In
dit verhaal wordt Johan ingehuurd door burchtheer Mordor
om een zekere Arald te laten verdwijnen. Arald stal Mordors
zegelring, waardoor die geen rechtmatig gezag kan uitoefenen
in zijn gebied en geen verdragen met andere edelen kan afsluiten.
Johan belooft de zegelring terug te brengen en speelt dit
vuile spelletje voorlopig mee, maar wil natuurlijk weten
hoe de vork werkelijk in de steel zit. Na een ontmoeting
met Arald, die als banneling leeft aan de andere kant van
de rivier, blijkt dat Mordor, indertijd rentmeester op de
burcht, de ouders van Arald in een jachtongeval liet omkomen.
Arald kon ontkomen met de zegelring, waardoor Mordor in
de problemen zit.
Mordor zelf wordt gemanipuleerd door zijn knappe gezellin
Sirtis, die een serpent van het zuiverste water blijkt te
zijn en achter de schermen de touwtjes strak in handen houdt.
Eenmaal Johan de zegelring komt afgeven bij Mordor, blijkt
ze al verdere plannen te koesteren waarin Johan de plaats
van Mordor inneemt. Sirtis windt Johan om haar vingers.
Die laat het zich op het eerste welgevallen en speelt het
spelletje mee: een innige kus bezegelt de overeenkomst.
Na veel vijven en zessen (herlees zelf het album) komen
Mordor en Sirtis aan hun verdiende einde. Mordor, die doorheeft
dat Johan beter in Sirtis' plannen past, wil Johan uit de
weg laten ruimen tijdens een feest op de burcht. Daar zijn
alle betrokkenen, al dan niet vermomd, aanwezig voor de
apotheose van dit verhaal. Het feest loopt uit de hand en
tijdens een gevecht vangt Mordor de zwaardslagen op die
eigenlijk voor Arald bestemd waren. In zijn laatste momenten
vraagt hij vergiffenis aan Arald. Sirtis wordt dodelijk
getroffen door een werpdolk die eigenlijk bedoeld was voor
Johan. Een klassiek lot voor vrouwelijke slechteriken die
nooit door de hand van Johan zelf sterven.
Terwijl Mordor het dus uiteindelijk weer goed probeert te
maken, komt Sirtis aan haar einde zonder berouw te tonen,
of de kans daartoe te krijgen. Het zou tussen Johan en Sirtis
nooit iets moois hebben kunnen worden, daarvoor is Johan
te rechtschapen en Sirtis te verdorven. Maar mocht Sirtis
even berouwvol geweest zijn als Mordor zou de wederzijdse
kus enkele dagen tevoren dan toch van enige betekenis geweest
zijn? We zullen het nooit weten. Als moreel figuur is Sirtis
te gecompromitteerd. Karel Biddeloo kan
het zich als auteur niet veroorloven om Johan met een dergelijke
discutabele partner op te zadelen (ook al is dat in de verhalen
meestal maar tot Johan weer nieuwe horizonten opzoekt).
Johan heeft nooit geluk gehad met de vrouwen. De vrouwen
waarvan hij oprecht houdt, blijven nooit in leven tot het
einde van het album zoals Hisol in De Hamer van Thor
(deel 45, 1970) en Astra uit De Watermolen
(deel 52, 1971). Of ze hebben een flauw excuus over extra-terrestriale
stoffelijkheid (zoals Galaxa in De Toverspiegel,
deel 58, 1973 en verdere delen) waardoor ze niet permanent
op de aarde kunnen vertoeven. Echte liefde is Johan niet
gegund.
Met het opvoeren van Sirtis proeft Biddeloo voor de eerste
keer van het spanningsveld dat ontstaat tussen Johan en
een booswicht van vrouwelijke kunne. Dat resulteert later
in het geval Demoniah. Deze knappe doch kwaadaardige schoonheid
legt sinds De Leeuw Van Vlaanderen (deel 109, 1984)
Johan geregeld het vuur aan de schenen. Johan wenst dan
wel dat ze definitief het tijdelijke voor het eeuwige zou
ruilen, maar toch blijft ze hem, als duivelin in mensengedaante,
in veel volgende albums stalken. Van deze vrouw raakt Johan
maar niet af, en dat permitteert Biddeloo zich maar al te
graag. Het levert stof op voor vele volgende verhalen waarin
Johan niet helemaal ongevoelig voor Demoniahs charmes zal
blijken...
IVO
DE WISPELAERE |