De Rode Ridder
16/60. De Kluizenaar van Ronceval (deel 54, 1972)
TEKENINGEN: Karel Biddeloo • SCENARIO: Karel Biddeloo


De Rode Ridder
De Rode Ridder

Een van de beroemdste figuren uit de middeleeuwse geschiedenis is ongetwijfeld Karel de Grote (747-814), de "vader van Europa". Vandaag kennen we Karel in de eerste plaats als een groot vorst, wat we in zijn geval trouwens ook letterlijk mogen nemen. Toen het skelet van Karel in de negentiende eeuw opgegraven werd, stelden archeologen vast dat de man een meer dan gemiddelde lengte had voor zijn tijd en misschien zelfs rond 1,90 meter groot was. Ook zijn rijk was bijzonder groot, zijn faam strekte zich uit over heel Europa en tot ver daarbuiten. Hij vocht tegen Langobarden, Saksen en Moren, zoals de volgelingen van Mohammed die in Spanje vertoefden genoemd werden. De Moren waren echter niet bereid om hun Spaanse costa zomaar in de steek te laten, integendeel: de strijd was bikkelhard en als een gewonde stier moest Karel zich terugtrekken. "Olé!" zeiden zijn vijanden en verpletterden in eenzelfde moeite de achterhoede van Karels leger in de bergpassen van Roncevaux of Ronceval(les) (778). In feite waren het de Basken die Karel een nederlaag hadden toegebracht, maar al snel kregen de moslims de schuld, een verhaal dat we vandaag maar al te goed kennen. De Moren kregen dus de zwartepiet — mogen we dat nog zeggen? — toegespeeld, en de geschiedenis werd nog verder opgeleukt in wat wij vandaag kennen als het zogenaamde Roelantslied. In dat middeleeuwse heldenepos werd de nederlaag een heroïsche strijd, waar de koene ridder Roland (sorry, dat is een andere stripreeks!), ook gekend als Roelant, met het zwaard Durendal in de hand, en de hoorn Olifant in de mond, zijn laatste adem uitblies. Tot driemaal toe vroegen Roelants strijdmakkers om een hulplijn in te schakelen, maar koppig weigerde de held telkens weer om op zijn toeter te blazen. De tegenstand was echter veel te groot en de vierde keer liet hij zich wel overtuigen, tevergeefs. Toen Karel bij zijn trouwe ridder kwam, lag die reutelend ter aarde, omringd door duizenden doden.

Het is een vreemde wind die de Rode Ridder eeuwen later naar Spanje waait, want het lijkt alsof Johan zelf op zoek is naar vijanden: "Aangelokt door de talrijke geruchten over Moorse invallen trekt de Rode Ridder naar de zuiderse landen..." Zou Johan op zoek willen gaan naar de weapons of mass destruction waarmee de aanslag gepleegd werd op de torens van Crowstone (deel 33, 1967)? In elk geval zijn het niet de Moren die Johan eerst mores wil leren, maar de drie broers Alvarez die de Moorse dreiging als fake news beschouwen. Gelukkig hebben ze nog hun zus Carmelita, die wél wat gezond verstand — en mooie looks — heeft. Zij en haar broers blijken afstammelingen te zijn van een zekere don Fernando, die zich na een leven vol strijd, als kluizenaar in de bergen heeft teruggetrokken. Zijn enige contact met de buitenwereld is het knaapje Jimeno. Via dat jongetje komt Johan in contact met de norse kluizenaar en in een zwaardgevecht delft onze ridder het onderspit. Modred is dus niet de enige die Johan ooit in het stof deed bijten (Het Rijk van Enid, deel 25, 1965)! Bovendien heeft de oude Fernando, in tegenstelling tot zijn familie, wel degelijk de (oorlogs)drums van de vijand gehoord en beseft hij ten volle dat een invasie van de Moren nakend is.

En een paar bladzijden later is het zover. De burcht van de broertjes Alvarez wordt aangevallen, terwijl het drietal dit niet meteen als aanleiding ziet om hun plicht naar behoren uit te voeren. Hun burcht is waar hun wijnkruik staat. Beetje bij beetje wordt die belegerde burcht gesloopt en dan is voor de oude Fernando de maat vol. Eerst graaft hij de verloren gewaande hoorn van Roeland op en blaast zich de wangen te barsten, tot grote angst van de Moren die denken dat Roeland terug is. En wanneer helaas geen versterking opdaagt, omgordt hij net als Clint Eastwood in Unforgiven (1992) zijn oude holster, euh, harnas weer om. Met ware doodsverachting maakt de oude krijgsman zich klaar, alsof hij van plan is om in zijn eentje de Moren in de flank aan te vallen. Zal hij net als Roeland een last stand maken?

Wat Fernando niet weet is dat zijn hoorngeschal als gejodel door de bergen weerklonk en menig dapper christenheer heeft aangespoord om de wapens op te nemen. Don Fernando laat zijn hoorn voor de derde keer weerklinken. There was something in the air, Fernando! Het lijkt alsof we samen met het hoefgetrappel van de paarden O Fortuna van Carl Orff horen weerklinken en niet het vervelende nummer Fernando van ABBA dat ons als een oorwurm tijdens het schrijven van deze bespreking kwelt. Karel Biddeloo toont ons de oude ridder die in volle galop met wapperende mantel en een megagigantische hoorn over de bladzijden dendert. Zou de redding op tijd komen? Het volume van de muziek neemt toe — O Fortuna! — evenredig met de hartslag van de lezer. Plots weerklinkt een kreet van een oplettende Moorse krijger met het obligate kromzwaard in de vuist: "Achteruit, de geest van Roeland! De hoorn! Allah bescherme ons!" En net op dat moment valt een klunzige Jimeno van de muren naar omlaag én overleeft het. Niet alleen Roeland en Don Fernando tarten de dood in dit verhaal, maar zelfs een irritante kleine etter. En dat allemaal terwijl er ondertussen hevig gevochten wordt bij de afbrokkelende kasteelmuren. Nog meer paarden, nog meer strijd, nog meer doden, kortom: op vreedzame wijze wordt afgerekend met de dreiging van de Moren. Iedereen kan juichen, er is weer vrede in het land. Don Fernando heeft het kluizenaarsbestaan definitief afgezworen en is de nieuwe burchtheer, en wonder boven wonder, zelfs de drie wispelturige broers lijken plots tot inzicht gekomen. Carmelita geeft Johan een zedige kus op zijn wang en ergens in het verre land van de Moren huilt een klein islamitisch meisje om haar vader die in Roncevaux gestorven is. Maar dat laatste beeld zien we natuurlijk niet in De Rode Ridder...

BERT GEVAERT



© Stripspeciaalzaak.be, 2019-2020