Uit:
De Malle Mergpijp (1972-1973) "Heb op mezelf geschoten. Kan mezelf niet
meer zien. Wat is er van mij na al die jaren geworden? Ben hetzelfde
Jerommeke niet meer", laat Jerom zich in het begin van
het verhaal welgevallen nadat hij een wandspiegel aan gruzelementen
heeft geschoten. Hij lijdt niet aan een knoert van een midlifecrisis,
noch is het een verkapt commentaar op de saaie deus ex machina-rol
die zijn auteurs hem in de loop van de abums hebben toebedeeld.
Hij doorspartelt een existentiële crisis en denkt met nostalgie
terug aan de goeie ouwe tijd van De Dolle Musketiers:
"Sierlijk loszittend dierenvel! Lekkere snoepjes anijs!"
Een gifpijltje van Krimson versterkt al deze emoties nog meer
en hij draait door. Opnieuw wekt Schanulleke vaderlijke gevoelens
in hem, hij die zelf zijn moeke niet heeft gekend... Maar daar
komt verandering in!