Bestaat
er iets mottiger, meliger en muffiger dan kerstfilms? Je
ken ze wel, die typische, Amerikaanse feelgoodfilms waarin
de gezellige hohoho-sfeer van Kerstmis centraal staat en
waarin we getrakteerd worden op alle mogelijke kerstclichés:
overdadig versierde kerstbomen, ronddwarrelende sneeuw,
vrolijke kindjes met sjaaltjes en mutsen, sloten warme chocolademelk
met marshmellows, brave romantiek,... en dan zwijgen we
nog van de Jingle Bells die te pas en te onpas
klinken. Voor sommigen onder ons hoort dergelijk entertainment
nu eenmaal bij de eindejaarsfestiviteiten, net zoals pijn
bij een tandartsbezoek. Als absolute summum van meligheid,
genoeg om een team bakkers jarenlang werk te bezorgen, is
toch wel de tenen-, vingers-, haren- en alle mogelijke andere
lichaamsdelenkrullende klassieker: The Knight Before
Christmas (Monika Mitchel, 2019).
Het hele "verhaal" berust op het woordspelletje
knight en night, twee woorden die in het
Engels hetzelfde klinken. Waw, wat een vondst, geeuw...
In deze mogelijke Oscarwinnaar komt Sir Cole, een ridder
uit de veertiende eeuw, terecht in onze tijd, net op het
moment dat het Kerstmis is. Hij charmeert iedereen door
zijn ridderlijk gedrag (moed, beleefdheid, charme) en zijn
cute krulletjes. Een gefrustreerde lerares die
alle hoop in de liefde opgegeven heeft, valt in katzwijm
voor onze ridder en ontdekt aldus dat de prins op het witte
paard wel degelijk bestaat. Hoe deze parel van de cinematografie
precies afloopt, verklappen we uiteraard niet, zo gemeen
zijn we echt niet.
In feite belichaamt de tijdreiziger Cole niets minder dan
het ridderlijk ideaal waarover we allemaal geleerd hebben
in de lagere school, en nóg beter kennen via Johan,
de Rode Ridder. Want zeg nu zelf, hebben wij, groupies van
de Rode Ridder, niet een bepaald beeld gekregen van de middeleeuwen
en middeleeuwers dankzij onze rode held? En wat voor held
was hij voor ons: (mooie) weduwen en wezen beschermen, arme
sukkelaars aalmoezen geven, "slechts in gevaar geweld
in 't gebaar" en uiteraard ook romantische liefde waarbij
woest en onstuimig rampetampen volledig uit den boze is.
Maar het verschil tussen theorie en praktijk is bijzonder
groot. Ridders werden wel verondersteld om te leven volgens
de erecode van die hoogverheven idealen, maar in de dagelijkse
middeleeuwse praktijk kwam er van die mooie deugden weinig
terecht. Weduwen en wezen mochten al blij zijn als ze een
stuivertje kregen na het bijwonen van de verplichte kerkdienst
en een echte ridder stelde zijn hele leven ten dienst van
het krijgswezen. Veel tijd om op avontuur te trekken, was
er dus niet.
Hoewel ridders aanvankelijk de middeleeuwse slagvelden domineerden,
veranderde dat na verloop van tijd. Stel je voor, je hebt
je hele leven gezwoegd om het vechten met het zwaard onder
de knie te krijgen, dagelijks heb je tegen een oefenpaal
geslagen met een zwaard dat dubbel zo zwaar is als een normale
versie, je hebt harde klappen tegen je hoofd gekregen van
je wapenmeester, je moet letten op je gewicht en fysieke
conditie, voortdurend hard trainen, leren paardrijden op
woeste paarden, met een zware lans omgaan,... en dan sta
je eindelijk op het slagveld, klaar voor de strijd. Dit
is jouw dag, dit is waarvoor je altijd al getraind hebt:
je maliënkolder is gepoetst, je gouden sporen blinken
aan je voeten, jij en je paard zijn één geheel
en je kent alle technieken die je vechtmeester geleerd heeft
uit het hoofd. Dit is jouw dag! Tot er een pijl door de
lucht zoeft en je trouwe viervoeter in de borst treft. Dag
paard dat een klein vermogen gekost heeft. Je krabbelt overeind
en grijpt naar je zwaard, op wraak belust, klaar om de vijand
tegemoet te treden. Dieu le veut! Godverdomme,
opnieuw een pijl... recht in je vizier en meteen mag je
die verdomde god bezoeken voor wie je elke dag gebeden hebt.
Rewind, nee, er zijn geen pijlen... Je wordt gewoon
omsingeld door tien vijandelijke krijgers die je met speren
neersteken. Of we maken een sprong in de tijd, de maliënkolder
heeft plaatsgemaakt voor een harnas. Maakt niets uit: een
loden kogel, klein of groot, zorgt ervoor dat jouw witte
paard niets meer is dan een bloederige massa. En wat het
nog veel erger maakt, is dat die pijl, kogel, speer of wat
dan ook afkomstig is van een simpele ziel die amper een
opleiding gehad heeft en helemaal niet van adel is. Stel
je voor: boer doodt ridder! Welkom op het middeleeuwse slagveld.
Waar kon je nog echt riddertje spelen, in een wereld van
pijlen, kogels, laffe soldeniers, gemene smeerlappen die
paarden doodmaken? Waar kon je nog samen met "heren
van stand" een potje vechten zonder dat het plebs de
vuile en vulgaire spelbreker was? Het toernooi was dé
plaats bij uitstek waar een ridder — samen met zijn
standgenoten — nog echt ridder mocht zijn, waar al
die uren training iets konden opleveren. In feite was een
toernooi een ridderparadijs waar fair vechten echt nog telde
en de enige pijlen de richtingaanwijzers naar het toernooiveld
waren. En nog veel leuker, bij een toernooi was een publiek
aanwezig dat supporterde. En er waren ook dames die smachtten
naar aandacht van de ridders, hoewel het vaak omgekeerd
was.
Natuurlijk komt Johan, de fictieve ridder die álle
ridderidealen in zijn eentje belichaamt, vaak in zo’n
"ridderpretpark" terecht, helaas meestal als toeschouwer
(onder andere in De Schildknaap, deel 80, 1978).
Heel soms neemt hij ook zelf deel, zoals in Het Toernooi.
Uiteraard is de wedstrijd in dit verhaal maar de achtergrond
voor een moordcomplot tegen zijn vriend hertog Jan van Brabant.
Om die moord te doen slagen, worden trouwens drie acrobaten
met speciale eigenschappen ingehuurd. Nog vóór
die drie huurlingen iets van betekenis kunnen doen, leggen
er al twee het loodje. Waarschijnlijk waren Karel
Biddeloos beschikbare pagina's al volledig opgebruikt.
De toernooiscènes in het album worden echter wel
redelijk goed uitgewerkt en het is interessant om te zien
dat Karel Biddeloo zich liet inspireren door de Knights
of Nottingham, die bij hun steekspelen ook het personage
Drunken Knight opvoeren. De Knights of Nottingham zijn echter
in de eerste plaats stuntmannen en nemen — net zoals
Biddeloo — nogal eens een loopje met de historische
werkelijkheid. In 2006 gaven deze stuntridders nog een show
op de Markt van Brugge, die door het publiek echter niet
zo gesmaakt werd en wat ervoor gezorgd heeft dat er de komende
twintig jaar zeker geen steekspelen meer in Brugge te zien
zullen zijn. Veel mensen stoorden zich te pletter aan het
feit dat Jan Breydel en Pieter
de Coninck als ridder meestreden en dat een van
die twee rollen gespeeld werd door de Drunken Knight! Wie
wil weten hoe het er in een middeleeuws toernooi écht
aan toeging, kijkt vandaag beter naar de ridders van Stichting
Hei.
Er zijn misschien wel betere of historisch correctere ridders
dan de Knights of Nottingham en hetzelfde kan gezegd worden
over de Rode Ridder. Stoort mij dat? Nee, helemaal niet.
Door de ogen van Johan zag ik niet alleen middeleeuwse toernooien,
maar ook ridders van de Ronde Tafel, Vikings, sneeuwkrijgers
(en hun koningin!), ninja's, reuzenspinnen, monstermannen,...
Ik reisde samen met Johan naar de Passen van Roncevaux,
naar verre Arabische landen, naar Constantinopel en zelfs
Mongolië,... Dank je wel, Johan, jij hebt in mij een
interesse in geschiedenis aangewakkerd en een vuurtje doen
branden dat vandaag nog steeds flakkert.
BERT
GEVAERT
|