Uit:
De Gulden Harpoen (1992-1993) Zeker in de vroegste Suske en Wiske-verhalen
was het katholieke geloof nooit ver te zoeken, en niet alleen
in de soms moralistische thematiek. Willy Vandersteen heeft
bijvoorbeeld talloze Mariabeeldjes getekend op Antwerpse straathoeken
en ook boven de bedjes van onze jonge helden. En als het avontuur
zelfs voor Suske en Wiske té spannend werd, deden ze
regelmatig een schietgebedje. Ook Paul Geerts zorgde regelmatig
voor Bijbelse referenties. In De Kale Kapper (1970-1971)
wordt duidelijk verwezen naar het verhaal over Simson en Delila
uit het oude testament en in De Adellijke Ark (1979)
gaat het natuurlijk over de Ark van Noach. In De Gulden
Harpoen is het de beurt aan Jona, de profeet van Zebulon,
die met de Nederlandse ontdekkingsreiziger Jan Huygen strijdt
om de harpoen uit de titel. Het verhaal begint op de Fanclubdag
in Boxtel, waar onze vrienden hun lezers ontmoeten. Als ze wat
later bedwelmd en gekneveld worden achtergelaten door de nazaten
van Jan Huygen, blijkt dat hun Nederlandse fans niet altijd
even respectvol zijn.