Een
van de beroemdste figuren uit de middeleeuwse geschiedenis
is ongetwijfeld Karel de Grote (747-814),
de "vader van Europa". Vandaag kennen we Karel
in de eerste plaats als een groot vorst, wat we in zijn
geval trouwens ook letterlijk mogen nemen. Toen het skelet
van Karel in de negentiende eeuw opgegraven werd, stelden
archeologen vast dat de man een meer dan gemiddelde lengte
had voor zijn tijd en misschien zelfs rond 1,90 meter groot
was. Ook zijn rijk was bijzonder groot, zijn faam strekte
zich uit over heel Europa en tot ver daarbuiten. Hij vocht
tegen Langobarden, Saksen en Moren, zoals de volgelingen
van Mohammed die in Spanje vertoefden genoemd werden. De
Moren waren echter niet bereid om hun Spaanse costa
zomaar in de steek te laten, integendeel: de strijd was
bikkelhard en als een gewonde stier moest Karel zich terugtrekken.
"Olé!" zeiden zijn vijanden en
verpletterden in eenzelfde moeite de achterhoede van Karels
leger in de bergpassen van Roncevaux of Ronceval(les) (778).
In feite waren het de Basken die Karel een nederlaag hadden
toegebracht, maar al snel kregen de moslims de schuld, een
verhaal dat we vandaag maar al te goed kennen. De Moren
kregen dus de zwartepiet — mogen we dat nog zeggen?
— toegespeeld, en de geschiedenis werd nog verder
opgeleukt in wat wij vandaag kennen als het zogenaamde Roelantslied.
In dat middeleeuwse heldenepos werd de nederlaag een heroïsche
strijd, waar de koene ridder Roland (sorry, dat is een andere
stripreeks!), ook gekend als Roelant, met het zwaard Durendal
in de hand, en de hoorn Olifant in de mond, zijn laatste
adem uitblies. Tot driemaal toe vroegen Roelants strijdmakkers
om een hulplijn in te schakelen, maar koppig weigerde de
held telkens weer om op zijn toeter te blazen. De tegenstand
was echter veel te groot en de vierde keer liet hij zich
wel overtuigen, tevergeefs. Toen Karel bij zijn trouwe ridder
kwam, lag die reutelend ter aarde, omringd door duizenden
doden.
Het is een vreemde wind die de Rode Ridder eeuwen later
naar Spanje waait, want het lijkt alsof Johan zelf op zoek
is naar vijanden: "Aangelokt door de talrijke geruchten
over Moorse invallen trekt de Rode Ridder naar de zuiderse
landen..." Zou Johan op zoek willen gaan naar de weapons
of mass destruction waarmee de aanslag gepleegd werd
op de torens van Crowstone (deel 33, 1967)? In elk geval
zijn het niet de Moren die Johan eerst mores wil leren,
maar de drie broers Alvarez die de Moorse dreiging als fake
news beschouwen. Gelukkig hebben ze nog hun zus Carmelita,
die wél wat gezond verstand — en mooie looks
— heeft. Zij en haar broers blijken afstammelingen
te zijn van een zekere don Fernando, die zich na een leven
vol strijd, als kluizenaar in de bergen heeft teruggetrokken.
Zijn enige contact met de buitenwereld is het knaapje Jimeno.
Via dat jongetje komt Johan in contact met de norse kluizenaar
en in een zwaardgevecht delft onze ridder het onderspit.
Modred is dus niet de enige die Johan ooit in het stof deed
bijten (Het Rijk van Enid, deel 25, 1965)! Bovendien
heeft de oude Fernando, in tegenstelling tot zijn familie,
wel degelijk de (oorlogs)drums van de vijand gehoord en
beseft hij ten volle dat een invasie van de Moren nakend
is.
En een paar bladzijden later is het zover. De burcht van
de broertjes Alvarez wordt aangevallen, terwijl het drietal
dit niet meteen als aanleiding ziet om hun plicht naar behoren
uit te voeren. Hun burcht is waar hun wijnkruik staat. Beetje
bij beetje wordt die belegerde burcht gesloopt en dan is
voor de oude Fernando de maat vol. Eerst graaft hij de verloren
gewaande hoorn van Roeland op en blaast zich de wangen te
barsten, tot grote angst van de Moren die denken dat Roeland
terug is. En wanneer helaas geen versterking opdaagt, omgordt
hij net als Clint Eastwood in Unforgiven
(1992) zijn oude holster, euh, harnas weer om. Met ware
doodsverachting maakt de oude krijgsman zich klaar, alsof
hij van plan is om in zijn eentje de Moren in de flank aan
te vallen. Zal hij net als Roeland een last stand
maken?
Wat Fernando niet weet is dat zijn hoorngeschal als gejodel
door de bergen weerklonk en menig dapper christenheer heeft
aangespoord om de wapens op te nemen. Don Fernando laat
zijn hoorn voor de derde keer weerklinken. There was
something in the air, Fernando! Het lijkt alsof we
samen met het hoefgetrappel van de paarden O Fortuna
van Carl Orff horen weerklinken en niet
het vervelende nummer Fernando van ABBA
dat ons als een oorwurm tijdens het schrijven van deze bespreking
kwelt. Karel Biddeloo toont ons de oude
ridder die in volle galop met wapperende mantel en een megagigantische
hoorn over de bladzijden dendert. Zou de redding op tijd
komen? Het volume van de muziek neemt toe — O
Fortuna! — evenredig met de hartslag van de lezer.
Plots weerklinkt een kreet van een oplettende Moorse krijger
met het obligate kromzwaard in de vuist: "Achteruit,
de geest van Roeland! De hoorn! Allah bescherme ons!"
En net op dat moment valt een klunzige Jimeno van de muren
naar omlaag én overleeft het. Niet alleen Roeland
en Don Fernando tarten de dood in dit verhaal, maar zelfs
een irritante kleine etter. En dat allemaal terwijl er ondertussen
hevig gevochten wordt bij de afbrokkelende kasteelmuren.
Nog meer paarden, nog meer strijd, nog meer doden, kortom:
op vreedzame wijze wordt afgerekend met de dreiging van
de Moren. Iedereen kan juichen, er is weer vrede in het
land. Don Fernando heeft het kluizenaarsbestaan definitief
afgezworen en is de nieuwe burchtheer, en wonder boven wonder,
zelfs de drie wispelturige broers lijken plots tot inzicht
gekomen. Carmelita geeft Johan een zedige kus op zijn wang
en ergens in het verre land van de Moren huilt een klein
islamitisch meisje om haar vader die in Roncevaux gestorven
is. Maar dat laatste beeld zien we natuurlijk niet in De
Rode Ridder...
BERT
GEVAERT |