Nabij
een zuiderse woestijn bevindt zich de burcht Tanelor, waar
Johan door de burchtvrouw Aholiah en haar zoon Kornos gastvrij
ontvangen wordt. Hij treft er ook de bedlegerige burchtheer
Albar aan, die terminaal ziek is na een speurtocht naar
het Sprekende Zwaard. De burchtheer vernoemt de naam van
Bahaal en dat hij in een tempel voorbij de woestijn verblijft.
Zoon Kornos weet Johan ook nog te zeggen dat zijn vader
het bestaan van het Sprekende Zwaard ontdekt heeft in een
oud perkament. Dat zwaard zou de wensen van de eigenaar
vervullen en kan de toekomst voorspellen. Maar moeder en
zoon hebben geen idee wie Bahaal is, tot Johan hen over
de Prins der Duisternis inlicht.
Johan en Kornos vertrekken de volgende ochtend in de hoop
te kunnen verhinderen dat Bahaal het Sprekende Zwaard zou
vinden. Ze houden die avond ergens in de woestijn halt bij
de hut van pottenbakker Ord. Deze schrikt hevig wanneer
hij verneemt dat de Rode Ridder en zijn metgezel op zoek
zijn naar het Sprekende Zwaard. Hij probeert hen tevergeefs
de zoektocht af te raden. Die nacht wordt Johan wakker wanneer
een giftige spin over zijn deken kruipt. Hij vertrapt het
ongedierte, maar stelt vast dat Kornos reeds overleden is
na een beet door die spin. Ord vlucht op een van hun paarden
weg, roepende dat Johan hem niet mag volgen, want dan zal
Bahaal met hem afrekenen!
De onverwacht snelle dood van Kornos is tekenend voor de
rest van het verhaal. De in zwartgallige duisternis gehulde
verdere gebeurtenissen getuigen van een ongekende mistroostigheid
in de reeks, twee albums later nog eens dunnetjes overgedaan
in Het Dodenschip (deel 64, 1974). Liefhebbers
van het evil genre of van de muziek van
Joy Division kunnen hier hun hart ophalen.
Na Kornos begraven te hebben — een goede gewoonte
van de Rode Ridder — treft hij na een urenlange en
spookachtige tocht doorheen de woestijn de bevallige dame
Zaroah aan, die hem onderdak belooft voor de naderende storm.
Ze leidt hem een duivels geïnspireerde tempel binnen,
waar nog twee andere, al even mooie vrouwen vertoeven: Acheah
en Shih. Even later ontdekt Johan op de vloer het haastig
bedekte teken van Bahaal! Het vrouwelijke trio neemt de
vlucht in de ernaast gelegen ruïne, terwijl buiten
het onweer ontaardt in groteske bliksemschichten en onheilspellend
gedonder. Die nacht wordt hij gewekt door Galaxa. Dat is
meteen de derde verschijning van de Fee van het Licht in
deze reeks, en dat in een tijdspanne van slechts vijf albums.
Vier albums later zal ze nog eens haar opwachting maken,
om daarna geruime tijd te wachten, en de hormonen van Johan
pas in het jubileumalbum nummer 100 opnieuw op stang te
jagen.
Jammer genoeg voor de Rode Ridder, die een gezonde man is,
wordt het alweer een kort weerzien, want nadat ze Johan
meedeelt dat hij in de ruïne moet gaan zoeken, verdwijnt
ze gezwind. Johan vindt die ochtend het Sprekende Zwaard,
maar Ord was hem gevolgd, en de lafaard slaat Johan van
achter zijn rug bewusteloos.
De Rode Ridder wordt gekneveld wakker in de tempel, met
voor hem Tintor, het Sprekende Zwaard, dat midden in het
teken van Bahaal geplaatst werd. Waarom de naam Tintor pas
nu vernoemd wordt, kan niet anders dan een ingeving van
het moment geweest zijn bij Karel Biddeloo, want verder
in het album wordt die naam nog dikwijls genoteerd, tot
zelfs bij de witte hengst Tintor, die Galaxa op het einde
van het verhaal als souvenir voor de Rode Ridder zal achterlaten.
De Prins der Duisternis verschijnt triomfantelijk en draagt
zijn vier volgelingen op om een grote man uit klei te kneden.
Die golem moet Bahaal in staat stellen om het Sprekende
Zwaard te hanteren. Bahaal verdwijnt, Ord en Shih maken
buiten uit klei een golem, en Zaroah, die Johan moet bewaken,
valt in slaap. Plots doet het Sprekende Zwaard zijn naam
alle eer aan, en begint tegen Johan te praten. Het zwaard
zegt Bahaal niet te vrezen, en samen met Johan de strijd
te willen aangaan.
Buiten is de golem voltooid, waarna deze door een bliksemschicht
wordt getroffen, en daarmee tot leven wordt gewekt. "Opgeruimd
staat netjes", redeneert de golem blijkbaar, want hij
vermoordt meteen Ord en jaagt daarna Shih in een noodlottige
val van de rotsen. Johan en Acheah zien dit alles gebeuren.
Acheah komt daarbij tot inkeer en wil Johan bevrijden. Zaroah
is inmiddels wakker geworden en, onwetende van de recentste
gebeurtenissen, poogt ze de bevrijding van Johan te verhinderen.
Een catfight tussen beide dames ontstaat. Daarbij
valt een fakkel om en al snel staat de hele tempel in lichterlaaie.
Hola! Stop de persen! Het is wel degelijk Acheah die het
licht gevonden heeft, en niet Shih, want die is te pletter
gevallen. Nochtans wordt Acheah voor de rest van dit verhaal
Shih genoemd (waar in deze bespreking geen gevolg aan wordt
gegeven). Duidelijk een vergissing van Karel Biddeloo.
En dat de nochtans secuur controlerende Willy Vandersteen
dit niet opgemerkt heeft, zal wellicht aan de whisky
dan aan de melk gelegen hebben.
Johan is inmiddels bevrijd, neemt het Sprekende Zwaard ter
hand, en gaat er de aanstormende golem mee te lijf. Wat
volgt is misschien wel de meest memorabele tweestrijd die
de Rode Ridder ooit uitgevochten heeft! Ontelbare keren
heb ik deze pagina's herlezen. Dit is vintage Karel Biddeloo
van een heel goed jaar (1974), en geenszins te vergelijken
met het album De Golem (deel 194, 2002), dat hij
in zijn nadagen geproduceerd heeft.
Tien bladzijden lang is het een vallen en opstaan langs
beide kanten. Dat hebben we mede te danken aan Zaroah, die
ondertussen volgzaam de golem bevrijdt wanneer deze hopeloos
onder vallende rotsblokken begraven wordt. Uiteraard vermoordt
de golem Zaroah ter plekke, wat had je anders gedacht? En
dat Galaxa uiteindelijk Johan een handje moet helpen, is
gezien het onoverwinnelijkheidsgehale van de golem geen
verrassing. Vanuit de tot stof verwaaiende golem is duidelijk
het van haat verwrongen gelaat van Bahaal te zien. Met haar
komst doorbreekt effectief het stralende licht de prangende
duisternis die dit hele album overheerst heeft. Het is zowaar
een verademing voor de lezers.
Vooraleer Galaxa Johan een innige kus geeft, spreekt ze
de historische woorden: "Eens zullen we voorgoed bij
elkaar zijn". Johan smacht: "Ik zal op jou wachten
tot die dag komt, Galaxa..." Tweehonderd albums later
is Johan nog steeds aan het wachten.
MARTIN
HOFMAN |