PAGINA 75
ROBBEDOES
DOOR FOURNIER/FRANQUIN

ranquin deed voor Jean-Claude Fourniers eerste Robbedoes en Kwabbernoot-verhaal veel meer dan enkel de Marspilami tekenen. Hij schetste suggesties en een enkele keer inktte hij zelfs volledige prenten.



Op 22 mei 1969 verscheen bovenstaande aankondiging van De Goudmaker in Robbedoes... maar dan enkel de onderste helft. In de Franstalige editie van het weekblad verschenen beide halve pagina's namelijk naast elkaar op tegenoverliggende pagina's. Alle tekenwerk is van Fournier, behalve uiteraard de Marsupilami want dat was de afspraak: Fournier mocht nog voor één verhaal de Marsupilami gebruiken, getekend door Franquin.
Dat de jonge Bretoense tekenaar nog heel wat kon opsteken van de meester bewijzen onderstaande voorbeelden.


Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

Hoewel Franquin in veel interviews beweerde dat hij Fournier vooral zijn eigen weg wilde laten gaan en amper tussenkwam in Fourniers debuutverhaal, deed hij in werkelijkheid veel meer dan enkel de Marsupilami tekenen op de plaatsen die Fournier blanco liet. Al van zodra Franquin het storyboard van het verhaal ontving, gaf hij suggesties via schetsen met begeleidende commentaren. Daarmee kon Fournier aan de slag om bepaalde houdingen spectaculairder te maken, logischer en vooral plezanter. De meest voorkomende opmerking was: "Faire rire!" (maak het geestig) want "daar zijn we voor". Let op de schetsen van Franquin hierboven en herken ze in de resultaten hieronder.










De exacte samenwerking verliep als volgt: Fournier diende enkel de platen te bezorgen aan Franquin waarop de Marsupilami voorkwam. Deze mocht Fournier nog niet inkten. Franquin zou op zijn beurt de Marsupilami op de voorziene plaatsen tekenen en inkten waarna de platen aan Fournier werden terugbezorgd.


Maar Fournier moest het leger in, zeventien maanden lang. Hij kwam op de redactie terech van de legerkrant. Hij ontwierp er een nieuwe lay-out voor en tekende er onder meer enkele gags van de al bestaande strip Brindamour waarmee hij veel verder kon gaan dan met Robbedoes. Zonder de minste last van censuur viel in zijn stripje vooral een hostess op wier strakke pakje amper de uitpuilende boezem (laat staan de tepels die uit haar decolleté piepten) kon bedekken, zie de plaat hierboven. Tijdens zijn militaire dienst kreeg Fournier tevens de toestemming om tussen zijn oversten gewoon verder te werken aan Robbedoes.

In twee gevallen was er geen tijd om de platen nog eens uit te wisselen na Franquins bijdrage voor de Marsupilami. Daarom inktte Franquin enkele prenten van Fourniers pagina's in potlood helemaal zelf. Het zijn meerbepaald de laatste drie prenten op plaat 45 en prent 3, 5 en 6 op plaat 46 (zie onderstaande afbeeldingen). Franquins laatste tekeningen van de personages Robbedoes en Kwabbernoot in een officieel album in de reeks zijn dus te vinden in De Goudmaker. Tussendoor maakte hij nog wel enkele gags van de Marsupilami met Robbedoes die als opvullertjes werden opgenomen in het album Tembo Taboe.


Klik op de afbeeldingen voor grotere versies.

Fournier tekende het hele verhaal in 1968. Zijn militaire dienstplicht was één stoorzender, Mei '68 een andere. In die periode van algemene stakingen van de post, de treinen, betogingen van arbeiders en studenten reed zelfs het dienstbusje van Dupuis tussen Parijs en Brussel niet meer. Gelukkig had Fournier er iets op gevonden. Hij sloot vriendschap met een chauffeur die werkte voor een autocarbedrijf met vaste lijnen doorheen heel Europa. Uiteraard paaide Fournier de chauffeur van de lijn Parijs-Brussel aan wie hij zijn originele platen toevertrouwde. De buschauffeur bezorgde ze steeds correct aan uitgeverij Dupuis.

Opmerkelijk: ondanks alle werk die Franquin toch aan het album besteedde, heeft hij steeds geweigerd ook maar een centiem auteursrechten voor zich op te eisen. Alle auteursrechten voor het album gingen integraal naar Fournier. Dat Franquin de opvolging wel zag zitten, toonde hij in onderstaande tekening die in het album De Goudmaker werd gepubliceerd als een soort voorwoord. Deze illustratie verscheen in de eerste druk en een paar herdrukken. In de recentere herdrukken komt de tekening niet meer voor.