PERSONAGES

Behalve Robert en Bertrand zijn ook Nummer 17, mijnheer Mangin en Strambach figuren uit de roman van Raf Verhulst. Joeki en Rozemarijn Stippenlift zijn vondsten van Willy Vandersteen zelf.

 

Fragment uit deel 4, De Levende Brug.

Robert en Bertrand
Robert is de slanke blonde, Bertrand de zwartharige, ietwat gezette. Over hun afkomst kom je weinig te weten. Feit is dat beide zwervers het hart op de juiste plek hebben, nooit te beroerd zijn om iemand bij te staan, van vele markten thuis zijn, grondige kennis van tal van zaken hebben en in feite zeer veelzijdige mannen van de wereld zijn. Des te meer verbaast het velen dat zij rondzwerven. Dit geldt vaak voor Nummer 17, maar zeker ook voor Joeki.

Zelfs aan hun beschermeling willen de vagebonden niet veel kwijt over hun verleden. Ze blijven zich in nevelen hullen. Toch wordt incidenteel een tipje van de sluier opgelicht. Zo vertelt Robert aan Joeki dat hij Bertrand in het buitenland leerde kennen, waar Bertrand "tot de hogere kringen behoorde..." (deel 21, pagina 19). Dit buitenland was Polen, waar Bertrand als officier bij de ruiterschool gestationeerd was en waar hij de spionne Maria Lanewska alias Blanche de Touflor leerde kennen op wie hij verliefd werd (deel 13, pagina's 17, 18, 19). Echter... Polen bestond niet als natiestaat tussen 1795 en 1918.

Robert had in het verleden in elk geval contacten met rijke dames en edelvrouwen, hoogstwaarschijnlijk gaf hij bals en ontvangsten: "Er was een tijd dat ik edele en charmante dames uitnodigde, mevrouw! Het spijt me heel erg uw uitnodiging niet te kunnen aanvaarden!" (deel 13, pagina 15). In deel 25 komt het verleden weer aan de orde tijdens een gesprek met Ramia en Zejof. Robert: "Wij kunnen je nu niet meer vertellen, waarom we vagebonden geworden zijn." Zijn kompaan voegt hieraan toe: "Een reeks gebeurtenissen heeft ons er toe aangezet, steeds de zijde te kiezen van al diegenen wie onrecht wordt aangedaan." Waarom ze dit als zwerver proberen en niet vanuit een hogere, makkelijkere maatschappelijke positie onthullen ze niet. Dit verklaart wel waarom ze een goede kennis hebben van de Engelse taal (deel 5) en verder over veel kennis beschikken van allerlei zaken. In deel 27 (pagina 6, prent 11) wil Bertrand in aanwezigheid van Joeki de reden van hun zwerversbestaan onthullen, maar van de eveneens aanwezige dokter Minten hoeft dat niet. Behalve zwervers zijn de twee vagebonden natuurlijk ook nog oproepbare geheim agenten in persoonlijke dienst van parkethoofd Mangin.

Zowel Robert als Bertrand zijn beiden bedreven in de vechtsport savate, ofwel "Frans boksen". Het is een mix van slagtechnieken uit het Engelse boksen met traptechnieken uit karate en taekwondo. Bij Bertrand speelt bovendien zijn kracht mee, waarmee hij bijna elke tegenstander de baas is. Desondanks moet hij enkele malen zijn meester erkennen, in de Moldavische reus Zybsko (deel 17, pagina 10), in Sis de garnaalvisser (deel 22, pagina's 10, 11) en in boswachter Gommaar (deel 44, pagina 7).  Robert redt hem tegen Leo Zelman (deel 12). Toch is hun leus: "Slechts in gevaar, geweld in 't gebaar". Ze kunnen allebei goed schermen, maar Robert is hierin een ware meester. Slechts in twee delen verliest hij een partij, in deel 42 tegen Bolberger en in deel 55 tegen de Moldavische kolonel Swolska.

Fragment uit deel 41, De Dochters van de Zon.

Schieten met pistool en geweer, fietsen, autorijden, (reddings)zwemmen, duiken, landmeten en in mindere mate bergbeklimmen, behoren eveneens tot hun vaardigheden. Verder hebben ze grondige kennis van autotechniek. Beiden zijn charmeurs, vooral de dichterlijke Robert. Toch is het Bertrand die bijna het zwerversbestaan eraan geeft, vanwege zijn liefde voor fabrieksarbeidster Anna. Zij komt echter jammerlijk om het leven bij de ramp van Corvilain (deel 21).

Fragment uit deel 17, Avontuur in Moldavië.

De vagebonden zijn beiden dapper, onbaatzuchtig, behulpzaam en vindingrijk en moeten weinig hebben van oorlogsgeweld. In deel 16 zien ze direct alleen de slechte dingen in een duikboot, verder zijn ze tegen pistoolduels (deel 28) en tegen machinegeweren (deel 36). Desalniettemin is Robert een meesterschutter (deel 19, pagina 27) en als het van pas komt, gebruiken ze het machinegeweer tóch (deel 36). Nood breekt wet!

Vaak spreiden ze hun uitgebreide kennis ten toon: het spiritisme kent weinig geheimen voor hen (deel 19) en ook hun historische kennis mag er wezen (delen 22, 31, 42). Bertrand is verder een getalenteerd kok (deel 19, pagina 10), hij bespeelt het accordeon (deel 62, pagina 1) en hij heeft zeker talent als torero (deel 47, pagina 1). Een van Bertrands mindere eigenschappen is dat hij een bedreven zakkenroller (onder andere delen 1, 21, 22 en 43), brandkastkraker (deel 59) en slotenspecialist is. Een misdadig intermezzo tussen zijn verblijf in de hogere kringen en zijn bestaan als zwerver ligt dus voor de hand. Ook voor Robert heeft zakkenrollen weinig geheimen (deel 9). Hij is verder behoorlijk medisch onderlegd (deel 59, pagina 12) en beschikt over een enorme geologische kennis (deel 46, pagina 17). Als handige klussers, bouwvakkers en timmerlieden slaan beiden geen slecht figuur. Tenslotte heeft Bertrand ook nog talent voor kunstschilder.

De onderlinge relatie van de boezemvrienden is zeer goed en ze kunnen door dik en dun van elkaar op aan. Slechts een enkele maal is er wat wrevel (delen 21 en 41) en eenmaal gedraagt Bertrand zich ruim een half album als een hork tegenover Robert, wat deze tot een flinke wraakneming doet besluiten (deel 45).

 

Joeki
Prinsje en weesjongen, beschermeling van Robert en Bertrand. Een prima vondst van Vandersteen om op deze wijze van Robert en Bertrand een reeks voor alle leeftijden te maken. Hij modelleerde Joeki naar het borstbeeld dat van hemzelf als jongen was gemaakt door zijn vader, tot het pakje aan toe wat de knaap meestal draagt.(1) Van een zielig weesjongetje op wie iedereen jaagt, ontwikkelt Joeki zich tot een zelfbewust, schrander, dapper, behulpzaam, vindingrijk en vriendelijk jongetje, de oogappel van het zwerversduo.

Links: Het borstbeeld van Willy Vandersteen door diens vader. Rechts: Fragment uit deel 19, De Duistere Machten.

Zij brengen hem onder in een particuliere kostschool in Delft, waar hij zijn opleiding krijgt. Toch is Joeki zo vaak als het kan bij zijn twee vrienden. Geregeld neemt hij de trein om naar België af te reizen. In de negentiende eeuw bestond er nog geen leerplicht in Nederland en België. Een leerplichtwet kwam er in Nederland in 1900, in België pas in 1914. Joeki is in elk geval vaak bij zijn vrienden, hoewel zijn rol in de loop van de reeks afneemt. Na deel 51 komt hij nog maar in twee albums voor. Joeki is wettig erfopvolger van de Balkanstaat Moldavië(2) en hoewel ze in deel 1 zijn belagers kwijt raken, dagen er soms nog Moldaviërs op om Joeki alsnog op te jagen (delen 17 en 55). In deel 39 gaat het de Moldaviërs niet om Joeki, maar om tante Patilda.

Ondanks zijn prima relatie met Robert en Bertrand, die zowel vaderfiguren als grote broers en beste vrienden voor hem zijn, geloven beiden hem soms niet. Met name in de delen 23 en 40 denken de zwervers dat de jongen een rijke fantasie heeft, tot hij hen beide keren van het tegendeel weet te overtuigen.

 

Nummer 17
De naam Nummer 17 gebruikte Vandersteen ook in zijn karikaturale reeks De Lustige Zwervers (1958-1959) voor een agent. Het uiterlijk van de Britse komiek Marty Feldman (1934-1982) diende als voorbeeld voor de speurder die jacht maakt op beide zwervers, maar hen tevens steeds vaker als bondgenoten aan zijn zijde vindt. Feldman leed aan Exophthalmus, ofwel het uitpuilen van de oogbol. Bij Nummer 17 is dat eveneens overduidelijk het geval. Nummer 17 draagt een bolhoed, zoals Feldman soms in de tv-serie Marty (1969), The Marty Feldman Comedy Machine (1971) en later nog in The Adventures of Sherlock Holmes' Smarter Brother (1975).

Links: Fragment uit deel 4, De Levende Brug. Rechts: Marty Feldman in de film The Adventures of Sherlock Holmes' Smarther Brother (1975).

Nummer 17 is de beste speurder van Mangin: “Een speurhond die zijn prooi nooit loslaat.” "Scherpzinnig, dapper, intelligent". Volgens Robert "verzuimt (hij) geen enkel detail". Verder is hij vasthoudend, zelfverzekerd, soms edelmoedig of dankbaar en vaak pragmatisch. Toch komen in enkele delen ook mindere trekjes van Nummer 17 naar voren. In deel 2 laat hij Joeki langer in het weeshuis bij juffrouw Lepelaer, terwijl hij weet dat ze de knaap mishandelt. Dat doet hij weliswaar alleen om Robert en Bertrand te kunnen arresteren. In deel 14 houdt hij Joeki een keer voor zich als menselijk schild, ter bescherming. Soms wil hij mensen arresteren omwille van de premie (deel 12) en soms is hij ijdel (deel 5), zeer eerzuchtig (delen 28 en 42) of zelfingenomen (delen 18, 19, 28). Dat hij tuk is op geld komt in deel 31 nogmaals aan de orde. In deel 32 echter geeft hij de door hem opgestreken premie voor het vangen van boef Bartwright onbaatzuchtig af aan Hilde en Elsje, zodat zij naar een instituut in Nederland kan gaan om van haar hallucinaties te genezen. Hier heeft hij weer een gouden hart. In deel 52 wil hij de beloning delen als Robert en Bertrand hem helpen. Verder heeft ook Nummer 17 een grote algemene en historische kennis, wat onder meer blijkt uit zijn uitleg van anamorfose (deel 31) en zijn kennis van de Zwitserse arts, alchemist en astroloog Paracelsus, in het album Paracelse genoemd. Tevens speelt hij een belangrijke rol bij de reorganisatie van de politie (deel 63). Tussen 1885 en 1910 vonden er daadwerkelijk enige reorganisaties plaats, echter met name bij de gendarmerie en de burgerwacht.

In deel 20 komen flarden van zijn verleden boven water. Na in het verleden spion en terrorist De Sperwer te hebben gedwarsboomd, vermoordde deze laatste Elsa, de verloofde van Nummer 17. Het levensdoel van Nummer 17 was dan ook om De Sperwer te grazen te nemen. De beide vagebonden waren slechts een bijzaak voor hem, hoewel dat er in eerdere albums nooit op leek, bijvoorbeeld in de delen 17 en 18. Zijn vader heeft in 1830 meegevochten tijdens de omwenteling, de Belgische opstand tegen Nederland (deel 7, pagina 28).

In de loop van de reeks maakt Nummer 17 steeds minder jacht op het zwerversduo en is het drietal steeds vaker van meet af aan elkaars bondgenoot in de strijd tegen de misdaad.

Nummer 17 is als het ware vergroeid met zijn bolhoed. Dit is een uitvinding uit 1849 van de Britse hoedenmakers Thomas en William Bowler, na een opdracht van hoedenwinkel James Lock & Co. De winkel vroeg hen om een lage, nauwsluitende hoed te ontwerpen zodat jachtopzieners te paard beschermd zouden zijn tegen laaghangende takken. Het was een verzoek van een rijke klant, parlementariër Edward Coke (1824-1889). De gebroeders gingen de bolhoed al snel in groten getale produceren en werden zo de naamgever van de bolhoed ("bowler"). Het werd in Groot-Brittannië vervolgens het populairste hoofddeksel uit de tweede helft van de negentiende eeuw, gedragen door arm en rijk.(3)

Een enkele keer komt het privéleven van Nummer 17 aan de orde. Hij trekt er graag op uit tijdens zijn vakanties (delen 31, 42, 50), waarin hij dan steevast Robert en Bertrand weer tegen het lijf loopt. Hij weet werk en privé goed te scheiden, want hij laat hen dan met rust. Tijdens zijn eerste vakantie (deel 17) droomde hij er echter nog van om Robert en Bertrand achter de tralies te krijgen.

In deel 1 maakt Nummer 17 een metamorfose door van een kale naar een behaarde hoofdhuid. Op pagina 5 (prenten 7, 9, 10 en 11) en pagina 14 (prenten 9 en 10) is hij kaal, maar op pagina 28 (prent 7) heeft hij opeens een haardos. Vanaf deel 2 heeft hij zijn haardos behouden.
Het favoriete vervoersmiddel van Nummer 17 is zijn De Dion-Bouton tricycle, de succesvolste motorfiets in Europa in de periode 1897-1901. In 1902 werd er zelfs een recordsnelheid van 109,1 km/uur mee behaald.(4)

Links: De Dion-Bouton tricycle in het Haagse Louwman Museum (© foto: Alf van Beem) . Rechts: Fragment uit deel 1, Mysterie op Rozendael.

 

Fragment uit deel 30, De Verdwenen Fotografe.

Rozemarijn Stippenlift
Dochter van een dagbladuitgever, kleindochter van de Limburgse drossaard G. Kerkhofs en  fotojournaliste avant la lettre. In deel 27, De Laatste Bokkerijder, vertelt ze dat drossaard Kerkhofs in 1794 om het leven kwam bij het arresteren van de laatste bokkenrijders. Chirurgijn Heinrich Joseph Kirchhoffs/Kerckhoffs (1724-1772) was in werkelijkheid juist een van de hoogstwaarschijnlijke leiders van de bokkenrijders. Jacobus Minten daarentegen was een drossaard, om precies te zijn luitenant-drossaard en schout van Groot-Stevoort en Berbroek, terwijl dokter Minten in het album het titelpersonage "de laatste bokkerijder" is. Een doelbewuste omkering of een foutje…?(5)

Rozemarijn Stippenlift vormt met mevrouw Mangin het terugkerende vrouwelijke element in de serie. Ze is Victoriaans tuttig, feministisch, betweterig, maar zeker ook uitermate nieuwsgierig zoals een goede (foto)journalist(e) betaamt. Robert en Bertrand zijn altijd bang door haar in netelige kwesties verzeild te raken, maar toch zijn ze steeds weer elkaars bondgenoot. Rozemarijn is ondanks haar tuttigheid niet onknap en is zwaar onder de indruk van een spontane bedankzoen van Bertrand (deel 33, pagina 24). In deel 38 krijgt ze op het laatst een zenuwtoeval die haar in een dwangbuis doet belanden. Stippenlift is uiteraard een woordspeling op en anagram van cosmetica-artikel lippenstift, om haar vrouwelijke karakter te benadrukken.

De eerste persfotografe was in 1903 de Britse Christina Broom (1862-1939).(6) Rozemarijn Stippenlift is daarmee een anachronisme op zich.

 

Mijnheer en mevrouw Mangin
Hoofd van het parket ofwel openbaar ministerie in Antwerpen. Hij heeft Robert en Bertrand min of meer geronseld als geheim agenten met een nul uren contract om lastige kwesties uit te zoeken. Mangin maakt hier in de eerste drieënveertig delen geregeld gebruik van, later alleen nog in deel 65, telkens buiten medeweten van speurder Nummer 17. Vaak is hij doortastend, maar zijn gevoel voor decorum en zelfingenomenheid werken de zaken soms tegen (delen 11 en 37).

Mangin heeft het niet altijd even nauw genomen met de echtelijke trouw. Zijn geëmancipeerde echtgenote is hiervan op de hoogte en blijkt ook zeer jaloers (delen 11, 19 en 43).  Zij ondersteunt haar man geregeld bij zijn werk en is hier ook altijd toe bereid. Verder doet zij buiten zijn medeweten weleens een beroep op de speurderskwaliteiten van Robert en Bertrand. Mevrouw Mangin is kordaat, zelfbewust en slim.

In de albums 1 (pagina 3), 9 (pagina 6) en 65 (pagina 17) komt het huis van Mangin, waar hij tevens kantoor houdt, aan de buitenzijde in beeld. In deel 65 zal het echtpaar verhuisd zijn, want het betreft dan duidelijk een andere woning. Het interieur is — voor zover getoond — steeds nagenoeg hetzelfde.

Mangin kan soms behoorlijk kwaad worden, vooral op Nummer 17, maar ook weleens op Robert en Bertrand, met name als ze ongevraagd hun talenten als zakkenroller tonen. Een enkele keer komt dit echter van pas, als zijn jaloerse eega zijn zakken doorzoekt. Voor zijn vrouw is hij dan ook beducht.

Links: Mijnheer en mevrouw Mangin, fragment uit deel 43, Het Stervende Huis. Rechts: Strambach, fragment uit deel 12, Zwarte Mie de Orgeldraaister.

 

Strambach
Dwaze, incompetente, maar zelfingenomen cipier, aanvankelijk ergens in een dorp in de Ardennen (deel 8), later (delen 12 en 24) in Antwerpen. Zijn lijfspreuk: "Want... wat is men vroeger geweest? Regimentstamboer!"

 

NOTEN

  1. https://archief.stripspeciaalzaak.be/Toppers/WillyVandersteen/60_RB1.html
  2. De balkanstaat Moldavië, met de hoofdstad Narkov, bestaat niet en heeft nooit bestaan. De Balkan bestaat anno 2021 uit de volgende landen en gebieden: Albanië, Bulgarije, Bosnië en Herzegovina, het Griekse vasteland, het meest noordoostelijke stukje van Italië, Kosovo, Zuid-Kroatië, Montenegro, Noord-Macedonië, de Donaudelta en de nabije omgeving ervan bij de Zwarte Zee, driekwart van Servië, het zuiden van Slovenië en Europees Turkije. Wel bestaat ten oosten van Roemenië en ten zuidwesten van Oekraïne de staat Moldavië met de hoofdstad Chisinau. Hoogstwaarschijnlijk heeft Willy Vandersteen deze naam ooit gehoord en is er iets van blijven hangen. Of hij heeft de naam van de rivier de Moldau afgeleid.
  3. https://en.wikipedia.org/wiki/Bowler_hat
  4. https://en.wikipedia.org/wiki/De_Dion-Bouton_tricycle#mw-head
    Deze tricycle werd zelfs tot 1905 geproduceerd. In 1904 verscheen een aangepast model. Verschillende fabrieken bouwden deze motorfiets in licentie, zoals in België Antoine (Kelecom) en Minerva. Het Franse De Dion-Bouton maakte overigens ook auto’s en was in 1900 zelfs de grootste automobielproducent ter wereld.
  5. De Bokkerijders. Feiten en verhalen (Juliaan Melchior, De Lijster, 1981, pagina 44, 45, 190, 219 voor drossaard Jacobus Minten en pagina 31, 118, 120-123 voor heelmeester en chirurgijn in ‘het land van ’s-Hertogenrade’ Jozef Kirchhoffs/Kerckhoffs, kapitein van de Bokkenrijders). De eerste druk van dit boek is uit 1915 en is hoogstwaarschijnlijk (een van) de bron(nen) geweest die Willy Vandersteen ten aanzien van de Bokkenrijders heeft geraadpleegd.
    Zie ook: https://www.dbnl.org/tekst/melc015bokk02_01/colofon.php
  6. https://en.wikipedia.org/wiki/Christina_Broom
    https://artsandculture.google.com/exhibit/christina-broom-press-photographer/igICxvmu81GRJA
 
  Leo Kupers © Stripspeciaalzaak.be, 2021