PAGINA 14
DE "EEREWET" VAN ROBBEDOES

l in 1938 richtten Jean Doisy (echte naam Georges Evrard) en Georges Troisfontaines als redacteurs of medewerkers van het weekblad de Clubs Spirou A.d.S (Amis de Spirou) en C.S.A. (Club Spirou Aviation) op waar ook Nederlandstalige varianten van bestonden. Tot de Robbedoesclub behoorde een "Eerewet" met punten waar elk lid zich aan diende te houden. De teksten komen vandaag hilarisch en potsierlijk over, maar ook behoorlijk reactionair. Wie er zich niet aan hield, werd vergeleken met deserteurs en die verdienen "den kogel"!... Toch zijn de clubs misschien wel medeverantwoordelijk voor het verzet tegen de Duitse bezetter.


Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

Jean Doisy was officieus de eerste hoofdredacteur van het weekblad. Zijn hoofdtaak bestond erin om de verschillende Robbedoesclubs in stand te houden en uit te breiden. Tegelijk organiseerde Georges Troisfontaines de werking van de Club Spirou Aviation, een club voor vliegtuigliefhebbers. Na de Bevrijding richtte hij het agentschap World Press op om strips te leveren aan onder meer Robbedoes. Tekenaars en scenaristen als Victor Hubinon (voor wie Troisfontaines Buck Danny 'uitvond'), Jean-Michel Charlier, Dino Attanasio, MiTacq, René Goscinny en andere debutanten verbond hij aan het agentschap.


Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

De idee was om met deze clubs de band met de lezer aan te halen en een grotere betrokkenheid te scheppen. Vooral in redactionele stukken werd er regelmatig naar verwezen. En het had succes! In die mate zelfs dat ze tijdens de Tweede Wereldoorlog — waarin het blad niet mocht verschijnen van de Duitsers — nog hun nut zouden bewijzen om de aangesloten lezers te bereiken. Doisy verliet in 1948 het weekblad om de redactie te vervoegen van Drapeau Rouge, het tijdschrift van de Belgische communistische partij.


Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

Tussen 2 september 1943 en 5 oktober 1944 mocht het blad dus niet verschijnen nadat het tussen 9 maart en 22 augustus 1940 al eens werd onderboken. Via de afdelingshoofden van de verschillende Robbedoesclubs in het land kon de uitgeverij niettemin een contact onderhouden door hen te informeren over de publicaties en het gefabriceerde materiaal voor de clubs dat nog beschikbaar is zoals promotiemateriaal in de vorm van vlaggetjes, speldjes, lidmaatschapskaarten, zelfs modelvliegtuigjes en dergelijke meer. Deze officiële correspondentie verving het weekblad tijdens de verschijningsonderbreking. Van deze documenten is vandaag zowat alles onvindbaar.


Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

Toch kreeg Dupuis de toestemming (met het door de Duitsers opgegeven toelatingsnummer 7363) om onder een andere vorm de naam van het weekblad te bestendigen en wel onder de vorm van een dikke uitgave: de Robbedoes-Almanak uit 1944. Daarin staan alle punten van de "Eerewet" die Jijé illustreerde met telkens twee stripstrookjes.


Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

Vooral in Wallonië organiseerden of sponsorden de verschillende clubs allerlei evenementen zoals eigen sportcompetities waaronder voetbal. De vliegclub organiseerde natuurlijk wedstrijden voor modelvliegtuigjes. Tijdens de oorlog verbood de bezetter het merendeel van de evenementen van alle officiële jeugdclubs zoals de scouts. Daardoor kon de Robbedoesclub in het gat springen en meer leden aantrekken. In mei 1940 telde het ledenaantal nog een bestand van 5.000 lezers. In april 1943 was dat al 40.000 waaronder 25.000 voor de CSA.


Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

Vanaf september 1939 al waren de clubs vrij militant. Troisfontaines verlegde zijn redactionele aandacht voor modelbouw naar de techniek van luchtgevechten. Dat trok uiteraard de aandacht van de bezetter. Eerst werden de clubs nog oogluikend toegestaan, maar vanaf juli 1943 mocht er geen enkele manifestatie of bijeenkomst van de clubs meer doorgaan. Papier werd in beslag genomen, Dupuis moest op hun persen het propagandatijdschrift Signaal drukken en moest de aanwezigheid van een Duitse officier op de redactie dulden. Maar Dupuis weigerde. Een maand later moest de uitgeverij de verschijning staken van Spirou, Robbedoes, Bonnes Soirées en De Haardvriend.


Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

Als overkoepelend orgaan moest Dupuis zich gedeisd houden, maar dat was buiten de afdelingshoofden gerekend. Lokale clubs gaven hun eigen tijdschriftjes uit. Allemaal amateuristisch van samenstelling en aard en veelal vrij onschuldig terwijl dat bij andere clubs heel wat minder was. Verschillende clubs waren een broeihard voor een net heel actief verzet. Helaas liepen veel leden tegen de lamp, werden opgepakt en gedeporteerd naar de Duitse concentratiekampen. Weinigen keerden terug. Een van deze militante clubs werd geleid door Jean-Jacques Oblin die Troisfontaines later opvolgde op de redactie van de naoorlogse CSA. Hij gaf het clandestiene verzetstijdschrift Nos Jeunes en Guerre uit waar vier nummers van zijn gekend. Alle vier dragen ze in de hoofding het getekende portret van Robbedoes.


Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

De toekomst van het weekblad was onzeker. Het blad riep daarom snel genoeg de bestuursleden van hun clubs op om Robbedoesactiviteiten te organiseren. In 1943 nam het bestuur van Doornik het initiatief om kleine brochures uit te geven met praktische inlichtingen om zelf een marionettentheater op te zetten. Het initiatief kende een aardig succes. Dupuis gaf daarna zelf een vijf- of zestal gelijkaardige brochures uit met daarin de helden van het weekblad. Ze werden verkocht vanaf 2 september 1943, de dag waarop het laatste nummer van Robbedoes verscheen. De 32 pagina's van deze brochures liepen van het ene nummer door in het andere en bevatten na te spelen sketches (van middelmatige kwaliteit) met helden als Jan Kordaat.
In diezelfde geest ondersteunde Robbedoes officiële poppenspelen. Tussen 1942 en 1945 zag Dupuis de naam van Robbedoes in Vlaanderen gestand dankzij Nonkel Riks Poppenkast. In Wallonië speelde André Moons in dezelfde periode zijn spel met zijn Marionnettes d'Art du Farfadet. Voor een van Moons opvoeringen tijdens de oorlog schreef Jean Doisy een stuk waarin een marionet voorkwam die Fantasio heette, Kwabbernoot dus.


Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

Opvoeringen met echte acteurs gebeurden ook. Tijdens de oorlog was dat lokaal naar het initiatief van de clubs, maar van 1945 tot 1948 organiseerden meerdere bestaande theatergezelschappen dergelijke voorstellingen. Onder de vlag van Spirou-Théâtre speelden de twee gezelschappen van Le Farfadet en Semeurs samen tijdens de zomers van 1950 en 1951 aan de Belgische kust.


Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

Na de Bevrijding schreven de redacteurs over meer algemene onderwerpen. De vlam van Jean Doisy met zijn katholiek-bolsjevistische teksten was uitgedoofd. De uitgever richtte zijn pijlen op Frankrijk en Nederland voor de expansie van het weekblad. De redactionele aandacht en rubrieken voor de clubs maakten plaats voor internationale ambities. De clubs verloren sowieso al aanhang door de hernieuwde opkomst van officiële jeugdverenigingen. De clubs bestonden nog maar uit een lidkaart, een insigne en enkel voordelen. In 1957 trok Dupuis definitief de stekker uit de clubs hoewel in de jaren vijftig nog vier nieuwe clubs, aangepast aan moderne tijden en de evolutie van het blad, het licht zagen. De formule sloeg niet meer aan. De activiteiten ruimden baan voor beter georganiseerde of gesponsorde sport- of promotieactiviteiten. België kende zijn strandspelen vanaf 1950 en een heus Robbedoes-circus toerde rond in België in 1959 en 1960 en daarna in Frankrijk van 1961 tot 1974. Maar dat leidt ons ondertussen al ver weg van de "Eerewet" van de Robbedoesclub.

(Bron: Spirou 1938-2008: 70 Ans de Suppléments — Philippe Mouvet, Editions L'Age d'Or)


Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

Alle bovenstaande info is haast niet geweten bij de lezers van de stripreeks van nu. Documentalist en grote Robbedoes-kenner Yann bracht een en ander nochtans in herinnering in het vijfde Robbedoes-one-shot Piccolo in Veldgroen uit 2009 dat zich in het oorlogsjaar 1942 afspeelt.
In dit verhaal blijkt Robbedoes, naast een luistervinkende schoenpoetser in het Moustic Hotel, een actief verzetslid te zijn. Het Moustic Hotel is in dit verhaal opgevorderd door de Gestapo en in dat midden valt wel eens interessant nieuws te rapen waar het verzet wat mee aan kan vangen. Robbedoes alias "Waalse Eekhoorn" staat in radiocontact met de communistische verzetscommandant Doisy alias "Ardenner Everzwijn". Jawel, diezelfde Jean Doisy uit de bovenstaande historiek. Over de uitlatingen van het personage over Kuifje ("moffenpropaganda") en Hergé ("stekkerlapat van 'n collaborateur") hebben we het nog op een volgende pagina.
Dat een communist als Doisy (en dan nog een behoorlijk fervente ook) een oerkatholiek blad als Robbedoes bestierde, valt bijna niet te begrijpen. Omdat Yann van Doisy enkel een slechte foto heeft, liet hij hem door tekenaar Olivier Schwartz modelleren naar een andere bekende in de Robbedoes-geschiedenis: Jijé. Het hoofd van de Ardenner Everzwijn is in de strip dus dat van Jijé.



Of ook de bovenstaande scène uit Piccolo in Veldgroen op pagina 34 een bewuste verwijzing is naar de Eerewet, durven we niet met zekerheid te beweren. Door zijn veldgroene piccolokostuum (vandaar dus de titel!) loopt Robbedoes in de kijker als dienaar van het naziregime en dat wordt 'm niet overal in dank genomen. Zo trakteert caracolenverkoopster Mieke 'm op een oorveeg. Een ander plunje zoeken, zou aangewezen zijn, maar de volgende uitspraak belet hem dat: "Mijn erecode verbiedt me 'n pak van een landgenoot te stelen..." Het had een van de punten van de Eerewet kunnen zijn.