PAGINA 51
ROBBEDOES EN DE MARSUPILAMI

ls er één bijdrage aan de stripgeschiedenis is die de reeks Robbedoes en Kwabbernoot heeft voortgebracht, dan is dat toch wel de Marsupilami. Een overzicht van zijn opmerkelijkste optredens in de stripreeks lijsten we voor je op.




De eerste glimp van de Marsupilami is te zien in Robbedoes en de Erfgenamen (1951-1952). Meerbepaald op 31 januari 1952 maken de lezers van het weekblad Robbedoes kennis met de Marsupilami. Het waarnemen, beschrijven en vangen van zo'n beest behoort tot een van de opdrachten die de oom van Kwabbernoot zijn twee neven (Wiebeling is de andere neef) laat uitvoeren. Na het lang bestuderen van boeken stuit Robbedoes op slechts summiere info over de Marsupilami. Het wordt omschreven als een raadsel van de natuur terwijl sommigen beweren dat het dier zuiver legendarisch is. Er wordt verder niet veel geloof gehecht aan wat anderen beweerd hebben te zien. Volgens de laatste onderzoekingen zou het dier te vinden zijn in het oerwoud van het Zuid-Amerikaanse Palombia/Palombië waar het wemelt van de gevaarlijke wilde dieren en de Chahuta-indianen. Nabij de vulkaan, die de bijnaam El Sombrero draagt, bevindt zich het land van de Marsupilami's. Al in zijn eerste optreden heeft het dier een jaguar het nakijken. Wie is er de koning van de jungle? De Marsupilami met een staartlengte voorsprong!




De eerste ontmoeting tussen de protagonisten komt er nadat Kwabbernoot in al zijn klunzigheid verstrikt raakt in een vangnet. Het doet de Marsupilami lachen, een gevoel dat hij tevoren niet kende. Het kijkt er verbaasd van op, maar niet lang genoeg om zich zomaar te laten verschalken door die twee grappige mensen.




Daarna toont het diertje zich als een ware grapjas en zet de twee jagers steeds op het verkeerde been. Het laat hen struikelen of bang maken met zijn staart. Kwabbernoot heeft er schoon genoeg van, maar Robbedoes ziet in dat humor de twee partijen bij elkaar kan brengen. Het bestuderingsproces kan beginnen. Ze slaan het dier gade en tekenen op dat het van water houdt en bijzonder goed kan zwemmen. De Marsupilami zwemt voorwaar een perfecte crawl.




Maar vooral de lange staart van het dier biedt enorm veel mogelijkheden. De demonstraties liegen er niet om.
André Franquin bedacht het half-mythische wezen door terug te denken aan de periode dat hij bij Jijé inwoonde. Op lange tramritten in Brussel bedachten hij en zijn vrienden Will en Morris dolkomische verhalen en vondsten. Voor de zeer nijverige tramconducteur fantaseerden ze een lange staart die het hem makkelijker moet maken om zijn verschillende taken te vervullen. De staart krijgt een staartje in de creatie van de Marsupilami.
Maar invloed is er ook van het wezen Jeep uit Popeye. Het heeft ongeveer dezelfde grootte, heeft een kortere staart, komt uit de ruimte, kan niets zeggen en antwoordt op vragen enkel met ja-geknik of hoofdschudden.
Franquin verklaarde later dat hij er fout aan deed om de Marsupilami in Zuid-Amerika te situeren. De Marsupilamia (buideldieren) komen uitsluitend in Australië voor. Franquin had het beest indertijd ook in grote haast ontworpen. Hij liep achter met zijn andere werk en moest het dier in één namiddag uitwerken. Later zag hij in dat het lichaam niet goed is opgebouwd. Zo is de Marsupilami een springer met veel te korte pootjes.





Vooraleer De Roof van de Marsupilami van start ging in 1952 verscheen bovenstaande inleiding in het weekblad Robbedoes.




Ook nog in 1952 werd er reclame gemaakt voor het album Robbedoes en de Erfgenamen. Hierboven zie je de originele tekening van deze advertentie met een samenvatting van de drie uit te voeren opdrachten. De uitroep "Houba Houba Hop!" (of "Hoeba Hoeba Hop!" als de vertalers er zin in hadden) zou dan al vertrouwd moeten klinken.




Zelfs de schutbladen van het gekartonneerde album van De Roof van de Marsupilami zijn volledig gewijd aan de Marsupilami.




In De Roof van de Marsupilami
komt het dier na een kidnapping uit de dierentuin, waar het ongelukkig zat te wezen, in het circus van Zabaglione terecht. In Magnana presenteert het circus een nieuwe, verrassende attractie, "opzienbarend!" en "iets enigs in de wereld". Circusdirecteur Zabaglione laat zich voorstellen als "de grote Zabaglione in eigen persoon, die hem in het hart van het oerwoud in Palombië gevangen heeft!" Na deze leugen stormt de Marsupilami als cowboy de ring in. Op een galopperend paard zit het een ander paard achterna dat het weet te vangen met zijn tot lasso gevormde staart. Het dier heeft er nog plezier in ook, maar kan niet om met het applaus en de vele mensen om zich heen. De angst wint het van het plezier en de Marsupilami onderbreekt zijn voorstelling. Zabaglione heeft alles door en laat zijn zweep knallen. Deze daad legt een andere eigenschap van het beest bloot: het is bijzonder lichtgeraakt.




Nu is het aan Zabaglione om opgejaagd te worden. Let op de gelijkenis met de scène in het voorgaande album waarin de Marsupilami een tapir met zijn staart vangt om vervolgens de vlooien uit zijn haar te plukken en ze op te smikkelen. Hilariteit alom in de circustent.




In De Hoorn van de Neushoorn (1952-1953) komt de Marsupilami niet voor, in De Dictator en de Paddestoel (1953-1954) weer wel. Robbedoes en Kwabbernoot bezoeken de graaf van Rommelgem waar de Marsupilami een woonplaats heeft gevonden. Het grote park is een goeie biotoop voor het dier. Onze twee helden blijven het opmerkelijk vinden dat het dier hen telkens herkent bij elk weerzien. De graaf heeft net een nieuwe uitvinding gemaakt: een gas dat elk metaal kan doen smelten, het befaamde Metomol. Hoewel de graaf al weet dat de Marsupilami een gauwdief is, laat hij in zijn onachtzaamheid toch de Marsupilami met het spuitbusje met Metomol weglopen. Het is voor de stripreeks de start van een lange reeks situaties die verzoorzaakt worden door de Marsupilami die gefascineerd is door knopjes waar het telkens aan prutst. Met het Metomol maakt hij het dorp Rommelgem onveilig.




De politie komt eraan te pas. Met het incasseren van de nodige blutsen en builen kunnen ze het beest vangen, maar er zit nog een restje Metomol in het spuitbusje waardoor de dievenwagen een blubberende hoop metaal wordt. Een kleine moeite voor de Marsupilami om eruit te ontsnappen. Het zet zich vervolgens schrap, snuift eens door zijn neus, zet een hoge borst op en verlengt zijn lichaam, ook zijn staart wordt dikker door het opstaan van de haren... waarna een uitgestoken tong volgt. De Marsupilami is nog niet de kwaadste.
Robbedoes is wel kwaad en wil het dier straffen door het een pak op de broek te geven, figuurlijk dan. De Marsupilami vraagt zich weliswaar af wat er aan de hand is en rolt snel zijn staart op om erger te voorkomen. Op de terugweg blijft Robbedoes kwaad kijken naar de Marsupilami die daar wel van onder de indruk is. Een poosje later moet Robbedoes het dier nog steeds kort houden, maar het toont zich volgzaam. Het beseft ofwel dat het iets ergs heeft gedaan ofwel dat het al bij al zijn baasje te vriend wil houden.




Aan boord van het schip dat de helden naar Palombië brengt om het dier zijn vrijheid terug te schenken, kan de Marsupilami niet aarden in de kooi. Met zijn staart steelt hij de sleutelbos en bevrijdt niet alleen zichzelf, maar ook een gorilla waarmee het wil spelen.
Passons, na nog wat schermutselingen (waarbij het onder meer Wiebeling verwondt door een grote metalen papegaai van een gordijn op zijn hoofd te laten vallen waarna de papegaai wordt vervangen door een mini-uitvoering) maken we kennis met het instinct van de Marsupilami. Terwijl Robbedoes en Kwabbernoot zich laten omkleden als kolonel ruikt het dier onraad, schuift een gordijn opzij en wijst naar de luistervink die het op heterdaad betrapt.




Terug in het oerwoud geniet de Marsupilami van alle vrijheid. Het slingert aan lianen tussen de bomen, proeft de inheemse vruchten en wordt dan het gemis van zijn vrienden gewaar. Uiteindelijk blijft het toch liever bij Robbedoes, Kwabbernoot en Spip.




Ondanks de definitieve intrede van de Marsupilami in de reeks, komt het niet voor in Pas Op, Kwabbernoot! (1954). In het daaropvolgende verhaal Het Schuilhol van het Zeemonster (1954-1955) is het opnieuw van de partij. En hoe! Eerst en vooral probeert Kwabbernoot het dier gewoon te maken aan het bewijzen van kleine diensten zoals het dragen van een pakje. Het duurt niet lang vooraleer het dier het pakje openscheurt en er een blik tabak in ontdekt. Het smult de inhoud helemaal op. Wat volgt is een confrontatie met de anarchistische houding van het dier dat zich niet zomaar laat opvoeden. Op Kwabbernoots berispingen en woede-uitbarstingen volgt slechts getreiter door telkens van plaats te verspringen of acrobatieën uit te voeren. Robbedoes vindt het niet nodig om in te grijpen. Maar we hebben de indruk dat de Marsupilami wel zou hebben geluisterd naar Robbedoes. Per slot van rekening was het toch maar mooi Kwabbernoot die het dier voor het eerst aan het lachen bracht. Zo iemand serieus nemen, doet de Marsupilami niet.




De succesvolle proefneming met de nieuwste uitvinding van de graaf om onder water te kunnen duiken met gecompresseerde lucht en met een onderlinge radioverbinding staat in de schaduw van de ontdekking dat de Marsupilami moeiteloos onder water kan ademen. Alleen hebben Robbedoes en Kwabbernoot dat nog niet volledig door. Na het verorberen van een school vissen brengt Robbedoes het dier terug naar de oppervlakte.




Wat later in het verhaal zijn Kwabbernoot en de graaf in paniek als de Marsupilami meevaart op de onderzeeër van Robbedoes. Ze geloven nog steeds dat het dier slechts van korte duur onder water kan blijven. In het onderzeese schuilhol van John Helena duikt de Marsupami echter plots op en knijpt in zijn neus om het water uit zijn oren te persen. Terwijl zich een gevecht ontspint tussen het dier en Helena's medeplichtige, vraagt Robbedoes zich af hoe het komt dat de Marsupilami op 210 meter diepte kan verzeilen. Dan heeft hij het door: de Marsupilami is een amfibie!




Het is bovendien een vissenetende amfibie die ook een levensgevaarlijke moeraal kan bedwingen. Tot het laatste puntje van diens staart, wordt de moeraal verorberd. Wie is er de koning van de oceaan? De Marsupilami met vlijmscherpe hoektanden voorsprong!
Van dit tafereeltje zijn Robbedoes en Kwabbernoot geen getuige. Wanneer het weer opduikt en nu verzadigd een kalme en makke indruk geeft, uit Kwabbernoot zijn bezorgdheid elke keer het dier alleen duikt: "Er huizen verschrikkelijke dieren in zee! Die kleine peuter zou een weerloze prooi voor hen zijn!" Interessante uitspraak. Kwabbernoot ziet de Marsupilami dus veeleer als een kind. En Robbedoes gaat erin mee. Dat het subject van hun bezorgdheid in werkelijkheid een predator is, kunnen ze niet weten.




Voor het striptijdschrift Sprint, een andere uitgave van Dupuis dat in het jaar 1955 werd gelanceerd (maar het amper een vijftigtal nummers trekt), maakte Franquin het Marsupilami-verhaal De Marsupilami Zet de Stad op Stelten. Dat doet het dier met een grasmaaier die het op hol doet slaan. Franquin vond het verhaal niet veel soeps en kloeg er vele jaren later eens over tegen zijn goeie vriend Peyo. Franquin was ondertussen vergeten dat Peyo het scenario van dit kortverhaal voor hem had geschreven.




In Het Masker der Stilte (1955-1956) leren we dat de Marsupilami kan spreken, hierboven nog afgebeeld zonder dat Robbedoes en Kwabbernoot er meteen achterkomen. Franquin had het plan om in elk nieuw verhaal de Marsupilami een nieuwe eigenschap toe te kennen om de lezer telkens opnieuw te verrassen. De Marsupilami als een papegaai laten spreken was volgens Franquin niettemin een vergissing, een "psychologische fout om dat met een dierje te doen". Het idee kwam nochtans niet van hem, wel van scenarist Maurice Rosy die het volledige scenario van het verhaal schreef. Zelf vond Rosy het erg interessant om mee een personage te ontwikkelen dat andere dingen zou zeggen omdat het een totaal andere belangstelling heeft dan mensen. Rosy ondervond snel dat Franquin zich verzette tegen het idee dat de Marsupilami te veel mens zou worden. Dat remde hem af toen hij Franquin het verhaal vertelde. Hij schreef hoe dan ook het hele scenario uit en Franquin volgde het min of meer nauwgezet. Volgens Rosy heeft Franquin het verhaal tegen zijn zin afgemaakt. De tekenaar hield er meer van om het verhaal te bedenken terwijl hij al aan het tekenen sloeg zodat het boeiender is om te maken. Na dit verhaal werd de samenwerking tussen beide auteurs ontbonden.
O ja, een grappige scène met de Marsupilami toch in dit verhaal is de spielerei van het dier om zeven katten te entertainen. Deze kijken toe, maar voor hen telt enkel het bakje melk waar ze van likken met hoog geheven staarten. De Marsupilami blijft verveeld achter.




Dit mooie plaatje is er enkel om de samenhorigheid tussen de helden en hun huisdieren mee te illustreren.




Een pagina verder komt de grote ontdekking: de Marsupilami spreekt! Na dit verhaal is het gedaan met de papegaaienstreken van de Marsupilami. Enkel in het volgende verhaal, De Gorilla Heeft het Gedaan (1956), en in Een Rustige Vacantie (1957-1958) herhaalt het nog respectievelijk een Afrikaans woord en een verzameling verwensingen van Kwabbernoot. Op een vaste en strikt beperkte woordenschat na is het dier sowieso geen praatvaar. Wat een verschil met de tekenfilmserie van Disney uit de jaren 1990 waarvoor enkele concessies moesten gedaan worden om de reeks gemaakt te krijgen. In deze tekenfilmserie is het dier namelijk een ware spraakwaterval, een heuse babbelkous!
De Disney-tekenfilmreeks Marsupilami debuteerde in 1992 in het Amerikaanse tekenfilmprogramma Raw Toonage alvorens als zelfstandige reeks te circuleren op de zenders van het CBS-netwerk. Een gorilla, olifant, jaguar, jager en enkele andere personages vervolledigen de cast. De gorilla en olifant zijn al fout want de avonturen spelen zich in de Zuid-Amerikaanse jungle af. De serie telt niet meer dan één seizoen van 23 episodes want de resultaten waren ontgoochelend. Marsu Productions spande een proces aan wegens contractbreuk. De kleine uitgeverij uit Monaco won het proces en produceerde in 2000 zelf een tweede seizoen met 52 afleveringen in samenwerking met Canal J., Cactus Animation en Marathon Productions. De serie werd wereldwijd in 36 landen op zowat alle continenten uitgezonden.





Het komt niet ineens, maar de Marsupilami voelt zich uiteindelijk toch thuis op het Afrikaanse vasteland in De Gorilla Heeft het Gedaan (1956). Door zijn speelse karakter gapt hij een fles whisky waarvan hij de rest opdrinkt en er dronken van wordt. Ook zijn baasjes Robbedoes en Kwabbernoot zijn tipsy. Voor de Marsupilami zijn er geen ernstige gevolgen op wat hikken en een bloedrode neus na. Overdag maakte het nog een krokodil onschadelijk met een welgemikte rotsworp en verjoeg het een Afrikaanse stammendelegatie door de waarschuwing "fisjeni" ("doden") na te spreken. 's Anderendaags huppelt het beest op het land, maar ruikt onraad.




Met het onheil van een razende leeuw heeft de Marsupilami geen probleem. Net zoals met de tapir in zijn eerste albumoptreden en met circusdirecteur Zabaglione herhaalt het zijn beproefde methode om een levend wezen in zijn staart te wikkelen en de vlooien uit de pels te plukken. Een knallende zweepslag op het achterwerk toont wie er de baas is. Na het Zuid-Amerikaanse oerwoud is het ook de heerser over de Afrikaanse savanne.




Hoe beheerst het dier met zijn staart omspringt, bewijst het ook in bovenstaande scène waarin een speer terug bij de werper belandt.
Met technische toestellen blijft het evenwel een haat-liefdeverhouding onderhouden. Het amuseert zich rot met een gestolen karabijn waarbij elke handeling je een oei-moment bezorgt. De karabijn gaat af wanneer de Marsupilami weer eens niet van zijn tengels van een hendeltje kan blijven.




Een grote confrontatie komt er met een gorilla in een kolonie van andere gorilla's. Temidden de beesten plukt de Marsupilami vlooien uit de kruin van een machogorilla die er niet mee kan lachen wanneer het op zijn smoel wordt geklopt door een tot vuist gewrongen staartuiteinde van de Marsupilami. De Marsupilami laat de gorilla betijen in zijn machtsvertoon waarin het een jong boompje ontwortelt, doormidden breekt en ermee in het wild slaat. De Marsupilami kijkt geamuseerd toe. Op de koop toe staat het de doodvermoeide gorilla bij door het beest zijn poot vast te houden.
Met de grootste gorilla van de kolonie dient de Marsupilami nog af te rekenen. Welgemikte slagen op de muil van het beest helpen niet, een lange slingerende beweging vanuit een boom op de gorilla vloert het beest wel. Triomfantelijk springt de Marsupilami op en neer op de borst van het gevelde dier.




Het verhaal Het Nest van de Marsupilami's (1956-1957), oorspronkelijk De Familie Marsupilami genoemd, is één grote stripdocumentaire over de Marsupilami. Het betreft niet het dier dat onder de hoede leeft van Robbedoes en Kwabbernoot, maar diens neef in de Palombiaanse jungle. Franquin had zin om nog eens IJzerlijm van stal te halen. Haar afwezigheid kon hij verklaren door de verbluffende reportage die de ondernemende journaliste draaide in Palombië over een Marsupilami die een Marsupilamia (een vrouwtjesdier met kortere staart die op haar teentoppen loopt) ontmoet en er een gezinnetje mee sticht.
Opmerkelijk: Marsupilami's bijten door kokosnoten als door appels, ze zijn dol op piranha's, ze maken een vernuftig nest, de Marsupilamia heeft oog voor decoratie, het legt peervormige eieren en het drievuldige kroost bestaat uit twee gele diertjes en een zwart, zoals een panter. Mannetjesdieren zeggen "Hoeba" en vrouwtjes "Hoebi".
De geboorte van de drie kinderen gebeurde in Robbedoes-nummer 985 van 28 februari 1957. Voor Franquin was het driedubbel feest. Naast een uitbreiding van de Marsupilami-familie duikt ook een ander personage in hetzelfde Robbedoes-nummer op: Guust Flater. Bovendien schonk zijn vrouw Liliane hem op 19 februari 1957 een dochter, Isabelle.
Het verhaal bevat op een op wraak beluste jaguar na geen noemenswaardige slechterik en eigenlijk is er ook geen sprake van een avontuur, wel van poëtische romantiek en tederheid. Daar krabden lezers toch wat van in hun haar. Ze waren ontgoocheld. Zelfs Franquins leermeester Jijé vroeg op een bepaald moment waar hij mee bezig is, eraan toevoegend: "Je verveelt er iedereen mee dat het niet mooi meer is". Toch groeide het fascinerend portret van een legendarische dierenfamilie uit tot een van de best verkochte albums in de reeks.




In 2010 waagden Marsu Productions en Frédéric Jannin, een zeer goeie vriend van Franquin, zich aan een grondige hermontage en opnieuw ingekleurde versie van Het Nest van de Marsupilami's in het album Houba! - Een Liefdesgeschiedenis. Daarin sneuvelden alle tussenkomsten en teksten van IJzerlijm om enkel het verhaal van de Marsupilami's over te houden. Als uitgave kwalitatief superieur aan het origineel met mooiere en scherpere afbeeldingen, maar velen beschouwden de strip in gelimiteerde oplage niettemin als een verminking van een album waar niets aan mankeerde.





1957 was een productief jaar voor Franquin. Robbedoes en Kwabbernoot, Guust Flater, illustraties voor het weekblad Robbedoes en ook nog een gag van Ton en Tineke bestonden uit zijn wekelijkse takenpakket. Tussendoor maakte hij ook nog gags en kortverhaaltjes met de Marsupilami in de hoofdrol, onder meer voor nieuwe tijdschriftconcepten.
Voor het eenmalige Robbedoes Junior (Spirou de Poche in het Frans), dat je kon verkrijgen door Robbedoes-punten te sparen in het weekblad en op etiketten van talloze voedingswaren, tekende hij bijvoorbeeld De Marsupilami in De Spons Erover of ook Kwabbernoot en de Sifon genoemd. Als vanouds grijpt de Marsupilami een apparaat dat hem fascineert en gebruikt het voor andere zaken dan het voor dient. Zo vliegt het door het zwerk, gezeten op een waterspuiter.




Franquin maakte nog een ander kortverhaal voor een tweede nummer van Spirou de Poche, maar dat nummer kwam er nooit. Het verhaal bleef lange tijd stof vergaren in het archief van Dupuis.
Anyway, ook in dat verhaaltje bemachtigt de Marsupilami weer eens een toestelletje waarvan het de knoppen ongevraagd bedient. In dit geval gaat het om rolschaatsen met afstandsbediening die Kwabbernoot net wil demonstreren. Een dollemansrit in de straten van Rommelgem is het voorspelbare resultaat.




Ook nog in het album Het Nest van de Marsupilami's staat het kortere verhaal Boeven op de Kermis (1958) opgenomen. Als een vurige strijder beschermt de Marsupilami hierin zijn baasjes tegen Sotokiki.




In De Bezoeker uit de Oertijd (1957) krijgt de Marsupilami te maken met zijn grootste tegenstander: de door de graaf van Rommelgem uit een ei gebroede dinosaurus. Deze dino met vreemde ronde vlekken in het rood, geel, blauw en wit op de rug en de flanken is reuzegroot, maar is veel te dom om zich een Godzilla te wanen. Onbewust maakt het de Marsupilami woedend wanneer het met zijn lompe poten op de staart van de Marsupilami komt staan. Een klap met een tak op de poot van de dino jaagt het gevaarte helaas naar het dorp Rommelgem. Robbedoes weet de dino angst aan te jagen met vuurwerk, tot grote pret van de Marsupilami, maar het lachen vergaat het dier helemaal wanneer het in de grond wordt gestampt door de dino. Van dan af voert de Marsupilami een verbeten strijd om de dino uit te schakelen door het onophoudelijk met een boomstammetje op de kop te slaan. Nadat het slaagt in zijn opzet, verwijdert het zich trots met vooruitgestoken borst van de plaats delict om even later in de schaduw van een boom uit te hijgen en in een diepe slaap te vallen.




De Gevangene van Boeddha (1958-1959) begint een vaste structuur te herhalen. Kleine nieuwigheid is dat de Marsupilami niet kan slapen van Kwabbernoots geijsbeer en dan maar zijn oren toestopt met zijn eigen oren.
Dat het dier te allen tijde in de gaten dient gehouden te worden, toont het nogmaals aan door de G.A.G. te ontfutselen, het eigenaardig te bekijken, aan knopjes te friemelen en prompt een sneeuwbui in de salonkamer te veroorzaken. De Russische uitvinder Nicolaas Nicolajewitsj won sito presto het vertrouwen van de Marsupilami zonder dat hij er eigenlijk de moeite voor deed. Hij liet wel toe dat de Marsupilami op zijn schouders stond om zijn kale knikker te laten bestuderen door de Marsupilami. Dat verklaart misschien waarom het dier niet naar Robbedoes of Kwabbernoot vlucht wanneer het de G.A.G. in werking liet treden, maar integendeel aan de benen van Nicolaas komt hangen. Het instinct van het dier om een mens in praktisch een oogopslag als vriend of als vijand te herkennen, is bijzonder te noemen.




Het vervolg van de avonturen speelt zich voor Robbedoes, Kwabbernoot en Spip af in de Vallei der Zeven Boeddha's. De Marsupilami moet voor de kust aan boord van een schip blijven, maar het rukt zich los uit de armen van de nochtans potige Nicolaas. Daags nadien duikt het dier ineens op in het gezelschap van zijn baasjes. Robbedoes kan niet anders dan zijn bewondering uiten voor het dier. De radar of het ruikorgaan van de Marsupilami werkt onberispelijk.




De G.A.G. kent de Marsupilami nog wel, maar hoe bedien je het weer? Met bruut geweld lukt het ook.




Een nieuwe eigenschap van de Marsupilami leren we in dit album kennen. Het dier kan graven als een mol en baant zich zelfs een weg door asfalt.




In de jaren 1950 schroefde Dupuis gestadig de albumproductie op, maar het was ook bijzonder actief in het laten vervaardigen van merchandising. Vooral latexfiguurtjes waren een populair verzamelobject geworden. Het duurde niet lang of er kwamen ook poppetjes van de Marsupilami uit. Een ervan had zelfs een staart van bijna een meter lang! In 'werkelijkheid', dus in de stripreeks, meet de staart van de Marsupilami ongeveer acht meter. Het jongetje rechts op de prent hierboven uit het verhaal Z van Zwendel (1959-1960) draagt een T-shirt met de Marsupilami op.




Om zich tegen de Zwendelstraal te verdedigen, vindt de graaf van Rommelgem een kristalbeschermer in zakformaat uit. Maar het lijkt op Kwabbernoot geen effect te hebben. Hij wordt getroffen door de straal en meegenomen door Zwendel. Robbedoes en de graaf begrijpen er niets van. Ze hebben nog niet door dat het een list is van Kwabbernoot. Niettemin vindt Robbedoes het nodig om de Marsipilami te sussen die in tegenstelling tot een bedrukte Spip niet beseft dat zijn maatje is verdwenen. Op het einde van dezelfde pagina toont het dier zich strijdvaardiger en houdt een gebalde vuist op. Het is geen wezen dat bij de pakken blijft neerzitten.




In Zwendelland wil Kwabbernoot te allen prijze zijn infiltratie bij de Zwendelmannen veilig stellen wanneer Robbedoes, Spip en de Marsupilami op 'm komen afgelopen. De Marsupilami is dolbij om Kwabbernoot terug te zien en springt op zijn schouders. Het vraagt zich af waarom Kwabbernoot niet even spontaan reageert. Terwijl Robbedoes zich kwaad maakt op Zwendel is een aaiende vinger van Kwabbernoot voldoende om de Marsupilami gerust te stellen. Hij laat zich net zoals bij Robbedoes in de prent hiervóór makkelijk paaien door een teken van genegenheid.




Als briljante geleerde volstond een eerste aanblik op de Marsupilami voor Zwendel om met diens mogelijkheden, met name zijn lange staart, een groots experiment te ontwikkelen ten dienste van de ruimtevaart. Het is zijn bedoeling om de Marsupilami naar de maan te sturen. Zijn staart zou in een lange buis moeten passen die bestaat uit verschillende soorten metaal. Na zijn terugkeer zal onderzoek uitwijzen in welke mate elk metaal schadelijke stralingen doorlaat. Maar over de maan weet Zwendel inmiddels genoeg. Zijn ambitie reikt verder, hij wil het oneindige verkennen met de Marsupilami als waardevol proefkonijn.




Uiteraard steken Robbedoes en Kwabbernoot een stokje tussen Zwendels megalomane plannen. Langs geen kanten beseft de Marsupilami aan welk (sterren)avontuur het is ontsnapt. Plezanter is het om een zender met zijn staart na te bootsen.




In het vervolg De Schaduw van Z (1960) is een door de Zwendelstraal verstijfde hond in Rommelgem een geestig stuk speelgoed. Om zich ervan te vergewissen dat de hond geen gevaar voor 'm vormt, stelt de Marsupilami zich eerst in een verdedigingspositie en gromt tegen de hond. Daarna is een voorzichtige aanraking van de snuit, met een knettering als gevolg, aan de orde om de situatie correct in te schatten.




De Zwendelstraal vormt geen enkele bedreiging voor de Marsupilami. Het geniet van de aangename sidderingen die door zijn hele lichaam flitsen. Het verlangt zelfs meer maximale dosissen en stalkt de niet-begrijpende en paniekerige Zwendelman in zijn wens naar meer.




Na verloop van tijd ligt het eerste Zwendelavontuur achter de rug tot de geleerde zich opnieuw aandient op het kasteel van Rommelgem. Niemand herkent 'm. Ze staan allen onder invloed van de Zwendelgolf waarmee Zwendel anderen kan manipuleren. De golf heeft echter geen effect op de Marsupilami die zich uiterst vijandig gedraagt ten opzichte van Zwendel. Het is ook door zijn toedoen dat Zwendel uit rijn rol valt en zijn toestel onschadelijk maakt.




In de eindfase weet de Marsupilami wat zijn prioriteiten zijn. Wiebeling duwde Robbedoes net in een vijver met hongerige piranha's. In alle opwinding duikt de Marsupilami Robbedoes na, niet zozeer om hem te redden maar veeleer om het volledige piranhabestand te decimeren door het op te vreten.




In Robbedoes en de Bobbelmannen (1959) komt de Marsupilami als amfibie weer van pas door de intrige een nieuwe wending te geven. Wanneer het uit het water opduikt met een tros druiven in de hand is dat voor Robebdoes het bewijs dat de grazende koe in een wei die hij onder water zag géén visioen was.




Ook in Robbedoes en de Miniatuurtjes (1959) doet Robbedoes een beroep op een nuttige eigenschap van het dier. Robbedoes schakelt het dier in als speurhond om Kwabbernoot terug te vinden, ook al moet hij eerst eens voordoen wat er van het dier wordt verlangd. Geen idee of het daardoor is dat de Marsupilami in actie treedt, maar het vraagt zich hoe dan ook plots af waar Kwabbernoot is waarop de speurtocht begint.




In de veronderstelling dat de miniatuurversie van Kwabbernoot de echte Kwabbernoot is, is Robbedoes in alle staten wanneer de Marsupilami het vermeende speelgoedje van 'm afpakt. De speelvogel blijft echter een dier dat snel is afgeleid. Er is niet meer nodig dan een voorbijvliegende vogel om het poppetje te laten vallen.




Een teken van de rücksichtslosheid van het dier, zeker waar het het welzijn van zijn baasjes betreft, herkennen we in de intrede in de fotostudio van fotograaf Flashback. Omdat de eeuwige zuiplap Planters in de weg staat, krijgt hij een forse duw van de Marsupilami.




De anatomie van de Marsupilami blijft een verbazingwekkend iets. In QRN op Bretzelburg (1961-1963) slikt het een transistorradiootje van Kwabbernoot in. Het verslikt zich ternauwernood in het kleinood en op een of andere manier komt het in zijn neus terecht waar het zonder oponthoud blijft verderspelen. Elke keer het dier hikt, verandert de radio van zender.




Het dier raakt het lawaai helemaal beu en ziet er niets anders op dan zichzelf een stevige klap te verkopen met zijn eigen staart. Het werkt nog ook, maar de Marsupilami is nu volledig uitgeteld.




Liefdevol mag het dier naast Kwabbernoot slapen. Spip wordt er voorwaar jaloers van, al speelt zijn vermoeidheid ook wel mee. Door de hele situatie heeft niemand tot dan toe een oog kunnen dichtdoen. Toch komt er uit de neus van de Marsupilami nog elektronisch geknetter. Het radiootje is nu een stoorzender voor de radio-ontvangst van Mark Switch die in contact staat met de koning van Bretzelburg.
's Ochtends laat Robbedoes de Marsupilami opnemen in een dierenkliniek om het radiootje uit zijn neus te verwijderen. Daar moet de narcositeur afgevoerd worden omdat de Marsupilami 'm te lijf ging. Robbedoes neemt de verdediging voor zijn huisdier op. Hij pinkt zelfs een traan weg als hij beseft dat het dier een tijdje in de kliniek zal moeten verblijven. Aan Mark Switch vertelt hij dat Kwabbernoot troosteloos zal zijn. Het beestje laat hen namelijk nooit in de steek.




Terwijl we Robbedoes, Mark Switch en Kwabbernoot terugvinden in Bretzelburg doet de Marsupilami er alles aan om uit de kliniek te ontsnappen waar het zit opesloten in de kelder. Het rooster voor het kelderraam is te stevig om los te rukken, maar op verbluffende wijze schiet het rooster en een deel van de stenen waarin het is bevestigd uit de muur nadat de Marsupilami zijn staart bevestigde aan de sportwagen van een wegrijdende dokter. Zijn staart is even sterk of sterker dan een stalen kabel.




Scenarist Greg drijft in de teksten de spanning op door te benadrukken dat de Marsupilami enerzijds en Robbedoes en Kwabbernoot anderzijds nu toch wel erg ver van elkaar zijn verwijderd. Uiteraard heeft de lezer al door dat de Marsupilami de twee heren op het spoor is. De lange tocht naar het oosten kan beginnen.




Uiteindelijk komt het ook aan in Bretzelburg, meerbepaald in het fort waar Kwabbernoot zit opgesloten. Door honger gedreven stormt het de keuken binnen waar Kwabbernoot net aan een foltering wordt onderworpen: als hij wil eten, moet hij praten. Kwabbernoot is ontroerd wanneer hij de Marsupilami ziet. Het klopt dat het dier niet eerst Robbedoes zocht, maar dus bij Kwabbernoot belandt. First things first, de honger moet worden gestild. Uitgehongerd werpt het zich op een ham, slokt eieren met schaal en al binnen en vreet een hele worst op. Helemaal versuft door zijn vraatzucht verzet het zich niet tegen bewaker Adolf die het dier maar bij de oren hoeft te plukken om het gevangen te nemen.




Zijn lichaam wil dan wel niet meer mee, maar de staart van het dier werkt nog wel. Krachtige slagen maken de tegenstanders onschadelijk.




Tussen de Marsupilami en Zwendel heeft het nooit geboterd en dat zal het wel nooit doen. In Hommeles in Rommelgem (1967-1968) hanteert het dier een beproefde methode om de kinds geworden Zwendel tot zwijgen te brengen: met een welgemikte klop op het hoofd. Dit gebeurt niet voor het eerst volgens Kwabbernoot. Elke keer Zwendel zijn scheur openzet, dient de Marsupilami hem van antwoord.




Tembo Taboe (1958) was het eerste verhaal dat Franquin in een zeer drukke periode voor de Franse krant Le Parisien Libéré maakte. Greg was hiervan de scenarist. Hij voelde de Marsupilami niet echt aan en probeerde het dier steevast met scenariotrucjes naar de achtergrond te schuiven of het een paar pagina's uit te schakelen. Het gekke is dat hij de scenarist is van de eerste albums van Marsupilami die bij Marsu Productions verschenen.
In de inleiding van Tembo Taboe wordt het dier aan de krantenlezers van toen voorgesteld als een "legendarisch dier", een "wonderlijk diertje" en "het meest geperfectioneerde dier ter wereld". Terwijl de verteller zijn gang gaat, vist de marsupilami met zijn staart.




Hoewel de Marsupilami een natuurlijke angst voor mensen behoort te hebben en wantrouwend van aard is, weet het vrij snel te oordelen over mensen die voor 'm staan. Met een net zo grote (of kleine) pygmee sluit het sito presto vriendschap. Even later omarmt de Marsupilami de pygmee in alle hartelijkheid in het bijzijn van Robbedoes en Kwabbernoot, precies om aan te tonen dat het oké is om de pygmee, zijn nieuwe beste vriend, te vertrouwen.




In dit verhaal leren we een nieuwe eigenschap kennen van de Marsupilami. Een kolonne bijtgrage mieren op het oorlogspad beschouwt het als een lekkernij. In eerste instantie rukte Kwabbernoot nog een likkebaardende Marsupilami weg van zijn maaltijd in spe, bij de volgende gelegenheid gaat het als een stofzuiger tekeer en laat alle mieren verdwijnen, de allerlaatste specimen die op het been van Kwabbernoot klauteren incluis.




Piranha's, mieren, ook een reuzevleesetende plant is niet veilig voor de omnivoor. Ook opgeslokt door de gevaarlijke plant staat er geen maat op zijn vraatzucht. In de veronderstelling dat de plant aan de winnende hand is, kan Kwabbernooot het verschrikkelijke gepeuzel niet aanhoren, maar het is wel degelijk de Marsupilami die zich van binnenuit naar buiten vreet.






Sinds 1955 liet Franquin zijn geliefde Marsupilami als hoofdpersonage opdraven in kortverhalen en gags. Om wat weerklank te bieden, spelen ofwel Robbedoes of het jongetje Roeltje mee dat al eens in een microverhaaltje een avontuur beleefde. Vooral in 1968, het jaar waarin Franquin met de reeks Robbedoes en Kwabbernoot stopte, verschenen er meerdere gags van de Marsupilami in het stripblad Robbedoes. Twee ervan staan hierboven afgebeeld.




Het merendeel van de Marsupilami-gags en -kortverhalen bundelde Dupuis in 1978 in het speciale album Guust en de Marsupilami. Het lag niet zomaar in de winkels. De Duits/Nederlandse schlagerzanger Dennie Christian had namelijk een stevige hit te pakken met het lied Hoeba Hoeba Hop over Guust en de Marsupilami. Het was een commerciële keuze om per se een album uit te brengen. Tegen de zin van Franquin evenwel want hij wilde niet dat de wereld van Guust en de Marsupilami in elkaar overvloeien. Toch tekende hij de hoes van de lp en van het album.

In nummer 1420 van 1965 voerde Franquin in samenwerking met Will voor de decors ook die andere Marsupilami, de neef uit Palombië, op. Daarin heeft jager Bring M. Backalive, specialist in de vangst van vreemde dieren, een baby-Marsupilami gevangen, maar zijn vader is de jager op het spoor. Met dit verhaal en 'n Marsupilami te Vangen uit 1981, lag de basis vast voor een zelfstandige Marsupilami-stripreeks die er in 1987 kwam. Franquin wilde het toen wat makkelijker voor zichzelf maken en vertrouwde de rechten van de Marsupilami toe aan zakenman en fan Jean-François Moyersoen. Hij verkreeg de rechten door Franquin een financieel zeer aantrekkelijk voorstel te doen (een aanbod waar Dupuis nooit kon aan tippen) en stationeerde de kersverse uitgeverij Marsu Productions in Monaco.
Een eerste album, De Staart van de Marsupilami, verscheen er met de hulp van de jonge, Belgische tekenaar Luc Collin (Batem) op scenario van Greg voor de eerste twee albums. Officieel beperkte Franquin zich tot de regie, in de praktijk kwam het erop neer dat Batem geen enkele prent zonder hulp van Franquin heeft getekend. Franquin tekende wel de cover op zijn eentje.
Grote budgetten werden voorzien voor de release ervan. Het verhaal werd in een zestal tijdschriften voorgepubliceerd, onder andere in Panorama, de voorloper van P-magazine. Per nieuw album werkte Franquin minder en minder mee.


In 1991 volgt bij Marsu Productions L'Encyclopédie du Marsupilami. Het is opgevat als een wetenschappelijke, geïllustreerde encyclopedie over het dier en al zijn eigenschappen.




Nog vóór de zelfstandige stripreeks Marsupilami een feit was, wilde men bij Dupuis het succes van de tekenfilmreeks De Smurfen herhalen met een andere stripreeks. De keuze viel op de Marsupilami.
Maar Franquin wilde in de jaren 1980 de klus niet alleen klaren. Hij zocht een team bijeen dat hem een handje kon helpen bij voorbereidende tekeningen om de tv-producers over de streep te trekken. Voor de jungledecors hoefde hij niet ver te zoeken, dat was een specialiteit van Will. Verschillende jungledieren liet hij uitwerken door Marc Wasterlain. Franquin gaf de toen nog jonge Didier Conrad de kans om diverse figuurstudies van de Marsupilami te tekenen en de boosaardige personages en het kleine Indianenmeisje Cuxicu te ontwerpen. Yann was dan nog maar een beginnend scenarist die de eerste drie delen van De Onnoembaren op zijn naam had staan, getekend door Conrad. Hij schreef samen met Yvan Delporte een paar scenario's voor potentiële tv-episodes.
Een eerste scenario viel in goede aarde. Het werd in 1989 gerecycleerd voor Marsupilami 3: Mars, de Zwarte. De Amerikaanse tv-bobo's waren echter als de dood voor het overtreden van de strenge regels in verband met jeugdprogramma's: geen geweld, geen seks, geen drugs, geen alcohol en geen racisme. Door dat laatste ketste het tekenfilmproject af. De Indianenstam kon namelijk niet door de beugel. Om de producers te proberen overtuigen, vloog Franquin tegen zijn zin naar Hollywood. Ondertussen was er al een pilot van vijf minuten gedraaid, gemaakt door een Japanse studio (zonder medeweten van Franquin).
Het filmpje was een artistieke mislukking. Na vele pogingen en vele aanpassingen door hemzelf en derden, gaf Franquin er volkomen de brui aan en na een vooropgestelde deadline verkocht hij de rechten aan zakenman Moyersoen die daarvoor dus de uitgeverij Marsu Productions opzette. Voortaan zou het weer om strips draaien... Maar Disney maakt in 1992 alsnog een seizoen tekenfilmepisodes waarin het dier volop tatert. Over de latere tekenfilmavonturen van Disney en Marsu Productions kon je hierboven op de pagina al meer lezen.



Na deze lange uitweidingen keren we op onze schreden terug en pikken weer in op de stripreeks Robbedoes en Kwabbernoot. In 1969 nam de jonge Bretoense tekenaar Jean-Claude Fournier het vlaggenschip van het weekblad over. Franquin besliste hem te helpen door zelf de Marsupilami voor zijn rekening te nemen in het verhaal De Goudmaker (1969). Het werd een mooie samenwerking waarbij Fournier zijn platen in potlood overhandigde aan Franquin die daarop zijn Marsupilami tekende (en soms al eens wat meer, maar daarover later meer). De auteursovergang zou daardoor minder bruusk lijken voor de lezers. Dit was het laatste officiële optreden van het gele springbeest in de Robbedoes-reeks want Franquin wilde het personage sowieso voor zichzelf houden.



Klik op de afbeelding voor een grotere versie.

In Fourniers tweede album, Klontjes voor Doebie (1970-1971) dat hij deze keer alleen maakte, komt nochtans wel nog een Marsupilami voor, eentje dat hij nog zelf getekend heeft ook. Het betreft een knipoogje naar Franquins personage op pagina 30. Op de achtergrond zien we een filmaffiche hangen met de Marsupilami en de titel Het Nest van de Marsupilami's.

Nadat Fournier stopte met Robbedoes, vroeg Dupuis aan Jean Roba of hij de serie wilde verderzetten. Hij had al de ervaring door Franquin te assisteren voor de verhalen Tembo Taboe, De Bubbelmannen en De Miniatuurtjes. Maar Roba weigerde. Toen lobbyde Franquin bij Yann en Conrad of zij niet geïnteresseerd waren. Het duo had er wel oren naar, maar wilde de Marsupilami gebruiken. De toestemming voor een soort vervolg op Het Nest van de Marsupilami's vroegen Yann en Conrad aan Franquin... en die kregen ze! Helaas voor de stripgeschiedenis maakten andere personen beslissingen die dit plan in de weg stonden.




Het duurde vervolgens nog tot 1982 tot we de Marsupilami nog eens zien in de reeks Robbedoes en Kwabbernoot, zij het als tweederangsknuffelbeest in de slaapkamer van Robbedoes in het verhaal Virus door Tome en Janry.




Het bleef niet bij dit ene knipoogje. Ook in De Terugkeer van Z (1986) komt een Marsupilami voor, nu als latexpoppetje aan Kwabbernoots bureaulamp.




Tome & Janry brengen Het Nest van de Marsupilami's in herinnering in het kortverhaal Het Enige en Echte Min of Meer Waar gebeurde Verhaal over de Jeugd van Robbedoes door Oom Wim uit 1983 dat in het album De Jeugd van Robbedoes en Andere Onthullingen (1986) verscheen. Dat de kleine Robbedoes in zijn jeugd al IJzerlijm als klasgenootje, de Marsupilami of de graaf van Rommelgem in de hoedanigheid van leraar kende, klopt natuurlijk niet met de chronologie van de reeks, maar 't was een verhaaltje om te lachen.




Tome & Janry bleven spelen met het feit dat de Marsupilami niet helemaal was verdwenen uit de stripreeks. In De Vallei der Bannelingen (1989) meent Robbedoes het stopwoordje "Hoeba!" op te vangen uit de mond van de Marsupilami. Het is helaas een soort nijlpaard die het woord gebruikt.






José-Luis Munuera + Jean David Morvan en Yann wilden de oudere albums alle eer aandoen door in het feestelijke vijftigste album Terug naar Z (2008) enkele scènes uit de strips van Franquin opnieuw te tonen, maar nu vanuit een ander standpunt omdat Robbedoes naar het verleden reist en er zichzelf aanschouwt. Ook een scène uit De Gorilla Heeft het gedaan herbeleven we. Om het te doen kloppen, tekende Munuera er ook de Marsupilami bij naar het origineel van Franquin. En dat mocht natuurlijk niet van Marsu Productions, ook al betrof het slechts een klein optreden. De Marsupilami werd dientengevolge van de plaat gewist. Vandaar dat je in het album een onderbreking ziet in de tekening daar waar eerst de Marsupilami stond. De inkleuring loopt gewoon verder.




Het nieuwe duo Yoann en Fabien Vehlmann sluiten in Alarm! Zwendeltuig! (2010) weer aan bij de geintjes van Tome en Janry en laten een latexpoppetje van de Marsupilami rondslingeren in de promotiewagen voor het weekblad Robbedoes.




Ook in de one-shots zijn er (subtiele) verwijzingen naar de Marsupilami te vinden. Wat dacht je van de print op Kwabbernoots das in Het Moeras van de Tijd (2007) door Frank Le Gall?




Een ander knipoogje in Het Moeras van de Tijd ondergaat Spip. Een aan de Marsupilami verwante staart met gebald uiteinde schakelt een achtervolgende rat uit waardoor Spip meent met zijn ouwe vriend vandoen te hebben. De staart behoort integendeel toe aan een jaguar.




De Marsupilami in Piccolo in Veldgroen (2009) is er een van steen. Het maakt deel uit van een standbeeld van Franquin en is een hommage van Olivier Schwartz en Yann aan de grootse stripauteur.






Ook in hun tweede album, De Schaduwzijde van Z (2011), verwijzen Yoann en Fabien Vehlmann subtiel naar de Marsupilami... Nu ja, wat je subtiel noemt! De luidruchtige, Russische ruimtetoerist Igor behoort tot het slag rijkaards dat allicht deelneemt aan illegale jachtpartijen om er een trofee aan over te houden. Let eens goed op zijn hoofddeksel. Dat ziet er echte Marsupilamibont uit. De gele kleur, de zwarte vlekken en het samengeknoopte stukje staart op de top van de hoed doet ons niet twijfelen.

Fabrice Tarrin, tekenaar van het one-shot Het Graf van de Rommelgems (2007), beweerde dat er in élk album na Franquin een verwijzing naar de Marsupilami verstopt zit. Tot nu toe zijn we er niet in geslaagd die allemaal te vinden. En Tarrin wil ze niet zomaar verklappen. Deze pagina mag je dus nog "in opbouw" beschouwen.