Na het overlijden van Karel Biddeloo krijgen
kandidaatovernemers, zoals Nederlander Minck Oosterveer
en Duitser Claus Dieter Scholz, van Standaard
Uitgeverij de scenariopagina's van Gog en Magog
(deel 206, 2005) zonder Biddeloos uitgewerkte tekeningen.
Aan de hand van hun proefplaten kan de uitgeverij
vergelijken met het resultaat van Biddeloo. De
keuze valt op Claus. Op scenario van Martin Lodewijk
gaat de tekenaar aan de slag met de aan hem geschonken
reeks. Hun eerste album, De Grot van de Beer, verschijnt
met een gloednieuwe coverlay-out met een zilveren linkerkolom.
Ook de fries op de achterkant hertekent Scholz en op de
titelpagina steigert een nieuwe, onnozel lachende Johan
met zijn paard. Al na één album krijgen we
een ernstiger versie.
De Grot van de Beer is niet het eerste werk in
opdracht voor De Rode Ridder. In 2004 geeft Standaard
Uitgeverij Gebroken Kracht uit, een cd-rom met
een avonturenspel waarvoor je in de huid van Johan moet
kruipen om de handlangers van Bahaal te verslaan. Met het
artwork voor de hoes geeft Claus al een voorsmaakje van
zijn kunnen. Zijn eerste album krijgt veel persaandacht
en de verkoop krijgt een boost dankzij nieuwsgierigheid
van lezers die intussen zijn gestopt met het kopen van De
Rode Ridder of een (herwonnen) interesse voor het toch
wel verzorgde tekenwerk en de bekendere naam van Nederlander
Martin Lodewijk. Als scenarist en/of tekenaar kan hij een
lange, succesvolle staat van dienst voorleggen met onder
meer Agent 327 en Storm.
Claus solliciteerde begin jaren 1970 bij Willy Vandersteen,
maar hij vond Claus' tekeningen te amateuristisch. Voor
Frank Sels tekende hij mee aan de reeks
Zilverpijl, een western voor de Duitse markt. Midden
jaren 1980 kon Claus alsnog aan de slag bij Vandersteen
voor een aantal Bessy-verhalen voor Duitsland.
Daarna werkte hij nauw samen met Hec Leemans
voor diens reeks Bakelandt. Uit een aantal concepten
van Martin Lodewijk kiest Standaard Uitgeverij voor De
Grot van de Beer. Sciencefiction is uit den boze, maar
fantasy met draken en magiërs kan nog wel omdat het
tot de denkwereld van de middeleeuwers behoorde.
Het verhaal opent met een respectvolle hommage aan Karel
Biddeloo, die in de rook van Johans nachtelijke kampvuurtje
verschijnt als Karel de Montabour. Johan mijmert bij alle
avonturen die hij heeft beleefd: "Misschien vind ik
ooit de rust waar ik nu nog niet aan toe ben als Bahaal
uiteindelijk voorgoed is verslagen". Daarna doemen
flink behaarde armen en handen uit de grond op — de
horrortaferelen zijn terug! — om Johan te pakken te
krijgen, maar de ridder bijt van zich af. Door de overmacht
moet hij het onderspit delven waarop hij door een volk,
met een cultus rond de beer, wordt meegesleept naar een
onderaards rijk. Daar bedwingen een "hoeder van de
beer" en een jonge vrouw een prehistorisch uitziend
volk.
Als een soort knipoog naar keizerin Amargiths bevallige
naaktscène in In de Witte Hel (deel 116,
1986) draaien Claus en Lodewijk de rollen om. Nu is Johan
in zijn blote kont te zien en valt koningin Mariza onbeschaamd
binnen. Ze heeft haar oog laten vallen op Johan en laat
haar lustige interesse niet misverstaan. "Een ridder
als uit de zangen van de minnezangers rond de kampvuren...
Een aangenamer... eeuh... verandering van spijs is nauwelijks
te bedenken." En ook nog: "... voor we samen...
euh... nader kennismaken, heer ridder!" Wat ze daaronder
verstaat, begrijpen we wel, maar intussen laat ze Johan
wel boeien. Bij een onmetelijke schat gaat Mariza verleidelijk
zitten en zegt ze Johan onomwonden: "de nabijheid van
zoveel rijkdom windt mij op" terwijl ze haar handen
door haar lange, blonde haren laat gaan. Johan, de "mooie
knaap", heeft daar geen oren naar en krijgt prompt
een slag in zijn gezicht.
Mariza wil Johan per se naar haar pijpen laten dansen, maar
de dominante dochter van een voormalige kermisklant, die
op de troon van Karel De Grote aast, vangt sowieso bot.
Zelf was ze een messenwerpster in het kermisgezelschap.
In het onderaardse rijk werden ze als goden aanzien nadat
berentemmer Bellart hen was voorafgegaan. Nu Johan daar
ook is terechtgekomen, is hun liedje weldra uitgezongen.
Johan wacht vervolgens nog een mooie, gevarieerde carrière
in handen van Claus op scenario van afwisselend Martin Lodewijk,
Claus zelf, Marc Legendre en Peter
Van Gucht. Hij tekent drieënveertig albums
die officieel tot de reeks behoren. Daarna tekent hij nog
twee bijkomende verhalen die samen met De Klauw (deel
247, 2015), het eerste deel van zijn trilogie die in de
reguliere reeks onvoltooid bleef, in één luxebundel
(2016) en een jaartje later in een ook al gelimiteerde uitgave
in zwart-wit uitkomen.
DAVID
STEENHUYSE
|