D A T A S H E E T
Tekenaar:
Jean-Claude Gal
Scenarist:
Jean Pierre Dionnet
Uitgever:
Dakota (De Wraak van Arn, 1984)
Arboris (De Triomf van Arn, 1988)
Sherpa (2006)
Collectie:
Arboris Stripromanreeks
(De Triomf van Arn, 1988)
Eerste druk: 1984-1988
Oorspronkelijke titel:
La Vengeance d'Arn
Le Triomphe d'Arn

Uitvoering:
HC, zwart-wit
SC, zwart-wit (1984, 1988, 2006)
Quoi? "Een verdrukte jongen ontsnapt uit de gevangenis van een tirannieke stam, vlucht en neemt zich voor wraak te nemen. Hij belandt bij een andere stam en werpt er zich gaandeweg op als een heerszuchtig leider, klaar om ten strijde te trekken. Maar er moeten heel wat obstakels overwonnen worden." (geciteerd uit deze bespreking)
Et alors? Technisch gezien is dit waarschijnlijk het best getekende album uit deze hele FransenTop. "Zelfs een snelle doorbladering moet jou overdonderen: een weelderig realisme, een overdaad aan summiere details, een verbluffend zwart-witcontrast,... Iemand die durft opperen dat het er met een kleurtje misschien beter zou uitzien, mag je nu eens ferm staan uitlachen. Een vermanend wijzende vinger hoort erbij. Het is net door Jean-Claude Gals talent om structurele verschillen te kunnen tekenen tussen zand, metaal, steen, stof, enzovoort dat dit album zich onderscheid van de rest. Hoewel ondertussen al diverse malen gekopieerd of beter gedaan is ook de paginalay-out groots van opzet en maximaal van impact." (geciteerd uit deze bespreking)
Aantal genomineerde albums van Gal: 1/440
Aantal genomineerde albums van Dionnet: 1/440
Faits divers (Gal en Dionnet):
• Jean-Claude Gal werd geboren op 6 augustus in 1942 in Digne (in de Alpen van de Provence). Op 25 november 1947 kwam Jean Pierre Dionnet ergens uitgefloept in Parijs.
• In de regio Parijs werd Gal tekenleraar. Dionnet werkte eerst in een stripwinkel. Vanaf de jaren zestig begon hij strips te schrijven.
• Nog vóór zijn eerste albums tekende Gal L’Aigle de Rome, een verhaal over Romeinen dat zich afspeelt in Spanje. Hij bood het in 1969 aan Spirou/Robbedoes aan. Het viel erg in de smaak van Maurice Rosy, de artistiek directeur van Spirou/Robbedoes in die tijd. Bij Gals ontvangst op de kantoren van het weekblad bleef hij er vijf uur binnen. Op het eind zijn ze naar Charles Dupuis gegaan die na een kort gesprekje te kennen gaf dat hij de strip zou bekijken en iets zou laten weten. Daags nadien kreeg Gal een briefje met het verhaal terug waarin stond dat ze het hadden gelezen, maar het te hard voor kinderen vonden. Gal had een scenario klaar voor drie vervolgverhalen en al een synopsis voor een vierde. Het hadden vijf albums moeten worden. Hij wilde een epos maken à la Victor Hubinon. Het zou tien jaar in beslag nemen. Had Dupuis ja gezegd dan had zijn carrière — en zijn leven zelfs — er helemaal anders uitgezien. In 1981 verscheen het eerste deel alsnog als album in het Frans bij Pierre Charles, hetzelfde jaar van de eerste Franse verschijning van De Wraak van Arn. De beslissing van Dupuis kwam Gal later nog goed uit want al bij al zag hij een langlopende reeks niet meer zitten.
• Toen hij met L’Aigle de Rome begon, kende hij Alex niet. Hij las enkel Robbedoes en niet Kuifje. Toen hij al een eind weg was in het verhaal leerde hij pas Alex kennen. Zijn laatste synopsis was eigenlijk een andere vertelling van Het Etruskische Graf dat een paar jaar voordien verscheen als Alex-verhaal. Beide verhalen gingen over een geheime Etruskische samenleving die overleefde in de buurt van Rome. En ook toen hij het eerste album af had was hij actueel te laat. Asterix in Hispanië kwam net uit met Spanje als decor, met stierengevechten en al.
• Voor de kostuums van de Iberiërs trok hij naar een museum waar twee of drie tekeningen hingen en hij had wat gelezen over de geschiedenis van Spanje. Dat was het dan op het gebied van documentatie. Bij het tekenen van de Romeinen maakte hij de grote fout door alle zwaarden links te tekenen terwijl ze die in werkelijkheid rechts droegen. Maar zelfs als je authenticiteit zou nastreven, zou het publiek je niet geloven, beweerde hij. Als hij zoals in het echt Romeinen had getekend met een wapenuitrusting van schubben of maliën en helmen die uitliepen in bizarre veren zou de lezer dat niet als geloofwaardig beoordelen. Eigenlijk prefereerde Gal sowieso om de anekdotische en oppervlakkige kanten van de oudheid te laten zien met de fantasie van de twintigste-eeuwse mens. Zoals Jugurtha door Franz en Jean-Luc Vernal waarin hij heroïc fantasy mengde met authentieke elementen. Gal vond Jugurtha erg goed.
• Van al zijn leerlingen was er eentje die zelf ook striptekenaar werd: Dominique Rousseau die Een Avontuur van Condor tekende. Er verschenen vijf albums van in Collectie Charlie van Dargaud.
• Gals grote passie is al altijd de woestijn geweest. De mensen en het landschap fascineerden hem sinds zijn jeugd al. Thuis hadden ze een album van Nestlé, Les Merveilles du Monde. Er was een plaatje bij van een rots in Amerika en hij zei tegen zichzelf dat hij die ooit gaat bekijken. Later dacht hij er minder aan, maar bij het ontvangen van zijn eerste salaris ging hij er recht op af. Dat was in 1966. Sindsdien keerde hij er vaak terug. Hij maakte tot 1985 zes reizen in het zuidwesten van de Verenigde Staten en vier in de Sahara. Het zijn de twee woestijnen waar hij het meest van hield. Hij gaf daar meer interviews over dan over zijn strips. Hij wist alles over de volken die aan de woestijnrand leefden. Dat hij een trage tekenaar was, kwam niet alleen door zijn perfectionisme door zijn professie als docent tekenen. Dat gaf hem een zekerheid en de mogelijkheid tot het maken van reizen. Bovendien onderschatte hij zichzelf als striptekenaar. Hij vond zich middelmatig en tweederangs.
• In de woestijn van de VS had hij contact met de indianen, hoewel het geen grote praters zijn. Ook de taal was een barrière voor een hecht contact. In de Sahara daarentegen kon hij zich aardig in het Touaregs uitdrukken.

• Voor zijn tekenwerk nam hij veel van hen over: werktuigen, hangsloten, schilden,... kenden bij hen een vreemde samenstelling, ideaal voor een fantastisch stripverhaal.
• In de Sahara verbleef hij elke keer tussen de twee en vier maanden. Hij huurde dan gidsen en kamelen. In Niger vertoefde hij 32 dagen. De reizen waren zwaar, maar wel bijzonder. Hij ging telkens alleen. Dat beviel hem het beste. Met meer mensen vermenigvuldig je de kans op mislukking, vond hij. Toch ondervond hij geen problemen tijdens zijn reizen. Met het isolement (bijvoorbeeld in de hoogvlaktes van Tassilië en de Hoggar in Lybië en het massief van de Aïr in Niger) had hij geen moeite. De beelden van de bergen uit de Arn-cyclus kwamen daarvandaan. Al zei hij daarbij dat de beelden van de werkelijkheid vreemder waren dan de verbeelding.
• In de VS had hij een soort kampeerauto staan waarmee hij in de woestijn trok, weg van de platgetreden locaties die al werden bezocht door John Ford en andere westernregisseurs voor hun westernfilms. Die locaties kozen ze omdat ze makkelijk te bereiken waren. Da's ook de reden waarom een dozijn locaties in Monument Valley regelmatig voorkwamen in films.
Pilote publiceerde Gals eerste kortverhalen in 1972-1973.
• Vanaf 1971 tekende hij vier toeristische kaarten die werden verkocht in de nationale parken in de VS. Het waren gedetailleerde kaarten van de gebieden waar de Navajo-indianen of de Hopi's leefden. Een van die posters kwam voor in het album L'Aigle de Rome. In 1985 was hij bezig met een gigantische kaart in kleur van het zuiden van Utah.
• Gal en Dionnet leerden elkaar kennen in Le Kiosque, een boekwinkel van Jean Boullet. Gal verzamelde strips, met name het werk van Burne Hogarth (Tarzan). Op een dag vertelde hij Dionnet dat hij ook strips tekende en liet hem zijn pagina's zien. Dionnet kreeg koude rillingen, dit was beter dan Hogarth.
• Hun eerste gezamenlijke vrucht verscheen in Pilote: Een Verloren Dorpje, Ergens in de Bergen. Dit acht pagina's tellende verhaal in kleur werd in Stripschrift 201 uit 1985 hernomen in zwart-wit en in 2007 in het luxealbum De Legers van de Veroveraar van Sherpa. Het scenario voor dit kortverhaal werd hernomen voor de laatste episode van De Legers van de Veroveraar. Dit eerste verhaaltje had bij zijn verschijning deel kunnen kunnen uitmaken van De Legers van de Veroveraar, maar het vervolg werd geweigerd door toenmalig hoofdredacteur René Goscinny. Dit soort eenzijdige beslissingen wekten niet alleen bij Dionnet wrevel op. Tekenaars vertrokken om hun eigen blaadjes op te richten.
• Dionnet startte zijn stripcarrière in een hoger echelon in 1971 als een scenarist voor Pilote. Daarvoor had hij al enkele werken op zijn naam: Futuropolis, Pogo/Poco en Phénix. Zijn eerste stripwerk bestond uit scenario's voor Philippe Druillet, Yves Got, Jacques Tardi, Jean Solé (Je m'Appelle Jean Cyriaque) en Gal.
• In 1974 schreef hij Tiriel Héritier d'un Monde voor Raymond Poïvet en vervoegde de redactie van L'Écho des Savanes op het secretariaat waar hij nog meer schreef voor Francis Masse en René Pétillon.
• Een jaar later richtte hij het stripblad Métal Hurlant op en de uitgeverij Les Humanoïdes Associés, samen met Bernard Farkas, Druillet en Mœbius. Hij vulde de functie in van hoofdredacteur en bleef dat tot 1985. De Legers van de Veroveraar op scenario van Dionnet verscheen in het eerste nummer van Métal Hurlant. In dat eerste nummer stonden strips van onder meer Druillet, Mœbius, Richard Corben,...
• Naast zijn uitgeversactiviteiten bediende Dionnet verschillende tekenaars van scenario's. Voor Enki Bilal schreef hij bijvoorbeeld Exterminator 17. Als uitgever publiceerde hij ook vernieuwend proza van auteurs als Hubert Selby Jr, Hunter S. Thompson en Charles Bukowski.
• Gal is een naturalistisch tekenaar tot in de kleinste details. De structuur van zowel stof, steen, hout, natuur, metaal, enzovoort beheerste hij tot in de moleculen. Bovendien primeerde een doordachte compositie van de paginalay-out en een evenwicht tussen zwart en wit.
• Dionnet had in die tijd weinig tijd door zijn werkzaamheden voor de uitgeverij Les Humanoïdes Associés en televisie. Tijdens De Triomf van Arn besloot het atypische auteursduo om het daarna voor bekeken te houden voor wat betreft hun samenwerking. Gal schreef nu en dan zelf een pagina van het verhaal wegens tijdsgebrek van Dionnet. Na Arn tekende hij wat kortverhalen voor Métal Hurlant zoals het kortverhaal Sous le Signe du Lion op scenario van Chéraqui in nummer 77.

• In 1978 publiceerde Gal enkele kortverhalen in Métal Hurlant.
• In 1979 verscheen de Nederlandse vertaling van De Legers van de Veroveraar bij Yendor.
Twee jaar tevoren gebeurde dat al in het Frans.
• Op scenario van de Amerikaanse scenarist Bill Mantlo (die in de jaren zeventig en tachtig honderden strips schreef, met name voor Marvel waaronder The Incredible Hulk) tekende Gal in 1985 wellicht zijn literair beste en grafisch meest verbluffende kortverhaal, De Kathedraal. Het verscheen in Pilote en voor het eerst in het Nederlands (als toegift) in het in 2007 uitgegeven luxealbum De Legers van de Veroveraar.
• Tussen 1989 en 1997 schreef Dionnet strips voor Beb Deum (Région Étrangère, Ma Vie Est un Bouquet de Violettes), Michel Pirus (Rose Profond), Thomas Frisano (Le Minotaure de Manhattan, Les 12 travaux d'Art Cool), Denis Sire (L'Île aux Amazones), Véronique Dorey (L'Empereur de Chine), Laurent Theureau (L'Ange de Miséricorde)
• Naast scenarist was Dionnet ook filmproducer en -distributeur en tv-presentator. Met Philippe Manœuvre werkte hij in 1980 mee aan het tv-programma Les Enfants du Rock voor Antenne 2 waarvoor hij de allereerste Franse tv-prijs 7 d'Or kreeg. Hij acteerde lange tijd in de populaire Franse late night show Sex Machine. Als presentator versloeg hij een aantal belangrijke popevenementen waaronder Michael Jacksons Victory Tour.
• Op het einde van de jaren tachtig kwam hij bij de Franse poot van Canal+ terecht. Gedurende achttien jaar leidde hij in Cinéma de Quartier elke week zeldzame films, klassiekers en onbekende films uit de jaren vijftig tot zeventig in het populaire genre in. Het programma liep tot december 2007. Voor dezelfde betaalzender was hij eveneens de presentator voor Quartier Interdit, net zoals Jan Verheyens De Nacht van de Wansmaak een programma over bizarre, gore en groteske films.

• Gal tekende op scenario van Alejandro Jodorowsky de strip Diosomante, zijn eerste album in kleur. Speciaal voor Gal creëerde Jodorowsky een oude, gefantaseerde beschaving zodat Gal er veel details kon instoppen. Omdat Gal zijn brood verdiende als tekenleraar kon hij het zich veroorloven met veel zorg en tijd en zoals het hem uitkwam aan zijn platen te werken. Strips tekenen was geen job voor hem, maar een expressiemiddel voor zijn liefde voor het tekenen. Op een dag begon hij uit zijn neus te bloeden, getuigde Jodo in een interview, en dat bleef enkele dagen duren. En dan ging hij dood. Na zijn dood vertrouwde de uitgever het tekenwerk van het door Gal onafgewerkte Disosomante 2 in 2002 toe aan een tekenaar die Jodo niet kende: Igor Kordey (vandaag bekend van De Verborgen Geschiedenis, Empire en Aan het Front). Jodorowsky vond dat hij er met zijn op de Amerikaanse comics geënte tekenstijl te veel met de pet naar gooide. Enkel het slechtste van de comicstijl hanteerde hij. Het was snel getekend en probeerde te scoren met "vulgaire", visuele effecten. Deel 2 werd een flop. Diosomante was bedoeld als een trilogie, maar Jodo weigerde de reeks verder te zetten.
• Op 23 augustus 1994 overleed Jean-Claude Gal aan een beroerte in Schotland. Hij bevond zich in een stenenwoestijn, te ver van een locatie waar hij alle hulp kon krijgen dat redding kon bieden. Gal stierf in een woestijn.
• Sinds 2002 bestiert Dionnet zijn eigen filmlabel DES FILMS, aanvankelijk in samenwerking met StudioCanal, vervolgens met Pathé. Onder dit label distribueerde hij in Frankrijk en elders in Europa veelal Aziatische films waaronder die van Takeshi Kitano, Hayao Miyazaki, Shinya Tsukamoto, enzovoort. Vele van deze films raakten geselecteerd voor de festivals in Cannes en Venetië. Als (uitvoerend) producent werkte hij mee aan films van onder andere Fruit Chan, Olivier Dahan, Takashi Miike, Marc Caro en Michelle Yeoh.
• In 2003 en 2004 keerde hij terug op het stripvlak met de eerste twee delen van Exterminator 17 - De Trilogie van Ellis, getekend door Igor Baranko. Deze albums werden in 2008 door Casterman heruitgegeven en vervolledigd met het laatste deel van de trilogie.
• Tussen 2002 en 2004 schreef hij teksten en onderhield de rubriek Mange Livres voor het wederopgestane Métal Hurlant, dat uiteindelijk toch weer het hoofd erbij neerlegde.
• Momenteel bereidt hij een eigen superheldenreeks voor.

Faits divers (De Wraak van Arn):
• Omdat Dionnet vrij goed de beperkingen en mogelijkheden van Gal kende schreef hij voor hem een scenario op maat. Hij schreef enkel de plot en de dialogen. De keuze voor de bladspiegel, camerastandpunten, decors, enzovoort waren geheel vrij te kiezen door Gal.
• De eerste versie van De Wraak van Arn verscheen in Métal Hurlant in 1980-1981. Het eerste deel van het verhaal telde dan nog 46 pagina’s. Na de Arn-cyclus zag Gal het niet meer zitten om een dergelijk lang verhaal te maken. Het basisidee veranderde na verloop van tijd zodat er gaten kwamen te zitten in het eerste album. Het was niet duidelijk waar ze heen wilden en het was een beetje vaag terwijl Gal erg precies was. Voor de eerste albumversie in 1981 bij Les Humanoïdes Associés, tevens uitgever van Métal Hurlant, tekende hij twaalf aanvullende pagina’s die ook in de Nederlandse versies zijn opgenomen. Zes jaar later, het jaar dat Métal Hurlant ermee ophield, verscheen het tweede deel van De Wraak van Arn in het Frans.
• De eerste Nederlandstalige albumpublicatie van De Wraak van Arn geschiedde in 1984 door Dakota. Naast een softcovereditie verscheen een hardcovereditie die beperkt was tot honderd genummerde exemplaren. Vier jaar later verscheen bij Arboris in de collectie Arboris Stripromanreeks eveneens een hardcover- en softcovereditie, maar nu van het dubbelverhaal De Wraak van Arn en De Triomf van Arn onder titel van deze laatste. Sherpa hield het in 2006 bij een luxe-uitvoering in hardcover, beperkt tot duizend exemplaren op groot formaat. Dionnet schreef hiervoor een voorwoord.
• Tijdens het werken aan Arn werd nabij Xi'an in China het 2.200 jaar oude, reusachtige leger van terracottasoldaten ontdekt in 1974. Foto's van dit leger van keizer Qin Shi Huang verschenen in het franse tijdschrift Paris Match. Deze belangrijke archeologische en kunsthistorische ontdekking gaf aanleiding tot een prachtig getekende sleutelscène in het album.
• Na deze scène drinkt Arn water en krijgt visioenen. De strip was klaar toen Gal met een boek op de proppen kwam over Toearegse legendes dat net vertaald was. Ze ontdekten daarin een legende dat precies dat verhaal vertelde. Het vervulde de auteurs met trots dat ze, zonder het te weten, een legende — een Toearegse dan nog! — verteld hebben die al bestond.
• Door de drukke werkzaamheden van Dionnet voor Métal Hurlant en het tv-programma Les Enfants du Rock raakte hij achterop met het scenario. Hij vroeg aan Philippe Picaret om het einde van het verhaal te schrijven op basis van de plot die er wel al was.

Mat Schifferstein, de uitgever van Sherpa, vergeleek De Wraak van Arn grafisch met Prins Valiant van Hal Foster en als vertelling sluit het aan bij Robert E. Howards verhalen van Conan de Barbaar. De verstripping van deze laatste door Barry Windsor-Smith en Roy Thomas telde ook als referentie voor De Wraak van Arn. Beide verhalen spelen zich af in een mythisch verleden waarin historische gegevens (in het geval van Arn de Romiense legers en woestijnvolken) gemengd worden met legendes of verhalen uit Duizend-en-Eén Nacht. Howards tekst "Weet, o prins, dat tussen de jaren dat de oceanen Atlantis en haar glanzende steden verzwolgen, en de jaren van de komst de Zonen van Aryas, er een tijd was door niemand gekend, toen fonkelende koninkrijken over de wereld verspreid lagen als blauwe mantels onder de sterren...' resoneerde in Dionnets tekst "Weet, Prins, dat wij de stad die de inwoners Jerim noemen, innamen zonder slag of stoot. Toen wij naderden klonk er geen waarschuwingssignaal, de transen bleven leeg en de poorten gingen voor ons open". Het was geen toeval dat in 1976 twee van de beste Conan-verhalen, Red Nails (in 2007 als Rode Spijkers door Sherpa heruitgegeven in een luxe-editie) en Hawks from the Sea, werden vertaald door Les Humanoïdes Associés.
• Voor Sherpa was het geen eenvoudige taak om een zo perfect mogelijke herdruk te brengen op groot formaat. Het basismateriaal bleek ontoereikend door veroudering, verlies of gedigitaliseerd met kwaliteitsverlies. Dus moest alles opnieuw gescand worden vanaf het origineel. De originelen van Gal raakten in de loop van de jaren echter verkocht en verspreid over verzamelaars over heel de wereld. De Franse uitgever leverde alles op cd-rom, maar de scans van de oorspronkelijke films (gebruikt voor de nieuwste Franse edities) bleken slechter dan het resultaat dat Sherpa zou bereiken wanneer ze uit de oorspronkelijke albums zouden reproduceren, ook al ging elke vorm van kopiëren gepaard met detailverlies. Ook het scannen van de originelen leverde dan weer technische problemen op. Honderd scans waren al gedaan toen bleek dat de scanapparatuur op een andere instelling had moeten staan om nog meer details te kunnen behouden. Gevolg: alle scans moesten opnieuw gedaan worden en de release werd voor lange tijd uitgesteld. Het voordeel van de digitale techniek waren de grotere correctiemogelijkheden in vergelijking met handmatig correctiewerk. Tekstballonnen konden makkelijker vergroot of verkleind worden, weggevallen kaderlijnen konden aangezuiverd worden met gelijke stukken uit andere tekeningen, beschadigd tekenwerk kon makkelijker geretoucheerd worden, zelfs in opnames die gerasterd waren. Rastering is de opbouw in puntjes wat een fragieler beeld vertoont. Kortom, er ging een heel proces van vaak onbetaalde liefhebberij (zoals het presenteren van heel deze FransenTop) aan vooraf die de perfecte uitgave van Sherpa mogelijk maakte.
• Gal en Dionnet hebben Riccardo Freda ontmoet, de toen al oude regisseur van Theodora Keizerin van Byzantium. Er werd gesproken over een filmadaptatie van Arn die Freda graag wilde doen. Dat gebeurde niet, maar het leverde de twee wel een mooie ontmoeting op. Jaren later ontmoette Dionnet regisseur Guillermo del Toro (Mimic, Hellboy I en II, de voor 2010 aangekondigde comicverfilming Doctor Strange en voor 2010 en 2011 twee films van The Hobbit naar het boek van Tolkien), die het werk van Gal uit het hoofd kende. Een van Dionnets lievelingsregisseurs en -schrijvers, Vincent Ravalec, was ook een fan van Gal.
• Dionnet heeft al jaren een verhaal klaarliggen over de zoon van Arn. Omdat hij geen enkele tekenaar even hoog inschat als Gal vindt hij geen opvolger.