PAGINA
20
ROBBEDOES ALS BOKSER
itgever
Charles Dupuis had het niet zo begrepen op het verhaal
Robbedoes, Bokser van André Franquin.
Het gezicht van het jeugdblad als ordinaire straatbokser,
dat hoorde niet. Nochtans had Robbedoes al een verleden
als coach en manager van een bokser. Een bokskampioen
leerde 'm zelfs wat een uppercut is. |
In het verhaal Buffel, de Neger-Bokser
(1942-1943) van Rob-Vel, waarvan we helaas geen
afbeeldingen van de oorspronkelijke Nederlandstalige
publicatie hebben, is Robbedoes terug in België
na zijn avonturen in Congo. Hij is in het gezelschap
van Buffel, de "negerreus" en eendenliefhebber.
Het is hier koud en ze hebben honger. Er is zelfs
geen geld om Buffels lievelingskostje, eend, te
kopen. Op een kermis kunnen ze geld verdienen als
Buffel een kermisbokser kan verslaan. Zo wordt Buffel
ontdekt en stoot door tot bokskampioen. Robbedoes
treedt op als zijn coach (hij haalt zijn bokswijsheid
uit boeken) en impressario.
Robbedoes kwijt zich uitstekend van zijn taak en
Buffel is ook écht beresterk, al houdt hij
erg aan zijn mascotte, een afgehakte eendenkop.
Maar Buffel moet ook wel zijn kans kunnen krijgen
door te vechten tegen een vedette. Nog vóór
een belangrijke match met een kampioen van start
gaat, vraagt Robbedoes aan Buffel om een loge vol
amateurs en uitdagers uit te borstelen. In plaats
van alle amateurs uit de loge buiten te jagen, verslaat
Buffel de kampioen in een andere loge. Paniek bij
de organisators, maar Robbedoes schuift zijn pupil
naar voor als vervanger.
In de ring komen Buffel en Robbedoes oog in oog
met hun vervaarlijke opponent. In een poging de
tegenstander bang te maken, schrijft Robbedoes met
een geleende rode lippenstift op Buffels borst en
buik een palmares dat gewag maakt van 13 doden,
35 gewonden en 60 KO's in één jaar,
een wereldrecord. Het haalt niets uit want Buffel
krijgt serieus op zijn donder. De negerbokser wijt
het aan het verlies van zijn mascotte. Van een dame
steelt hij een paraplu met eendenkop waardoor Buffel
zijn krachten herwint en zijn tegenstander met één
vuistslag de ring uitslaat.
Vervolgens wachten Robbedoes en Buffel een rijkeluisleventje.
Robbedoes schaft zich een bontmantel, wandelstok
en monocle aan (toenmalige statussymbolen voor rijkaards)
en behartigt de verdere zaken van Buffel. Het geld
rolt binnen. Maar hij ondervindt dat er heel wat
komt kijken bij het onderhouden van een vedettenbestaan
en het omgaan met jaloezie, dreigementen en andere
gangsterpraktijken.
Op het einde van het verhaal toont Buffel zijn heimwee
en keert terug naar zijn land. Op een treinstel
neemt hij afscheid van Robbedoes. In zijn coupé
tjokt het van de eenden. Honger zal hij onderweg
niet lijden.
Het verhaal Robbedoes, Bokser (1948-1949)
maakte Franquin tijdens zijn verblijf bij Jijé
in Waterloo waar hij een kwade brief kreeg van uitgever
Dupuis. Meneer Dupuis was geschokt omdat Robbedoes
verzaakte aan zijn voorbeeldrol door het eerbetoon
aan een vechtsport, door op straat te lopen met
schorem... dat dan nog een pet draagt ook! De uitgever
uitte de wens dat Franquin in de toekomst een beter
voorbeeld zou geven aan de lezertjes. De stijve
"Eerewet" van de Robbedoesclub volgde
Franquin inderdaad niet te veel na en hoe mooi beeldde
hij allerlei parerende, aanvallende en verdedigende
vechtsposities uit! Maar daar had meneer Dupuis
geen oog voor.
Tussen de bovenstaande reeks afbeeldingen uit het
verhaal hebben we ook een foto geplaatst van een
gevecht tussen de Engelse bokser Randy Turpin en
de Amerikaanse Sugar Ray Robinson. Die laatste kom
je verder op de pagina nog tegen.
In dit verhaal doet ook het blonde jongetje met
bril Mauriske mee, een karikatuur van Lucky
Luke-tekenaar Morris die eveneens bij Jijé
inwoonde. In hun buurt werkte een besteller die
ooit beroepsbokser was. Om een of andere reden kwam
het tot een invitatie of een initiatief om zelf
ook in de ring te gaan en het op te nemen tegen
hun kennis. Franquin werd er als eerste op af gestuurd.
Hij kon de meeste slagen ontwijken. Waar de ex-bokser
Franquin wèl te pakken kreeg, deed het nog
twee dagen pijn.
Daarna nam Jijé het op tegen de ex-professional.
Door een onhandige beweging kreeg hij een slag op
de neus die spontaan begon te bloeden. De match
was meteen afgelopen. Franquin vertelde: "Jijé
liet zich in een stoel vallen, was helemaal in paniek
en probeerde zijn handschoen uit te krijgen, maar
dat lukte niet zo best. Hij riep naar ons: 'Maak
mijn handschoenen los!' Maar ons lukte het ook niet
want we moesten hard om de situatie lachen."
Ook in Er Is een Tovenaar in Rommelgem
(1950-1951) wordt er gebokst. Niet door Robbedoes
deze keer, maar door de achtenswaardige, zeventigjarige
graaf van Rommelgem. Hij wil na wat ongemakken met
zijn proefnemingen enkele dorpelingen schadeloos
stellen voor hun verlies dat hij in naam van de
wetenschap heeft veroorzaakt. Om voor hen nieuwe
koeien, varkens en kippen, "alles van prima
kwaliteit", te kunnen kopen, wil hij een fortuintje
bij elkaar verdienen. Een tweetal weken later wordt
hij door de kranten omschreven als de superkampioen.
Hij wint alle wereldrecords. Op een drafje loopt
hij de 100 meter om daarna meteen door te gaan naar
een bokswedstrijd tegen de heersende wereldkampioen
in de middengewichtklasse: Reg Cougar Bangbingson.
Hij behaalde 125 knock-outoverwinningen en geen
enkel verlies tijdens zijn rondreis in Europa. Zijn
opponent, "het Rommelgemfenomeen", bracht
in de afgelopen twee weken vijftien wereldrecords
en wereldtitels op zijn naam. Na de eerste bel tikt
de graaf met zijn linkervuist op Reg Cougar Bangbingson
die meteen tegen de vlakte gaat. Met deze overwinning
heeft hij genoeg geld vergaard en kan weer terug
naar Rommelgem. Voor de verdediging van de zwarte
bokser dienen we op te merken dat de graaf al zijn
overwinningen behaalde met doping via inspuiting
met zijn eigen fabrikaat X1. Al zullen paddenstoelen
toen wel niet op de lijst met verboden producten
staan.
Reg
Cougar Bangbingson is gebaseerd op de befaamde lichtgewicht-
en middengewichtbokser Sugar Ray Robinson die tot
op de dag van vandaag wordt aanzien als een van
de beste boksers aller tijden en vaak genoeg als
de beste bokser tout court of beste bokser van de
twintigste eeuw. Dat werd beaamd door andere grote
boksers als Muhammed Ali, Joe Louis (die in Robbedoes,
Bokser met naam wordt vermeld door een jonge
toeschouwer) en Sugar Ray Leonard, die weinig inspiratie
voor de dag legde bij het kiezen van zijn naam en
zo kennen we nog wel een Sugar van eigen bodem.
Sugar Ray Robinson werd in 1921 geboren als Walker
Smith Jr. Als amateurbokser haalde hij 85 overwinningen
(waarvan 69 met knockout waarvan dan nog eens veertig
in de eerste ronde) tegenover welgeteld nul keer
verlies. In 1940 werd hij professional, haalde 128
overwinningen en was lichtgewichtkampioen van 1946
tot 1951 met een bijkomende wereldtitel als middengewichtkampioen
in 1951. Franquin plaatste de graaf van Rommelgem
dus tegen een actuele bokskamipoen toen hij het
verhaal tekende.
Ook nog in 1951 vocht hij voor de zesde en laatste
keer tegen Jake LaMotta (ontsterfelijk geworden
sinds de film Raging Bull van Martin Scorsese
met een sublieme Robert De Niro). LaMotta won slechts
één keer. Hij zei over zijn treffens
het volgende: "Ik vocht zo vaak tegen Sugar
Ray dat ik er bijna diabetes van kreeg."
Een jaar later, in 1952, ging Robinson op pensioen
en maakte in 1952 een comeback om in 1955 opnieuw
middengewichtkampioen te worden in 1955. Hij hield
er naast de ring steeds een flamboyante levensstijl
op na. In 1965 hield hij met boksen op. Met zijn
palmares van 173 overwinningen (waarvan 108 keer
met knockout) en negentien keer verlies is hij effectief
een van de grootste boksers. Na zijn bokscarrière
probeerde hij het als entertainer, faalde daarin
en leefde verder in armoede. In 1965 kreeg hij nog
een immense trofee, maar geen enkel meubelstuk was
groot genoeg om het te kunnen dragen. Hij stierf
berooid in 1989. Bekijk hier
een compilatiefilmpje.
Ook Martin Lodewijk (een notoir Franquin-liefhebber)
eerde Sugar Ray Robinson met een knipoogje in Agent
327: Dossier Leeuwenkuil. Hierboven stelt de
kampioen lichtgewichtboksen zich voor als Sugar
Scotch Robinson.
Klik op de afbeelding voor een grotere versie.
Dat het boksen in de (voor)oorlogsperiode een populaire
sport was, hielden de auteurs van vandaag in gedachte.
In Émile Bravo's Een Verhaal van Robbedoes
en Kwabbernoot 4: Robbedoes, het Dagboek van een
Fantast (2008) wordt de Franse bokskampioen
Alphonse Broccoli, 'De Flits van Constantine', met
alle égards verwelkomd in het hotel waar
Robbedoes werkt. De jonge Robbedoes is best wel
onder de indruk en hij wint er nog een vriend aan
ook wanneer Broccoli het voor de piccolo opneemt
tegen portier Entresol.
Een bijwijlen geil lopende Broccoli heeft net een
kamp met een bokser van het nazirijk gewonnen en
komt rust en anonimiteit in het hotel zoeken in
het charmante gezelschap van modeontwerpster Caroline
Sterre. Robbedoes wil niet uit de biecht klappen
over hun verblijf tegen een hardnekkige journalist
die hij voor het eerst ontmoet. Laat dat nu net
Kwabbernoot zijn.
Klik op de afbeelding voor een grotere versie.
Wanneer Broccoli afscheid neemt van Robbedoes, leert
hij 'm nog snel zijn fatale wapen aan: een uppercut.
Robbedoes leert het op de hardhandige manier. Broccoli
vloert 'm per ongeluk want van bescherming heeft
hij nog geen kaas gegeten. In het boksverhaal van
Franquin is dat wel anders.
Na het afscheid verneemt Robbedoes dat Broccoli
joods is en dat een andere klant van het hotel,
nazi Herr Karl Von Glaubitz, er aanstoot aan neemt...
aanstoot aan het geravot van de bokser en de ontwerpster
én het joodse "gezindte" van de
bokser vanzelfsprekend.
Klik op de afbeelding voor een grotere versie.
Ook Olivier Schwartz en Yann geven de bokssport
een plaatsje in Piccolo in Veldgroen (2009).
Dat gebeurt zelfs via het personage Pinnekeshaar
dat het duo opnieuw uit de kast haalt. Yann geeft
'm wat meer achtergrond zonder dat het in dit geval
tot een voorbarige ontmoeting met Robbedoes komt.
Pinnekeshaar komt uit de Marollen. Zijn "moema"
verkoopt caracolen op straat, hij rijdt rond met
een bakfiets (eigenlijk om konijnen of kippen te
stelen) en volgt bokstrainingen. Maar hij is geen
landverrader. Hij weigert in te gaan op een verzoek
van Violette Morris om klusjes op te knappen voor
het plaatselijke hoofd van de Gestapo. Collaborateur
Violette praat Pinnekeshaar daarop aan de galg.
Hij wordt opgepakt en mag het gaan uitleggen bij
de nazi's. Folteraar Müller zullen we later
nog behandelen in een pagina over Kuifje.
Pinnekeshaar zwicht voor zijn hardhandige aanpak.
Hij wordt daarna in dezelfde cel opgesloten als
de verzetsleden onder leiding van commandant Doisy.
Pinnekeshaar biecht huilend zijn verraad op, maar
hij komt er goedkoop vanaf. Een discussie over de
collaboratie van Hergé was namelijk net aan
de gang en die gaat voor.
Nadat Pinnekeshaar een bombardement op het Gestapohoofdkwartier
overleeft, wreekt hij zich nog op Violette door
diens wagen van een bom te voorzien.
In Piccolo in Veldgroen zien we even Max
Eenoog uit het verhaal Robbedoes, Bokser opduiken.
Het hele Franquin-verhaal door kijkt Max Eenoog
nostalgisch terug op zijn eigen boksverleden waarbij
hij stelselmatig "Net als in de goede oude
tijd" denkt. Schwartz en Yann herinnerden zich
ook dat verleden en verwijzen ernaar in Piccolo
in Veldgroen. Let maar eens op de achtergrond
in de bokszaal uit de vorige afbeelding. De affiche
maakt promotie voor een boksmatch tussen De Kabeljauw
en De Eenoog in Oslo, 1910. Alleen heette De Kabeljauw
in Robbedoes, Bokser nog Olaf 'De Stokvis'.
Met "Oslo" en "1910" kon de
vertaler zich gelukkig niet vergissen. Schwarte
en Yann gaven Max Eenog effectief de door Robbedoes
(en Franquin) beloofde oefenzaal uit Robbedoes,
Bokser.
Een historische knipoog in Piccolo in Veldgroen
maakt van in het begin nog niet duidelijk dat Violette
Morris een Franse, vrouwelijke bokser was die dus
echt heeft bestaan. Ze werd geboren in 1893 en had
de bijnaam 'La Morris'. Net zoals in de strip spioneerde
ze voor de Gestapo. Ze deed dat al sinds 1937 nadat
ze als een eregaste op de Olympische Spelen in Berlijn
door de Duisters werd benaderd.
Naast boksen beoefende ze meerdere sporten: atletiek,
discuswerpen, voetballen, zwemmen, waterpolo, wiel-
en wagenrennen, tennis,... Ze rookte twee tot drir
pakjes Amerikaanse sigaretten per dag en liep het
liefst gekleed in een herenkostuum. Als motto had
ze "Wat een man doet, kan ook Violette doen!"
Tussen 1923 en 1929 koketteerde ze publiekelijk
met haar biseksualiteit door haar relatie met Raoul
Paoli. Vanaf 1928 richtte ze in Parijs een winkel
op die auto-onderdelen vervaardigde. In 1928 hield
haar relatie met Raoul op nadat ze haar borsten
liet amputeren om beter het stuur van een auto te
kunnen bedienen. In 1944 werd ze als spionne en
collaboratrice terdoodveroordeeld. Ze werd te grazen
genomen op 26 april 1944 terwijl ze op het platteland
achter het stuur van haar traction avant Citroën
15 CV zat. Ze werd samen met nog vijf inzittenden
(waaronder twee kinderen) doorzeefd met kogels.
Na al deze uitweidingen komen we terug naar de kern
van de zaak. Robbedoes schroomt zich er doorheen
de reeks nooit voor om zijn vuisten te laten knallen
als de situatie daar om vraagt. Ervaring heeft-ie
en de juiste technieken heeft hij dus aardig onder
de knie. In het verhaal Boeven op de Kermis
(1958) vloert hij zelfs een bonkige kermisbokser.
De volledigheid gebiedt ons erbij te vertellen dat
Robbedoes dat met een zwierige judogreep doet die
hij tevoren van Sotokiki leerde...
|
|