|
|
PAGINA
10
ROBBEDOEZAZOU
wabbernoot
liet zich in het prille begin niet voorstaan als
iemand met een goeie smaak voor kledij. Toch zat
er een actuele en modieuze achtergrond verstopt
in zijn manier van kleren. |
Bij zijn eerste optreden in het verhaal Robbedoes
als Vliegenier (Robbedoes-Almanak 1944)
viel Kwabbernoot al op door de vestimentaire chaos
of willekeur die hij uitstraalde. Een geel overhemd
met de ene mouw opgerold en de andere niet, een
wasknijper op zijn opzichtige stropdas terwijl hij
ook een strik met bolletjes droeg, twee verschillende
sokken en schoenen, de afwezigheid van een broek,
een onderbroek met rode bollen, loshangende bretellen
en een handschoen aan de ene hand. Bovendien stak
er een lepel achter zijn linkeroor en gebruikte
hij een waaier.
In dezelfde publicatie gaf Jijé hem wat meer
vorm en een excentrieke voorkeur voor kledij met
opvallende patronen zoals deze gele kamerjas met
schoppen.
Robbedoes en het Geprefabriceerde Huis
(1946), nog steeds de jaren 1940, en Kwabbernoot
loopt er goedgekleed bij als een meneertje in een
tweedelig pak met ruitjespatroon. Hier wordt duidelijk
dat Jijé hem als een dandy wil portretteren.
Meer zelfs, zijn keuze voor kledij is ingegeven
door de zazoumode van het moment...
Zazou, wat is dat? De term komt van het lied Zah
Zuh Zaz van Cab Calloway. Tijdens de jaren
1940 kleedden Franse jongeren zich op zijn Engels
of Amerikaans en etaleerden openlijk hun liefde
voor jazzmuziek, concreter de swing jazz en bebop.
Vaak droegen ze een geruit jasje op een zwarte broek,
een overhemd met stijve kraag en een stropdas. Of
het regende of niet maakte niet uit, de paraplu
hadden ze steeds bij de hand.
Behalve een modeverschijnsel ging het bij zazous
ook om hun attitude. Hun non-conformisme en afkeer
voor het gezag uitten ze tijdens de Tweede Wereldoorlog
in danswedstrijden die ze organiseerden. Sommigen
gingen zo ver om de door de Duitse bezetters opgelegde
gele ster voor Joden zelf ook te dragen met de vermelding
"Zazou", "Swing" of "Goy".
Na arrestaties werden zij overgebracht naar het
kamp van Drancy om daarna vrijgelaten te worden.
De kleren en zeker de overjassen waren meestal te
lang terwijl er in de oorlogsjaren toch echt een
tekort was aan stoffen. Ze durfden ook hun haar
te laten groeien. Een decreet onder het Vichy-regime
stipuleerde dat haren bij kappers werden gerecupereerd
om er pantoffels van te maken. Daar deden de zazous
dus niet aan mee. In 1940 publiceerde de gezamenlijke
media 78 artikels die de zazous veroordeelden of
kritsch analyseerden. In de jaren daarop kwamen
daar tientallen gelijkaardige artikels bij. Termen
als "moreel verval", "slechte invloed
op de jeugd" of "decadentie" werden
niet geschuwd. Die antihouding van de gevestigde
waarde manifesteerde zich in de slogan "Scalpeer
de zazous!" van de fascistische jongerenpartij
Jeunesses Populaires Françaises. De zazous
waren voor hen vijand nummer 1. Razzia's in bars,
aanvallen op straat, arrestaties en werkstraffen
op het platteland probeerden de liberale way
of life onaantrekkelijk te maken. De zazous
doken onder en dansten in de illegaliteit in ondergrondse
ruimtes.
Niettemin verwezen Franse schrijvers als Boris Vian
en Albert Camus in hun werken naar de zazous door
onder meer hun kledingstijl te omschrijven. Ook
Franse liedjes gingen over zazous. In 1942 zong
Johnny Hess een lied met het reffrein "Za zou,
za zou, za zou, za zou ze". Het plaatje haalde
een absolute recordverkoop.
De zazous kenden een Amerikaanse en een Duitse voorloper.
Enkele jaren voor de zazous was er sprake van de
zoot suit-mode in de VS. In Duitsland beleefde
de Swingjugend (in het Engels Swing Kids) in de
jaren 1930 hun hoogtepunt in Hamburg en Berlijn.
Jongeren van veertien tot achttien jaar die van
jazz hielden, kleedden zich eveneens op zijn Amerikaans.
Ze verdedigen de swingmuziek en keerden zich tegen
de ideologieën van het nazisme en meerbepaald
tegen de Hitlerjugend. De uitroep "Sieg Heil"
parodieerden ze steevast als "Swing Heil!".
Kortom, de non-conformistische kledij van Kwabbernoot
komt érgens vandaan.
In de eerste verhalen van André Franquin
hield de tekenaar het meer down to earth.
Je kan er de tekenaar niet op betrappen dat hij
Kwabbernoot aankleedt als een paljas. Een grote
strik met bolletjes blijft hij wel een tijdje houden.
En als 't al geen strik was, dan voorzag Franquin
Kwabbernoot wel met een stropdas met patroon. Maar
snel evolueerde zijn Kwabbernoot naar een versie
die zich weliswaar naar de mode van het moment kleedt,
zonder daarbij te excentriek te zijn. In Robbedoes
en de Erfgenamen (1951-1952) kan je 'm nog
zien met een gedurfde stropdas. Vanaf dan hield
hij het op grote strikken en stropdassen zonder
patroon of een sjaaltje. Het is zijn enige exces
in een voor de rest neutrale kledij. Het kan natuurlijk
ook zijn dat Franquin zich in zijn periode van stilering
en vereenvouding door tijdgebrek zich de moeite
getroostte om constant bolletjes of vierkantjes
te tekenen.
Wanneer Jijé het eventjes van hem overneemt
in De Wereld op Zijn Kop (1949) haalt hij
Kwabbernoots oude kamerjas weer boven.
Klik op de afbeelding voor een grotere versie.
In 2009 koos Yann pertinent voor een nadrukkelijke
zazou-inbreng. In een interview verklaarde hij:
"Ik hou veel van de dandy-Kwabbernoot die Jijé
maakte. En ik ben gek op de zazous. Kwabbernoot
een van hen maken, creëerde een mooi contrast
met de populaire jongenslook van Robbedoes".
Kwabbernoots vervelende vrienden April, Glu-Glu
en Awater hebben het nog harder te pakken voor de
mode- en levensstijl. Ze zingen en dansen openlijk
op straat de swing. In de laatste prent van pagina
30 herken je in de nijdige voorbijganger niemand
minder dan Yann. In zijn commentaar "Moet je
die ontaarde jongelui zien, schat! Tedju! Ik zou
dat hele stel naar een werkkamp sturen!" zit
dus tedju veel historische waarheid verscholen.
Extra knipoogje naar Jijé. De gele kamerjas
met schoppen is er nog steeds. Op de laatste pagina
draagt de Duitse Ursula die.
|
|
|
|
|
|