ZIE OOK:
Er Was eens 'n Voorbijganger 4
D A T A S H E E T
Tekenaar:
Enki Bilal (Enes Bilal)
Scenarist:
Pierre Christin
Uitgever:
Oberon (1983)
Dargaud Benelux (1986)
Big Balloon / Alpen Publishers (1992)
Oog & Blik (1998)
Eerste druk: 1983
Oorspronkelijke titel:
Légendes d'Aujourd'hui: Partie de Chasse
Uitvoering:
SC, kleur (1983, 1992)
HC, kleur (1986, 1998)
Quoi? "In De Jacht verzamelen oude communistische bonzen zich op een luxueus Pools landgoed om te gaan jagen. Hoofdpersoon is de Rus Wasili Aleksandrowitsj, een wrede en machtige Sovjet-potentaat die niet meer kan praten. Het verhaal wordt verteld via een tolk en zijn leerling. De oude tolk vertelt tussen de bedrijven door hoe Wasili's turbulente leven, dat het hele communistische tijdperk beslaat, verlopen is. Uit flashbacks blijkt dat Wasili, hoewel een meedogenloos Stalinist, weinig keus had en hoe hij zo verbitterd raakte. In het heden, Polen, medio jaren tachtig, maken de oude vrienden zich op voor een berenjacht. Er is sprake van een tweedeling tussen de cynische, laconieke oude garde en de nieuwe generatie, die nog streng in de leer is. Met zoveel onderhuidse spanning lijkt het onverstandig mee te doen aan een jachtpartij waar een ongeluk immers in een klein hoekje schuilt. In het ijzige winterlandschap komt het dan ook tot een zorgvuldig opgebouwde en spannende ontknoping".
Et alors? De Jacht biedt je geen luchtig vertier. De lezing ervan vergt een inspanning met liefst ook een interesse voor politiek. Daarom is het geen gratuit album dat bestaat door de gratie van het grensverleggende teken- en inkleurwerk van Enki Bilal. Het doorwrochte scenario van Pierre Christin is een net zo stevige pilaar die het album schraagt. In De Jacht overlopen we de geschiedenis van het communisme en de partijpolitiek die ermee gepaard ging. Dat gebeurt allerminst op een schoolse, oppervlakkige manier, maar op subjectieve wijze met onderliggende én expliciete commentaren. Het decor in het heden, in het verhaal dus begin jaren tachtig, is wat volwassenen en bewuste kinderen in de jaren tachtig over het Oostblok kende: grauwheid en somberheid van waaruit ook nog eens een oorlogsgevaar dreigde. Het waren de jaren van de Koude Oorlog. De Jacht is naast een anticommunistisch geschrift ook een belangrijk tijdsdocument geworden.
Aantal genomineerde albums van Bilal: 4/440
Aantal genomineerde albums van Christin: 6/440
Faits divers (Bilal en Christin):
• Eerst en vooral: Pierre Christin is de Fransman (geboren op 27 juli 1938 in een voorstad van Parijs), Enki Bilal niet. Bilal werd op 7 oktober 1951 geboren in Belgrado, Joegoslavië. Zijn vader was Bosnisch met een moslimachtergrond, zijn moeder Tjechisch met katholieke roots. Door zijn Armeense voorouders heeft hij ook nog eens joods bloed. Meer over Bilal dan dat er op deze pagina staat, zal je in de "rest van de wereld"-top kunnen lezen.
• In mei 1961 waagden Enki, zijn moeder en zuster de oversteek naar Frankrijk waar ze bij hun vader komen wonen in Garenne-Colombes, een voorstad van Parijs. Zijn vader, een kleermaker, woonde er al een jaar of vijf.
• In 1971 won hij een tekenwedstrijd georganiseerd door het blad Pilote.
• In 1972 studeerde hij af in de schone kunsten en mocht voor het eerst publiceren in Pilote met het kortverhaal Le Bol Maudit, dat hij nog ondertekent met zijn echte voornaam Enes. Dat jaar ontmoette hij ook Christin. Deze laatste bood hem een kortverhaal aan dat eigenlijk was bestemd voor Jacques Tardi voor de serie Er Was eens 'n Voorbijganger.
• Bilal begon bij Pilote met een vijftal korte verhalen. Toen sf ook in Pilote kwam opzetten, maakte de redactie hem duidelijk dat er een teveel aan sf begon te komen en dat hij beter wat anders zou doen. Pilote vroeg hem om voor de actuele pagina's te gaan tekenen. Bilal hapte toe, maar enkel als tekenaar. Verschillende scenaristen die het gewend waren om hiervoor te schrijven, hebben toen voor hem verhalen bedacht. Qua techniek heeft hij hier veel van opgestoken.
• Ondanks de grotere aanwezigheid van sf en auteursverhalen in Métal Hurlant, dat in 1974 van start ging, bleef Bilal op post bij Pilote. Hij begon toen net met Christin aan Er Was eens 'n Voorbijganger en had niet echt een reden om elders zijn ding te doen. Bovendien vond hij dat het vanaf Métal Hurlant 5 of 6 begon mis te gaan. Het werd snobistischer en verloor zijn ziel. Het herkauwde trends en nieuwe stromingen. Bilal had niet het gevoel daarin te kunnen functioneren.
• Toch verscheen enige tijd later Exterminator 17 in Métal Hurlant, geschreven door Jean Pierre Dionnet. Oorspronkelijk was dat bedoeld voor tekenaar Nathan. De eerste tien pagina's geloofde Bilal sterk in het verhaal, maar plots haakte hij af. Beide karakters waren onverenigbaar, zo stelde hij het. Zonder al te veel enthousiasme heeft hij de strip afgemaakt, maar hij besliste wel dat hij voor een sf-verhaal nooit meer zou samenwerken met een scenarist.
• In 1978 kwam Bilals eerste album, Het Dorpje dat Ging Vliegen, uit op scenario van Christin.
• De felgekleurde paraplu temidden de zwarte paraplu's bij de begrafenis in de regen in De Onbestaanbare Stad was een expliciet verzoek van Christin.
• Bilal doorstond zijn leerproces in Pilote, maar al snel ondervond hij dat het vervelend is om te werken voor een blad als Pilote. Tot het album De Onbestaanbare Stad pas omschreef hij deze periode als zijn leerproces. Vanaf Ver van Hier (1980 in het Nederlands), waarin hij meer met kleur experimenteerde, begon zijn carrière vaste vorm te krijgen.

• Naast strip en illustratie is film een grote liefde van Bilal. Hij ontwierp het monster uit Michael Manns The Keep, zat aan de tekentafel voor The Name of the Rose, maakte filmaffiches voor Mon Oncle Amérique en La Vie Est un Roman (1982) van Alain Resnais en ontwierp ook decors voor deze laatste film door ze te tekenen op glasplaten in plaats van te werken met het nieuwerwetse blue of green key. Er was ooit sprake van een filmadaptatie van De Falangisten van de Zwarte Orde, maar dat ging dus niet door. Bilals eigen film Bunker Palace Hotel werd gedraaid in Moskou en is naar zijn eigen omschrijving een kruising tussen De Jacht en Lady in Blue.
• Personages uit de films van Lars von Trier en David Lynch raken de tekenaar. Personages met een hoekje af. Maar het zijn de films van Stanley Kubrick die hem de cinemamicrobe gaven. Kubrick en Tarkowski.
• En naast strip en film, beweegde Bilal zich ook in de theaterwereld voor het ontwerp van decors. In 1990 ontwierp hij de decors en kostuums voor Roméo et Juliette van Prokofiev.
• "Hij is erg geschikt, op alle punten. Wel verrassend is, voor een intellectueel als hij, dat hij zo slecht tegen zijn verlies kan bij sportprestaties. Bij 't tennissen vooral", is een uitspraak van Bilal over Christin. In een interviewtje uit 1984 mochten ze uitleggen hoe een gezamenlijke trip naar Los Angeles hen beviel. De twee onderhielden in de mate van het mogelijke elke vrijdagmorgen een eeuwigdurende tennispartij. De voorlopige tussenscore is zwaar in het nadeel van Christin, maar hij beweerde dat Bilal nog niet het laatste woord heeft.
• In 1987 won Bilal de Grote Prijs van de stad Angoulême. Christin won in 1976 een prijs als beste scenarist. Toch wrong het bij Bilal ergens dat de albums De Onbestaanbare Stad, De Falangisten van de Zwarte Orde en De Jacht geen albumprijzen hebben gewonnen hoewel ze door iedereen als belangrijk werden beschouwd en dat Koude Evenaar, door het literaire magazine Lire als beste boek van het jaar uitgeroepen, niet eens was genomineerd.
• Christin en Bilal hebben samen tien albums gemaakt; twee geïllustreerde boeken vertrekkend van geretoucheerde foto's, een oude techniek die Bilal nieuw leven inblies; Le Sarcophage uit 2000 over het einde van het Tjernobyl-tijdperk in Les Correspondances de Pierre Christin (een collectie boeken over uiteenlopende onderwerpen bij Dargaud die telkens door een andere tekenaar — Jacques Ferrandez, Max Cabanes, Jean-Claude Mézières en Jean-Claude Denis — zijn geïllustreerd) en de film Bunker Palace Hotel (1989) met Jean-Louis Trintignant en Carole Bouquet.
Bunker Palace Hotel vormt een apart onderdeel in hun samenwerkingsverband. Met een relatief groot budget in het achterhoofd, schreef Christin het scenario waarna Bilal er zijn gang mee kon gaan in zijn allereerste uiting als filmregisseur. Enkele jaren na de première was het duo in Istanboel aanwezig op een politiek-wetenschappelijke lezing over de toekomst van de Turkssprekende landen van de voormalige USSR. Er werd hen gevraagd of ze de film mochten projecteren. Christin twijfelde omdat de film over dictators die met massavernietigingswapens onderduiken na de val van Ceausescu aan belang heeft verloren. Toch konden de congresbezoekers alsnog de film zien. Na de projectie volgde een staande ovatie.
Tykho Moon kwam uit in 1997, Bilals tweede langspeelfilm.
• Tussen 1980 en 1992 maakt Bilal de Nikopol-trilogie. De sterk aangepaste filmversie ervan, Immortals, regisseerde hij zelf. De film kwam uit in 2005.
• In 2005 ruilde Bilal zijn uitgeverij Les Humanoïdes Associés in voor Casterman omdat de eerste werd verkocht en hij zich niet langer een vrije auteur voelde. Op Exterminator 17 na, waarvan scenarist Dionnet verkoos te blijven bij Les Humanoïdes Associés, werden alle albums van Bilal daarna herdrukt bij Casterman, dikwijls met aanvullende dossiers. Toch kwam in 2008 Exterminator 17 - De Trilogie van Ellis bij Casterman, dit keer getekend door Igor Baranko.
• Bilal is een veelgevraagd illustrator. Een ervan leverde hij voor de cover van L'Équipe Magazine van 15 juli 2006 waarvoor hij een portret tekende van voetballer Zinedine Zidane, een licht vervagende schedel incluis. Bilal is zelf een amateurvoetballer. Hij maakt deel uit van Mickson, een voetbalclub die bestaat uit striptekenaars. Frank Margerin is er de coach van. Op een dag voetbalden ze tegen een ploeg van de Franse krant Libération en ontmoette hij voor het eerst journalist Jean Hatzfeld. Later kruiste hun pad nogmaals, maar nu twee dagen na de moord op dictator Ceaucescu in Boekarest. Hatzfeld raakt in 1992 gewond door een geweerschot in de line of duty in Sarajevo tijdens de burgeroorlog. Bilal modelleerde het personage Nike Hatzfield naar de journalist. O ja, toen Enki de naam Nike neerschreef zag hij dat het een anagram is van zijn eigen voornaam (hoewel zijn echte voornaam Enes is). Tijdens de oorlog weigerde Jean hem nochtans te interviewen omdat hij een Serviër is, een intellectueel en een inwoner van Parijs.
• Op 24 maart 2008 ging in Parijs een origineel schilderij van Bilal onder de hamer voor 176.900 euro. Bilal was nog de eerste die zich verbaasde over het bedrag. Het was de eerste keer dat een veiling enkel bedoeld was om zijn werk, gemaakt tussen 1970 en 1990, te verkopen. Bilal verkoopt maar zelden zijn originelen. De veiling bracht in totaal 1,1 miljoen euro op. Jammer voor Bilals pensioenfonds, maar het topstuk Bleu Sang (een schilderij met Blauw Bloed als thema) is sinds 1994 niet meer in zijn bezit. De rest van de opbrengst was dan weer wel voor zijn oude dag.
• Vandaag komt Bilal vaak voor als voornaam in de islamitische wereld. Een beetje te veel zelfs. Enkele jaren geleden hielden twee politieagenten Bilal tegen toen hij terugkwam van Istanboel. Een volgende dialoog ontspinde zich:
- "Bilal, is dat uw echte naam?"
- "Ja."
- "Bent u die tekenaar?"
- "Ja."
- "Het is erg goed wat u tekent!"
- "Bedankt, maar kan u me uitleggen wat er aan de hand is?"
- "Een Iraanse terrorist heet Bilal. We zijn hem op het spoor."
• Per jaar spendeert Bilal drie of vier maanden in Thailand en dan nog eens twee weken buiten het moessonseizoen. Hij heeft daar een bungalow met tekenatelier. Tussen 7.30 en 8.00 uur staat hij op, samen met de zon. Twee uur later zit hij gebogen over zijn platen. Tien uur later is het vakantie.
• Gefascineerd door de tijdschriften Détective of de geïllustreerde covers van Radar, le Journal qui Était là in zijn jeugd baseerde hij er zijn thesis Le Fait Divers, Littérature du Pauvre op.
• In zijn jeugd zag Christin zich lange tijd als een toekomstige schilder of tekenaar. Een ontmoeting met Jean Giraud in zijn puberjaren leerde hem snel zijn grafische grenzen kennen. Later, in het Turgot-lyceum werd hij vrienden met een paar joden. Zij waren meer gecultiveerd en geletterd dan hem. Hij maakt op het lyceum kennis met het werk van de Franse filosoof-schrijver Jean-Paul Sartre en de schrijvers Louis-Ferdinand Céline en Boris Vian. Van deze laatste raakte hij zo gefascineerd dat hij eigenhandig een Engelstalige vertaling van zijn werk maakte. Het stond voor Christin vast: hij wordt schrijver. Kansen kreeg hij als filmrecensent voor Les Cahiers du Cinéma.
• Christin en Mézières kennen elkaar sinds 1943-1944. Tijdens de oorlogsjaren moesten ze regelmatig vluchten naar schuilkelders bij vliegtuigalarmen. Het gevaar toch niet goed beseffend speelden de kinderen met elkaar in de kelders. Samen vergaarden ze in hun jeugd gemeenschappelijke herinneringen. Zo vertelde Mézières dat er op een nacht een Duitse vrachtwagen stopte bij een schooltje in de buurt. Een groep kleine meisjes werd ingeladen. Daarna zijn ze nooit meer teruggezien. Later snapte Mézières dat het om gevluchte joden ging.

• Op zeventienjarige leeftijd draaiden de twee La Vie d'un Rêve, een 8mm-kortfilm "niet slechter dan de eerste Truffauts".
• Na een universitaire studie politieke wetenschappen aan de Sorbonne in Parijs verkaste Christin begin jaren zestig naar de universiteit van Salt Lake City in de Verenigde Staten om er colleges Franse literatuur te verzorgen. Hij onmoette er opnieuw zijn jeugdvriend Mézières die hij in de lagere schooltijd leerde kennen. Het is door hem dat Christin in de strip werd geïntroduceerd. Nog vóór zijn verhuis deed hij al vertaalwerk, bedreef journalisme... en was een jazzpianist.
• Toen Mézières naar Amerika trok om er anderhalf jaar lang vooral te fotograferen kwam hij er Christin tegen. Ze kenden elkaar al zo'n veertien jaar. Mézières kon toen twee maanden lang bij Christin logeren. Verder deed hij er niet veel. Hij trok er wat rond zoals een cowboy, maar om wat geld te verdienen, maakte hij in 1966 op scenario van Christin een strip van zes pagina's, Le Rhum du Punch, die ze naar Giraud opstuurden. Hij maakte voor Pilote toen al Blueberry. Giraud legde de platen voor aan hoofdredacteur René Goscinny en die wilde ze wel plaatsen. Ze stuurden losse experimenten en probeersels op naar Pilote, het overzeese, Franse striptijdschrift. Goscinny zag dat het goed was en publiceerde hun strips. Met de inkomsten kon het duo een ticket huiswaarts bekostigen. Bij zijn terugkeer in Frankrijk hertekende Mézières drie verhaaltjes en na ongeveer een jaar besloten hij en Christin om met Ravian te beginnen.
• Hoe je een scenario moet schrijven volgens de technische regels, leerde Christin van de Belgische scenarist Jean-Michel Charlier (Blueberry, Buck Danny, Roodbaard,...). Nog vóór deze ontmoeting op Charliers kantoor van Pilote, erkende Christin al Charliers invloed (trouwens ook die van Jijé, voornamelijk dankzij Jerry Spring). Die indruk manifesteerde zich in het opzettelijk schrijven van aan Charlier tegengestelde scenario's met meer aandacht voor politiek en psychologie. Andere invloeden zag hij in Mad en de beginjaren van Hara Kiri in de jaren zestig.
• In zijn beginjaren — en ook om enkel zijn stripschrijfsels mee te markeren — gebruikte hij het pseudoniem Linus, genoemd naar het personage uit Charles Schulz' Peanuts.
• Christin is de scenarist van Ravian (sinds deel 20 Ravian en Laureline genoemd), getekend door Jean-Claude Mézières. Toen ze hun sciencefictionreeks in de jaren zestig aan Goscinny voorstelden, hapte deze enkel toe omdat er een gat was voor sf. Goscinny was geen sf-liefhebber (gelukkig las hij nooit Asterix 33: Het Geheime Wapen), maar zag er wel wat in. In 1967 verscheen het eerste kortverhaal in Pilote. Vandaag staat Ravian geboekstaaft als een Europese pionier in het genre: een van de allereerste sf-reeksen bestemd voor een groot publiek. De enthousiaste reacties van lezers zorgden er trouwens voor dat rosse Laureline opgepikt werd in de hoofdcast in plaats van een voorbestemd lot als eenmalig nevenpersonage. De deelnemers aan de Fransentop vinden de superheldenpastiche Ravian 8: De Helden van de Equinox het beste Ravian-album. Het strandt op de 83st plaats. Voor de space opera-elementen vond hij ideeën in het werk van sf-auteurs als Jack Williamson, Edmond Hamilton of Jack Vance.
• Samen maakten Mézières en Christin ook het niet-vertaalde, rijkelijk geïllustreerde boek Lady Polaris dat aanvankelijk bij de Franse uitgeverij Autrement verscheen.
• Christin was een van de eerste die sf uit het marginale pulpslop hielp. Hij was ook een van de eerste Franse lezers van sf-bladen en -boeken, een toendertijd nog marginaal literatuurgenre. Op Amerikaanse bodem leerde hij in tijdschriften zoals Fiction en Galaxie (waarin hij later zelf nog zou publiceren) de verhalen kennen van Isaac Asimov, Poul Anderson, Van Vogt, John Wyndham en later nog Dan Simmons. Hij ontdekt er het fameuze sense of wonder, het gevoel van verwondering dat net zo eindeloos lijkt als het universum. Neem daar nog een sterk veranderende wereld bij, met de opkomst van de burgerrechten, het feminisme, de underground, de beatniks, de rock en andere vormen van tegencultuur en dan heb je stof genoeg voor het vertellen van verhalen. Dat deed hij ook, al of niet met Mézières aan de tekenstift.
• Met Le Futur Est en Marche Arrière, gepubliceerd in 1975, en Les Prédateurs Enjolivés (1976) schreef hij twee bundelingen met novellen en kronieken over een nakende toekomst waarin hij zijn ecologische en politieke visies in kwijt kon.
• Bilal en Mézières waren niet de enige tekenaars waarmee Christin de eerste strippasjes zette. Voor Jacques Tardi schreef hij het scenario van zijn eerste stripalbum, Gerommel in de Rouergue, dat in 1971 in Pilote verscheen. Ook Jijé, Alexis, Giraud, Claude Auclair en François Boucq hebben nog scenario's van hem ontvangen.
• Christin presteerde het al eens iets schrijven dat later nog uitkwam ook. In Adieu, Rêve Américain, het door Mézières geïllustreerde deel van Les Correspondances de Pierre Christin heeft hij het over de teloorgang van de Amerikaanse droom. Het boek verschijnt vóór de terroristische aanslagen op de WTC-torens op 11 september 2001.
• Hoewel Christin een grotere film- dan stripliefhebber is, wenst hij de twee media niet met elkaar te vergelijken. Ten eerste is er het verschil in dialoog. Op papier mag je daar niet te kwistig mee omspringen en ze klinken anders. Ten tweede is er het tijdsaspect. Film kent continue sequenties, terwijl de strip daar slechts fragmenten kan van tonen. Om sterk te staan in elk van die media, moet je een andere logica hanteren.
• Een mindere periode kende Christin bij de overname van Dargaud in 1984 door de hevig katholieke, puriteinse Ampère-groep die de uitgeverij trachtte te moraliseren. Ravian was kop van jut. Het antiterrorisme in De Falangisten van de Zwarte Orde en het antisovjetisme in De Jacht vielen uiteraard in goede aarde, maar het atheïsme, zelfs anticlericale in de reeks Ravian stootte tegen de borst. En dan is er nog de knappe rosse heldin Laureline die de jonge lezertjes hun catechismusles zou doen vergeten. Bilal daarentegen werd plots bestempeld als een kopstuk van de pornografen in het fonds. Bilal verpestte de catalogus van de uitgeverij, vonden de mannetjes van Ampère. Hij koos eieren voor zijn geld en kwam bij Les Humanoïdes Associés terecht.
• Mocht het ooit tot een verfilming komen van Ravian, wil Christin niet liever hebben dan dat Julia Roberts Laureline vertolkt.
• Wekelijks reist Christin van zijn woonplaats Parijs naar Bordeaux om er lessen journalistiek te geven. In 1968 richtte hij er eigenhandig een faculteit journalistiek op nadat hij er als professor werd aangesteld. De latere scenarist Eric Corbeyran heeft er een periode aan zijn zijde gewerkt als artistiek directeur voor de publicaties van Christin voor zijn studenten.
• Al heel zijn leven lang kampt hij met gehoorproblemen, maar al vlug besliste hij dat dit niet zijn leven zal vergallen. Hij draagt een bril met een gehoorapparaat hoewel zijn zicht nog prima is.
• Een van zijn grote hobby's is fietsen, vooral in grootsteden als Parijs, Berlijn, het Russische Treptow, New York (in de Bronx) en Shanghai. Hij laat het niet na om ondertussen foto's te nemen die inspiratie bieden voor zijn romans, geïllustreerde boeken of strips zoals het niet-vertaalde Le Long Voyage de Léna (getekend door André Juillard) en zelfs voor buitenaardse wezens in Ravian.

• Hij observeert graag mensen en situaties in hotels, luchthavens en stations waar hij toch vaak moet wachten. Andere vormen van inspiratie doet hij op door te reizen. Hij draait er zijn hand niet voor om Patagonië te doorkruisen of de snelle Mekong-rivier in China af te varen. De Kalahari-woestijn staat op zijn veroveringskaart, net zo goed als het noordelijk halfrond waar hij in 1992 een lange rondreis in maakte. Een tweede reis volgde in 1999, maar nu moest het zuidelijk halfrond eraan geloven. In L'Homme qui Fait le Tour du Monde (getekend door Philippe Aymond in 1994) resoneerden deze reizen.
• Volgens de Franse burgerlijke stand zijn sinds 1970 (het debuutjaar van Ravian en Laureline) 1.852 en 2.062 kinderen geboren die de respectievelijke naam Valérian (= Ravian) en Laureline toebedeeld kregen. De naam Valérian vond Christin trouwens terug in La Plaie, een roman in de collectie Le Rayon Fantastique uit 1964 van Nathalie Henneberg, een van de Franse grondlegsters van de heroïc fantasy.
• Sinds zijn Pilote-jaren kwamen een zestigtal albums van hem uit die hij schreef voor onder meer Tardi, Bilal, Goetzinger en Mézières.

Faits divers (De Jacht):
De Jacht verscheen oorspronkelijk als vijfde deel in de Er Was eens 'n Voorbijganger-reeks van Dargaud/Oberon in 1983. Het kende daarna vele herdrukken bij vele uitgeverijen, ook in het Nederlands. In 1986 bij Dargaud Benelux gevolgd door Big Balloon/Alpen in 1992 en Oog & Blik in 1998. In 2007 kwam er nog een opgepoetste integrale van De Falangisten van de Zwarte Orde en De Jacht bij Casterman, helaas enkel in het Frans onder de titel Fins de Siècle. Een interview van Benoît Peeters met de beide auteurs maakte onderdeel uit van de extra's. Casterman gaf in die periode zowat alles opnieuw uit van Bilal nadat ze hem voor een bedrag van enkele miljoenen euro haden 'overgekocht' van Dargaud.
• Lange tijd was De Jacht een album met een voorbijgestreefd onderwerp, het einde van een tijdperk. In de herdruk van Oog & Blik staat een noodzakelijk nawoord om alles te plaatsen en te duiden in de historische context. We komen door de extra pagina's ook te weten hoe het de meeste personages achteraf verging.
• De reeks Er Was eens 'n Voorbijganger was geen exclusieve samenwerking tussen Christin en Bilal. Het eerste deel werd namelijk getekend door Tardi.
• In De Jacht konden Bilal en Christin hun kritiek op het communisme kwijt. In de eerste twee delen van hun Er Was eens 'n Voorbijganger-samenwerking waren ze nog procommunistisch te noemen. De Voorbijganger is hierbij de vleesgeworden klassenstrijd en ze namen via hem een duidelijk politiek standpunt in. Met De Jacht wordt via een oude apparatsjik een visie weergegeven van een eeuw communisme. De balans slaat zeker niet positief door. De revolutie begon aanvankelijk met veel elan en enthousiasme, maar ontaardde uiteindelijk in bloedvergieten en onderdrukking. De Voorbijganger uit de reeksnaam komt enkel in het begin van het album voor op plaat 18. Hij staat te demonstreren en komt niet meer terug. De dialogen daarbij zijn: "Schijnt 'n toerist te zijn, hij zegt dat ie Fransman is..." "De generaal wil hier geen toeristen en geen spionnen..."
• Doe het maar: meer dan tachtig pagina's met een behoorlijk aantal pratende koppen omzetten naar een zo boeiend mogelijke uitbeelding in plaatjes. Bilal koos er daarom voor om het uitgesprokene in beelden om te zetten. Daarnaast verweefde hij de jachtpartij en het machtsspel door overlappende tekeningen en flitsen uit het persoonlijke verleden van Tsjevtsjenko te overlappen.
• Het kleurgebruik is zeker doordacht te noemen. Doorgaans grijs en grauw met enkele felle accenten om de realiteit een extra betekenislaag te geven, het fungeert als een waarschuwing aan de lezer om op te letten. Als er een opvallende kleur tussen het grijs opduikt dan is het opletten geblazen. Het is een teken dat er iets aan de hand is. De flashbacks in het verhaal worden gemarkeerd met de gele kleur van oude foto's.
• In het album veranderde Bilal van inkleurtechniek. Let op plaat 3 waarin Bilal van het ene prentje naar het andere overspringt door plots te tekenen met een rechtstreekse inkleuring. Het is die techniek die hem tot een van de grootsten zullen maken. Omdat hij de eerste platen wel goed vond, heeft hij ze niet hertekend.
• In zijn tekeningen wilde Bilal een monochromatisch effect najagen en daarin sterke kleuren introduceren. Bovendien wilde hij graag dat alles ingekleurd was omdat de lijnen dan niet meer zo belangrijk zijn. De klare lijn-stijl van Hergé interesseerde hem niet. "Niet de lijnen zijn belangrijk, maar wat ertussen zit. Met de kleuren kan je communiceren", lichtte hij in een interview toe.
• Tussen De Falangisten van de Zwarte Orde en De Jacht kwam het album Kermis der Onsterfelijken uit, gerealiserd in directe kleuren. Omdat Bilal met Christin terugkeerde met De Jacht, besloot Bilal om zijn vroegere tekenstijl op te pikken. Maar na anderhalve pagina inkt + kleur, schakelde hij snel over op zijn nieuwe verworven techniek met directe inkleuring. Hij volgde zijn instinct, ever since so.
De Jacht omschreef Bilal als historische fantasy. Binnen het kader van historisch gedocumenteerde gebeurtenissen veroorloofde hij zich veel stilistische vrijheden. De fantasyelementen waar Bilal op doelde, zijn te merken in bijvoorbeeld het bloedrode water in het Turkse bad in Boedapest die enkel de lezers lijken op te merken en hen een onbehaaglijk gevoel geven. Ook de roofvogelkoppen die her en der opduiken op de achtergrond geven een merkwaardige sfeer. Ze zijn een erfenis uit zijn voorgaande album De Kermis der Onsterfelijken, het eerste deel van de Nikopol-trilogie. Al was dat aanvankelijk niet bedoeld als een serie. De gefusilleerde Trotskisten lijken half in de muur te zitten, nog zo’n fantasyachtig element. Het gebruik van pure fantasie zoals in Het Dorpje dat Ging Vliegen of het strikte realisme uit De Falangisten van de Zwarte Orde liepen door elkaar in in De Jacht en dat was voor Bilal een bevrijdende ervaring.
• In De Jacht zitten zowat alle typische Bilal-elementen waarnaar wel eens wordt verwezen: een grauw sneeuwlandschap, spaarzaam en betekenisvol gebruik van, kleur, doorgroefde koppen van mannen met starende blikken, gebruik van symboliek en een duidelijke verwijzing naar en kritiek op totalitarisme. Het is een kritiek die merkbaar is in zijn hele œuvre.
De Jacht won op de Strip-3-Daagse van Breda in 1984 de Stripschappenning voor beste buitenlandse strip.
• Bilal dankt zijn populariteit bij een groter publiek effectief aan De Jacht en De Onbestaanbare Stad.
• Hoewel Christin aanvankelijk niet geloofde in het commerciële succes van De Jacht en De Falangisten van de Zwarte Orde en vreesde dat ze funest zullen zijn voor zijn carrière, werden het alsnog twee van zijn grootste bestsellers.
• Na De Jacht ging het duo uit elkaar. De twee auteurs vonden dat het tijd was. Het enige onderwerp dat zich aandiende voor een nieuw verhaal was over een derde wereldoorlog. Maar de uitwerking ervan wilde maar niet lukken. Het werd te veel een waarschuwing voor wat nog kon komen en die weg wilden ze niet bewandelen. Bilal onderging in die periode trouwens veranderingen op privégebied. Omstandigheden die een literaire uitweg vonden in Lady Blue. Vanaf dan wilde hij meer in die richting werken.

• In 2004 maakte het striptijdschrift Pif een comeback. Het tijdschrift L'Huma, van communistische strekking, stond aan de basis van deze comeback. Op zoek naar auteurs die in de nieuwe Pif wilden publiceren, kwamen ze ook bij Christin terecht. Hij waarschuwde hen echter dat hij een notoire anticommunist is, een gebrevetteerde antistalinist. Volgens Christin hadden zij uiteraard het perfecte antwoord: "Wij nu ook! Het is daarom logisch dat we elkaar tegenkomen". Ze voegden er nog aan toe dat De Jacht in het jaar waarin het album uitkwam, een grote en belangrijke impact had op de PC, de Franse Parti Communiste. Het deed Christin plezier dat ze toegaven dat er beweging mogelijk was in de partij.
• Op 6 april 2007 toog Jordy Garcia, een van onze lezers, naar het Furet du Nord in Rijsel dat toen nog regelmatig signeersessies met een voorafgaand interview met auteurs organiseerde. Die dag was Enki Bilal te gast. Wij speelden Jordy een vraag door die Bilal netjes beantwoordde:
-"Hoe denkt u over het feit dat De Jacht, uit 1983, nog altijd gezien wordt als uw grootste klassieker. En onderhoudt u nog contacten met Pierre Christin of is dat een afgesloten hoofdstuk?"
- "Ik vind het nog steeds, samen met De Falangisten van de Zwarte Orde, een essentieel werk van me. Pierre Christin zie ik nog geregeld op het tennisveld, waar we samen een partijtje spelen. Onlangs had ik last van een tenniselleboog, die me zes maanden belette te spelen, en mijn eerste partij speelde ik tegen hem. Na ons laatste boek vroegen we ons af wat we samen nog konden vertellen, maar noch hem noch ik vonden iets dat we samen nog zouden kunnen maken dat ons allebei interesseerde. We deden wel nog andere dingen samen, los van het stripverhaal. Ik wou ook vanuit een ander standpunt vertellen, minder klassiek. Ik wou het ook anders in beeld brengen." Bilal was niet echt happy met deze vraag, vooral over Christin. Na afloop, toen Jordy bij hem kwam voor het signeren, zei hij me nog dat hij daarover nog uren kon doorgaan, maar dat het inderdaad een ander hoofdstuk was. Lees hier het volledige interview.