De Rode Ridder
28/60. Karpax de Stalen Man (deel 82, 1978)
TEKENINGEN: Karel Biddeloo • SCENARIO: Karel Biddeloo


De Rode Ridder
De Rode Ridder

Na het grootse — of groteske naargelang je smaak — sf-avontuur De Vluchtelingen (deel 81, 1978) is Karel Biddeloo nog niet uitverteld over de buitenaardse bezoekers. In Karpax de Stalen Man reist Johan zelf naar een andere planeet. Op de eerste pagina van het album zwerft hij nog doelloos rond tot hij een zonderling voetspoor opmerkt. Een pagina later staat Johan oog in oog met een stalen man die een paar koppen groter is dan hem. De massieve dreiging steekt zijn hand uit en dat ziet Johan als een aanval. Een scenariohandigheidje om de onverwoestbaarheid van het stalen harnas te demonstreren. De stalen man is zich snel bewust van het misverstand en stelt zich voor als KR-PX, maar Karpax klinkt vlotter. De link naar C-3PO is snel gelegd, en zo blijven we nog wat langer hangen in de Star Wars-sfeer. Karpax lijkt ook op de robot Archie uit de Britse stripreeks De Man van Staal die tussen 1952 en 1977 loopt en ook in het Nederlandse stripblad Sjors is te lezen. In 1971 neemt de Nederlandse stripmaker Bert Bus de stripreeks over.

Johan stemt in om met Karpax mee te gaan naar de tropische planeet Kaluga waar prehistorische monsters en een blauwhuidig primitief volk, de Djawürs, leven. De sterrenvolkeren de Zadoks en de Gyrwyls bekampen elkaar met geen ander doel dan het heelal te overheersen en hebben van Kaluga een strijdtoneel gemaakt. Dit zou een wel héél verre ver-van-mijn-bed-show voor de voormalige ridder van de Ronde Tafel moeten zijn, maar hij wil zijn vrienden uit het voorgaande verhaal helpen. Een flits later bevinden Johan en zijn stalen metgezel zich op Kaluga. Hoewel dat een volstrekt vreemde wereld is, beschikt Johan daar nog wel over zijn instincten die hem voor naderend gevaar behoeden. Terwijl Karpax tegelijk opschept als nederig is over zijn onmetelijke krachten, wordt Johan door Aïmara snel ingelicht over de hudige situatie in een grot die bulkt van de futuristische technologie. Het duizelt Johan niet bij het zien van al dat onbekends. Aïmara maakt van zijn zwaard zelfs een krachtiger wapen... we mogen het geen lightsaber noemen.

Je bent snel gewonnen voor de metalen Karpax en zijn analyserende, uitdagende of spottende opmerkingen. Hij ziet zelfs dat de Djawür-schone Zilyussa "zeer attent is voor Johan", om niet te zeggen dat ze voor hem valt. Wanneer het gezelschap moet wegduiken voor een eskader Gyrwyls-tuigen die door een schokgolfwerper vernietigd wordt, laat Karpax het niet na om Johan en Aïmara erop attent te maken dat een schokgolfwerper hem niet deert. "Steeds tot uw dienst!", voegt hij nog aan die droge mededeling toe. De protocoldroid C-3PO schemert wel degelijk door in Karpax' omgang met zijn menselijke vrienden. Ook bij een aanval van twee logge aanvalsrobotten probeert hij die te stoppen met de beleefde formulering: "Gelieve uw werkzaamheden te staken, waarde konfraters!" waarop beide kolossen hem te lijf gaan en hij zich slaand en schoppend moet verweren.

Bijna op het einde moet Karpax de keuze maken tussen zelfbehoud of zelfvernietiging om een belangrijke mijn te vernietigen. De drie wetten van de robotica of de daarna volgende Nulde Wet ("Een robot mag geen schade toebrengen aan de mensheid, of toelaten dat de mensheid schade toegebracht wordt door zijn nalatigheid") van sf-auteur Isaac Asimov (1920-1992) gelden nog niet in de middeleeuwen. In Biddeloos universum is het simpel: het beetje menselijkheid waarover Karpax lijkt te beschikken, doet hem kiezen voor een daad van zelfopoffering. Door zijn verdwijning zit Johan wel vast op een verre planeet, maar weken na de ontploffing van de mijn duikt Karpax letterlijk op uit de grond nadat hij zich naar de oppervlakte graaft ("een buitengewoon eentonig karwei). Dat Aïmara hem hartelijk omhelst, doet zijn ogen voorwaar harder fonkelen. En zou dat een glimlach zijn? Hij is in ieder geval zichtbaar blij en dat drukt hij als volgt uit: "Anderzijds vervult dit uitbundig onthaal mij met de GROOTSTE voldoening!"

Het afscheid is voorgoed. We zien Karpax, noch Raszlik en Aïmara, ooit nog terug. Zelfs het overgrote sf-gehalte verdwijnt na dit tweeluik. Voor ruimtetuigen (bijvoorbeeld in De Beelden van Djomaz, deel 87, 1979), bizarre futuristische steden (Nevelsteen, deel 93, 1980 en Nirwana, deel 113, 1985) en (half)automaten (De Overlevenden, deel 108, 1984 en De Zwarte Toren, deel 121, 1987) is in volgende albums nog wel plaats.

Volgens de overlevering heeft Willy Vandersteen zijn bedenkingen bij de plotse sf-elementen in De Rode Ridder, maar hij laat Karel Biddeloo betijen. Biddeloo bewees al eerder zijn gelijk over De Rode Ridder, wat ook de redding van de reeks betekende na De Laatste Droom (deel 41, 1969). Bovendien was Vandersteen zelf niet vies van sciencefiction. Bij zijn vroegste producties, nog vóór Studio Vandersteen een feit was, publiceerde hij de sf-avonturen Marscommando's op Aarde (1946-1947) en De Eerste Maanraket (1947-1948) die allebei in Ons Volk verschenen. In de stripreeks Pats (later Tits) introduceerde hij in 1974 het buitenaardse wezentje Flappy van de planeet Flappinus. Suske en Wiske beleven enkele memorabele sf-avonturen, zoals De Gezanten van Mars (1955-1956), De Wolkeneters (1960-1961), De Kwakstralen (1962) en De Dromendiefstal (1969) vóór Johan met Karpax kennismaakt.

DAVID STEENHUYSE



© Stripspeciaalzaak.be, 2019-2020