Huurling:
in de middeleeuwen was het woord synoniem voor profiteur,
verkrachter, misdadiger, wreedaard, vechtjas, maar ook opportunist.
Deze professionele krijgslieden lieten zich betalen door
wie het meest bood, maar zodra hun betaling uitbleef, sloegen
ze aan het moorden en plunderen. Huurlingen stonden ervoor
bekend dat ze in het midden van een militaire campagne plots
van kamp konden veranderen omdat de tegenpartij hen beter
betaalde. De beroemdste huurlingen, die Johan echter nooit
tegen het lijf liep, waren de Zwitserse landsknechten, die
berucht waren omwille van hun flamboyante kledij én
hun betrouwbaarheid... tenminste zolang ze op tijd betaald
werden. Tot vandaag bestaat de lijfwacht van de paus trouwens
uit zijn Zwitserse Garde, een traditie die al ontstaan is
in de zestiende eeuw. In de media kennen we vandaag de huurlingen
van Blackwater, die een even dubieuze reputatie
hebben als hun middeleeuwse voorgangers.
Het is prijzenswaardig dat de jonge Karel Biddeloo
voor de allereerste De Rode Ridder die hij volledig
zelf mag tekenen en schrijven alle aandacht heeft gegeven
aan drie van die vermaledijde kerels. Meestal verloopt een
eerste keer — vul zelf maar in wat dat dan precies
mag zijn — nogal klungelig en is wat je gepresteerd
hebt voor veel verbetering vatbaar. Die ongeschreven regel
geldt echter helemaal niet voor Biddeloos eerste 'eigen'
De Rode Ridder. Met Drie Huurlingen levert
hij zonder twijfel een van zijn beste albums ooit, een echte
klassieker, die veel van de vorige albums van Willy
Vandersteen in de schaduw stelt.
Johans eerste ontmoeting met de drie huurlingen verloopt
niet van een leien dakje en lijkt op het eerste gezicht
het cliché te bevestigen van onbetrouwbare sujetten.
Ze hebben namelijk de paarden van Johan, Lancelot en zielenpoot
Parcifal gestolen. Uiteraard is Johans paard goed afgericht
en keert het na een fluitsignaal van zijn meester meteen
terug, weliswaar met huurling Baldon op de rug. Ondanks
zijn fenomenale kracht en lichaamslengte — hij lijkt
zelfs een beetje op de wrestler Hulk Hogan
— is de reus niet opgewassen tegen een ridder van
de Ronde Tafel. Baldons vrienden willen tussenbeide komen,
maar de grote vriendelijke reus maant hen tot kalmte aan
en zegt dat het een eerlijk gevecht was. Sterker nog, wanneer
Parcifal — zucht, wie anders? — gewond raakt
en naar Merlijn moet gebracht worden, stellen de drie huursoldaten
zich zonder aarzeling kandidaat om in een klein dorpje de
krijgsbende van Wardon, de vileine burchtheer, tegen te
houden. Wardon wil er namelijk alles aan doen om te beletten
dat er een nieuwe koning komt. Anarchie is voor hem immers
dé uitgelezen kans om de streek kaal te plunderen,
wat meestal een 'hobby' is van huurlingen.
Karel Biddeloos huurlingen zijn echter uit ander hout gesneden.
Ondanks hun marginale afkomst hebben ze zich elk gespecialiseerd
in de krijgskunst: Baldon is oersterk en hanteert een enorme
bijl alsof het een pluimpje is. Sligurt werpt met messen
en schiet met pijlen op een manier die Robin Hood zou doen
verbleken. En dan hebben we nog Albar, de ex-Viking, die
in het knallen van de zweep niet moet onderdoen voor de
meest ervaren sm-meesteres. Voeg daar nog het zwaard van
Johan bij en je hebt een fantastic four die tot
de grootste daden in staat zijn.
Je zou misschien van deze drie huursoldaten verwachten dat
ze gefrustreerd zijn en een wrok koesteren tegen de maatschappij,
maar nee, de drie heren vechten tegen het onrecht zonder
ook maar een prijs te noemen. Het lijkt alsof Karel Biddeloo
duidelijk wou maken — misschien vooral aan Willy Vandersteen?
— dat deze drie eenvoudige kerels makkelijk in staat
zijn om de edele ridders van de Ronde Tafel een poepje te
laten ruiken. Maar Biddeloo gaat nog een stapje verder.
Baldon redt het belegerde en brandende dorp door, net als
de illustere Griekse held Hercules, met gigantische rotsblokken
de loop van een rivier te wijzigen. Helaas bekoopt hij dit
fraai staaltje van creatieve landschapsarchitectuur met
de dood. Datzelfde lot valt ook Albar te beurt wanneer hij
Johan met zijn zweep van een fatale lanssteek redt. Natuurlijk
was het de gemene burchtheer die Albar naar het Walhalla
stuurt, maar een dodelijke zwaardhouw van Johan stelt meteen
een einde aan de drieste daden van de opperslechterik van
dit album. Geen pardon voor Wardon! En toen was er nog maar
één. Helaas is boogschutter Sligurt ook geen
rustige oude dag gegund nadat hij vanuit een kerktoren Wardons
soldeniers bestookte. Wardons mannen drijven hem in het
nauw en de goed gemikte messen zijn voor Sligurt slechts
uitstel van executie. Even later zijn het geen messen of
pijlen die door de lucht vliegen, maar het ontzielde lichaam
van Sligurt dat de kortste weg naar beneden kiest uit het
raam van de kerktoren. Opnieuw neemt Johan wraak voor zijn
onfortuinlijke medestrijder, terwijl de dorpelingen zich
kranig weren en succes boeken op het geïmproviseerde
slagveld.
De strijd is gestreden, de vijand verdreven, het recht is
geschied en het belegerde dorpje kan weer opgelucht ademhalen.
Van vreugde is echter geen sprake. In een meesterlijk shot
zoomt Biddeloo in op drie kruisen, die doen denken aan de
drie kruisen op Golgotha, waar Jezus Christus
gestorven is tussen twee veroordeelde moordenaars. Drie
vechtersbazen, nee, martelaars, hebben zich onbaatzuchtig
gegeven voor de goede zaak. Filosofisch merkt Lancelot op
dat er steeds mannen zullen gevonden worden om zich in te
zetten voor een rechtvaardige zaak. Mannen, mensen, geen
ridders, geen mensen van adel, misschien is het zelfs een
bijna marxistische oproep van Biddeloo tot de gewone man
om te strijden tegen het onrecht.
Vechten tegen het kwaad is echter niet alleen een zaak van
ridders, ook jij en ik kunnen die strijd aangaan. Voorwaar,
er is een nieuwe wind door De Rode Ridder gewaaid,
Willy Vandersteen, maak snel plaats voor de nieuwe koning.
Voortaan zullen andere wetten en normen heersen in het land
van De Rode Ridder!
BERT
GEVAERT |