|
D
A T A S H E E T |
Tekenaar:
Enki Bilal (Enes Bilal)
Scenarist:
Pierre Christin
Uitgever:
Oberon (1983)
Dargaud Benelux (1986)
Big Balloon / Alpen Publishers (1992)
Oog & Blik (1998)
Eerste druk: 1983
Oorspronkelijke titel:
Légendes d'Aujourd'hui: Partie de
Chasse
Uitvoering:
SC, kleur (1983, 1992)
HC, kleur (1986, 1998) |
Quoi?
"In De Jacht verzamelen oude communistische
bonzen zich op een luxueus Pools landgoed om te gaan
jagen. Hoofdpersoon is de Rus Wasili Aleksandrowitsj,
een wrede en machtige Sovjet-potentaat die niet meer
kan praten. Het verhaal wordt verteld via een tolk
en zijn leerling. De oude tolk vertelt tussen de bedrijven
door hoe Wasili's turbulente leven, dat het hele communistische
tijdperk beslaat, verlopen is. Uit flashbacks blijkt
dat Wasili, hoewel een meedogenloos Stalinist, weinig
keus had en hoe hij zo verbitterd raakte. In het heden,
Polen, medio jaren tachtig, maken de oude vrienden
zich op voor een berenjacht. Er is sprake van een
tweedeling tussen de cynische, laconieke oude garde
en de nieuwe generatie, die nog streng in de leer
is. Met zoveel onderhuidse spanning lijkt het onverstandig
mee te doen aan een jachtpartij waar een ongeluk immers
in een klein hoekje schuilt. In het ijzige winterlandschap
komt het dan ook tot een zorgvuldig opgebouwde en
spannende ontknoping".
Et alors?
De Jacht biedt je geen luchtig vertier. De
lezing ervan vergt een inspanning met liefst ook een
interesse voor politiek. Daarom is het geen gratuit
album dat bestaat door de gratie van het grensverleggende
teken- en inkleurwerk van Enki Bilal.
Het doorwrochte scenario van Pierre Christin
is een net zo stevige pilaar die het album schraagt.
In De Jacht overlopen we de geschiedenis
van het communisme en de partijpolitiek die ermee
gepaard ging. Dat gebeurt allerminst op een schoolse,
oppervlakkige manier, maar op subjectieve wijze met
onderliggende én expliciete commentaren. Het
decor in het heden, in het verhaal dus begin jaren
tachtig, is wat volwassenen en bewuste kinderen in
de jaren tachtig over het Oostblok kende: grauwheid
en somberheid van waaruit ook nog eens een oorlogsgevaar
dreigde. Het waren de jaren van de Koude Oorlog. De
Jacht is naast een anticommunistisch geschrift
ook een belangrijk tijdsdocument geworden.
Aantal genomineerde albums
van Bilal: 4/440
Aantal genomineerde albums
van Christin: 6/440
|
Faits
divers (Bilal en Christin):
• Eerst en vooral: Pierre Christin is de Fransman
(geboren op 27 juli 1938 in een voorstad van Parijs),
Enki Bilal niet. Bilal werd op 7 oktober 1951 geboren
in Belgrado, Joegoslavië. Zijn vader was Bosnisch
met een moslimachtergrond, zijn moeder Tjechisch met
katholieke roots. Door zijn Armeense voorouders heeft
hij ook nog eens joods bloed. Meer over Bilal dan
dat er op deze pagina staat, zal je in de "rest
van de wereld"-top kunnen lezen.
• In mei 1961 waagden Enki, zijn moeder en zuster
de oversteek naar Frankrijk waar ze bij hun vader
komen wonen in Garenne-Colombes, een voorstad van
Parijs. Zijn vader, een kleermaker, woonde er al een
jaar of vijf.
• In 1971 won hij een tekenwedstrijd georganiseerd
door het blad Pilote.
• In 1972 studeerde hij af in de schone kunsten
en mocht voor het eerst publiceren in Pilote
met het kortverhaal Le Bol Maudit, dat hij
nog ondertekent met zijn echte voornaam Enes.
Dat jaar ontmoette hij ook Christin. Deze laatste
bood hem een kortverhaal aan dat eigenlijk was bestemd
voor Jacques Tardi voor de serie
Er Was eens 'n Voorbijganger.
• Bilal begon bij Pilote met een vijftal
korte verhalen. Toen sf ook in Pilote kwam
opzetten, maakte de redactie hem duidelijk dat er
een teveel aan sf begon te komen en dat hij beter
wat anders zou doen. Pilote vroeg hem om
voor de actuele pagina's te gaan tekenen. Bilal hapte
toe, maar enkel als tekenaar. Verschillende scenaristen
die het gewend waren om hiervoor te schrijven, hebben
toen voor hem verhalen bedacht. Qua techniek heeft
hij hier veel van opgestoken.
• Ondanks de grotere aanwezigheid van sf en
auteursverhalen in Métal Hurlant,
dat in 1974 van start ging, bleef Bilal op post bij
Pilote. Hij begon toen net met Christin aan
Er Was eens 'n Voorbijganger en had niet
echt een reden om elders zijn ding te doen. Bovendien
vond hij dat het vanaf Métal Hurlant
5 of 6 begon mis te gaan. Het werd snobistischer en
verloor zijn ziel. Het herkauwde trends en nieuwe
stromingen. Bilal had niet het gevoel daarin te kunnen
functioneren.
• Toch verscheen enige tijd later Exterminator
17 in Métal Hurlant, geschreven
door Jean Pierre Dionnet. Oorspronkelijk
was dat bedoeld voor tekenaar Nathan.
De eerste tien pagina's geloofde Bilal sterk in het
verhaal, maar plots haakte hij af. Beide karakters
waren onverenigbaar, zo stelde hij het. Zonder al
te veel enthousiasme heeft hij de strip afgemaakt,
maar hij besliste wel dat hij voor een sf-verhaal
nooit meer zou samenwerken met een scenarist.
• In 1978 kwam Bilals eerste album, Het
Dorpje dat Ging Vliegen, uit op scenario van
Christin.
• De felgekleurde paraplu temidden de zwarte
paraplu's bij de begrafenis in de regen in De
Onbestaanbare Stad was een expliciet verzoek
van Christin.
• Bilal doorstond zijn leerproces in Pilote,
maar al snel ondervond hij dat het vervelend is om
te werken voor een blad als Pilote. Tot het
album De Onbestaanbare Stad pas omschreef
hij deze periode als zijn leerproces. Vanaf Ver
van Hier (1980 in het Nederlands), waarin hij
meer met kleur experimenteerde, begon zijn carrière
vaste vorm te krijgen.
• Naast strip en illustratie is film een grote
liefde van Bilal. Hij ontwierp het monster uit Michael
Manns The Keep, zat aan de tekentafel
voor The Name of the Rose, maakte filmaffiches
voor Mon Oncle Amérique en La
Vie Est un Roman (1982) van Alain Resnais
en ontwierp ook decors voor deze laatste film door
ze te tekenen op glasplaten in plaats van te werken
met het nieuwerwetse blue of green key.
Er was ooit sprake van een filmadaptatie van De
Falangisten van de Zwarte Orde, maar dat
ging dus niet door. Bilals eigen film Bunker Palace
Hotel werd gedraaid in Moskou en is naar zijn
eigen omschrijving een kruising tussen De Jacht
en Lady in Blue.
• Personages uit de films van Lars von
Trier en David Lynch raken
de tekenaar. Personages met een hoekje af. Maar het
zijn de films van Stanley Kubrick
die hem de cinemamicrobe gaven. Kubrick en Tarkowski.
• En naast strip en film, beweegde Bilal zich
ook in de theaterwereld voor het ontwerp van decors.
In 1990 ontwierp hij de decors en kostuums voor Roméo
et Juliette van Prokofiev.
• "Hij is erg geschikt, op alle punten.
Wel verrassend is, voor een intellectueel als hij,
dat hij zo slecht tegen zijn verlies kan bij sportprestaties.
Bij 't tennissen vooral", is een uitspraak van
Bilal over Christin. In een interviewtje uit 1984
mochten ze uitleggen hoe een gezamenlijke trip naar
Los Angeles hen beviel. De twee onderhielden in de
mate van het mogelijke elke vrijdagmorgen een eeuwigdurende
tennispartij. De voorlopige tussenscore is zwaar in
het nadeel van Christin, maar hij beweerde dat Bilal
nog niet het laatste woord heeft.
• In 1987 won Bilal de Grote Prijs van de stad
Angoulême. Christin won in 1976 een prijs als
beste scenarist. Toch wrong het bij Bilal ergens dat
de albums De Onbestaanbare Stad, De
Falangisten van de Zwarte Orde en De
Jacht geen albumprijzen hebben gewonnen hoewel
ze door iedereen als belangrijk werden beschouwd en
dat Koude Evenaar, door het literaire magazine
Lire als beste boek van het jaar uitgeroepen,
niet eens was genomineerd.
• Christin en Bilal hebben samen tien albums
gemaakt; twee geïllustreerde boeken vertrekkend
van geretoucheerde foto's, een oude techniek die Bilal
nieuw leven inblies; Le Sarcophage uit 2000
over het einde van het Tjernobyl-tijdperk in Les
Correspondances de Pierre Christin (een collectie
boeken over uiteenlopende onderwerpen bij Dargaud
die telkens door een andere tekenaar — Jacques
Ferrandez, Max Cabanes,
Jean-Claude Mézières
en Jean-Claude Denis — zijn
geïllustreerd) en de film Bunker Palace Hotel
(1989) met Jean-Louis Trintignant
en Carole Bouquet.
• Bunker Palace Hotel vormt een apart
onderdeel in hun samenwerkingsverband. Met een relatief
groot budget in het achterhoofd, schreef Christin
het scenario waarna Bilal er zijn gang mee kon gaan
in zijn allereerste uiting als filmregisseur. Enkele
jaren na de première was het duo in Istanboel
aanwezig op een politiek-wetenschappelijke lezing
over de toekomst van de Turkssprekende landen van
de voormalige USSR. Er werd hen gevraagd of ze de
film mochten projecteren. Christin twijfelde omdat
de film over dictators die met massavernietigingswapens
onderduiken na de val van Ceausescu
aan belang heeft verloren. Toch konden de congresbezoekers
alsnog de film zien. Na de projectie volgde een staande
ovatie.
• Tykho Moon kwam uit in 1997, Bilals
tweede langspeelfilm.
• Tussen 1980 en 1992 maakt Bilal de Nikopol-trilogie.
De sterk aangepaste filmversie ervan, Immortals,
regisseerde hij zelf. De film kwam uit in 2005.
• In 2005 ruilde Bilal zijn uitgeverij Les
Humanoïdes Associés in voor Casterman
omdat de eerste werd verkocht en hij zich niet langer
een vrije auteur voelde. Op Exterminator 17
na, waarvan scenarist Dionnet verkoos te blijven bij
Les Humanoïdes Associés, werden alle albums
van Bilal daarna herdrukt bij Casterman, dikwijls
met aanvullende dossiers. Toch kwam in 2008 Exterminator
17 - De Trilogie van Ellis bij Casterman, dit
keer getekend door Igor Baranko.
• Bilal is een veelgevraagd illustrator. Een
ervan leverde hij voor de cover van L'Équipe
Magazine van 15 juli 2006 waarvoor hij een portret
tekende van voetballer Zinedine Zidane,
een licht vervagende schedel incluis. Bilal is zelf
een amateurvoetballer. Hij maakt deel uit van Mickson,
een voetbalclub die bestaat uit striptekenaars. Frank
Margerin is er de coach van. Op een dag voetbalden
ze tegen een ploeg van de Franse krant Libération
en ontmoette hij voor het eerst journalist Jean
Hatzfeld. Later kruiste hun pad nogmaals,
maar nu twee dagen na de moord op dictator Ceaucescu
in Boekarest. Hatzfeld raakt in 1992 gewond door een
geweerschot in de line of duty in Sarajevo
tijdens de burgeroorlog. Bilal modelleerde het personage
Nike Hatzfield naar de journalist. O ja, toen Enki
de naam Nike neerschreef zag hij dat het een anagram
is van zijn eigen voornaam (hoewel zijn echte voornaam
Enes is). Tijdens de oorlog weigerde Jean hem nochtans
te interviewen omdat hij een Serviër is, een
intellectueel en een inwoner van Parijs.
• Op 24 maart 2008 ging in Parijs een origineel
schilderij van Bilal onder de hamer voor 176.900 euro.
Bilal was nog de eerste die zich verbaasde over het
bedrag. Het was de eerste keer dat een veiling enkel
bedoeld was om zijn werk, gemaakt tussen 1970 en 1990,
te verkopen. Bilal verkoopt maar zelden zijn originelen.
De veiling bracht in totaal 1,1 miljoen euro op. Jammer
voor Bilals pensioenfonds, maar het topstuk Bleu
Sang (een schilderij met Blauw Bloed
als thema) is sinds 1994 niet meer in zijn bezit.
De rest van de opbrengst was dan weer wel voor zijn
oude dag.
• Vandaag komt Bilal vaak voor als voornaam
in de islamitische wereld. Een beetje te veel zelfs.
Enkele jaren geleden hielden twee politieagenten Bilal
tegen toen hij terugkwam van Istanboel. Een volgende
dialoog ontspinde zich:
- "Bilal, is dat uw echte naam?"
- "Ja."
- "Bent u die tekenaar?"
- "Ja."
- "Het is erg goed wat u tekent!"
- "Bedankt, maar kan u me uitleggen wat er aan
de hand is?"
- "Een Iraanse terrorist heet Bilal. We zijn
hem op het spoor."
• Per jaar spendeert Bilal drie of vier maanden
in Thailand en dan nog eens twee weken buiten het
moessonseizoen. Hij heeft daar een bungalow met tekenatelier.
Tussen 7.30 en 8.00 uur staat hij op, samen met de
zon. Twee uur later zit hij gebogen over zijn platen.
Tien uur later is het vakantie.
• Gefascineerd door de tijdschriften Détective
of de geïllustreerde covers van Radar, le
Journal qui Était là in zijn jeugd
baseerde hij er zijn thesis Le Fait Divers, Littérature
du Pauvre op.
• In zijn jeugd zag Christin zich lange tijd
als een toekomstige schilder of tekenaar. Een ontmoeting
met Jean Giraud in zijn puberjaren
leerde hem snel zijn grafische grenzen kennen. Later,
in het Turgot-lyceum werd hij vrienden met een paar
joden. Zij waren meer gecultiveerd en geletterd dan
hem. Hij maakt op het lyceum kennis met het werk van
de Franse filosoof-schrijver Jean-Paul Sartre
en de schrijvers Louis-Ferdinand Céline
en Boris Vian. Van deze laatste raakte
hij zo gefascineerd dat hij eigenhandig een Engelstalige
vertaling van zijn werk maakte. Het stond voor Christin
vast: hij wordt schrijver. Kansen kreeg hij als filmrecensent
voor Les Cahiers du Cinéma.
• Christin en Mézières kennen
elkaar sinds 1943-1944. Tijdens de oorlogsjaren moesten
ze regelmatig vluchten naar schuilkelders bij vliegtuigalarmen.
Het gevaar toch niet goed beseffend speelden de kinderen
met elkaar in de kelders. Samen vergaarden ze in hun
jeugd gemeenschappelijke herinneringen. Zo vertelde
Mézières dat er op een nacht een Duitse
vrachtwagen stopte bij een schooltje in de buurt.
Een groep kleine meisjes werd ingeladen. Daarna zijn
ze nooit meer teruggezien. Later snapte Mézières
dat het om gevluchte joden ging.
• Op zeventienjarige leeftijd draaiden de twee
La Vie d'un Rêve, een 8mm-kortfilm
"niet slechter dan de eerste Truffauts".
• Na een universitaire studie politieke wetenschappen
aan de Sorbonne in Parijs verkaste Christin begin
jaren zestig naar de universiteit van Salt Lake City
in de Verenigde Staten om er colleges Franse literatuur
te verzorgen. Hij onmoette er opnieuw zijn jeugdvriend
Mézières die hij in de lagere schooltijd
leerde kennen. Het is door hem dat Christin in de
strip werd geïntroduceerd. Nog vóór
zijn verhuis deed hij al vertaalwerk, bedreef journalisme...
en was een jazzpianist.
• Toen Mézières naar Amerika trok
om er anderhalf jaar lang vooral te fotograferen kwam
hij er Christin tegen. Ze kenden elkaar al zo'n veertien
jaar. Mézières kon toen twee maanden
lang bij Christin logeren. Verder deed hij er niet
veel. Hij trok er wat rond zoals een cowboy, maar
om wat geld te verdienen, maakte hij in 1966 op scenario
van Christin een strip van zes pagina's, Le Rhum
du Punch, die ze naar Giraud opstuurden. Hij
maakte voor Pilote toen al Blueberry.
Giraud legde de platen voor aan hoofdredacteur René
Goscinny en die wilde ze wel plaatsen. Ze
stuurden losse experimenten en probeersels op naar
Pilote, het overzeese, Franse striptijdschrift.
Goscinny zag dat het goed was en publiceerde hun strips.
Met de inkomsten kon het duo een ticket huiswaarts
bekostigen. Bij zijn terugkeer in Frankrijk hertekende
Mézières drie verhaaltjes en na ongeveer
een jaar besloten hij en Christin om met Ravian
te beginnen.
• Hoe je een scenario moet schrijven volgens
de technische regels, leerde Christin van de Belgische
scenarist Jean-Michel Charlier (Blueberry,
Buck Danny, Roodbaard,...). Nog vóór
deze ontmoeting op Charliers kantoor van Pilote,
erkende Christin al Charliers invloed (trouwens ook
die van Jijé, voornamelijk
dankzij Jerry Spring). Die indruk manifesteerde
zich in het opzettelijk schrijven van aan Charlier
tegengestelde scenario's met meer aandacht voor politiek
en psychologie. Andere invloeden zag hij in Mad
en de beginjaren van Hara Kiri in de jaren
zestig.
• In zijn beginjaren — en ook om enkel
zijn stripschrijfsels mee te markeren — gebruikte
hij het pseudoniem Linus, genoemd
naar het personage uit Charles Schulz'
Peanuts.
• Christin is de scenarist van Ravian
(sinds deel 20 Ravian en Laureline genoemd),
getekend door Jean-Claude Mézières.
Toen ze hun sciencefictionreeks in de jaren zestig
aan Goscinny voorstelden, hapte deze enkel toe omdat
er een gat was voor sf. Goscinny was geen sf-liefhebber
(gelukkig las hij nooit Asterix 33: Het Geheime
Wapen), maar zag er wel wat in. In 1967 verscheen
het eerste kortverhaal in Pilote. Vandaag
staat Ravian geboekstaaft als een Europese
pionier in het genre: een van de allereerste sf-reeksen
bestemd voor een groot publiek. De enthousiaste reacties
van lezers zorgden er trouwens voor dat rosse Laureline
opgepikt werd in de hoofdcast in plaats van een voorbestemd
lot als eenmalig nevenpersonage. De deelnemers aan
de Fransentop vinden de
superheldenpastiche Ravian
8: De Helden van de Equinox het beste Ravian-album.
Het strandt op de 83st plaats. Voor de space opera-elementen
vond hij ideeën in het werk van sf-auteurs als
Jack Williamson, Edmond Hamilton
of Jack Vance.
• Samen maakten Mézières en Christin
ook het niet-vertaalde, rijkelijk geïllustreerde
boek Lady Polaris dat aanvankelijk bij de
Franse uitgeverij Autrement verscheen.
• Christin was een van de eerste die sf uit
het marginale pulpslop hielp. Hij was ook een van
de eerste Franse lezers van sf-bladen en -boeken,
een toendertijd nog marginaal literatuurgenre. Op
Amerikaanse bodem leerde hij in tijdschriften zoals
Fiction en Galaxie (waarin hij later
zelf nog zou publiceren) de verhalen kennen van Isaac
Asimov, Poul Anderson, Van
Vogt, John Wyndham en later
nog Dan Simmons.
Hij ontdekt er het fameuze sense of wonder,
het gevoel van verwondering dat net zo eindeloos lijkt
als het universum. Neem daar nog een sterk veranderende
wereld bij, met de opkomst van de burgerrechten, het
feminisme, de underground, de beatniks, de rock en
andere vormen van tegencultuur en dan heb je stof
genoeg voor het vertellen van verhalen. Dat deed hij
ook, al of niet met Mézières aan de
tekenstift.
• Met Le Futur Est en Marche Arrière,
gepubliceerd in 1975, en Les Prédateurs Enjolivés
(1976) schreef hij twee bundelingen met novellen en
kronieken over een nakende toekomst waarin hij zijn
ecologische en politieke visies in kwijt kon.
• Bilal en Mézières waren niet
de enige tekenaars waarmee Christin de eerste strippasjes
zette. Voor Jacques Tardi schreef
hij het scenario van zijn eerste stripalbum, Gerommel
in de Rouergue, dat in 1971 in Pilote
verscheen. Ook Jijé, Alexis,
Giraud, Claude Auclair en
François Boucq hebben nog scenario's
van hem ontvangen.
• Christin presteerde het al eens iets schrijven
dat later nog uitkwam ook. In Adieu, Rêve
Américain, het door Mézières
geïllustreerde deel van Les Correspondances
de Pierre Christin heeft hij het over de teloorgang
van de Amerikaanse droom. Het boek verschijnt vóór
de terroristische aanslagen op de WTC-torens op 11
september 2001.
• Hoewel Christin een grotere film- dan stripliefhebber
is, wenst hij de twee media niet met elkaar te vergelijken.
Ten eerste is er het verschil in dialoog. Op papier
mag je daar niet te kwistig mee omspringen en ze klinken
anders. Ten tweede is er het tijdsaspect. Film kent
continue sequenties, terwijl de strip daar slechts
fragmenten kan van tonen. Om sterk te staan in elk
van die media, moet je een andere logica hanteren.
• Een mindere periode kende Christin bij de
overname van Dargaud in 1984 door de hevig katholieke,
puriteinse Ampère-groep die
de uitgeverij trachtte te moraliseren. Ravian
was kop van jut. Het antiterrorisme in De Falangisten
van de Zwarte Orde en het antisovjetisme in De
Jacht vielen uiteraard in goede aarde, maar het
atheïsme, zelfs anticlericale in de reeks Ravian
stootte tegen de borst. En dan is er nog de knappe
rosse heldin Laureline die de jonge lezertjes hun
catechismusles zou doen vergeten. Bilal daarentegen
werd plots bestempeld als een kopstuk van de pornografen
in het fonds. Bilal verpestte de catalogus van de
uitgeverij, vonden de mannetjes van Ampère.
Hij koos eieren voor zijn geld en kwam bij Les Humanoïdes
Associés terecht.
• Mocht het ooit tot een verfilming komen van
Ravian, wil Christin niet liever hebben dan
dat Julia Roberts Laureline vertolkt.
• Wekelijks reist Christin van zijn woonplaats
Parijs naar Bordeaux om er lessen journalistiek te
geven. In 1968 richtte hij er eigenhandig een faculteit
journalistiek op nadat hij er als professor werd aangesteld.
De latere scenarist Eric Corbeyran
heeft er een periode aan zijn zijde gewerkt als artistiek
directeur voor de publicaties van Christin voor zijn
studenten.
• Al heel zijn leven lang kampt hij met gehoorproblemen,
maar al vlug besliste hij dat dit niet zijn leven
zal vergallen. Hij draagt een bril met een gehoorapparaat
hoewel zijn zicht nog prima is.
• Een van zijn grote hobby's is fietsen, vooral
in grootsteden als Parijs, Berlijn, het Russische
Treptow, New York (in de Bronx) en Shanghai. Hij laat
het niet na om ondertussen foto's te nemen die inspiratie
bieden voor zijn romans, geïllustreerde boeken
of strips zoals het niet-vertaalde Le Long Voyage
de Léna (getekend door André
Juillard) en zelfs voor buitenaardse wezens
in Ravian.
• Hij observeert graag mensen en situaties in
hotels, luchthavens en stations waar hij toch vaak
moet wachten. Andere vormen van inspiratie doet hij
op door te reizen. Hij draait er zijn hand niet voor
om Patagonië te doorkruisen of de snelle Mekong-rivier
in China af te varen. De Kalahari-woestijn staat op
zijn veroveringskaart, net zo goed als het noordelijk
halfrond waar hij in 1992 een lange rondreis in maakte.
Een tweede reis volgde in 1999, maar nu moest het
zuidelijk halfrond eraan geloven. In L'Homme qui
Fait le Tour du Monde (getekend door Philippe
Aymond in 1994) resoneerden deze reizen.
• Volgens de Franse burgerlijke stand zijn sinds
1970 (het debuutjaar van Ravian en Laureline)
1.852 en 2.062 kinderen geboren die de respectievelijke
naam Valérian (= Ravian) en
Laureline toebedeeld kregen. De naam
Valérian vond Christin trouwens terug in La
Plaie, een roman in de collectie Le Rayon
Fantastique uit 1964 van Nathalie Henneberg,
een van de Franse grondlegsters van de heroïc
fantasy.
• Sinds zijn Pilote-jaren kwamen een
zestigtal albums van hem uit die hij schreef voor
onder meer Tardi, Bilal, Goetzinger en Mézières.
Faits divers (De
Jacht):
• De Jacht verscheen oorspronkelijk
als vijfde deel in de Er Was eens 'n Voorbijganger-reeks
van Dargaud/Oberon in 1983. Het kende
daarna vele herdrukken bij vele uitgeverijen, ook
in het Nederlands. In 1986 bij Dargaud Benelux
gevolgd door Big Balloon/Alpen
in 1992 en Oog & Blik in 1998.
In 2007 kwam er nog een opgepoetste integrale van
De Falangisten van de Zwarte Orde en De
Jacht bij Casterman, helaas enkel in het Frans
onder de titel Fins de Siècle. Een
interview van Benoît Peeters met
de beide auteurs maakte onderdeel uit van de extra's.
Casterman gaf in die periode zowat alles opnieuw uit
van Bilal nadat ze hem voor een bedrag van enkele
miljoenen euro haden 'overgekocht' van Dargaud.
• Lange tijd was De Jacht een album
met een voorbijgestreefd onderwerp, het einde van
een tijdperk. In de herdruk van Oog & Blik staat
een noodzakelijk nawoord om alles te plaatsen en te
duiden in de historische context. We komen door de
extra pagina's ook te weten hoe het de meeste personages
achteraf verging.
• De reeks Er Was eens 'n Voorbijganger
was geen exclusieve samenwerking tussen Christin
en Bilal. Het eerste deel werd namelijk getekend door
Tardi.
• In De Jacht konden Bilal en Christin
hun kritiek op het communisme kwijt. In de eerste
twee delen van hun Er Was eens 'n Voorbijganger-samenwerking
waren ze nog procommunistisch te noemen. De Voorbijganger
is hierbij de vleesgeworden klassenstrijd en ze namen
via hem een duidelijk politiek standpunt in. Met
De Jacht wordt via een oude apparatsjik een visie
weergegeven van een eeuw communisme. De balans slaat
zeker niet positief door. De revolutie begon aanvankelijk
met veel elan en enthousiasme, maar ontaardde uiteindelijk
in bloedvergieten en onderdrukking. De Voorbijganger
uit de reeksnaam komt enkel in het begin van het album
voor op plaat 18. Hij staat te demonstreren en komt
niet meer terug. De dialogen daarbij zijn: "Schijnt
'n toerist te zijn, hij zegt dat ie Fransman is..."
"De generaal wil hier geen toeristen en geen
spionnen..."
• Doe het maar: meer dan tachtig pagina's met
een behoorlijk aantal pratende koppen omzetten naar
een zo boeiend mogelijke uitbeelding in plaatjes.
Bilal koos er daarom voor om het uitgesprokene in
beelden om te zetten. Daarnaast verweefde hij de jachtpartij
en het machtsspel door overlappende tekeningen en
flitsen uit het persoonlijke verleden van Tsjevtsjenko
te overlappen.
• Het kleurgebruik is zeker doordacht te noemen.
Doorgaans grijs en grauw met enkele felle accenten
om de realiteit een extra betekenislaag te geven,
het fungeert als een waarschuwing aan de lezer om
op te letten. Als er een opvallende kleur tussen het
grijs opduikt dan is het opletten geblazen. Het is
een teken dat er iets aan de hand is. De flashbacks
in het verhaal worden gemarkeerd met de gele kleur
van oude foto's.
• In het album veranderde Bilal van inkleurtechniek.
Let op plaat 3 waarin Bilal van het ene prentje naar
het andere overspringt door plots te tekenen met een
rechtstreekse inkleuring. Het is die techniek die
hem tot een van de grootsten zullen maken. Omdat hij
de eerste platen wel goed vond, heeft hij ze niet
hertekend.
• In zijn tekeningen wilde Bilal een monochromatisch
effect najagen en daarin sterke kleuren introduceren.
Bovendien wilde hij graag dat alles ingekleurd was
omdat de lijnen dan niet meer zo belangrijk zijn.
De klare lijn-stijl van Hergé
interesseerde hem niet. "Niet de lijnen zijn
belangrijk, maar wat ertussen zit. Met de kleuren
kan je communiceren", lichtte hij in een interview
toe.
• Tussen De Falangisten
van de Zwarte Orde en De Jacht kwam
het album Kermis der Onsterfelijken uit,
gerealiserd in directe kleuren. Omdat Bilal met Christin
terugkeerde met De Jacht, besloot Bilal om
zijn vroegere tekenstijl op te pikken. Maar na anderhalve
pagina inkt + kleur, schakelde hij snel over op zijn
nieuwe verworven techniek met directe inkleuring.
Hij volgde zijn instinct, ever since so.
• De Jacht omschreef Bilal als historische
fantasy. Binnen het kader van historisch gedocumenteerde
gebeurtenissen veroorloofde hij zich veel stilistische
vrijheden. De fantasyelementen waar Bilal op doelde,
zijn te merken in bijvoorbeeld het bloedrode water
in het Turkse bad in Boedapest die enkel de lezers
lijken op te merken en hen een onbehaaglijk gevoel
geven. Ook de roofvogelkoppen die her en der opduiken
op de achtergrond geven een merkwaardige sfeer. Ze
zijn een erfenis uit zijn voorgaande album De
Kermis der Onsterfelijken, het eerste deel van
de Nikopol-trilogie. Al was dat aanvankelijk
niet bedoeld als een serie. De gefusilleerde Trotskisten
lijken half in de muur te zitten, nog zo’n fantasyachtig
element. Het gebruik van pure fantasie zoals in Het
Dorpje dat Ging Vliegen of het strikte realisme
uit De Falangisten van de Zwarte Orde liepen
door elkaar in in De Jacht en dat was voor
Bilal een bevrijdende ervaring.
• In De Jacht zitten zowat alle typische
Bilal-elementen waarnaar wel eens wordt verwezen:
een grauw sneeuwlandschap, spaarzaam en betekenisvol
gebruik van, kleur, doorgroefde koppen van mannen
met starende blikken, gebruik van symboliek en een
duidelijke verwijzing naar en kritiek op totalitarisme.
Het is een kritiek die merkbaar is in zijn hele œuvre.
• De Jacht won op de Strip-3-Daagse
van Breda in 1984 de Stripschappenning
voor beste buitenlandse strip.
• Bilal dankt zijn populariteit bij een groter
publiek effectief aan De Jacht en De
Onbestaanbare Stad.
• Hoewel Christin aanvankelijk niet geloofde
in het commerciële succes van De Jacht
en De Falangisten van de
Zwarte Orde en vreesde dat ze funest zullen
zijn voor zijn carrière, werden het alsnog
twee van zijn grootste bestsellers.
• Na De Jacht ging het duo uit elkaar.
De twee auteurs vonden dat het tijd was. Het enige
onderwerp dat zich aandiende voor een nieuw verhaal
was over een derde wereldoorlog. Maar de uitwerking
ervan wilde maar niet lukken. Het werd te veel een
waarschuwing voor wat nog kon komen en die weg wilden
ze niet bewandelen. Bilal onderging in die periode
trouwens veranderingen op privégebied. Omstandigheden
die een literaire uitweg vonden in Lady Blue.
Vanaf dan wilde hij meer in die richting werken.
• In 2004 maakte het striptijdschrift Pif
een comeback. Het tijdschrift L'Huma, van
communistische strekking, stond aan de basis van deze
comeback. Op zoek naar auteurs die in de nieuwe Pif
wilden publiceren, kwamen ze ook bij Christin terecht.
Hij waarschuwde hen echter dat hij een notoire anticommunist
is, een gebrevetteerde antistalinist. Volgens Christin
hadden zij uiteraard het perfecte antwoord: "Wij
nu ook! Het is daarom logisch dat we elkaar tegenkomen".
Ze voegden er nog aan toe dat De Jacht in
het jaar waarin het album uitkwam, een grote en belangrijke
impact had op de PC, de Franse Parti
Communiste. Het deed Christin plezier dat
ze toegaven dat er beweging mogelijk was in de partij.
• Op 6 april 2007 toog Jordy Garcia,
een van onze lezers, naar het Furet du Nord
in Rijsel dat toen nog regelmatig signeersessies met
een voorafgaand interview met auteurs organiseerde.
Die dag was Enki Bilal te gast. Wij speelden Jordy
een vraag door die Bilal netjes beantwoordde:
-"Hoe denkt u over het feit dat De Jacht,
uit 1983, nog altijd gezien wordt als uw grootste
klassieker. En onderhoudt u nog contacten met Pierre
Christin of is dat een afgesloten hoofdstuk?"
- "Ik vind het nog steeds, samen met De Falangisten
van de Zwarte Orde, een essentieel werk van me.
Pierre Christin zie ik nog geregeld op het tennisveld,
waar we samen een partijtje spelen. Onlangs had ik
last van een tenniselleboog, die me zes maanden belette
te spelen, en mijn eerste partij speelde ik tegen
hem. Na ons laatste boek vroegen we ons af wat we
samen nog konden vertellen, maar noch hem noch ik
vonden iets dat we samen nog zouden kunnen maken dat
ons allebei interesseerde. We deden wel nog andere
dingen samen, los van het stripverhaal. Ik wou ook
vanuit een ander standpunt vertellen, minder klassiek.
Ik wou het ook anders in beeld brengen." Bilal
was niet echt happy met deze vraag, vooral
over Christin. Na afloop, toen Jordy bij hem kwam
voor het signeren, zei hij me nog dat hij daarover
nog uren kon doorgaan, maar dat het inderdaad een
ander hoofdstuk was. Lees hier
het volledige interview. |
|