De Rode Ridder
40/60. Vrykolakas (deel 114, 1985)
TEKENINGEN: Karel Biddeloo • SCENARIO: Karel Biddeloo


De Rode Ridder
De Rode Ridder

"Ik begin te geloven dat we inderdaad met 'n buitengewoon gevaarlijk wezen te doen hebben!" Tot deze scherpzinnige vaststelling komt een vastgebonden Johan bij een kampvuur nadat twee van Abahrims huursoldaten een gruwelijke dood stierven. Dat gebeurde bij het afbreken van een muur in de onderaardse gewelven van een kasteel waarachter Vrykolakas gevangen zat. Een van die soldaten verliest er zelfs het hoofd bij, letterlijk! Ook de ratten in de gewelven zijn als de dood voor het wezen en vluchten van 'm weg. Op dat moment heeft Johan al oog in oog gestaan met Vrykolakas. Een close-up van die boosaardige, wrede, in het duister oplichtende ogen jaagt ook de lezer de stuipen op het lijf. En hier zitten we net op de helft van het album.

Karel Biddeloo past een geijkt horrorprincipe toe door de dreiging zijn werk te laten doen en niet te veel ineens te tonen om de impact te vergroten. Steven Spielberg liet de witte haai in Jaws (1975) ook niet meteen in vol ornaat zien. Een vin en een soundtrack met een contrabas waren al genoeg om kijkers ongemakkelijk heen en weer te doen schuifelen in hun zitje in de cinema of thuis op de bank. Bovendien was het werkelijke zicht van het zwiepende, rubberen gevaarte met de vlijmscherpe tanden niet zo indrukwekkend. Ook in de eerste Alien (1979) van Ridley Scott duurt het een tijd voor we het buitenaardse wezen met de grote, slijmerige tanden van kop tot teen te zien krijgen.

Het is inmiddels geen geheim dat Karel Biddeloo voor Vrykolakas ging shoppen bij de film The Keep (1983) van Michael Mann, met Gabriel Byrne en Ian McKellen in de hoofdrollen, om bepaalde elementen over te nemen: de onderaardse gewelven, de bedwingende kracht van een kruis dat een demonisch wezen gevangen houdt, het uitroeien van indringers,... The Keep speelt zich af in en rond een Roemeense citadel. Biddeloo geeft geen plaatsaanduiding, maar we mogen het wellicht ook zoeken in die contreien waar Dracula zijn oorsprong vond. Biddeloo verving nog wel de nazi's door huursoldaten.

Vrykolakas met zijn scherpe, almaar roder wordende tanden, net zo goed de boven vermelde haai en alien, de T-rex uit Jurassic Park (1993), de Gremlins, de bijtgrage visjes in de Piranha-films, de wezens uit Don't Be Afraid of the Dark (1973, in 2010 geremaket) en een sliert andere wezens met al dan niet blikkerende tanden in films en andere entertainmenttakken lijken onbewust terug te gaan naar een oerangst om gebeten, opgegeten of verslonden te worden. Dat komt nog het best en het eenvoudigst tot uiting in het sprookje van Roodkapje. "Maar oma, wat hebt u grote tanden?" Charles Perrault (waarin Roodkapje het niet overleeft) en de gebroeders Grimm maakten er elk een bekend sprookje van dat tot de canon van de spookjesliteratuur hoort. In verschillende varianten gaat het vertelde verhaal terug tot de eerste eeuw na Christus in het Midden-Oosten. Het is iets van alle tijden.

Zodra Vrykolakas 's nachts opduikt, is er geen stoppen meer aan. De paarden van de huursoldaten vluchten weg. De mensen zitten als ratten in de val. Ondanks alle eerdere waarschuwingen van Ozias, die de verlaten burcht op zijn duimpje kent, houdt huurlingenleider Abrahim vast aan zijn opdracht om de doortocht via een bergpas en brug te belemmeren en de kasteelruïne te bezetten en het als bolwerk te gebruiken. "Stomme dwazen", concludeert Ozias al snel in het verhaal. Geen kruisboog, zwaard noch speer vermag iets tegen het dodelijke wezen dat zijn vreselijke slagtanden in zijn weerloze, van angst krijsende slachtoffers zet of hen als ledenpoppen weggooit. Enkel het daglicht doet hem terugdeinzen terwijl een kruis hem aanvankelijk in bedwang hield. Een streng knoflook rond de nek van zijn tegenstanders had de vampiersmythologie nog completer kunnen maken.

De tijd tikt gevoelig wanneer Johan in de waterput koortsachtig de bodem aftast op zoek naar het kruis van Eibon, het voormalige zegel dat Vrykolakas in zijn afgesloten gewelf gevangenhield en nu een wapen is om hem neer te steken. Op het laatste nippertje staat Johan met zijn kruis (dat kruis van Eibon bedoelen we dan) paraat om het tegen Vrykolakas op te nemen. Na het keer op keer toestoten; vergaat Vrykolakas tot stof. Ozias' band met Vrykolakas is ook wel stof tot discussie, maar nu kan hij als gewone sterveling de rest van zijn dagen in vrede slijten.

Over Adelaide, het nichtje van herbergier Joab, die de dolle nacht niet overleeft, kan ik me ook nog wel uitlaten in fraaie bewoordingen, maar ze hoort toch al tot het type dat niet voor het eerst of voor het laatst in de stripreeks opduikt. En daar hebben we inmiddels al veel over geschreven.

In dit album domineert de angst. En Biddeloo had er een handje van weg om dat meermaals met succes over te brengen in zijn verhalen. Dezer dagen lijkt Vrykolakas op een anders gemake-upte versie van The Joker of lijkt hij een Halloweenmasker te dragen omdat zijn tronie er op elke prent precies hetzelfde uitziet. Elke lezer die dit album in zijn jeugd heeft gelezen, weet wel beter: je was bang toen je dit las! In een medium waarbij je als lezer zelf het leesritme bepaalt, dat het moet stellen zonder sinistere soundtrack en waarbij je licht nodig hebt om het verhaal te kunnen lezen, is het een hele prestatie om daadwerkelijk schrik te kunnen aanjagen. En daar is Biddeloo grandioos in gelukt.

DAVID STEENHUYSE



© Stripspeciaalzaak.be, 2019-2020