Een katholieke Johan?
Hoewel het in geen enkele strip expliciet vermeld wordt (op een uitroep als "Bij Sint Joris" na), is de Rode Ridder zonder de minste twijfel katholiek. In De Groene Steen (deel 149) geeft Johan trouwens wel blijk van zijn kennis uit de bijbel, wanneer hem gevraagd wordt wat er gebeurde toen Mozes van de berg afdaalde: "Natuurlijk, Mozes stelde vast dat het Israëlisch volk tijdens zijn afwezigheid tot heidendom vervallen was en het Gouden Kalf aanbad!" Elke westerse ridder uit de veertiende eeuw moest kennis van de bijbel hebben en kon niets anders dan zeer devoot gelovig zijn: 's morgens vroeg werd de dag begonnen met een misviering en er werd gebeden voor God en al zijn heiligen. Een aandachtige lezer van De Rode Ridder zal hier waarschijnlijk niet zo veel van gemerkt hebben, maar ook in de oude albums van De Rode Ridder komt het katholiek geloof nergens echt ter sprake. Om het theologisch uit te leggen: Johan gelooft in de mens Jezus. Hij zet zich daarom onbaatzuchtig in voor zijn medemens in nood, doodt nooit zomaar zonder enige reden, geeft aalmoezen aan armen, begraaft de doden,... In de god Christus gelooft hij minder. Hij gaat niet naar de kerk, spreekt zelden zijn geloofsbelijdenis uit en voltrekt weinig christelijke rituelen. De christelijke dogmatiek (Christus) interesseert hem geen zier, maar de christelijke ethiek (Jezus) respecteert hij ten volle, een beetje zoals vele christenen vandaag. Op dat vlak is onze rode held zeer modern te noemen. Minder modern — alhoewel, kijk maar naar de recente oorlogen in Irak en Afghanistan — is zijn strijd tegen de ongelovigen, de moslims!

Kromzwaarden en punthelmen
Zowel Willy Vandersteen als Karel Biddeloo zijn vrij accuraat in hun weergave van de islamitische krijgers: ze dragen baarden (zoals een fundamentalistische interpretatie van de islam adviseert) en zijn donkerkleurig. Op hun hoofden dragen ze puntige helmen waarvan ook archeologische sporen zijn teruggevonden. Rond die helmen droegen ze vaak tulbanden die voor een extra bescherming tegen de brandende woestijnzon zorgden, wel handig voor een invasie in noord-Europa... Ze beschermden hun lichaam met ronde schilden en maliënhemden, waarover ze lange gewaden droegen, zoals de Europese ridders dat eveneens deden in de dertiende en veertiende eeuw. Ze maakten gebruik van speren en bogen, maar werden vooral gevreesd omwille van hun korte kromzwaarden. Uiteraard was dat kromme staal nooit opgewassen tegen een ridder van koning Arthur.

Sprookjes van Duizend-en-Eén-Nacht
Al vrij vroeg maakt Johan kennis met de moslims. In De Parel van Bagdad (deel 4) maakt hij een verplichte reis naar Bagdad en belandt na een schipbreuk op de kust van Turkije. Nog niet helemaal bekomen van zijn reis, krijgt hij het letterlijk aan de stok met een vijandige Turk die er openlijk voor uitkomt alle christenen te haten. Door een laffe aanval in de rug, delft Johan uiteindelijk het onderspit en belandt op een slavenmarkt. Op die markt is net een leeuwin uitgebroken die het op het leven van de ongewapende kooplustige kalief gemunt heeft. Met behulp van zijn ketens houdt Johan de leeuwin in bedwang want "voor de Rode Ridder is de kalief geen vijand meer, doch slechts een mens in gevaar." Aldus wordt Johan opgevangen in het paleis van de kalief waar hij al snel vriendschap sluit met Omar, de plaatselijke Merlijn. Tijdens een van hun nachtelijke gesprekken brengt Johan het probleem van de slavenhandel ter sprake: hoe kunnen de moslims zo wijs en verfijnd zijn, maar toch slavenhandel toestaan? Er is maar één oplossing om de kalief tot inkeer te brengen en dat is hem de parel van Bagdad te bezorgen, een mysterieuze parel waarmee men in de toekomst kan kijken. Johan ruilt zijn ridderplunje voor een Prince of Persia-outfit met bijhorende hoofddoek en vat de zoektocht naar de Parel aan, maar dat verloopt uiteraard niet van een leien dakje. Onderweg wordt hij in de woestijn geconfronteerd met reusachtige schorpioenen, vliegende slangen, boze tovenaars, fata morgana's,... Kortom, na tal van belevenissen in de sfeer van de sprookjes van Duizend-en-Eén-Nacht, slaagt Johan erin om de parel te veroveren. De parel geeft de kalief het advies om zijn slaven te bevrijden want de Mongolen naderen Bagdad en dreigen de stad te verwoesten. Enkel met de steun van de slaven kan men de Mongoolse dreiging het hoofd bieden, maar dan moet men de slaven bewapenen… De kalief weigert resoluut en ziet zijn rijk tenonder gaan.

En hier maakt Willy Vandersteen een historische blunder. Bagdad is inderdaad verwoest door de Mongoolse troepen van Hülagü die volgens de Arabische kronieken tussen de achthonderdduizend en twee miljoen slachtoffers maakten, maar dat gebeurde in het jaar 1258, terwijl De Rode Ridder grosso modo gesitueerd mag worden in de veertiende eeuw, met enkele uitzonderingen zodat-ie eigenlijk ook een zwerver in de tijd is. Het zal Willy wellicht worst geweest zijn want hij was in dit album vooral geïnspireerd door de sprookjeswereld van Duizend-en-Eén-Nacht, die ook de inspiratie was voor albums als De Vervloekte Stad (deel 100), De Boeienkoning (deel 128) en het minder geslaagde De Lamp van Aladdin (deel 181), dat enkel omwille van zijn titel interessant is...
Deze drie albums ademen perfect de sfeer uit van de Arabische sprookjes en bevatten alle typische ingrediënten die ook al in De Parel van Bagdad aanwezig waren: steden met kronkelende straatjes, typische koepeldaken, brandend hete woestijnen, af en toe eens een monstertje, goede en slechte magiërs, gesluierde inwoners,... en dat laatste brengt ons meteen bij het volgende. Karel Biddeloo kon het natuurlijk niet laten een nieuw element toe te voegen dat ontegensprekelijk een grote rol speelt in de sprookjes van Duizend-en-Eén-Nacht, maar wat door Willy toevallig (?) over het hoofd werd gezien: schaarsgekleed, vrouwelijk schoon! Ithys, de knappe deerne die Johan in dit album assisteert, danst in De Vervloekte Stad een sluierdans waar zelfs Mata Hari jaloers op zou zijn! In De Boeienkoning zal Demoniah dat dansje nog eens overdoen, zonder echter zoals Ithys een kromzwaard in te slikken als hoogtepunt van de dans. In dat album speelt ook het toverboek Necronomicon een rol, een mythisch boek ontsproten aan de verbeelding van de Amerikaanse horrorauteur H.P. Lovecraft (1890-1934) die Biddeloo ongetwijfeld ook inspireerde voor albums als De Maagdenburcht (deel 102), De Rode Herberg (deel 127),... Maar dat is dan weer een ander boeiend aspect van onze rode held.

Moorse plunderaars
In tal van albums is er dus geen sprake van een strijd tussen de christenen en de moslims, alleen enkele snode moslims die misschien de reputatie van de rest verpesten. Zo'n beetje zoals het verhaal van 11 september als het ware. Toch moet Johan in een aantal albums het oorlogszuchtige Arabische kromzwaard van zich afweren.
In De Parel van Bagdad zijn de moslims nog vriendelijke jongens die weliswaar slavenhandel tolereren, maar vanaf De Zwaneburcht (deel 29), keert het tij en laten ze zich van hun slechte kant zien. Eerst zijn het de Perzen die Noormannen hebben ingehuurd of afge-euh-perst om samen met hen de schat van de Zwaneburcht te veroveren, maar later worden het zelfstandige, Moorse plunderaars. Een kleine corrigerende tik op de vingers van Willy (en zijn opvolger Karel): de benaming 'Moren' verwijst historisch gezien naar de islamitische bevolking van Spanje, terwijl de moslims in de middeleeuwen eerder ‘Saracenen’ genoemd werden.
Of ze nu Saracenen of Moren moeten genoemd worden, zal voor de mensen die door hen werden lastiggevallen niet veel hebben uitgemaakt. Een Saraceens of Moors zwaard is immers even scherp. En dat ondervinden de krijgers in Het Beleg van Crowstone (deel 33) aan den lijve. In dit prachtige album komt de Moor Haram de Zeearend zich wreken op een onsympathieke burchtheer die hem ooit onheus behandeld heeft. Het gedrag van de Moorse piraat is dus niet louter ingegeven door een zucht naar goud. Als lezer kan je misschien wel wat sympathie opbrengen voor deze donkergekleurde medemens. Na een episch gevecht gaat Crowstone uiteindelijk ten onder, maar ook met de Moorse piraten loopt het slecht af. Ze komen allemaal om op zee. Dat zal ze leren!

Je zou denken dat ze nu hun lesje wel geleerd hebben en voortaan het ruime Europese sop niet meer kiezen, maar niets is minder waar. De maniakale Moren komen terug in Excalibur (deel 51) en hebben zich deze keer laten verleiden door Qrandar, de zoon van Bahaal, die nog een deftig eitje te pellen had met koning Arthur. De Moorse aanvoerder Hassi Djelfa onderwerpt Johan en Lancelot aan enkele zinloze martelingen, maar krijgt op het einde een stevig pak rammel van de zwaar geharnaste troepen van Parcifal.
Dertig albums later staan de Moren er echter terug in Het Spook (deel 83). Ook hier worden ze niet van hun beste kant getoond: het zijn meedogenloze en wrede plunderaars die een knap meisje opsluiten in een vuurtoren, samen met de schatten die ze niet op zee kunnen meenemen. Het arme kind heeft echter de Moren vervloekt waardoor ze allen omkwamen op zee. Een beetje Moor zou bij het horen van de vervloeking door een boos spook én na het lezen van het slot van Het Beleg van Crowstone nooit meer terugkomen, maar dat is buiten de wrede Harum Ramad gerekend. Gelukkig is er nog steeds het zwaard van Johan. In hun confrontatie met de Rode Ridder, "de blanke hond", regent het trouwens islamitische vloeken. Zo roept een krijger bij het waarschuwingsvuur van Johan uit: "Bij de baard van de Profeet! Die rook zal ons verraden!" En even later schreeuwt een Moorse plunderaar "Allah" uit wanneer hij door Johan van heel nabij kennis mag maken met datzelfde vuur. "Mohammed Inch Allah!" klinkt het wanneer de gang naar de trap instort, maar wil Allah het ook dat ze ofwel afgeslacht worden op het slagveld of (opnieuw) omkomen door het zeewater? Blijkbaar heeft Allah een deal gesloten met Neptunus!

Saraceense veroveraars
Hoog tijd om die Saracenen eens een koekje van eigen deeg te geven, maar nu op hun eigen grondgebied. Het woord 'vergeldingsaanslag' is hier misschien wel op zijn plaats. Een van de meest epische albums waarin Johan zélf problemen zoekt met de moslims is De Kluizenaar van Ronceval (deel 54). "Aangelokt door de talrijke geruchten over Moorse invallen trekt de Rode Ridder naar de zuiderse landen…"
Het album is gesitueerd in Spanje en draait om de mysterieuze terugkeer van de hoorn van Roeland, die in het jaar 778 in Ronceval de moslims tegenhield en het uiteindelijk met zijn eigen leven moest bekopen. Die hoorn van Roeland is absoluut nodig want de lokale burchtheren, drie oververhitte Spanjaarden, denken eerder aan wijn en dobbelen dan hun onderdanen te beschermen tegen de agressie van de Saracenen. Gelukkig is Johan daar toevallig op het juiste moment om hen wat manieren te leren én kan de hoorn van Roeland opnieuw schallen dank zij de mysterieuze kluizenaar van Ronceval. Het is trouwens diezelfde kluizenaar die Johan verslaat in een zwaardgevecht... zonder vuile trucjes bovendien. Het is bij ons weten het enige album waarin Johan de duimen moet leggen in een eerlijk duel met het zwaard.
Samen met dit album ademt ook De Vesting (deel 97) dezelfde sfeer uit: een machtige burcht die de toegang naar Europa bewaart, moet het in een wanhopige poging uithouden tegen islamitische veroveraars (in Het Beleg van Crowstone waren de Moren enkel uit op wraak). Het thema van de Saraceense veroveringsdrang werd een van de allereerste keren meesterlijk op het witte doek gebracht in de film El Cid (1961), ongetwijfeld een bron van inspiratie voor Karel Biddeloo. Charlton Heston zet er een stoere Rodrigo Diaz de Vivar neer, een elfde-eeuwse Spaanse edelman die de moslims in Spanje manhaftig weerstand bood. Op het einde van de film sterft de dappere moslimdoder, maar om zijn vijanden om de tuin te leiden wordt zijn lijk vastgegespt op zijn paard de vijand tegemoet gestuurd. Huilend van angst vluchten ze voor de held weg die zij al dood hadden gewaand. Het doet een beetje denken aan de verblinde Overste uit De Vesting die zich laat vastgespen op zijn paard en op de vijanden afstormt.

Islamitische bergnomaden
De eerlijkheid gebiedt ons nu je te vertellen dat er in De Vesting geen sprake is van moslims, maar van zogenaamde bergnomaden. Hun uiterlijk (baarden en donker), bewapening (kromzwaarden en punthelmen), namen (Yoessef, Hamid, Sabin,...) en hun Arabisch uitziende aanvoerder zorgden er echter voor dat we hen niet opnamen bij Volkeren historisch benaderd deel 2: De woeste nomaden, maar bij de moslims. Ze zijn misschien islamitische bergnomaden, is dat geen mooi compromis?
Compromis of niet, Biddeloo hield wel van die bergnomaden, want in Sol Invictus (deel 136), duiken ze weeral op. De bergnomaden van Magor tonen alle kenmerken van moslimkrijgers, tot een halve maan op het paard van Magor toe, maar zijn toch geen echte moslims. Ze aanbidden namelijk een Romeinse godheid, Sol Invictus, de onoverwinnelijke zon. Enne, nomaden zijn ze ook al niet, want ze hebben een vaste stek onder de zon, een ondoordringbare bergvesting. Tja, wat zijn het dan? Laat ons het deze keer maar houden op semi-islamitisch-heidense bergbewoners. Maar wacht, ze wonen niet op of in de bergen, maar effectief in de bergen... Heidense fake-islamitische Troglods, dat zijn het!

De Assasijnen
Willen de echte moslims nog één keer opstaan in De Rode Ridder? Het zal duren tot album 150, Klingsor, vóór de serieuze moslims weer opduiken in de reeks. En wàt voor moslims! Niemand minder dan de Assasijnen zijn de bondgenoten van Johan en de tempeliers in dit extra dikke album. De Assasijnen waren een islamitische splintergroep die voor het eerst beschreven werden door de dertiende-eeuwse ontdekkinsgreiziger Marco Polo. Deze Italiaanse fantast, die van echte geschiedschrijving weinig kaas had gegeten (zeker in vergelijking met zijn Vlaamse collega Willem van Ruubroek!), fantaseerde er lustig op los in zijn beschrijving van de Assasijnen: hun leider, de 'oude man' zou jongemannen met hasjiesj drogeren en ze zo een toegang bieden tot het paradijs. Na hun roes wilden die jongemannen uiteraard terugkeren, maar dat konden ze alleen maar na het vervullen van gevaarlijke opdrachten, meestal zelfmoordaanslagen. Vandaar ook het Franse en Engelse "assassin" voor "moordenaar". De Mongoolse troepen van Hülagü, die ook al Bagdad hadden verwoest, maakten in 1256 komaf met die leuke hobby's van de Assasijnen ondanks hun onneembare vesting Alamut. Daar is bij De Rode Ridder niet al te veel van te merken, want in deel 150 dartelen de moordende moslims vrolijk rond, tot ze door Klingsor aan zijn vissen gevoerd worden. Hopelijk krijgen de Assasijnen en hun geloofsgenoten in de toekomstige albums een nieuwe kans?

TEKST: BERT GEVAERT



© De Stripspeciaalzaak, 2009