Wat
bezielde Willy Vandersteen om een lieve,
brave jongen met een hart van goud, zo meedogenloos op de
proef te stellen? Was het voor hem ook een genadeloze afrekening
met de reeks waarvan hij na dit album voortaan het scenario
niet meer zou schrijven en de fakkel zou doorgeven aan Karel
Biddeloo?
Sukkel van dienst in dit album is Parcifal, die in de wereld
van De Rode Ridder de zoon is van koning Arthur,
maar volgens de bestaande legendes een eenvoudige ridder
van de Ronde Tafel was. In Het rijk van Enid (deel 25, 1965)
is diezelfde Parcifal nog een onschuldige baby, maar dat
belet Modred niet om een verlammende straal op het kleine
boeleke af te schieten. En kijk, achttien albums verder
is Parcifal een flinke jongeman geworden, zonder dat de
tijd echter vat heeft gekregen op Johan en Lancelot. Deze
bekendste ridders van de Ronde Tafel spelen in Parcifal
slechts een heel klein rolletje, enkel de eerste en de laatste
pagina's mogen ze opdraven om andermans problemen op te
lossen.
En problemen zijn er genoeg in dit album! Door een of andere
demonische kracht — Willy Vandersteen — lijkt
al het onheil zich op Parcifal geconcentreerd te hebben.
Net zoals de beroemde Kaspar Hauser (1812-1833),
wiens korte leven in 2019 verstript is door Bart
Proost en Criva, groeit Parcifal
op ver weg van de boze buitenwereld. De zoon van de grote
koning Arthur werd immers bewust grootgebracht waar er geen
krijgsgeweld heerst, zonder hem op de hoogte te brengen
van de daden van zijn koninklijke vader. Bijgevolg houdt
de jongen zich bezig met het hoeden van schapen en spelen
op zijn schalmei. Maar zijn pleegouders, Rodrik en Ilaine,
zijn bezorgd dat de komst van een gewonde ridder het sluimerende
bloed van koning Arthur zal doen ontwaken in hun adoptiekind.
Bij het brandende haardvuur voeren ze hier een erg filosofische
discussie over, die al in de klassieke oudheid gevoerd werd:
worden onze daden beheerst door onze afkomst (nature/fysis)
of door onze opvoeding en omgeving (nature/nomos)? Heeft
de vreedzame opvoeding van Parcifal gewerkt of zal hij net
zoals zijn vader een krijger worden?
Om Parcifals intrede in de wereld te bemoeilijken én
hem een afkeer te doen krijgen van wapengeweld komen ze
op het idee om hem een narrenpak aan te trekken, of zoals
Rodrik zegt: "Harde lessen zullen zijn deel zijn, bespot
en vernederd zal hij hier terugkeren!" Alsof dat nog
niet genoeg is, krijgt de zielige jongen een ezeltje waarmee
hij zich na een aantal pagina's in dienst stelt van Gunard,
een al even grote loser die getooid is in een wapenrusting
uit de jaren stilletjes. Het lijkt precies alsof Don Quijote
en Sancho Panza samen op stap zijn.
De tocht van Gunard en zijn jonge 'schildknaap' is maar
een kort leven beschoren, want in een hard gevecht delft
hij samen met zijn tegenstander het onderspit. Parcifal
is amper bekomen van dit verlies of hij ontmoet een gemene
edelvrouw die hem dwingt te zingen voor haar. Omdat Parcifal,
naar eigen zeggen, haar ogen "hard" vindt , gaat
hij niet op het voorstel in waarop zij dreigt zijn ezeltje
te doden. Parcifal houdt haar tegen, maar op dat moment
komen de vrienden van het gemene serpent die Parcifal een
stevige aframmeling geven. Waar is je schalmei wanneer je
die nodig hebt?
Wanneer de jongen, die meer en meer begint te lijken op
de zielige Enak uit Alex, bloedend bijkomt, ziet
hij tot zijn ontzetting dat ze ook zijn ezeltje hebben afgemaakt!
De filosoof in Parcifal is plotseling ontwaakt, de schellen
zijn van zijn ogen gevallen: hoe kunnen mensen zo wreed
zijn? Parcifal realiseert zich dat mensen tot het kwaad
in staat zijn, louter omwille van het genot van het kwaad
én niet — om het met de woorden van de filosoof
Socrates (vijfde eeuw voor Christus) te
zeggen — omdat ze niet weten wat het goede is. Ook
de theoloog Augustinus, die bijna duizend
jaar na Socrates leefde, had al aangetoond dat mensen het
slechte doen, louter omwille van het plezier van het slechte.
Parcifal huilt bittere tranen bij dit besef. Zijn ezeltje
ligt dood op de grond, symbool van de vele onschuldige dieren
die sterven door de gewelddadige menselijke aard.
Dieren zijn, Gaia zal het beamen, nog meer
dan Parcifal het slachtoffer van onze daden. Zo stierven
tijdens Napoleons Russische Campagne (1812)
naar schatting tussen de honderdtwintigduizend en honderdveertigduizend
paarden, in de Eerste Wereldoorlog waren dat maar liefst
acht miljoen paarden en ezels. In De Rode Ridder
sterven veel trouwe rijdieren een anonieme dood, vergeten
op een of andere donkere strippagina. Ook Johan verloor
een hele kudde nobele viervoeters, ofwel door vergif, ofwel
door pijlen of door een dodelijke val, zelfs wurgplanten
brachten een hinnikende vriend van hem om het leven (Medusa,
deel 125, 1988).
Meestal blijft Johan stoïcijns kalm bij het verlies
van een rijdier, maar Parcifal niet. Zelden werd een personage
in De Rode Ridder zo emotioneel gebroken, zo aangedaan,
zo vol emotie getoond bij de dood van een dier. Het verkleinwoord
"ezeltje" hakte er bij mij als jonge lezer nog
veel harder in, waardoor deze scène op mijn netvlies
gebrand bleef...
Na zijn 'filosofisch' ontwaken zien we hoe Parcifal een
louterend bad neemt én er opnieuw ingeluisd wordt
door mensen die van zijn goedheid misbruik willen maken
om op slinkse wijze een burcht te veroveren. Gelukkig komt
Parcifal op tijd tot inzicht, maar opnieuw rollen er tranen.
Deze keer vloeien er waterlanders wanneer Parcifal hoort
hoe de gewonden bij de belegering van een kasteel aan het
kermen zijn. En net wanneer Parcifal in een vuurzee ten
onder wil gaan, samen met de laatste overlevenden van de
belegering, verschijnt de reddende cavalerie... met Johan
en Lancelot aan het hoofd. Bedoelde Willy Vandersteen dat
we ondanks alle miserie en ellende steeds moeten blijven
hopen? Dat nihilisme niet het laatste antwoord is?
Eind goed, al goed, jawel, maar zelden heeft een strip zoveel
aandacht gehad voor het leed dat mensen elkaar berokkenen.
Nooit was er zoveel oog voor zij die vallen onder moordend
staal en verzengend vuur: mens en dier, slachtoffers van
zinloze wreedheid. We worden er even stil van.
BERT
GEVAERT |