De Rode Ridder
49/60. Het Toernooi (deel 138, 1991)
TEKENINGEN: Karel Biddeloo • SCENARIO: Karel Biddeloo


De Rode Ridder
De Rode Ridder

Bestaat er iets mottiger, meliger en muffiger dan kerstfilms? Je ken ze wel, die typische, Amerikaanse feelgoodfilms waarin de gezellige hohoho-sfeer van Kerstmis centraal staat en waarin we getrakteerd worden op alle mogelijke kerstclichés: overdadig versierde kerstbomen, ronddwarrelende sneeuw, vrolijke kindjes met sjaaltjes en mutsen, sloten warme chocolademelk met marshmellows, brave romantiek,... en dan zwijgen we nog van de Jingle Bells die te pas en te onpas klinken. Voor sommigen onder ons hoort dergelijk entertainment nu eenmaal bij de eindejaarsfestiviteiten, net zoals pijn bij een tandartsbezoek. Als absolute summum van meligheid, genoeg om een team bakkers jarenlang werk te bezorgen, is toch wel de tenen-, vingers-, haren- en alle mogelijke andere lichaamsdelenkrullende klassieker: The Knight Before Christmas (Monika Mitchel, 2019). Het hele "verhaal" berust op het woordspelletje knight en night, twee woorden die in het Engels hetzelfde klinken. Waw, wat een vondst, geeuw... In deze mogelijke Oscarwinnaar komt Sir Cole, een ridder uit de veertiende eeuw, terecht in onze tijd, net op het moment dat het Kerstmis is. Hij charmeert iedereen door zijn ridderlijk gedrag (moed, beleefdheid, charme) en zijn cute krulletjes. Een gefrustreerde lerares die alle hoop in de liefde opgegeven heeft, valt in katzwijm voor onze ridder en ontdekt aldus dat de prins op het witte paard wel degelijk bestaat. Hoe deze parel van de cinematografie precies afloopt, verklappen we uiteraard niet, zo gemeen zijn we echt niet.

In feite belichaamt de tijdreiziger Cole niets minder dan het ridderlijk ideaal waarover we allemaal geleerd hebben in de lagere school, en nóg beter kennen via Johan, de Rode Ridder. Want zeg nu zelf, hebben wij, groupies van de Rode Ridder, niet een bepaald beeld gekregen van de middeleeuwen en middeleeuwers dankzij onze rode held? En wat voor held was hij voor ons: (mooie) weduwen en wezen beschermen, arme sukkelaars aalmoezen geven, "slechts in gevaar geweld in 't gebaar" en uiteraard ook romantische liefde waarbij woest en onstuimig rampetampen volledig uit den boze is.

Maar het verschil tussen theorie en praktijk is bijzonder groot. Ridders werden wel verondersteld om te leven volgens de erecode van die hoogverheven idealen, maar in de dagelijkse middeleeuwse praktijk kwam er van die mooie deugden weinig terecht. Weduwen en wezen mochten al blij zijn als ze een stuivertje kregen na het bijwonen van de verplichte kerkdienst en een echte ridder stelde zijn hele leven ten dienst van het krijgswezen. Veel tijd om op avontuur te trekken, was er dus niet.

Hoewel ridders aanvankelijk de middeleeuwse slagvelden domineerden, veranderde dat na verloop van tijd. Stel je voor, je hebt je hele leven gezwoegd om het vechten met het zwaard onder de knie te krijgen, dagelijks heb je tegen een oefenpaal geslagen met een zwaard dat dubbel zo zwaar is als een normale versie, je hebt harde klappen tegen je hoofd gekregen van je wapenmeester, je moet letten op je gewicht en fysieke conditie, voortdurend hard trainen, leren paardrijden op woeste paarden, met een zware lans omgaan,... en dan sta je eindelijk op het slagveld, klaar voor de strijd. Dit is jouw dag, dit is waarvoor je altijd al getraind hebt: je maliënkolder is gepoetst, je gouden sporen blinken aan je voeten, jij en je paard zijn één geheel en je kent alle technieken die je vechtmeester geleerd heeft uit het hoofd. Dit is jouw dag! Tot er een pijl door de lucht zoeft en je trouwe viervoeter in de borst treft. Dag paard dat een klein vermogen gekost heeft. Je krabbelt overeind en grijpt naar je zwaard, op wraak belust, klaar om de vijand tegemoet te treden. Dieu le veut! Godverdomme, opnieuw een pijl... recht in je vizier en meteen mag je die verdomde god bezoeken voor wie je elke dag gebeden hebt. Rewind, nee, er zijn geen pijlen... Je wordt gewoon omsingeld door tien vijandelijke krijgers die je met speren neersteken. Of we maken een sprong in de tijd, de maliënkolder heeft plaatsgemaakt voor een harnas. Maakt niets uit: een loden kogel, klein of groot, zorgt ervoor dat jouw witte paard niets meer is dan een bloederige massa. En wat het nog veel erger maakt, is dat die pijl, kogel, speer of wat dan ook afkomstig is van een simpele ziel die amper een opleiding gehad heeft en helemaal niet van adel is. Stel je voor: boer doodt ridder! Welkom op het middeleeuwse slagveld.

Waar kon je nog echt riddertje spelen, in een wereld van pijlen, kogels, laffe soldeniers, gemene smeerlappen die paarden doodmaken? Waar kon je nog samen met "heren van stand" een potje vechten zonder dat het plebs de vuile en vulgaire spelbreker was? Het toernooi was dé plaats bij uitstek waar een ridder — samen met zijn standgenoten — nog echt ridder mocht zijn, waar al die uren training iets konden opleveren. In feite was een toernooi een ridderparadijs waar fair vechten echt nog telde en de enige pijlen de richtingaanwijzers naar het toernooiveld waren. En nog veel leuker, bij een toernooi was een publiek aanwezig dat supporterde. En er waren ook dames die smachtten naar aandacht van de ridders, hoewel het vaak omgekeerd was.

Natuurlijk komt Johan, de fictieve ridder die álle ridderidealen in zijn eentje belichaamt, vaak in zo’n "ridderpretpark" terecht, helaas meestal als toeschouwer (onder andere in De Schildknaap, deel 80, 1978). Heel soms neemt hij ook zelf deel, zoals in Het Toernooi. Uiteraard is de wedstrijd in dit verhaal maar de achtergrond voor een moordcomplot tegen zijn vriend hertog Jan van Brabant. Om die moord te doen slagen, worden trouwens drie acrobaten met speciale eigenschappen ingehuurd. Nog vóór die drie huurlingen iets van betekenis kunnen doen, leggen er al twee het loodje. Waarschijnlijk waren Karel Biddeloos beschikbare pagina's al volledig opgebruikt.

De toernooiscènes in het album worden echter wel redelijk goed uitgewerkt en het is interessant om te zien dat Karel Biddeloo zich liet inspireren door de Knights of Nottingham, die bij hun steekspelen ook het personage Drunken Knight opvoeren. De Knights of Nottingham zijn echter in de eerste plaats stuntmannen en nemen — net zoals Biddeloo — nogal eens een loopje met de historische werkelijkheid. In 2006 gaven deze stuntridders nog een show op de Markt van Brugge, die door het publiek echter niet zo gesmaakt werd en wat ervoor gezorgd heeft dat er de komende twintig jaar zeker geen steekspelen meer in Brugge te zien zullen zijn. Veel mensen stoorden zich te pletter aan het feit dat Jan Breydel en Pieter de Coninck als ridder meestreden en dat een van die twee rollen gespeeld werd door de Drunken Knight! Wie wil weten hoe het er in een middeleeuws toernooi écht aan toeging, kijkt vandaag beter naar de ridders van Stichting Hei.

Er zijn misschien wel betere of historisch correctere ridders dan de Knights of Nottingham en hetzelfde kan gezegd worden over de Rode Ridder. Stoort mij dat? Nee, helemaal niet. Door de ogen van Johan zag ik niet alleen middeleeuwse toernooien, maar ook ridders van de Ronde Tafel, Vikings, sneeuwkrijgers (en hun koningin!), ninja's, reuzenspinnen, monstermannen,... Ik reisde samen met Johan naar de Passen van Roncevaux, naar verre Arabische landen, naar Constantinopel en zelfs Mongolië,... Dank je wel, Johan, jij hebt in mij een interesse in geschiedenis aangewakkerd en een vuurtje doen branden dat vandaag nog steeds flakkert.

BERT GEVAERT



© Stripspeciaalzaak.be, 2019-2020