PAGINA
85
ROBBEDOES EN DE ZWARTEN
uifje
in Congo deed in 2007 de discussie weer oplaaien
of Hergé toch niet een racist was. Net zoals
Kuifje reisde Robbedoes de wereld rond. Ook met
zwarten kwam hij regelmatig in contact. Een overzicht
van deze "wilden", "nikkertjes"
en "boomkikkers" in de reeks vind je op
deze pagina. In een enkel geval leverde de aandacht
voor Afrika complimenten op van de Senegalese president. |
Al vroeg in zijn carrière ondervindt Robbedoes
dat zwarten in stripland gevaarlijk kunnen zijn.
Na zijn doortocht in een onderzeese basis (Robbedoes
tegen de Reuzerobot door Rob-Vel)
sluit het verhaal Robbedoes op het Kannibaaleiland
daarop aan. Het verscheen in 1939-1940 in het
weekblad Robbedoes (de nummers 61 tot
63).
|
Ook Robbedoes reisde in Congo rond (geniaal getiteld
als Robbedoes Reist naar de Congo) in
de nummers 151 tot 166 die verschenen tussen 1941
en 1942. Het daaropvolgende verhaal De Blauwe
Aap (nummers 167 tot 185 in 1942) speelt
zich eveneens in deze contreien af. Hij helpt
er onder meer Rikiki opnieuw op de troon waar
hij door zijn neef werd afgestoten. Robbedoes
houdt er nog een vriend aan over: Buffel, de "negerreus"
en eendenliefhebber.
In nummer 186 van 1942 startte Buffel, de
Neger-Bokser waarbij Robbedoes en Buffel
opnieuw in België zijn. Het is er koud en
ze hebben honger. Er is zelfs geen geld om Buffels
lievelingskostje, eend, te kopen. Op een kermis
kunnen ze geld verdienen als Buffel een kermisbokser
kan verslaan. Zo wordt Buffel ontdekt en stoot
door tot bokskampioen. Robbedoes treedt op als
zijn impressario.
|
In Robbedoes als Vliegenier, getekend
door Jijé, is Robbedoes verdiept in een
pilotenstrip. Hij wil ook "vlieger"
worden, schaft zich een vliegerhelm en -bril aan
en bezoekt een luchtvaartmeeting. Daar wordt hij
aanzien voor een verdwenen piloot. Robbedoes denkt
dat hij herkend wordt als stripheld. Voor hij
het weet, vliegt-ie door de lucht. Hij voert onvrijwillig
de dolste toeren uit en weet daarmee het publiek
te bekoren. De werkelijke piloot, de Rode Luchtduivel,
bedankt 'm daags nadien. Beide raken bevriend.
Snoodaards hadden de Rode Luchtduivel een slaapmiddel
toegediend. De piloot is ook een uitvinder. Bandieten
zijn erop uitgestuurd om plannen bij hem te komen
stelen. Robbedoes daagt 'm vervolgens uit om deel
te nemen aan een vliegwedstrijd rond de wereld
met zo weinig mogelijk stopplaatsen. Bij een proefvlucht
weten ze niet dat er amper benzine in het tuig
is. Maar de piloot doet zijn bijnaam alle eer
aan en landt veilig terug. Een vliegreis rond
de wereld is de volgende stap. Schurken willen
hem nu saboteren, de piloot wordt ontvoerd en
Robbedoes bevrijdt 'm. Met het vliegtuig Spip
1 kan nu eindelijk met de wedstrijd begonnen worden.
Om te kunnen bijtanken, landen ze op een exotisch
strand in de hoop er benzine te vinden. Tovenaar
Vie-s-Mhan voert er de boventoon en ziet deze
gezagdragende rol verdampen wanneer de bewoners
het vliegtuig en de inzittenden aanzien als goden.
Diep in het oerwoud roept de tovenaar op een tovenaarsconventie
op tot het uitroeien van de vreemdelingen. De
helden weten ternauwernood te ontsnappen. In een
tempeltent stond voorwaar een benzinepomp die
de wilden als afgod vereerden.
Dit verhaal verscheen in Robbedoes-Almanak
1944 en het album Robbedoes op Avontuur.
|
Ook in André Franquins verhalen wemelt
het van de zwarten. Een eerste markant optreden
gebeurt in De Erfenis (1946-1947), Franquins
eerste lange vervolgverhaal.
Robbedoes erft een buitenhuis van zijn oom en
krijgt er een schatkaart bovenop. De tocht gaat
naar Afrika om deze te vinden. Ze komen bij een
vriend van zijn oom terecht, ontdekkingsreiziger
Wellwell en zijn butlergorilla Apollo. In de jungle
is het niet langer doenbaar om met de jeep verder
te rijden. Gelukkig komen ze bij een olifantenverhuurder
terecht, of eigenlijk zijn opvolger want de vorige
zaakvoerder werd opgegeten door de nieuwe eigenaar.
De wilde natuur van de Afrikanen die Franquin
weergeeft, manifesteert zich verder nog in een
stam die er een ingenieus alarmsysteem aan overhoudt
wanneer de schattenjagers in een valstrik vallen.
Wellwell weet er zich uit te lullen en blijkbaar
was de tovenaar van het dorp een vriend van Robbedoes'
oom. Tovenaar Muhutu is dan weer een dronken lor.
En wat hebben die kinderen toch in hun haar kleven?
|
In Robbedoes, Bokser (1948-1949, opgenomen
in 4 Avonturen van Robbedoes) kan Franquin
het niet laten om een visueel grapje uit te halen.
Op de drukbijgewoonde boksmatch die tussen Robbedoes
en Pinnekeshaar doorgaat, verkoopt een blank meisje
koekjes, chocola en bonbons die bruin van kleur
zijn. Een zwart jongetje verkoopt op zijn beurt
nougat, spierwit snoepgoed.
Nog in hetzelfde album staat het verhaal Robbedoes
bij de Pygmeeën (1949-1950) waarin Robbedoes
en Kwabbernoot naar het eiland Lilipanga reizen
nabij de Afrikaanse kust tegenover de monding
van de Congostroom. De keizer van Lilipanga is
een oud-koloniaal wier luipaard Robbedoes en Kwabbernoot
voor hem terugbrengen. Het eiland verkeert in
oorlog. De Lilipanga's hebben een bruine huidskleur
en hun vijanden de Lulupango's, die in het woud
huizen, hebben een zwart velletje. Bij de Lilipanga's
wordt het gezelschap gastvrij ontvangen. De pelikaanboutjes
en geroosterde aap vallen in de smaak en Kwabbernoot
danst er met een pygmeeënmeisje de Zamba
terwijl een aap tot elke prijs aan het muziekgebeuren
wil deelnemen. Hun missie om vrede op het eiland
te brengen, wordt verstoord door een blanke booswicht
die de zwarte stam van de Lulupango's onder de
knoet houdt en het hele eiland wil veroveren.
Robedoes komt erachter dat met een flinke wasbeurt
de zwarte Lulupango's er net zo bruin uitzien
als hun mede-eilandbewoners.
|
What the hell? In De Hoorn van de Neushoorn
(1953) staat op pagina 38 een woordje dat al herdruk
na herdruk meegaat: "nikkertje". De
pistolen in het begin van het verhaal moest Franquin
wissen, maar een politiek niet-correcte vertaling
van "petit noir" blijft gewoon
staan. Het nikkertje in kwestie is lid van een
stam die de plannen van de Tarbotmotor zou hebben.
Nog op diezelfde pagina beschouwt Robbedoes zonder
enige voorkennis zijn zwarte gids als een "halve
gare". Een racist is Robbedoes beslist niet
(zie ook de overige voorbeelden op deze pagina),
maar hij komt natuurlijk wel uit een land dat
in deze periode nog een kolonie had met zwarte
onderdanen van de Belgische kroon.
|
In De Gorilla Heeft het Gedaan (1956)
komt andermaal een stam voor die nauwelijks het
stadium van de strooien rokjes is ontgroeid. Het
dikke stamhoofd met luipaardvel, pluimen op het
hoofd en een zwarte dienaar die een palmblad boven
zijn hoofd houdt voor een weinig schaduw waarschuwt
"de twee grote gorillajagers" Robbedoes
en Kwabbernoot voor de grote apen die hen zullen
doden: "Grote apen u doden! Pigeni! Fisjeni!
Doden! Fisjeni!" waarop de Marsupilami zijn
papegaaieneigenschap gebruikt om "Fisjeni!"
te herhalen. De stam is duidelijk ook bijgelovig
en vlucht als een gazelle voor dat malle, gele
beest.
Ofwel is een stam zwarten een bonte verzameling
bange wezels ofwel ril je doodsangsten bij het
zien van een stel woeste en beschilderde krijgers.
In De Hoorn van de Neushoorn krijg je
ze allebei.
|
Zwarten kunnen dus voor een komische noot zorgen,
vooral als ze zo klein zijn als de pygmeeën.
In Tembo Taboe komt zo'n stam voor waarmee
Franquin, zijn toenmalige assistent Jean Roba
en scenarist Greg zich en hun lezers mee vermaken.
Het verhaal over De aandoenlijke pygmeeën
staan onder commando van een gespierde zwarte
die voor een groep blanke schurken werkt. Het
auteurstrio maakte het verhaal aanvankelijk voor
de Franse krant Le Parisien Libéré
in 1958 waarvoor Franquin een eigen tekenstudio
samenstelde. De Bobbelmannen en De
Miniatuurtjes verschenen eveneens in deze
krant.
|
Ook Jean-Claude Fournier ziet heil in de aantrekkingskracht
van het broeierige Afrika en diens inwoners, meerbepaald
Senegal. De Amulet van Niokolo-Koba (1973-1974)
kent enkele zwarte tenoren die het verhaal helpen
dragen. Toenree Tonniemee heeft een oom in het
natuurreservaat Niokolo-Koba wonen. Zelf is hij
ambtenaar van de Unesco en momenteel met vakantie.
Een mysterieuze Kolo-diamant, die past in een
amulet, heeft de eigenschap om mensen weg te toveren
en daar azen natuurlijk booswichten op. Bij die
schurken hoort een vleugje haat, zelfs racisme
zoals hierboven staat geïllustreerd met de
illustratie van een aap in de tekstballon. Het
amulet komt bij Robbedoes en Kwabbernoot terecht
die net in Senegal zijn. Robbedoes beslist om
de bezittingen van Toenree terug te brengen naar
de locatie die hij opgaf net voor hij weggeflitst
wordt door de diamant in bezit van een schurk.
Rob en Kwab maken kennis met de onstuimige piloot
Klopze Kao en de ruggengraatloze Netwa Makare,
voormalig stroper en huidig gids van het reservaat.
Klopze zal zijn diensten nog veel bewijzen want
hoe groot Afrika wel is, Klopze toont aan dat
het toch allemaal familie is.
Maar niet alle zwarten zijn vriendelijk en hulpvaardig.
De Bassari's zijn woeste krijgers met rare hoofddeksels
en vele juwelen. Het Bassari-opperhoofd (volgens
Klopze 't petekind van een volle neef van de zwager
van de oom van zijn moeder) stelt het gezelschap
een ultimatum: binnen de drie dagen moeten ze
drie van hun verdwenen broeders terugvinden of
de oorlog wordt hervat.
Klik op de afbeelding voor een grotere versie.
De Amulet van Niokolo-Koba groeide uit
een commerciële actie van het weekblad Spirou.
François Mériel werkte voor uitgeverij
Dupuis als een van de verantwoordelijken voor
Frankrijk. Lezers van het weekblad Spirou
(niet van Robbedoes!) konden een droomreis
winnen naar het natuurpark Niokolo-Koba in Senegal.
Op een bepaald moment vielen zowel Mériel
als Fournier tijdens een telefoongesprek uit de
lucht want Fournier was niet op de hoogte van
de wedstrijd en dat verraste Mériel. De
marketingboy vroeg aan Fournier of hij met de
winnaars meewilde naar Senegal. Dat deed hij.
Het was zijn eerste reis naar het zwarte continent.
Voor de winnaars was de aanwezigheid van Fournier
een surplus. Een geïllustreerd reisverslag
verscheen kort na de reis in vier afleveringen
in Spirou. Hierboven zie je het laatste
deel. Al op de terugreis kreeg Fournier het idee
om zijn volgend verhaal in Senegal en het park
te laten afspelen. Voor de documentatie kon hij
rekenen op vierhonderd dia's die hij in Senegal
maakte. Voor een paar nevenpersonages baseerde
hij zich op werkelijke personen. De baas van de
safariclub was dezelfde in realiteit als in de
strip en majoor Pluchon-Park kreeg de trekken
van François Mériel. Een amulet
kreeg Fournier cadeau van een plaatselijk stamhoofd.
Fournier voelde zich goed in Senegal, een land
waar magie nog deel uitmaakte van het dagelijks
leven. In een bepaalde mate komt het overeen met
het Bretoense Brogelande waar hij de fantasyavonturen
van Bizu laat afspelen. De verschijning van De
Amulet van Niokolo-Koba in 1974 veranderde
voor een deel het leven van de tekenaar. De Senegalezen
kwamen voor het eerst echt in een stripverhaal
voor. De Senegalese president toonde zich daarover
uitermate tevreden. Hij schreef Fournier een lange
brief om hem zijn trots kenbaar te maken. Hij
schreef ook dat het album werd beschouw als de
nationale strip van Senegal. Als gevolg keerde
Fournier meerdere keren terug naar Senegal...
tot dertien keer toe! Hij hielp er aan lessenpakketten
voor onderwijzers, pedagogen, studenten, enzovoort.
Fournier beweerde dat hij ook de eeerste stripauteur
was die in Afrika kwam signeren.
|
Na Fournier kwamen Nic Broca en Raoul Cauvin,
Tome & Janry en Yves Chaland aan de beurt
voor elk hun eigen interpretatie. Chaland situeerde
Op Zoek naar Bocongo (1982) grotendeels
in Afrika.
Robbedoes en Kwabbernoot willen de genaamde Bocongo
terugvinden die jarenlang de boy was
van koloniaal Sjors Leopold die als laatste wens
graag Bocongo wil terugzien. Kwabbernoot komt
er zijn oude vriend Bosco tegen, een vrachtpiloot
die niet hoog oploopt met de zwarte arbeiders.
Een ervan scheldt hij uit voor "gevulde kalkoen
met kokosnoot" omdat hij zit te slapen in
plaats van een vracht in te laden. Uit wraak voor
de afsnauwende houding van Bosco laat de schone,
zwarte slaper Odongo de kisten gewoon staan. Daardoor
raken Robbedoes en Kwabbernoot niet mee het vliegtuig
in want ze zitten elk in een kist. Bosco grinnikt
bij het idee dat het plannetje slaagt. Zijn zwarte
copiloot denkt dat Bosco hem uitlacht en vraagt
op kordate toon: "Waarom zit je te grinniken?
Ben ik zwart in 't gezicht?"
|
In feite wilde de uitgever liever niet dat de
Robbedoes-auteurs zich wagen aan politieke,
religieuze, racistische en seksuele thema's. Tome
& Janry behandelden ze praktisch allemaal.
De Zwarte Straal (1993), dat nog werd
voorgepubliceerd in het ernstige weekblad Knack,
is een en al sensibiliserend en neemt de angst
en daaruitvolgend de haat voor het onbekende op
de korrel. De grote aanleiding daarvoor is een
straal die bekomen wordt uit een paddenstoel die
de graaf van Rommelgem kreeg van de Zweedse doctor
Gustav Tablød-Borg. Op een bijgevoegd kaartje
staat vreemd genoeg een zwarte met de groeten
van Gustav. Robbedoes wordt het slachtoffer van
een storing in het elektriciteitsnet waardoor
de straal in werking komt. Hij is nu een zwarte
geworden. De nadelen ervan zal hij snel aan den
lijve ondervinden. Hij wordt ten eerste al opgepakt
door de politie die hem ervan verdenkt de papieren
van Robbedoes te hebben gestolen.
Hij komt in de cel terecht waar ook maffioso Vito
Cortizone net gevangen zit. Robbedoes ziet een
nieuwe kans om herkend te worden, maar Vito ziet
hem aan voor een gek en weigert met een "wilde"
in de cel te zitten. Vito is toch een beetje bang
van deze zwarte.
Een tijdje later twijfelt Vito er enigszins aan
of die zwarte toch niet Robbedoes zou kunnen zijn.
Een test op Robbedoes' reactievermogen wanneer
Vito nadrukkelijk zijn naam zegt, geeft de doorslag.
Vito ziet er de gein wel van in en kleineert de
"negro" in de cel. Hij trekt zijn schoenen
uit en zijn stoute schoenen aan en vraagt aan
het "zwartje": "Jij niet willen
schoenen poetsen van bwana Cortizone?"...
waarna de bwana lik op stuk krijgt met een mokerslag.
Agent Jochem, die Vito ter hulp komt, denkt natuurlijk
dat Robbedoes de wildeman is. Hij trapt er ook
nog eens in als Vito Robbedoes bedankt voor zijn
hulp bij het neerslaan van de agent. Als zwarte
heb je het altijd gedaan.
Niet alleen Robbedoes en wat later Kwabbernoot
worden getroffen door de straal. Dat gebeurt met
de halve bevolking van het dorpje Rommelgem. Het
zorgt voor scheuringen, confrontaties, foute uitspraken,
wantrouwen en zelfs voor een hond die zijn eigen
baasje niet meer herkent. De Rommelgemmers zijn
maar wat blij dat alles opgelost raakt. Even vergeten
ze dat de melkboer al altijd een zwarte was. Hij
kan bovendien — o, wat een huizenhoog stripcliché
— de letter "r" niet uitspreken.
Maar goed, Rommelgem trekt lering uit de unieke
ervaring en omarmt nu ook wat niet uitsluitend
lokaal is.
|
|