in handen krijgt.
• In Chili richtte hij een eigen theatergezelschap dat mimespektakels verzorgde. Op zijn hoogtepunt was Jodo de werkgever van een zestigtal medewerkers.
• In 1954 brak Jodo met zijn ouders en trok met zijn theatergezelschap naar Frankrijk. Wanneer Jodo te weten kwam dat de grote mimespeler Marcel Marceau in Nantes te vinden was, stapte hij met drie anderen in een taxi om naar de Franse stad te rijden. Daar gaf hij Marceau (die eigenlijk Magnel als familienaam had) briefjes met de cijfers 1 tot 7 waarmee hij Marceau zijn appreciatie voor hun opvoering kon laten tonen. Er waren veel zevens, maar ook enkele tweeën en drieën. Marceau apprecieerde minder de houding van Jodo. Het wond hem zelfs op tot hij tegen Jodo zei: "Je mag dan misschien wel gekend zijn in Chili, maar hier beteken je niets. Ga weg uit mijn leven!" Waarna hij het gezelschap uit zijn loge liet zetten. Later onmoette Jodo hem weer in zijn theater Sèvres Babylone waar hij zich excuseerde. Hij wilde dat Marceau hem opnam in zijn gezelschap. En dat kon. Maar het verschil in talent liet zich gelden. Jodo was goed, maar lang niet zo geniaal als Marceau. Hij stelde dan maar voor om voor hem pantomimes te schrijven. En dat mocht. Niemand anders heeft ooit stukken voor Marceau geschreven dan Jodo. Hij stopte ermee om niet in competitie te treden met zijn leermeester. Hij zou toch verliezen. Net zoals alle mimespelers die het beter wilden doen dan hem. Zij raakten aan de drank, verzonken in de miserie of werden gewoon gek. Op zijn 77ste kwam Marceau nog bij Jodo langs om hem zijn laatste kunsten te tonen en hem te vragen een mimodrama te schrijven voor hem en zijn leerlingen met een compleet circus en een balletgroep. Jodo schreef vervolgens Pietrolino, maar het kwam er niet van. Het belandde bij Les Humanoïdes Associés als stripadaptatie, getekend door Olivier Boiscommun. Pietrolino refereerde in grote mate aan Marceaus jeugdtrauma. Zijn joodse ouders werden in de Tweede Wereldoorlog gedeporteerd en verbrand door de nazi's.

• Hierna pendelde hij regelmatig tussen Parijs en Mexico City waar hij theaterproducties hielp opzetten. In het oude theater van het Alhambra regisseerde hij een one-manshow van de Franse acteur Maurice Chevalier. Op zijn zeventigste dacht iedereen dat het met Chevalier was gedaan. Producer Canetti overhaalde Jodo door hem te laten samenwerken met een orkest van honderd muzikanten gedirigeerd door Michel Legrand, vandaag een grote naam in het milieu. Het werd een succes en Chevalier trad nog een jaar op. Het Alhambra-theater veranderde zijn naam in Théàtre Maurice Chevalier. Naast eigen producties regisseerde hij ook stukken van avantgardisten als Samuel Beckett, Ionesco, August Strindberg en de surrealisten. Het zou zijn latere filmwerk in hoge mate beïnvloeden. In Mexico was hij een van de meest gevraagde regisseurs.
• Naast wat lsd (hem verstrekt door een goeroe) en een enkele keer paddenstoelen die hij kreeg van een Mexicaanse genezeres, heeft Jodo nooit drugs genomen. Vandaag drinkt hij zelfs geen koffie meer. Hij wil een helder bewustzijn handhaven. Ook varkensvlees nuttigt hij niet meer. Indertijd at hij het als een gek om zich af te zetten tegen zijn joodse vader die hij hartsgrondig haatte. Hij gelooft trouwens sterk dat er zich ook een god donder de varkens moet bevinden. Als er een menselijke Christus-figuur kon bestaan, waarom dan geen varkens-Christus? We schelen amper twee chromosomen met de zwijntjes.
• Zoek het volgende zelf maar op in zijn albums: volgens hem zit er in het merendeel van zijn reeksen namelijk een basis die teruggrijpt naar de Griekse tragedies van weleer.
• Jodo is geboren in Chili. Juan Giménez (tekenaar De Metabaronnen) is Argentijn, José Ladrönn (tekenaar Final Incal) is Mexicaan en Das Pastoras (tekenaar De Metabaronnen - Castaka) een Spanjaard. En Mœbius? Hij verbleef in de jaren zestig ooit negen maanden in Mexico omdat zijn moeder gehuwd was met een Mexicaan. Het is daar dat hij een loutering kreeg dat zal leiden naar de Mœbius-identiteit. Hij leerde er met name het nemen van paddo's en het roken van marihuana.
• In het Mexicaanse artistieke milieu van de jaren vijftig was het roken van marihuana een normale zaak, niet als drugsgebruik maar als middel om creatiever te zijn. Voor Giraud betekende het een middel om de wereld vanuit een ander perspectief te bekijken. Het hielp hem later bij het werk onder het pseudoniem van Mœbius.
• Tussen 1960 en 1970 stond Jodo aan het hoofd van een Mexicaans avantgardegezelschap voor wie hij een honderdtal espressionistische of absurde stukken regisseerde. Daarna had hij genoeg van de architecturale beperkingen van het theater en voerde vervolgens improvisatietheater op onder de noemer Éphémères Paniques op in schilderscholen, op kerkhoven, in rijdende autobussen, in pensionaten, enzovoort. De opvoeringen combineerden geweld, religieuze thema's en psychoanalitische genezing. In een therapeutische opkomst in Frankrijk speelde hij samen met zijn familie, kinderen, echtgenotes een maand lang L'Opéra Panique in het cultureel centrum van Bobigny. Daarna volgde een lange tournee in Italië. Maar dat werd een familiaal drama. Alle conflicten van en tussen koppels werden uitvergroot in de spotlichten. Ondanks een waar succes bij het publiek, die genoot van de familie-eenheid, gingen zijn kinderen en hemzelf uit elkaar. De trekst van het stuk L'Opéra Panique werd gepubliceerd bij Metailié en wordt nog regelmatig opgevoerd door theaterscholen.
• Met Fernando Arrabal en Roland Topor richtte hij de Académie Panique of de Panic Movement (naar de god Pan) op die een voorkeur voor absurde fantasieën, gruwel en zwarte humor tentoonspreidde. Midden jaren zestig waren zijn theaterevenementen er vooral op gericht om te choqueren. In een vier uur durend spektakel speelde hij zelf de hoofdrol waarin geslachte ganzen, naakte vrouwen overgoten met honing, een gekruisigde kip, de gespeelde moord op een rabbijn, een gigantische vagina, het werpen van levende schildpadden in het publiek en perziken op blik deel uitmaakten van de show.
• Na zijn passage bij Hachette (zie Blueberry 15) ging Mœbius op voorspraak van Fred (Philémon) met zijn tekenmap naar Hara Kiri, een beetje obscuur blaadje. Hoofdredacteur François Cavanna vond zijn tekeningen goed en Mœbius ging vanaf 1963 verhalen voor ze tekenen. Dat gebeurde voor het eerst onder dit pseudoniem. Pas een paar maanden daarna begon hij voor Pilote met Blueberry.
• Het pseudoniem was ontleend aan de Duitse negentiende-eeuwse astronoom-wiskundige Auguste Ferdinand Möbius die de ring van Möbius vastlegde, een slimme constructie waarbij een tekening eindeloos kon doorlopen. Het pseudoniem gaat al mee sinds zijn twintigste, sinds 1963. Hij associeert het pseudoniem met sciencefiction en zijn vader. Giraud blijft voor hem Blueberry, zijn moeder en Mexico.
• Jodo's stripdebuut als scenarist bestond in de reeks Anibal 5 uit 1966 door Manuel Moro. In 1991 werd het opnieuw opgepikt voor tekenaar Georges Bess als Hannibal 5.
• Tussen René Goscinny en Jean Giraud heersten veel spanningen. Op Goscinny's vraag moest hij een reeks opzetten met grote westernfiguren. Hij tekende zijn ideale pantheon, maar dat kwam volgens Goscinny niet overeen met dat van de lezer. Veel later was Giraud een van de leiders in de rebbellie van Mei '68 tegen Goscinny (zie Asterix 13: De Intrigant) dat nog tot de oprichting van Métal Hurlant zou leiden. Ondanks de latere sympathie tussen de twee, was communicatie onmogelijk. Ze waren als kat en hond. Het spijt Mœbius vandaag nog steeds dat Goscinny stierf zonder dat het ooit is goedgekomen tussen de twee.
• Een financieel conflict tussen Giraud en Charlier enzerzijds en Dargaud anderzijds verschafte Giraud een uitgelezen alibi om zijn biezen te pakken bij Pilote. Ook van het razende tempo van de westernstrip Blueberry had hij genoeg. Twee jaar lang deed hij geen zak buiten shit roken, zich amuseren, vrienden bezoeken en veel lachen. Daarna begon een nieuw groot avontuur.
• In het eerste trimester van 1975 kwam het grensverleggende stripblad Métal Hurlant op de markt, opgericht door Mœbius, Jean Pierre Dionnet en Bernard Farkas. Het logo met de bliksemschicht van Etienne Robial werd vervolgens wereldberoemd en werd overgenomen in buitenlandse edities, ook in Zwaar Metaal, een Nederlandse editie die het vier nummers volhield, en het veel groter geworden Amerikaanse blad Heavy Metal. Vanaf nummer 9 werd Métal Hurlant een maandblad. Het doelpubliek was duidelijk de volwassen lezer. De oprichters hadden in Amerikaanse undergroundcomcis al gezien wat mogelijk was.
• Voor Métal Hurlant was een nieuwe uitgeverij noodzakelijk, dus richtten de rebellen van Pilote er dan maar zelf een op. Dat werd Les Humanoïdes Associés op 19 december 1974.
• Jodo was erbij op de startvergadering van Métal Hurlant. Hij herinnert zich nog dat medeoprichter Dionnet (doorgaans een timide auteur en verzamelaar van klein speelgoed — zie ook De Wraak van Arn) een vurig discours gaf om te bewijzen dat hij het avontuur zag zitten.
• In het eerste nummer kon Mœbius uitpakken met een eerste kortverhaal, Approche sur Centauri, het woordenloze Arzach en later De Hermetische Garage (1979). Deze twee zetten alle geldende stripconventies uit die tijd overboord en baarden wereldwijd opzien. Tijdens het tekenen wist Mœbius zelf ook niet helemaal wat hij aan het doen was. Arzach groeide uit tot een wereldwijde referentie bij Europese, Amerikaanse tot Japanse auteurs. Ook bij Jodorowsky kwam het onder zijn oog. Toen was hij bezig met de voorbereidingen van de film Dune. Hij vroeg aan Mœbius hem te assisteren voor het design van de film.
• Mœbius kende Jodorowsky al eerder door zijn gedichten. De symboliek en de beelden die ze toen bij hem opriepen deden hem tekeningetjes maken bij deze gedichten. De eerste ontmoeting gebeurde op een kantoor waar hij een affiche voor een film kwam brengen Jodo zat er ook, zei hem dat hij zijn strips kende en vroeg om aan de film Dune mee te werken.
• Na Arzach volgde in Pilote (dat zich meer en meer openstelde voor buitenissige verhalen) het nachtmerrieachtige kortverhaal De Omweg waarin Mœbius zichzelf en zijn familie portretteerde op weg naar een badstad. Het is een mix van gebeurtenissen, droomelementen, humor, sterk wisselende cadrages, stippeltjestechniek en tal van andere typisch geworden Mœbius-elementen. Het verscheen later als titelverhaal in album, vertaald door Yendor in 1980, die daarmee de eer genoot Mœbius' eerste albums in het Nederlands uit te geven. Ook Is Mens Lekker? kon hij aan Dargaud kwijt, maar op dat moment realiseerde hij zich dat hij daarmee Dargaud verrijkte en macht gaf. Het verscheen nog voor De Ogen van de Kat. Beide albums werden vertaald door Panda in 1981 en 1982.
• In Métal Hurlant konden gelijkgestemde zielen eveneens hun ei kwijt. Toen nog volslagen onbekende auteurs als Jacques Tardi, Enki Bilal, Jacques Ferrandez, Ted Benoit en de Belg François Schuiten kregen en grepen hun kans.

• Ook in L'Écho des Savanes kon Mœbius vanaf 1973 al zijn ei kwijt alvorens Métal Hurlant op het voorplan kwam. Hij deed dat onder het pseudoniem Gir. De eerste exploten van majoor Grubert verschenen nog vóór De Hermetische Garage achtereenvolgens in Pilote (nummer 749), France-Soir (juli 1974) en Fluïde Glacial 2 (eind 1974). Daarna met grotere regelmaat in Métal Hurlant.
• Majoor Fataal uit De Hermetische Garage was niet exclusief de reeks van Mœbius. Ook Yves Chaland creëerde zijn eigen episodes rond de majoor, bestemd voor Métal Hurlant, drie in totaal.
• Vormelijk poogde Giraud in zijn hoedanigheid van Mœbius nieuwe technieken te beheersen. Zo vatte hij het op een dag op om de gravurestijl van illustraties uit woordenboeken naar een tekenstijl voor strips om te turnen. Hij vertelde erover tegen Régis Loisel die dat voor eens wou zien. Op een avond was Loisel er getuige van hoe Mœbius het monster uit het eerste verhaal in Arzach tekende. Loisel stond perplex.
• Door aanhoudende contractuele problemen met Dargaud in verband met Blueberry, startten Giraud en Charlier de nieuwe westernserie Jim Cutlass op dat onderdak vond in Métal Hurlant.
• In de jaren zeventig vanaf 1975 werkte Jodo dus aan de verfilming van Dune naar de sf-roman van Franz Herbert lang voor de uiteindelijke versie van David Lynch. Voor de film creëerde hij samen met Dan O'Bannon, de latere scenarist van Alien, landschappen, nieuwe personages en nieuwe locaties. Mœbius tekende zo'n drieduizend tekeningen voor het storyboard. De realisatie van de film werd op het laatste moment afgeblazen. Jammer voor Pink Floyd, die de muziek zou schrijven, Jodo's zoon Brontis, die de hoofdrol zou vertolken, David Caradine, die Leto zou spelen, Orson Welles, Gloria Swanson, en zelfs Salvador Dali, die de keizer zou incarneren, hoewel hij met erg exorbitante eisen afkwam: 100.000 dollar per uur (hij wilde de best betaalde acteur ooit worden, maar Jodo ging erop in door hem niet langer dan een uur te gebruiken), een wc die bestaat uit de monden van twee gesculpteerde dolfijnen die zijn ontlasting zouden opvangen en hij wil niet geregisseerd worden. Hij zou de rol van de meester van het universum spelen. In de rest van de film zou hij vervangen worden door een robot die op hem leek en die zou gecontroleerd worden door knoppen. In dat betaalde uur zou hij dan te zien zijn terwijl hij de robot bedient. Dali accepteerde op voorwaarde dat hij de robot mocht houden voor zijn museum. O'Bannon was het wachten op groen licht alleszins beu en schreef ondertussen een script waarmee regisseur Ridley Scott aan de slag kon: Alien. Voor deze sf-klassieker mocht Mœbius in 1977 onder meer de ruimtepakken ontwerpen. Ook Chris Foss en H.R. Giger (de creator van het Alien-monster) waren eerst bij Dune betrokken en daarna bij Alien.
• Jodo maakte ook muziek, te beginnen voor zijn film El Topo en The Holy Mountain, maar eveneens voor Pink Floyd, Magma, Klaus Schulze, Peter Gabriel, Tangerine Dream en andere die aan de film Dune zouden meewerken. Zonder film liep het muziekavontuur bijgevolg ook af.
• De stopzetting van Dune in 1976 na twee jaar postproductie en een script met drieduizend tekeningen met daarin aandacht voor alle camerabewegingen, dialogen, enzovoort vergeleek Jodo met het overlijden van een kind, een drama dat Jodo ooit echt overkwam. Hij sloeg dan maar terug met De Incal vanaf 1980. Maar daarvóór nog schreef hij voor Mœbius het tekstloze De Ogen van de Kat dat in 1978 bij Les Humanoïdes Associés verscheen als album voor de abonnees van Métal Hurlant. Bij elke plaat die Mœbius tekende kwam Jodo langs om het te bekijken. Mœbius woonde toen op zestig kilometer van Parijs waar Jodo een woonplaats gevonden had. Maak nu zelf het rekensommetje van het aantal kilometers die Jodo aflegde voor dit album: 2 x 60 (heen en terug) x 40 platen.
• Elke avond tot ongeveer één uur 's nachts bekijkt Jodo een film vanop zijn bed. Het is een manier om problemen bij zijn scenario's op te lossen. Elke keer hij zijn hoofdfiguren in een lastig parket heeft gebracht waaruit ze moeilijk kunnen komen, stopt hij met schrijven. Ofwel bidt hij ofwel bekijkt hij een film om zijn hersenen te laten rusten en zijn onderbewustzijn zijn werk te laten doen.
• Jodo is natuurlijk zelf een filmregisseur. Zijn volledige filmografie bestaat uit de volgende prenten: La Cravate uit 1953 (een film die veertig jaar lang verloren was en pas in 2006 weer opdook), Fando & Lis uit 1968 (een vrije bewerking van een theaterstuk van Fernando Arrabal), El Topo uit 1971 (een socio-metafysische western), The Holy Mountain uit 1974 (een initiatieverhaal), Tusk uit 1978 (over het gemeenschappelijke lot van een jonge Engelse vrouw en een Indische olifant), Santa Sangre uit 1989 (een apologie over verlossing) en The Rainbow Thief uit 1990 (een absurde film). King Shot is een filmproject waar hij momenteel aan werkt en centen voor opzij zet. David Lynch heeft een contract ondertekend als uitvoerend producent. Nick Nolte en Marilyn Manson (die een fan is van Jodo's werk) hebben hun akkoord gegeven als acteur en Johnny Depp heeft hem een brief geschreven waarin hij hem zijn morele steun betuigde. Er zijn nog een paar miljoen euro te kort, maar eind 2008 kan hij normaal gezien beginnen aan zijn "metafysische spaghettigangsterfilm".
Fando & Lis was een stuk van Arrabal dat hij zelf nog had geregisseerd. Op basis van één pagina met de inhoud en zijn eigen herinneringen pende hij het verhaal neer van twee kibbelende geliefden op zoek naar de magische stad Tar. Na de eerste screening in 1968 op het Acapulco Film Festival braken er rellen uit. Jodorowsky moest voor een woedende menigte vluchten naar zijn limousine. De film werd prompt verbannen uit Mexicaanse bioscopen. Pas in 1970 dook de film weer op in New Yorkse cinemaatjes. Maar het moest het aan de kassa afleggen tegen Fellini's Satyricon met wie de prent werd vergeleken.
• Geen enkele Mexicaanse acteur was bereid om zich aan de haren te laten trekken, zijn hoofd te laten scheren of zich aan de baard te laten trekken. Vandaar dat Jodo zelf de hoofdrol speelde in zijn westernfilm El Topo.
John Lennon projecteerde op een avond rond 22.00 uur in een cinemazaaltje in New York zijn kortfilmpjes die hij maakte met Yoko Ono. In de zaal waren veel mensen uit de culturele elite en recensenten aanwezig. Rond middernacht zat de projectie erop. Daarna vroeg Lennon het publiek om nog te blijven en naar iets uitzonderlijks te kijken. Mocht de film het publiek niet aanstaan, dan stond het hen vrij om recht te staan en de zaal te verlaten. Vervolgens liet hij hen de film El Topo zien. Het volledige publiek bleef zitten en het werd een cultsucces. Maand na maand werd de film steeds na middernacht vertoond. Jodo herinnert zich wolken van marihuana die in de zaal rondhingen. De bezoekers waren ervan overtuigd dat ze zich in een roes moesten bevinden om de film (over een killer die van zijn meester de opdracht krijgt vier grootmeesters in de woestijn te vermoorden) te kunnen smaken. Nochtans rook Jodo zelf nooit marihuana. Het was de eerste keer dat er in de Verenigde Staten films na middernacht werden vertoond. Daarmee ruimde het de baan voor het genre van de zogenoemde Midnight Movies. Night of the Living Dead van George A. Romero, Pink Flamingos van John Waters, Eraserheads van David Lynch en vele anderen zouden via deze mogelijkheid hun (cult)publiek veroveren.
• Na enkele maanden cultsucces merkten ook recensenten de film op. Al snel waren twee kampen te onderscheiden: zij die de film een meesterwerk vonden en zij die anti-Jodorowsky waren. Vooral het ongepolijste karakter met een exploitatie van geweld voor de kick, een overdaad misogynie en een voyeuristisch-ongezonde hoeveelheid lesbische seks.
• Maar in deze periode bevond Jodo zich in de grootste miserie. De producer van zijn laatste film ging failliet. Zelf had hij geen geld meer en moest vijfduizend dollar lenen terwijl hij met zijn vrouw en pasgeboren zoon Adam moest terugtrekken in een klein huisje in het Franse Joinville-le-Pont. Hij moest wat anders zoeken en het enige product waarmee hij geld kon verdienen, was zijn verbeelding. Vandaar dat hij zich in het stripverhaal stortte (met tarotkaartlezen verdiende hij sowieso geen rotte cent want dat deed hij gratis). Het werd De Incal. Maar om Mœbius te paaien, moest hij alles uit de kast halen. Hij nam hem mee naar een concert van Barbara (vraag ons niet wie dat nu weer is) in de Olympia en een copieus diner. Aan tafel vroeg Jodo hem of hij De Incal niet wilde tekenen. Hij accepteerde. Maar na het eerste deel duurde het een halfjaar vooraleer hij aan deel 2 begon. Pas na de verschijning van het album, dat meteen goed liep, hervatte Mœbius het werk. Om vervolgens aan Mœbius — naar wie Jodo erg opkeek — te bewijzen dat hij als scenarist zelf ook enige waarde had, nam hij de jonge tekenaar Arno onder de vleugels voor wie hij Alef Tau schreef, eveneens een instantsucces.
• Aan het zelden vertoonde Tusk wordt Jodo niet graag herinnerd. Problemen met zijn producer zorgden voor een debacle en een flop. In plaats van het gewenste aantal van duizend olifanten kreeg hij er zeven. Het verlangde budget van vijf miljoen dollar werd gereduceerd tot anderhalf miljoen.

• Omdat Jodo in conflict kwam met zijn oude producer Allen Klein (hem voorgedragen door John Lennon), konden zijn films tot dertig jaar na de oorspronkelijke release niet op dvd gezet worden. Jodo wilde niet werken aan commerciële films. Klein wilde dat hij het erotische Histoire d'O zou regisseren, terwijl Jodo liever Dune wilde doen en dat was een eerste reden tot ruzie. Uiteindelijk zou Klein alle kopiën van zijn films laten vernietigen. Maar Jodo had er gelukkig een paar bewaard op video en van zodra het kon, vertoonde hij ze gratis. Ondertussen zijn ze opnieuw vrienden geworden waardoor in mei 2007 een fraaie dvd-collector's box kon verschinnen. Klein investeerde zelfs een half miljoen dollar om de films te laten restaureren.
• In Ché 83 van januari 2007 werd Jodorowsky als filmregisseur in een lijstje genoemd van tien regisseurs die een vijs los hebben. Een greep uit de argumentatie: "El Topo begint bijvoorbeeld met een plas bloed, een gespietst kind, honderd verkrachte bruiden en opgehangen bruidegommen. Personages bloeden vogels, kersen en groen bloed. Jodorowsky bond een man zonder benen en een man zonder amen aan elkaar en noemde het resultaat John Wayne. Tegenwoordig houdt hij zich bezig met 'psychomagie', een kruising tussen psychotherapie en magie. Hij is er de uitvinder van. Een vrouw die er problemen mee had om geld te verdienen met haar kunst raadde hij aan om zeven stukken goud in haar vagina te stoppen tijdens het schilderen. Een vrouw die drie dagen vooor het begin van haar regels altijd in slaap viel, moest een zelfportret maken met haar menstruatiebloed. Aan de andere kant is Jodorowsky ook de enige filmproducent ter wereld die zijn actrices contractueel garandeert dat ze niet met hem naar bed zullen moeten." Jodorowksy genoot in het artikel het gezelschap van Werner Herzog, William Friedkin, Erich von Stroheim, D.W. Griffith, Lars von Trier, Sam Peckinpah, Abel Ferrara, James Cameron en Larry Clark. Op een maximumscore van vijf losse vijzen haalde Jodorowsky als enige het maximum.
• In 1989 maakte hij als filmmaker een comeback met Santa Sangre, een surrealistische horrorfilm dat een niet te verwaarlozen cultaanhang kende. De film werd geproducet en meegeschreven door Claudio Argento, broer van de succesvolle horrorregisseur Dario Argento. Het verhaal was voor een keer coherent te noemen met duidelijke, bizarre handelsmerken. In de cast bevonden zich onder meer topnamen als Omar Sharif, Peter O'Toole en Christopher Lee.
• In bijna alle landen waarin zijn films uitkwamen vloog de censuurschaar erdoorheen.
• Aan zijn nieuwsgierige zevenjarige zoontje demonstreerde Jodo ooit seksuele standjes met zijn toenmalige echtgenote.
Lucrezia Borgia was een theaterstuk die Jodorowsky in elkaar gestoken had in 1977 in Mexico. Het stuk bleef een halfjaar op het affiche staan. Het verhaal over de eerste maffiaclan in de geschiedenis, herwerkte hij in 2006 voor Borgia, getekend door Milo Manara. Voor de stripreeks moest Jodo Manara wel een richting in duwen waarbij hij minder erotiek en veel meer geweld in zijn platen zou tekenen. By the way, in Reis naar Tulum kwam Jodo in een cameo voor als een monteur. Dat gebeurde op vraag van de Italiaanse regisseur en scenarist van de strip, Federico Fellini.
• Omdat hij van nature lui is, beweerde Jodo zelf, stelde hij contracten op met zijn tekenaars. Dat liet hem toe zijn deadlines te respecteren. Ook in zijn privéleven gebruikte hij contracten. Omdat zijn vader niet van hem hield en hij moederlijke liefde niet heeft gekend, besloot hij om bij elke geboorte van zijn kinderen een contract van vader op te stellen waarin hij liet optekenen dat zelfs wanneer zijn hart gesloten was, hij zich toch zou gedragen als een liefdevolle vader.
• Een tijd lang geloofde Jodo in astrologie. Grote astrologen hadden op een dag voorspeld dat een bepaalde lijn van planeten de as van de Aarde zou veranderen waardoor Parijs zes meter onder water zou komen te staan. Hij communiceerde over zijn angst met Mœbius die hij zodanig wist bang te maken dat de tekenaar met zijn gezin ging verhuizen naar het gehucht Arudy in de Pyreneeën nabij Pau. De dag des oordeels kwam... een zonnige en vredige dag. Van dan af stopte Jodo met het geloven van astrologische voorspellingen.
• In 1979 pikte Mœbius Blueberry weer op.
• Mœbius en Jodo hebben nog samen in een sekte gezeten, gedirigeerd door meester Appel-Guéry. Deze man bevestigde dat buitenaardsen op weg waren om de Aarde te bezoeken. Maar om daarin te slagen, hadden ze energie nodig. Seksuele energie voortgebracht uit geslachtsgemeenschap. Daarom moesten sekteleden in beurtrollen 24 uur per dag copuleren met het verbod te ejaculeren. Dat gebeurde allemaal in Hawaï. Mœbius was enorm enthousiast over deze pornoashram en vetrok naar daar. De indoctrinatie deed hem geloven dat hij een van de uitverkorenen was die ooit door aliens uit het aardse bestaan verlost zouden worden (neen, 't was geen Scientology). Jodo had daar allemaal zijn bedenkingen bij, niet alleen voor het verbod om sperma te lozen maar ook omdat de afleiding de tekenaar zou beletten nog strips te tekenen. Jodo begreep later dat Mœbius in de goeroe een vaderfiguur zag als vervanging voor een afwezige vader in zijn eigen jeugd. Deze ervaring, op het ontwikkelen van een ijzeren staaf na dan, was psychologisch erg belangrijk voor de tekenaar. Hij kon het sekteleven op tijd de rug toekeren want erg bevorderlijk voor zijn kunst was het niet. In de jaren tachtig belandde Mœbius nog in een commune in Tahiti.
• Beide auteurs stonden ook onder invloed van onschuldiger bronnen. Op aanraden van Jodorowsky las Mœbius de boeken van Carlos Castaneda die voor de tekenaar een grote schok betekenden. Een nieuwe manier van leven en denken werd aan hem geopenbaard. Hij leerde dat er dimensies bestaan die hij nooit had vermoed. In de boeken van Castaneda was er een voortdurende twijfel aan het reële, die op een bepaalde manier verscheurend en traumatiserend was. Voorheen leed Mœbius aan sombere en pessimistische buien wat zich manifesteerde in verhalen met de dood als eindpunt. Vooral De Hermetische Garage was een spons die ideeën van Castaneda opslorp. Hij raadde ook meermaals Charlier aan de boeken te lezen, maar dat kwam er niet van, hoewel hij onbewust zaken in Blueberry aanraakte die in de boeken voorkwamen.
• "Allereerst Mœbius-Giraud, die onderscheidt zich wel het meest, voor mij. (Onder ons gezegd en gezwegen: ik geef de voorkeur aan Giraud). En verder Manara, maar, al zijn zijn tekeningen schitterend, zijn verhalen vind ik niet altijd even duidelijk... En dan natuurlijk Franquin, de onnavolgbare Franquin..."
Een compliment aan het adres van Mœbius (of eigenlijk Giraud) van Hergé ergens in 1981-1982.
• Met de tekenfilm Heavy Metal (geregisseerd door Gerald Potterton en geproducet door Ivan Reitman (Ghostbusters, Men In Black,...) en Len Mogel) in 1981 had Mœbius niets te maken. De makers ervan wilden wel Arzach als kortfilm opnemen, maar door allerlei rechtenkwesties tussen het Amerikaanse tijdschrift Heavy Metal en het Franse Métal Hurlant, die op zijn beurt financieel belang had bij een andere tekenfilm die Mœbius samen met René Laloux aan het maken was, kwam het er niet van. De rechten werden niet vrijgegeven waardoor Mœbius niet kon meewerken. De Amerikanen hielden zich niet aan de afspraak en gebruikten tóch elementen uit Arzach. Mœbius had geen zin om ertegen te strijden en weerhield Dionnet van zijn voornemen om te procederen. Bovendien maakte Métal Hurlant, zijn eigen blad, zelf reclame voor de tekenfilm. In de tekenfilm Heavy Metal stonden onder meer Blue Öyster Cult, Cheap Trick, Grand Funk Railroad en Black Sabbath op de soundtrack. In 2000 kwam een tweede tekenfilm uit met dezelfde inspiratiebronnen, Heavy Metal 2000 of Heavy Metal F.A.K.K.2. De impact hiervan lag vele malen lager. Het tijdschrift Heavy Metal verscheen sinds 1977 en kwam tegelijk op met de heavy metal-muziek. Men is het er nog over oneens waar de naam van het muziekgenre exact vandaan kwam.
• Die tekenfilm met Laloux was Les Maîtres du Temps waarvoor Mœbius een duizendtal storyboardtekeningen maakte met de sleutelmomenten in kleur. Er kwam in 1982 ook een stripversie van uit bij Les Humanoïdes Associés.

• In De Vrienden van Buddy Longway uit 1983 zei Mœbius nog het volgende over Alien: "Die lui van de film hadden me om schetsen gevraagd. Ze hadden een prijs genoemd en, slecht zakenman als ik ben, had ik het dollarbedrag verkeerd in Franse francs omgerekend. Toen ik de vergissing bemerkt had, begreep ik dat het niet de moeite waard was om jarenlang geen strips meer te maken voor die film. (...) Kort geleden heeft Ridley Scott me gebeld om me wat nieuw spul te vragen. Ik heb moeten weigeren, en nog een half uur na het telefoontje was ik zelfs diep geschokt. Nee zeggen tegen Ridley Scott!"
• Toen Ridley Scott in 1983 zijn film Blade Runner kwam presenteren, stond hij erop om Bilal te ontmoeten, enkel om hem en nog wat andere auteurs zoals Philippe Druillet, Mœbius en Jean-Claude Mézières te bedanken voor hun strips die uiteindelijk Blade Runner hebben geïnspireerd. Mœbius is trouwens de designer van kostuums voor de films Blade Runner en The Abyss.
• Voor Tron verzorgde hij in 1980 het storyboard en de mise-en-scène. Hij kwam bij Disney (de studio die de film producete) terecht dankzij de regisseur die hem kende van zijn sf-strips die werden gepubliceerd in Heavy Metal. Maar het grootste werk aan de preproductie van de film lag eigenlijk al achter de rug. Naast een uitgewerkt storyboard bedacht hij enkele achtergronden in de sf-sfeer en wat slimmigheden die de handelingen van de personages ten goede kwamen. In datzelfde jaar piepte De Incal boven.
• Voor Willow (van de studio van Georges Lucas) maakte hij ontwerpschetsen. Een langlopend project is een gecomputergeanimeerde tekenfilmversie van Arzach dat al zeer lang aansleept. En voor het game Pilgrim (geproduceerd door Infogrames in 1998 naar de roman Le Pèlerin de Compostelle van Paolo Coelho) ontwierp hij geweldig veel middeleeuwse personages, kostuums, decors en diverse meer. Het grootste werk waren model sheets van alle personages. De keuze als designer viel op hem omdat Mœbius al het boek L'Alchimiste van de Brazilaanse schrijver Coelho illustreerde. Het spel kreeg een prijs, de CD Rom d'Or voor beste strategiespel in dat jaar.
• In 1984 richtte hij in Los Angeles Starwatcher op waarvanuit hij zijn werk — voornamelijk zeefdrukken — met behulp van zijn ex-vrouw Claudine op de Amerikaanse markt lanceerde. Niet met het verhoopte succes, maar het kwam bij de juiste personen terecht. Zo leerde hij Jean-Marc Lofficier kennen (die nog Blueberry zou vertalen voor de Amerikaanse markt) met wie hij systematisch de filmwereld zou bespelen om daarin wat te betekenen.
• In 1985 begon Mœbius aan het scenario van een Japanse tekenfilm waarvoor hij ook wat schetsen maakte. Het ging om een eigen versie van Winsor McCays Little Nemo. Hij liet het project uiteindelijk vallen. Desondanks kwam de film er toch. Zijn scenario bleef in de lade liggen. Hij wilde er wel een strip van maken, maar hij zou het niet zelf tekenen. In een special van (A Suivre) over dromen viel zijn oog op de bijdrage van Bruno Marchand. Via uitgeverij Casterman kwam het tot een contact en uiteindelijk een samenwerking voor de serie Little Nemo.
Métal Hurlant liep twaalf jaargangen. In augustus 1987 verscheen het laatste nummer. Het striplandschap rond het blad was intussen volwassener geworden, er was sterkere concurrentie opgedoken met Circus (Glénat), Pilote en Charlie (Dargaud) die moesten fuseren en (A Suivre)/Wordt Vervolgd (Casterman). Elk van deze bladen was hierna geen lang leven meer beschoren. De verkoop drong terug. Lezers kochten liever albums met verhalen die ze in één keer konden lezen en andere media wonnen snel terrein. In juli 2002 kwam het terug als een bimestriële vergaarbak voor jonge auteurs van beide kanten van de Atlantische Oceaan. Het verschijnt in het Frans, Engels, Spaans en Portugees.
• In 1978 stopte Mœbius met het roken vóór het tekenen. Op de dag af tien jaar later in 1988 herbegon hij weer. Sindsdien rookt hij af en toe.
• Het geplande Starwatcher strandde als filmproject nadat de producer overleed in een verdacht auto-ongeval. Enige tijd later bleek de filmmaatschappij een schuldenput te hebben van 15 miljoen dollar. Verder dan een demo van zes minuten is het nooit gekomen. Ook The Airtight Garage, minder een adaptatie dan wel een gelijksoortig verhaal als De Hermetische Garage, was sinds 1995, nadat Colombia het storybvoard naar deze strip goedkeurde, een tekenfilmproject waar grote namen bij betrokken waren. Akira Kurosawa (Ran, Seven Samurai) zou de mondiale distributie verzorgen en de financiering van de animatie in Japan. Katsuhiro Otomo (Akira) zou instaan als regisseur voor wat betrof de celanimatie. James Cameron (Aliens, The Abyss, The Terminator, Titanic) had dan weer de computeranimatie moeten regisseren en U2 zou de muziek schrijven. Kerstmis 1995 was de naar voor geschoven release. Om politieke redenen werd het project alsnog afgeblazen.
• In de jaren negentig probeerde Mœbius op Japanse bodem voet te krijgen. Hij stelde een scenario voor aan de Japanse uitgever Kodansha (een van de grootste strip-/mangauitgevers ter wereld) die hem in contact brengt met Jirô Taniguchi. Deze tekenaar verbond er zich vervolgens toe om het door Mœbius herschreven Icarus-verhaal te tekenen. Niet vanzelfsprekend want Taniguchi kent geen Engels en Mœbius al zeker geen Japans. In Japan kende de publicatie hoegenaamd geen succes. Het blad Morning, waarin Icarus werd gepubliceerd, eiste een nieuwe montage omdat de aanpak te Frans was. In het Frans verscheen het pas in 2005 bij Kana. Voor Mœbius is het Japanse avontuur op een ontgoocheling uitgedraaid.
• 1992 markeerde het jaar van een andere cyclus van beide heren: Het Gekroonde Hart.
• Enkel met Georges Bess (voor wie Jodo De Blanke Lama en Juan Solo schreef) is de samenwerking op ruzie uitgedraaid. En da's dan nog de schuld van het stripfestival van Angoulême. In 1995 zijn allebei de auteurs genomineerd voor Juan Solo, Bess als beste tekenaar en Jodo als beste scenarist. Jodo won, Bess voelde zich vernederd en wilde nooit meer met Jodo samenwerken. Zijn verleden als miskend talent kwam weer bovendrijven. Hij koos voor een solocarrière en bracht onder meer Pema Ling uit bij Dupuis.
• Voor De Blanke Lama deed Jodo een beroep op twee jeugdervaringen die een grote indruk op hem nalieten. Al vroeg kwam hij onder de invloed van boeken als Het Derde Oog van Lobsang Rampa (ook al wordt de echtheid ervan in twijfel getrokken) en de werken van Milarepa en Mar-Pa. Daarnaast verbleef hij nog enige tijd in een Tibetaanse gemeenschap in India en leerde er bijzonder veel over Tibet en zijn bewoners.

• Dat Mœbius al eens een foto durft na te tekenen, is geen geheim. In 1997 was het hek echter van de dam en werd hij officieel voor de rechter gesleept door Jean-Noël Coghe wegens plagiaat. In 1967 debuteerde Coghe als persfotograaf voor muziektijdschriften als Disco Revue en later Rock'n Folk. Hij ontmoette dat jaar de legendarische, maar toen nog onbekende gitaarspeler en zanger Jimi Hendrix op zijn eerste tournee. Hij nam onder meer een foto van Hendrix die een maaltijd nuttigde in een Brusselse club. De foto raakte gepubliceerd in een boek, maar zonder vermelding van de fotograaf. In 1992 dook het opnieuw op op een expo over Hendrix. De foto met d etitel Voodoo Soup hing er broederlijk naast een tekening van Mœbius. Deze klakkeloos nagetekende tekening werd halverwege de jaren zeventig gebruikt op de achterkant van de platenhoes Jimi Hendrix/1 Are You Experienced, Axis: Bold As Love waarvoor Mœbius de hoesillustraties verzorgde. Hij had er wel kleur aan gegeven en bijkomende experimentele elementen. Na een gesprek met een bevriende advocaat kloeg Coghe Mœbius aan en eiste een bedrag van omgerekend 262.500 euro voor het ongeoorloofd gebruik van auteursrechten. In eerste instantie won Mœbius onder het mom van parodie, wat legaal is. Er was namelijk een precedent van een foto van het agentschap AFP die Morris had nagetekend voor een Lucky Luke-album. Omdat het hier duidelijk om een tekening ging, konden er geen auteursrechten op de voorbeeldfoto gelden. Coghe tekende geen beroep aan. Scenarist en vriend Jodorowsky stelde daarna voor dat het verder in der minne wordt geregeld door het uitbrengen van een portfolio met andere foto's als basis voor een reeks zeefdrukken. De fotograaf hapte toe waardoor het boek Émotions Électriques, een lofzang op Hendrix, het licht zag.
• Bij de Japanse promotietournee van de film Santa Sangre ontmoette Jodo mangakana Katsuhiro Otomo. Achter een fles whiskey praatten ze over hun projecten. Otomo vertrouwde Jodo toe dat hij problemen had met het einde van Akira. Jodo herinnert zich vaag dat hij wat noteerde op een tafellaken. Later verklaarde Otomo aan de pers dat Jodo hem die avond de idee gaf voor het einde van Akira. In ruil zou hij een reeks tekenen op scenario van Jodo, die erg veel van manga houdt. Dat had Megalex moeten worden, maar Otomo koos resoluut voor een toekomst in de animatie in plaats van de strip. Volgens een andere bron deed Otomo het whiskeyverhaal nóg later af als leugens van Jodo.
Stan Lee is een van Mœbius' grootste fans, in die mate zelfs dat hij voor geen enkele tekenaar zo vele bewondering opbracht als voor Mœbius. Samen maakten ze een Silver Surfer-verhaal dat nog hoogoplopende ruzies bij de lezers opriep. De vraag was welke Silver Surfer nu de beste was: de originele van Jack Kirby (of eigenlijk meer John Buscema die de spin-off op Fantastic Four zou groot maken) of die van Mœbius. In de duikbootfilm Crimson Tide (1995) van Ridley Scott met Gene Hackman en Denzel Washington zit precies zo'n ruzie tussen twee mariniers. De dialoog werd er ingestopt door Quentin Tarantino die de film kwam depanneren door mee te werken aan het script en de dialogen. Hij staat niet op de aftiteling vermeld. In de film neemt het personage van Washington een van beide matrozen in vertrouwen. Dat ze allebei de originele Silver Surfer prefereren, schept een band. Mœbius kwam dit te weten in de bioscoop, toen hij naar de film keek. Een verbazende evaring. En Stan Lee? Hij beschouwt de Silver Surfer-cyclus die hij voor Giraud schreef tot het beste van zijn carrière behoren. Honderdduizenden anderen zullen het ook geweten hebben. Lee zei het in een documentaire voor de dvd-extra's van de tweede Fantastic Four-film, Rise Of The Silver Surfer uit 2007.

• In 1999 lag het boek Mœbius/Giraud, Histoire de Mon Double in de winkel. De uitgever is Editions n81. Meer nog dan een autobiografie is het een overzicht van markante ontmoetingen (Jijé, Jodorowsky), reizen (Mexico) en diverse meer. Er komen niet veel te controleren datums in het boek voor.
• Jodo heeft een autobiografie geschreven, of toch een boek over zijn leven: La Danse de la Réalité, verschenen bij Albin Michel.
• Voor Sony tekende Mœbius in 1999 een resem ontwerptekeningen die als basis dienden voor personages in een reeks arcadespellen. Een ervan is gebaseerd op De Hermetische Garage, omgedoopt naar Mœbius' Airtight Garage. De spellen zouden komen te staan in een daartoe bestemd themapark in San Francisco en Tokio. Een immense muurtekening met een sf-landschap vol kristallen steden sierde in die periode de muur van het Sony-complex in San Francisco.
• Al vele jaren sinds ongeveer 2000 was er sprake van de computergeanimeerde film Thru The Mœbius Strip. De film is geschreven door James Cox (Ferngully, The Rescuers Down Under) onder regie van Frank Foster (hoofd computeranimatie van The Craft en Johnny Mnemonic). In 2007 kwam de dvd uit.
• Tot Mœbius' nóg andere onafgewerkte filmprojecten hoorde de animatiefilm Internal Transfer (niet uitgevoerd wegens een gebrek aan investeerders), een film naar de televisieserie Masters of the Universe en een film in samenwerking met Georges Lucas waarvoor hij kostuums en decors zou ontwerpen.
• Eind 1999, begin 2000 nam Mœbius het besluit zijn laatste joint te roken. Zijn enige andere drugservaring gebeurde op een namiddag in Mexico in 1972 of 1973. Hij had er vrienden in de Alliance Française die een sjamaan kenden. Hij wilde deze sjamaan ontmoeten. Zij kwam naar Mexico en gaf hem paddenstoelen tijdens een ceremonie. Het werd een van zijn diepzinnigste ervaringen. Hij werd er gewelddadig van, zo slap als een vaatdoek, met een houding als die van ene radicale psychoanalyticus, maar ook die van een bokser. Zijn namiddag bracht hij uitgezakt door op de grond, ziek en uitgeput. Hij verklaarde later dat de trip hem deed voelen als een sok die binnenstebuiten werd gedraaid. Het heeft een paar jaar geduurd alvorens hij zijn houvast terugvond. Maar het voedde hem ook, gedurende twintig of dertig jaar van zijn leven, gezien vanuit elk standpunt en op creatief en filosofisch gebied. De beschrijving van deze ervaring in een interview gaf Jan Kounen inspiratie om er een gedeelte van zijn scenario op te bouwen voor de Blueberry-film. Mœbius moest het in zijn opdracht herschrijven omdat het als een tweedehands verhaal overkwam, wat Kounen nog eens een jaar extra kostte om in het hart van het onderwerp te penetreren. Mœbius speet het uiteindelijk dat in de uiteindelijke film zowel Mexicaanse rites als die van een andere overtuiging gemengd werden. Enfin, het is bij het rollen van zijn laatste joint dat hij op de idee kwam voor de haastig getekende reeks Inside Mœbius, tegelijk een autoparodie, een psychoanalytische introspectie als een schizofrene vertelling waarin hijzelf, een jointrokende alter ego, Blueberry, Majoor Fataal en andere van zijn personages elkaar becommentariëren of een eind weg lullen.
• Ook leuk om te weten. Episode 3 van het twaalfde South Park-seizoen uit 2008 is één grote hommage aan Majoor Fataal en de Heavy Metal-film uit 1981. In de aflevering proberen de vrienden van Kenny hem van de drugs te helpen die op school opduiken. In zijn hallucinogene trips komt Kenny in contact met Major Boobage, een vrouwelijke variant op Majoor Fataal met dikke tetten.
• Nog zo'n project daterend van het jaar 1999-2000 dat nooit doorging: een tekenfilm naar The Tempest van William Shakespeare van de Italiaanse regisseur Enzo D'Alò.
• Voor de editie van 2000 mocht Mœbius het affiche tekenen van het achttiende Belgische Internationaal Festival van de Fantastische Film. De twee hoofdkleuren zijn steevast zwart en rood.
• In 2000 had Jodo nog het filmproject Triptique in het verschiet, een prent die zou worden opgenomen in Nederland. Het verhaal ging over een moordenaar die drie vrouwen vermoordt, maar eigenlijk geen seriemoordenaar is. Sindsdien hebben we niets meer vernomen over het project.
• In 2001 liep er in Bergen een tentoonstelling die was gewijd aan Jodorowsky. De Waalse expo was ondergebracht in een tent van zo'n tweeduizend vierkante meter aan de Chaussée de Binche. Op 8 juli werd deze volledig verwoest door een felle brand. De opgelopen schade benaderde 1,25 miljoen euro. Alle stukken, zoals talrijke originelen van de tekenaars waarmee Jodo werkte en reconstructies van stripfiguren gingen in vlammen op. De brand werd vermoedelijk ontstaan door een ontplofte verlichtingsspot.
• In de periode 2001 en 2002 tekende Mœbius een jaar lang voor het Franse tijdschrift La Vie waarin hij de actualiteit op zijn eigen manier verwerkte. De illustraties waren afwisselend verbazingwekkend als komisch.
• Na de voor Citroën gemaakte promotiestrip De Ster groeide dit later uit tot de reeks De Wereld van Edena. In 2002 maakte Mœbius opnieuw een uitstapje naar de autobranche voor een verkoopsbrochure van BMW's Mini. In het verhaal van twaalf pagina's voerde hij de crash test dummies Ed Banger en Max Impact op die na sluitinsguur van het testcentrum tot leven komen en aan de haal gaan met een Mini voor een testrit.
• Van Arzach bestaat een minitekenfilmserie. Twee of drie episodes werden rond Kerstmis 2003 uitgezonden op de Franse televisie vooraleer de reeks werd afgevoerd. De animatie was rudimentair, de tekeningen haastig gemaakt en de verhalen werden tussendoor geschreven. Mœbius hernam enkele thema's van de albums en injecteerde ze met wat poëzie. Voor de gelegenheid werden er dialogen opgenomen. Mœbius omschreef het als een gadget voor fans, een reeks zonder pretenties. Er kwam een dvd van uit, maar daar had de auteur niets mee te maken.
• Na het uitkomen van de film The Fifth Element in 1997 drongen Les Humanoïdes Associés en Jodorowsky aan op een proces om regisseur Luc Besson van plagiaat te beschuldigen. De Incal had volgens deze twee partijen een te grote reflectie in het verhaal van de film. Decors, personages, scènes, grafische elementen en scenariogedeeltesdroegen duidelijk de stempel van De Incal. De advocaten konden Mœbius overtuigen om mee te procederen, want met of zonder hem zou het sowieso tot een proces komen. Mœbius vernam achteraf, in 2004, door de krant te lezen dat hij het proces tegen Luc Besson verloren had. De rechter vond dat er niet onrechtmatig gebruik werd gemaakt van elementen uit De Incal. Luc Besson argumenteerde dat de eis enkel berustte op "te verwaarlozen fragmenten uit het stripepos". Dat Les Humanoïdes Associés een goede reden had om te procederen kwam door het mislukken van een filmdeal omtrent De Incal. Een grote Amerikaanse filmmaatschappij blies het contract op omdat de film niet meer dan een kopie zou worden van The Fifth Element.
• Mœbius' dochter Hélène is ook een kunstenares. Ze maakte cinematografische ontwerpen voor onder meer — tiens? — The Fifth Element en werkte voor tv-reeksen als Highlander en Dragon Flyz.
• Op de Spaanstalige website www.alejandro-jodorowsky.com ventileert de scenarist over vanalles en nog wat zijn mening. Ook wat er zich in België afspeelde, ontging hem niet. Zo sprak hij zijn bewondering uit voor de idylle die zich ontspinde tussen de Vlaamse VLD'er Rik Daems en de Waalse PS'er Sophie Pécriaux in 2006. Hij vond het wonderlijk hoe de liefde machtiger is dan de politiek.
• Dat Giraud een album heeft getekend van XIII, vond Jodo maar niets. Enkel omdat het hem veel geld zou opbrengen, vond hij een goeie reden om XIII te tekenen. Jodo zag XIII als een vijand, een commerciële draak die bevochten moet worden. Hij zag een vergelijking met een Japanse parabel over een krijger die zich laat inslikken door een onoverwinnelijke draak. In de buik van de draak kan de krijger de draak van de binnenkant verslaan. Volgens Jodo laat Giraud zich inslikken door XIII om zijn ware talent te kunnen tonen.
• Op vraag van het Rode Kruis tekende Mœbius in 2008 een stripverhaal van tien pagina's over de geschiedenis van het Rode Kruis dat je op een website kon downloaden in het Engels, Frans of Spaans.
• Mœbius heeft een eigen galerie en uitgeverijtje in Parijs onder de naam Stardom. Ex-librissen, beeldjes, posters, affiches, objecten, luxes en diverse meer zijn uitgaven van Stardom, evenals Inside Mœbius. In 2008 kwam bij deze uitgeverij een nieuw album uit van Majoor Fataal. Hierna twijfelde hij of hij aan een nieuwe Blueberry zou werken of voor een comeback van Arzach zou zorgen.
• Jodo heeft vandaag elke woensdag om 17.00 uur in het café om de hoek een ongoing one-manshow lopen, Cabaret Mystique, tijdens dewelke hij tarotkaarten leest, moppen vertelt en stambomen becommentarieert.
• Jodo kreeg vijf kinderen bij even veel verschillende vrouwen. Misschien zelfs zes of zeven kinderen. In vroegere tijden bekroop hij alles! Zijn "sensuele lichaam en magnetische persoonlijkheid" (dixit de meester himself) zorgden ervoor dat de vrouwen makkelijk hun benen spreidden (dixit bis). Alvorens de vrouw van zijn leven te hebben gevonden op zijn 78ste (hij werd 79 jaar in 2008), heeft hij er vele versleten. Het leeftijdsverschil bedraagt trouwens 45 jaar. Zijn vorige vrouw was ook al 38 jaar jonger. Al zijn erkende kinderen werden artiesten: Adam en Adanowsky maken muziek, Cristobal schrijft therapeutische handboeken, Brontis is een theaterman, enzovoort.
• Jodo maakt zelden gebruik van het internet, behalve om specifieke informatie op te zoeken en pornografische filmpjes te bekijken die zijn zoon hem toont. Filmpjes waarin "een zwarte met de worst van een dinosaurus twee liter sperma ejaculeert" of "een keurig meisje die met haar orgasme een straal lanceert die wel drie meter ver reikt" bekijkt hij graag. Het amuseert hem op een kinderlijke manier.

• Hij vindt dat hij beter kan schrijven dan de Britse bard William Shakespeare of de Griekse filosoof-dichter Sophocles. Het bewijs is te lezen in De Metabaronnen en Bouncer, beweert hij.
• Alvorens zich aan het schrijven te zetten, besprenkelt hij zich eerst met parfum. Twee zeldzame en dure parfums, die de Italiaanse parfumartiest Lorenzo Villoreso speciaal voor hem maakte, gebruikt hij hiervoor. Eentje is voor de hals, de andere voor zijn handen. Als hij ook nog zijn schoenen afdoet om meer op zijn gemak te zitten, spuit hij ook nog een Japans parfum op zijn voeten. Alleen met zijn welriekende vleugjes is hij klaar om te schrijven. Muziek van bij voorkeur Alan Stivell op de achtergrond is een andere voorwaarde voor optimaal schrijfplezier.
• Jodo kan nog steeds de wereld rondreizen voor de promotie van zijn strips en sinds de laatste jaren zijn dvd's. De tocht gaat wel eens naar de VS, Mexico, Korea, Polen, Italië, Spanje, Zuid-Amerika,...

Faits divers (De Incal):
• Voordat hij aan De Incal begon las Jodo alle boeken van Mickey Spillane. De Incal van het Duister begon als een detectiveverhaal met alle ingredienten van een detectiveverhaal, maar dan een die zich afspeelt in de toekomst. Het is een gegeven dat Mœbius eerder gebruikte in The Long Tomorrow, een korte strip die hij maakte op scenario van Dan O'Bannon. Daarin krijgt privédetective Pete Club van een vrouw uit de betere stand een opdracht. Als later blijkt dat zij een spionne is die zich in elke denkbare gedaante kan transformeren, schiet de detective zijn onbetrouwbare clëente dood. Doet dat een belletje rinkelen?
• De serie begon als een geïmproviseerd aaneenrijgen van een aantal losse verhalen die Mœbius en Jodorowsky begin jaren tachtig maakten voor Métal Hurlant. De volstrekt grillige verhaallijn die hiervan het gevolg was, werd door de altijd klagende Difool in Na de Incal omschreven als een "politiek-theologisch-symbolische" en zelfs "katastrofaal-galactische rampentoestand".
• Jodo heeft De Incal nochtans altijd beschouwd als een trilogie, 't is te zeggen: de zes delen van De Incal vormen het zesdelige middenstuk van de trilogie. En dan is er nog Voor de Incal (zes delen door Zoran Janjetov) en Na de Incal (één deel door Mœbius, nu herbegonnen door Ladrönn). Nochtans maakte hij Mœbius eerst wijs dat het de bedoeling was dat De Incal uit niet meer dan twee delen zou bestaan, vervolgens drie en uiteindelijk zes. Mœbius ging er telkens mee akkoord. Alleen Jodo wist waar de kleine details in De Incal naar zouden verwijzen om achteraf Voor de Incal en later Na de Incal te laten tekenen. Bijvoorbeeld over het heilige boek en John Difools grote liefde die pas in het derde deel van Voor de Incal voor het eerst opduikt, maar waar op de laatste pagina van De Incal wel naar wordt verwezen: "Ik herinner me..." Waarom hij niet meteen begon met de eerste cyclus, verklaarde Jodo met een verwijzing naar de kunst. Als je een gesloten triptiek opent, zie je eerst het middenstuk en pas dan kijk je in die volgorde naar het linker- en het rechterpaneel. De Incal betekende zoveel als het droomgedeelte van de trilogie. Voor de tweede cyclus had Mœbius alleszins geen tijd. Hij stelde de dan twintigjarige Janjetov voor. Om zowel Mœbius als uitgeverij Les Humanoïdes Associés warm te maken voor Na de Incal ging niet van een leien dakje. Toch drukte de uitgeverij honderdduizend exemplaren van het eerste deel. De zeven miljoen andere exemplaren die Jodo van zijn reeksen ondertussen verkocht, waren een mooi argument.
• In De Incal probeerde Jodo uit te gaan van een klein en ongenschijnlijk onbetekend feit dat vervolgens enorme proporties aanneemt: een belangrijk conflict in de privésfeer dat een ongelooflijke beweging van allerlei krachten veroorzaakt en uiteindelijk leidt tot een planetaire oorlog, een melkwegoorlog en daarna een kosmische oorlog om tenslotte te eindigen met de ontploffing van de ons bekende kosmos.
De Incal-serie was niet bedoeld om een boodschap over te brengen. In de eerste plaats wilde Jodo een avontuur vertellen, maar hij verrijkte het naar zijn eigen mening wel met verwijzingen naar de tarotkaarten en de kabbala. Het waren aanvankelijk niet meer dan knipoogjes. Hij haalde naar eigen zeggen een verhaal tevoorschijn dat zich in zijn onderbewustzijn verstopte en op een nederige en niet-pretentieuze manier werd herkauwd. Hij is uitgekomen bij een kosmische en komische strip. "Het was voor de lol", beweerde hij. Op niet-ingewijden zal het overkomen als esoterisch gelul en onzin, maar de voortgang van het verhaal komt daarbij niet in het gedrang.
• De werkwijze voor De Incal zag er als volgt uit: Jodo presenteerde en vertelde Mœbius het verhaal en beeldde het voor hem uit. Mœbius nam notities en schetste paginaopzetten in sneltempo. Mœbius hield er niet van als Jodo op een klassieke manier het scenario voor hem schreef. Daarna tekende Mœbius de platen en stuurde ze naar Jodo op. Daarmee ging hij aan de slag om de teksten te finaliseren.
• Mœbius hanteerde een buitenissig tempo van bijna een plaat per dag.
• Spreek de naam Difool eens uit op zijn Engels? "The fool" = de gek naar het personage uit de tarotkaarten dat altijd wordt vergezeld door een dier, met name een hond. Bij Difool is dat dus Deepo. Voor Jodo vertegenwoordigde Deepo de dierlijke kant die elke mens in zich heeft. De gek uit het tarotspel moet door een groot aantal ervaringspoorten op weg naar goddelijke wijsheid. Ook andere personages vinden hun oorsprong in de tarotkaarten: de hondgod Anubis (Kill), de hogepriesteres (Tanata), de zon en de maan (Solune), de heerser en de heerseres of keizer en keizerin (de tweeslachtige Emperioratrix).
• De vogel Deepo, die John Difool altijd vergezeld, doet wat denken aan het beest uit Arzach.
• Solune en Emperioratrix zijn samengesteld uit twee delen. Zij verenigen in zich het vrouwelijke en het mannelijke, de androgyn. Androgynie kwam ook vaak terug in het andere werk van Mœbius eind jaren tachtig. De gedachte dat in iedere mens een mannelijke en vrouwelijke helft verenigd worden, vinden we ook terug in de psychologie van Jung waar deze helften benoemd worden als Animus (man) en Anima (vrouw). De belangrijke rol die Animah in De Incal speelt, merken we door de ogen van Difool die in haar het perfect vrouwelijke ziet. Later hergebruikt Mœbius dit thema nog eens voor De Ster en De Hof van Edena waarin Atrana de perfecte vrouw is voor Stell.
• Delen 1 en 2 hebben donker en licht als tegengestelde symbolen in de titel. Delen 3 en 4 boven en beneden. In deel 5 en 6 is er geen foefje gebruikt. Maar nemen we er de zes oorspronkelijk covers bij: opnieuw een verwijzing naar de tarot. Naar boven wijzende staven duiden op activiteiten, beweeglijkheid, hoop en liefde. Naar beneden gerichte staven wijzen op ruzie en jaloezie. Op de covers wijzen staven in allerlei respectievelijke vormen achtereenvolgens naar omhoog, omlaag, omhoog, omlaag, omhoog en omlaag.

• In elk van de tien hoofdstukken van de eerste twee delen wordt in elk hoofdstuk een nieuw personage geïntroduceerd die in de eerste plaats zijn eigen belang dient en op zoek is naar John Difool, in het bezit van de kostbare incal. Het zijn archetypes zonder al te veel diepgang. De Meta-Baron bijvoorbeeld is iemand die zich — hoewel hij ook zijn eigen redenen heeft — voor de kar laat spannen door de koningin van Amok en krijgt pas zijn ware glans in de spin-off-reeks De Metabaronnen. Maar eigenlijk was John ook een kleurloos personage voor hij de incal bemachtigde.
• De tweedelingen in de reeks zijn eveneens gesteund op het oosterse yin- en yangprincipe.
• Typisch voor Mœbius is dan weer de (dubbele) piramide, een meetkundige vorm die wel vaker in zijn werk voorkwam. Jodo had hierover gedroomd. Het was een heldere droom waarvan hij zich bewust was dat hij hem droomde. Een lucide droo dus. Hij zat in de ruimte en vroeg of hij zijn interieure wezen mocht bekijken. Toen verschenen er twee piramides die in elkaar grepen, net als in De Incal. In zijn droom gaf hij als commentaar tegen zichzelf: "Het is mooi om te zien dat mijn interier wezen een dubbele piramide is".
• In De Incal van het Duister wordt Difool in vier stukken gedeeld waaruit vier zelfstandige wezens komen. Samen vormen ze wel zijn persoonlijkheid. Wiel Weijers ging daar in Zozolala 23 dieper op in en benoemde deze als de vier functies van het bewustzijn: denken, gevoel, intuïtie en gewaarwording. Hans Pols hield het in Stripschrift 5 van februari 1989 op de vier natuurelementen: aarde, lucht, water en vuur zoals ook letterlijk is te zien op plaat 27 van het verhaal. In De Benedenwereld komen deze vier wezens voor een tweede en laatste keer terug.
• Het atypische verhaal van De Incal werd ook gebruikt als studiemateriaal. Mœbius vertelde dat een indiaan uit een Noord-Amerikaanse stam in Tibet ging werken aan een modern soort sjamanisme met computers en dia's. In zijn cursussen gebruikte hij pagina's uit De Incal, meerbepaald de scène met de gevierendeelde John Difool en de reïncarnatie als de vier natuurelementen.
• Ondanks het grote aantal verwijzingen en knipogen was het door Mœbius dat Jodo rust in de reeks bracht. Hij was degen die een beetje vrede in het geheel bracht waarbij de lezers wat respijt kregen en adempauze.
• Het feit dat John op het einde van De Incal eigenlijk opnieuw aan het begin staat, kon bij niet iedereen op bijval rekenen. Voor de nieuwe serie Final Incal gebruikte hij dit 'eindbegin' opnieuw als startpunt.
• Met deel 6, De Eerste Planeet, was de cyclus rond. En als je pagina 45 van dat verhaal naast pagina 2 van De Incal van het Duister (de binnenkant van de omslag) legt, zal je ook zien dat de cirkel letterlijk rond is. In de integrale is dat effect natuurlijk verdwenen.
• De inkleuring van de eerste twee delen is oorspronkelijk het werk van Yves Chaland. Voor de integrale editie werd geopteerd voor de nieuwe inkleuring waarvan meteen de vertaling en lettering overnieuw werd gedaan.
• Jodorowsky houdt precies van spin-offs. Zowel De Metabaronnen (getekend door Juan Giménez) als De Technovaders (getekend door Fred Beltran en Zoran Janjetov) zijn spin-offs van De Incal. Sinds 2007 hoort daar ook nog De Metabaronnen Castaka (getekend door Das Pastoras) bij. We zijn er dan nog niet. Na de Incal (getekend door Mœbius) is een sequel die na één deel voor altijd onafgewerkt zal blijven. De Jeugd van John Difool is dan een soort prequel getekend door Janjetov. Ook Megalex (Beltran) hoort in dit universum thuis. Zijn meest recente worp dateert van 2008. Final Incal is een tweede poging om cyclus 3 van De Incal te reanimeren.
Final Incal zal eveneens zes delen tellen, hoewel dat niet de afspraak was tussen de uitgeverij en scenarist Jodorowsky. De uitgever zag het liever als een afgerond tweeluik. Jodorowsky, die met Na De Incal een verkeerde weg opging door De Incal als een "het was maar een droom" te beschouwen, maakte hiervoor zijn excuses en herbegon met Final Incal de slotcyclus. Hoe dan ook krijgen we in Final Incal niet één, maar wel vier John Difools te zien. Die vierdeling was al een eerste keer op te merken in De Incal. De vier Difools zijn entiteiten in verschillende stadia met een intelligente, een emotionele, een lichamelijke en een seksuele versie waarvan de verst gevorderde het stadium is van een engel. Om het allemaal goed te kunnen vatten, zullen we het toch eerst moeten lezen. Graag ook in het Nederlands!