Zoals
wel vaker gebeurt, trekt Johan bij valavond door een woud.
Voor hem slaan enkele kinderen op de vlucht, alsof ze door
de duivel nagezeten worden. Het blijkt geen duivel te zijn,
maar wel Ghüüls. Geprikkeld gaat onze held op
onderzoek uit en klopt aan bij een statige burcht die de
omgeving overschouwt, de Maagdenburcht. Deze wordt bewoond
door de knappe Abigaïl en haar al even knappe zuster Aylill.
Hun schoonheid staat echter haaks op hun zwarte agenda,
want de dames staan in dienst van een insectachtig ruimtewezen,
Urmürmürr. Deze laatste heeft een eerder ongezonde
appetijt voor jonge meisjes, van wie hij de levensenergie
opzuigt en als oude vrouwtjes achterlaat. Aan Abigaïl, Aylill
en de Ghüüls om hem van een gezonde voorraad meisjes
te voorzien. Klinkt allemaal nogal vreemd? Wel, dat is
Karel Biddeloo op zijn best! Aan Johan en de wat
schuchtere dorpsbewoners om voor hun kinderen op te komen
en een einde te maken aan de dreiging van de Maagdenburcht.
Met De Vluchtelingen (deel 81, 1978) en Karpax
de Stalen Man (deel 82, 1978) werd sciencefiction een
regelmatig weerkerend thema in De Rode Ridder.
Soms heel duidelijk zoals in voorgenoemde albums, dan weer
subtiel zoals hier in De Maagdenburcht. Het monster
Urmürmür belandde bij toeval op aarde via een
meteoriet. Dit gebeurt later in de reeks nog eens. In De
Rode Herberg (deel 127, 1988) zorgt een meteorietenreiziger
voor de nodige spanning en vooral... horror. Dat genre speelt
Biddeloo uit in de albums die hij rond deze periode maakt,
het niveau hiervan gaat crescendo en levert enkele topverhalen
op. Filmliefhebber Biddeloo putte hiervoor inspiratie uit
de grote monsterklassiekers uit de filmgeschiedenis. Nosferatu
(Vrykolakas, deel 114, 1985), Frankenstein (De
Zwarte Toren, deel 121, 1987), Creature from the
Black Lagoon (De Monsterman, deel 104, 1983)
om er maar enkele te noemen.
Urmürmürr heeft de gedaante van een gigantische
bloeddorstige rups en bezit de kracht om mensen te veranderen
in Ghüüls. Onder de fantasyfans zijn Ghüüls
waarschijnlijk beter bekend als Ghouls, grafschenders of
lijkenpikkers. Hoewel het monster niet meteen het meest
angstaanjagende uiterlijk heeft, is zijn voedingsgewoonte
dat net wel. Het monster voedt zich met de levensenergie
van jonge meisjes (jongens kan ook, maar die bieden blijkbaar
te veel weerstand). Dit lugubere gegeven weet Biddeloo enkele
keren uit te spelen, waardoor het album een extra benepen
sfeertje krijgt. Vandaar ook de keuze voor deze specifieke
pagina. De stervende Robar doet zijn verhaal. We zien hoe
een angstig, klein meisje leeggezogen wordt tot een stokoude
vrouw en we zijn getuigen van de waanzinnigheid die Robar
in zijn greep krijgt. Angstige, bloeddoorlopen ogen zetten
dit kracht bij.
Op het einde van het album wordt zeer terecht de vraag gesteld
of alle larven van Urmürmürr nu dood zijn. Het
monster zat namelijk op enkele tientallen eieren. Johan
sluit niet uit dat een van de larven nog leeft, maar maakt
zich duidelijk geen zorgen. Er is immers niemand om hen
aan voedsel te helpen. Hier zien we toch een opportuniteit
om een sequel in ware Biddeloo-stijl te maken. Patrick
Cornelis?
Nog een weetje... Alcazar de Segovia is een bestaand kasteel
in Spanje waarvan foto's als model dienden voor de Maagdenburcht.
JACKY
CORNELIS |