D A T A S H E E T
Tekenaar:
Christophe Blain
Scenarist:
Christophe Blain
Uitgever:
Oog & Blik
Eerste druk: 2004
Oorspronkelijke titel:
Isaac le Pirate 1: Les Amériques
Uitvoering:
HC, kleur
Quoi? "Isaac Sofer probeert zijn brood te verdienen als schilder, maar zit nogal krap bij kas. Daarom aarzelt hij niet wanneer hij de kans krijgt om met een kunstminnende kapitein mee te varen. Isaac ziet de kapitein als een potentiële klant. Maar eens aan boord blijkt de man vroeger piraat te zijn geweest die zijn kunstjes nog niet heeft verleerd. Wat er eerst uitzag als een korte zeereis, mondt uit in een lange ontdekkingstocht naar onbekende streken. Zal Isaac ooit nog zijn vriendin Alice terugzien? En zal die in armoede levende vrouw al die tijd braaf op Isaac blijven wachten?" (geciteerd uit deze bespreking)
Et alors? Zij die een vluchtheuvel opwerpen voor strips die er wat moeilijker getekend uitzien, zullen nog vaak met het hoofd tegen het dak botsen. Isaac de Piraat biedt namelijk in de eerste plaats onvervalst avontuur in de aloude traditie van het beeldverhaal met een rijkdom aan boeiende personages en swingende dialogen. Bovendien krijg je er ook nog het demystificerende (want niet elk vrouwtje van een held blijft braaf thuiszitten) nevenverhaal van Alice bovenop. Christophe Blains intimistische bedoelingen kan hij daardoor kwijt in de hier nog twijfelende en aan diverse temptations onderhevige Isaac en diens hier nog vrij zelfzekere vriendin op het eenzame thuisfront.
Aantal genomineerde albums van Blain: 7/440
Faits divers (Blain):
Christophe Blain werd op 10 augustus 1970 geboren in Argenteuil, het schilderachtige plaatsje bekend van de waterlelieschilderijen van de Franse impressionist Claude Monet.
• Op zijn vijfde of zesde bezocht Blain voor het eerst een museum, het marinemuseum in Parijs. Het liet een dusdanige indruk op hem na dat hij dit jaren later nog als referentiemoment aanhaalde voor Isaac de Piraat en De Snelheidsbegrenzer.
Philémon van Fred, Kuifje en Blueberry zijn de reeksen die hij graag las als kind. Maar vooral Lucky Luke sprong eruit. Morris blijft zijn echte held. Vandaag zou hij als experimenteel ervaren worden, vindt Blain. Met Gus heeft Blain een eigen western lopen. Woody Allen, John Cassavetes en Abbas Kiarostami zijn dan weer inspiratiebronnen uit de filmwereld.
• In 1989 besloot hij in Parijs toegepaste kunsten en vormgeving te studeren nadat hij het eerst probeerde in de rechten (een foute keuze die hij na drie weken studeren doorhad). Zijn docenten raadden hem af illustrator te worden omdat hij daar niets mee zou verdienen. Art director in een reclamebureau was een job die wèl geld opleverde Fout, want door de economische hausse eind jaren negentig was er juist veel vraag naar illustratoren.
• Tijdens zijn studie reisde hij samen met een journalist naar Bangladesh voor een reportage over de wederopbouw na de cycloon van 1991. De Franse uitgeverij Albin Michel bundelde het verslag in de reeks Carnet du Monde onder de titel Cyclone à Chittagong. Hij zag een vak als illustrator meer zitten dan een vak als stripmaker. Tussen de schetsboeken en reizen door verdiende hij zijn brood als illustrator voor tijdschriften en kinderboeken.
• Toch was Blains studietijd geen succes. In drie jaar tijd versleet hij twee scholen in Parijs en de kunstacademie in Cherbourg. Hij kwam regelmatig in conflict met docenten die vonden dat hij zich te weinig concentreerde op reclamewerk of de hoge kunsten. Blain haalde zijn inspiratie liever van de straat en maakte veel schetsen van voetgangers, bouwvakkers, cafébezoekers, de politie, in de metro, enzovoort. Als hij op pad gaat, dan is dat praktisch steeds met een schetsboek onder de arm.

• Een jaar na zijn eerste gepubliceerde schetsboek moest hij het leger in, meerbepaald de marine in Brest. In de havenstad Cherbourg, waar hij toen woonde, was dat de enige logische optie. Hij deed negen maanden dienst op een antiduikbootfregat. Hij hield er uiteraard een schetsboek bij dat in 1994 een publicatie vond als Carnet d'un Matelot. In 1997 volgde nog Carnet Polaire over een reis naar een Franse poolbasis op Antarctica. Het schetsmateriaal zou later nog dienen voor De Snelheidsbegrenzer.
• Legerdienst in de marine, strips met de zee als belangrijkste decor, verbaast het jou ook dat Blain eigenlijk aan chronische zeeziekte lijdt? Op zee was hij constant misselijk. Vooral op zijn poolreis had hij er het meeste last van.
• In januari 1991 werd het atelier Nawak opgericht waar een hele generatie nieuwe auteurs elkaar troffen: David B., Emile Bravo, JY Duhoo, Joann Sfar, Lewis Trondheim, Stanislas, Jean-Christophe Menu en uiteraard Blain. Uit dit atelier zou L'Association geboren worden, die een revolutie zou betekenen in het Franse stripuitgeeflandschap. Auteurs die tevoren nul op het rekest kregen bij het voorstellen van hun projecten, konden nu bij L'Association terecht. David B. schreef voor hem scenario's voor kortverhalen die werden gepubliceerd in Lapin.
• Na zijn dienstplicht in 1993 zocht hij een plek om te werken. Hij kon bij David B., de auteur van Het Alfabet der Ruïnes en Vallende Ziekte terecht. Zo woonde en werkte Blain een tijd lang in Parijs in het Atelier des Vosges naar Place des Vosges, een van de oudste wijken van Parijs. Sommige panden gaan terug tot de vijftiende eeuw. Deze wijk kwam ook voor in Isaac de Piraat. Daar kwam hij met de stripuitgaven van L'Association in aanraking en kreeg weer zin in het maken van strips. Sfar kwam er ook wel eens langs. Hij werd Blains beste vriend. Het is Sfar die Blain stimuleerde om zijn eigen verhalen te vertellen. David B., Sfar en ook nog Emmanuel Guibert (De Dochter van de Professor, De Fotograaf, Kapitein Scharlaken) lazen zowat elk idee van Blain na om erover te kunnen discussiëren. Fréderic Boilet en Emile Bravo frequenteerden eveneens het atelier. Ook Trondheim bezocht de gabbers al eens. Van zodra een tekenaar het werkappartement verliet, werd zijn plaats ingenomen door een andere auteur, waaronder Marjane Satrapi.
• Blains Franse albumdebuut heette La Révolte d'Hop Frog uit 1997 op scenario van David B. Eigenlijk was dit het eerste deel van de westernreeks Hiram, Lowatt & Placido. Hij spendeerde er drie jaar aan, wat hij veel te lang vond. Liever werkte hij een album af in een maand of twee-drie, tenzij hij zelf het scenario schreef. Dan mocht het wat langer duren. Voor de stijl in La Révolte d'Hop Frog vond hij inspiratie in de primitieve kunst van Jean Dubuffet en Pablo Picasso. Efficiënt tekenen was gereserveerd voor de strips daarna.
• Blains Nederlandstalige debuut was De Snelheidsbegrenzer, verschenen in de collectie Vrije Vlucht van Dupuis. Het jaar was 1999. Zijn doel was en is nog steeds het maken van intieme avonturenstrips die doen denken aan de verhalen die hij als kind las, maar nu aangevuld met persoonlijke toetsen. Het moesten liefst complete verhalen zijn met realistische én fantastische elementen, tragische en grappige voorvallen, actie en intimiteit, voor zowel jongeren als ouderen.
• In 2002 publiceerde hij bij Dargaud op scenario van Sfar deel 1 van Socrate le Demi-Chien over de filosofische hond Socrates en zijn baasje, de halfgod Heracles.
• Naast strips en schetsboeken stond zijn naam ook in geïllustreerde kinderboeken en jeugdbladen. Een van de kinderboeken, De Twee Bomen, raakte dus vertaald.
• Op scenario van Joann Sfar en Lewis Trondheim was Blain verantwoordelijk voor het tekenwerk van de Donjon-spin-off Donjon Ochtendschemer, de cyclus die zich afspeelt vóór de hoofdserie.
• Als voorbeelden voor zijn krasserige tekenstijl noemde hij vooral illustratoren uit het eind van de negentiende, begin twintigste eeuw: Gustave Doré, Steinlen, Gus Bofa, Rube Goldberg,...

Faits divers (Isaac de Piraat):
• Als grap modelleerde Blain op een keer een joodse schilder naar Sfar. Het personage veranderde qua uiterlijk, maar het gegeven van de joodse schilder bleef. In 2001 verscheen in Frankrijk vervolgens het eerste deel van Isaac de Piraat. Hoe het verhaal precies ontstond weet hij niet meer zo goed, maar wel dat hij met de idee rondliep dat het om een personage moest draaien dat ouder werd naarmate de reeks liep. Blueberry diende daarbij als voorbeeld. Bij het schrijven van de scenario's greep hij terug op zijn ervaringen bij de marine en zijn reis naar de Zuidpool. Ook hij zat de hele dag tussen de medereizigers portretten en hun dagelijkse bezigheden te schetsen. Hij praatte met hen over hun leven en hij over het zijne.

• Toen Blain met Isaac de Piraat begon, dacht hij er niet meer dan een stuk of twee albums van te maken. Gaandeweg vond hij telkens nieuwe zaken om over te vertellen. Hij beschouwde Isaac de Piraat sowieso niet als een reeks. Dat was ook nooit de bedoeling. Voor Blain was het gewoon een verhaal in opbouw dat hij niet in één album wilde vertellen.
Isaac de Piraat is een van de pijlers in de collectie Poisson Pilote van Dargaud die de strip in de oorspronkelijke taal uitgeeft.
Amerika won in 2002 de prijs voor het beste album in Angoulême.