PAGINA
54
ROBBEDOES GECOVERD (3)
a,
we kunnen het wel hebben over een afwijkende cover
voor De Bezoeker uit de Oertijd en de definitieve
versie die minder heeft te maken met de ware gebeurtenissen
in het verhaal, maar ook Franquins inspiratiebronnen
zijn het vermelden waard. |
|
Waarom André Franquin twee covers
ontwierp voor De Bezoeker uit de Oertijd
(1957) wist hij jaren later zelf niet meer. Hierboven
staat een eerste versie waarop de grote dinosaurus
al is te zien. Ook komt de weergave van een op
het punt van niezen staande Kwabbernoot meer overeen
met de inhoud van het album. Kwabbernoot vat namelijk
een kou door per ongeluk opgesloten te raken in
een koelwagen. De rest van het verhaal bengt hij
sniffend en niezend door aan de zijlijn.
|
De tweede coverversie vat een magischer
moment samen dan de eerste King Kong- of Godzilla-cover.
Het dinosaurusei breekt bijna open. De cover
dekt echter niet de lading want de zieke Kwabbernoot
was niet eens aanwezig bij dit moment. Spip
en de Marsupilami merkten we ook niet op in
de buurt.
|
Inspiratie voor het verhaal deed Franquin
op uit verschillende bronnen. De belangrijkste
is zijn eigen jeugd. Als kind woonde hij in
Brussel op twee stappen van het inmiddels
gerenoveerde Natuurhistorisch Museum. Daar
stonden ook skeletten van de befaamde iguanodons
van Bernissart die een mijnwerker op het einde
van de negentiende eeuw bij het graven in
de steenkoolmijn vond. Nadat Franquin er een
eerste keer kwam, samen met zijn vader, bezocht
hij het museum nog vele malen daarna op zijn
eentje en vervolgens met zijn kinderen en
kleinkinderen. Ook Brusselaar Frank Pé
hield van het museum en tekende voor het album
De Droom van de Walvis een in het
museum rondwandelende Ragebol. Als een hommage
aan Franquin kruiste de wereld van natuurvriend
Ragebol die van Robbedoes en Kwabbernoot
in de onderstaande pagina die in Robbedoes
Album+ van 1 juni 1983 verscheen. Je
kan het als een soort epiloog op het album
De Bezoeker uit de Oertijd beschouwen
waarin je te weten komt dat alles nog steeds
goed gaat met de dino.
|
Klik
op de afbeelding voor een grotere versie.
Ook het boek Hibernatus van Bernard-Luc
Jean uit 1957 bood inspiratie aan Franquin.
Daarin staat een fictief verhaal beschreven
van een in het ijs gevroren prehistorische
man die in het heden opnieuw tot leven wordt
gewekt.
|
Er is maar één iemand die
sneuvelt in dit verhaal en dat is atoomgeleerde
Sprotzek. Hij wordt per ongeluk opgegeten
door de plantenetende plateosaurus. Geen
groot verlies, vindt de graaf van Rommelgem,
want Sprotzek dokterde net een superwaterstofbom
uit. De formules in de gedachtewolken zijn
trouwens echte formules uit de jaren 1950.
Robbedoes moet er toch wat van opkijken
hoe makkelijk de graaf en zijn collega's
Black, Schwarz en de bioloog omgaan met
de dood van hun confrater.
Franquin kon en wilde het dier niet afmaken,
zeker niet door het opgetrommelde leger
met de vinnige legerleiding. Door toedoen
van de Marsupilami dondert de dino bewusteloos
neer en veroorzaakt een kleine aardverschuiving
zodat het op een landseind is afgezonderd
en een eigen biotoop heeft waarop het kan
leven. Het dorp Rommelgem krijgt er een
toeristische trekpleister bij en ook mevrouw
de presidente van de dierenbescherming (die
een bontjas draagt!) ziet dat het goed is.
63 jaar later, in 1990, realiseert Steven
Spielberg de film Jurassic Park
naar het boek van Michael Crichton. Franquin
is aanwezig op een speciale vertoning van
de film in Brussel naar aanleidjg van de
49ste verjaardag van Bob Morane,
de creatie van Henri Vernes, die zijn held
ook tegen dinosaurussen liet vechten. De
gelijkenissen tussen Jurrasic Park
en De Bezoeker uit de Oertijd ontgingen
Franquin enigszins. Enkel wanneer anderen
hem erop wezen, benadrukte Franquin dat
het om toevalligheden gaat. Bovendien was
de aanpak van Crichton veel serieuzer. Franquins
vrouw daarentegen was furieus. Ze vond dat
er geen enkele poëzie in de film aanwezig
was, geen enkel dier dat aantrok.
|
|