ls
er één bijdrage aan de stripgeschiedenis
is die de reeks Robbedoes en Kwabbernoot
heeft voortgebracht, dan is dat toch wel de Marsupilami.
Een overzicht van zijn opmerkelijkste optredens
in de stripreeks lijsten we voor je op.
De eerste glimp van de Marsupilami is te
zien in Robbedoes en de Erfgenamen
(1951-1952). Meerbepaald op 31 januari 1952
maken de lezers van het weekblad Robbedoes
kennis met de Marsupilami. Het waarnemen, beschrijven
en vangen van zo'n beest behoort tot een van
de opdrachten die de oom van Kwabbernoot zijn
twee neven (Wiebeling is de andere neef) laat
uitvoeren. Na het lang bestuderen van boeken
stuit Robbedoes op slechts summiere info over
de Marsupilami. Het wordt omschreven als een
raadsel van de natuur terwijl sommigen beweren
dat het dier zuiver legendarisch is. Er wordt
verder niet veel geloof gehecht aan wat anderen
beweerd hebben te zien. Volgens de laatste onderzoekingen
zou het dier te vinden zijn in het oerwoud van
het Zuid-Amerikaanse Palombia/Palombië
waar het wemelt van de gevaarlijke wilde dieren
en de Chahuta-indianen. Nabij de vulkaan, die
de bijnaam El Sombrero draagt, bevindt zich
het land van de Marsupilami's. Al in zijn eerste
optreden heeft het dier een jaguar het nakijken.
Wie is er de koning van de jungle? De Marsupilami
met een staartlengte voorsprong!
De eerste ontmoeting tussen de protagonisten
komt er nadat Kwabbernoot in al zijn klunzigheid
verstrikt raakt in een vangnet. Het doet de
Marsupilami lachen, een gevoel dat hij tevoren
niet kende. Het kijkt er verbaasd van op, maar
niet lang genoeg om zich zomaar te laten verschalken
door die twee grappige mensen.
Daarna toont het diertje zich als een ware
grapjas en zet de twee jagers steeds op het
verkeerde been. Het laat hen struikelen of bang
maken met zijn staart. Kwabbernoot heeft er
schoon genoeg van, maar Robbedoes ziet in dat
humor de twee partijen bij elkaar kan brengen.
Het bestuderingsproces kan beginnen. Ze slaan
het dier gade en tekenen op dat het van water
houdt en bijzonder goed kan zwemmen. De Marsupilami
zwemt voorwaar een perfecte crawl.
Maar vooral de lange staart van het dier
biedt enorm veel mogelijkheden. De demonstraties
liegen er niet om.
André Franquin bedacht het half-mythische
wezen door terug te denken aan de periode dat
hij bij Jijé inwoonde. Op lange tramritten
in Brussel bedachten hij en zijn vrienden Will
en Morris dolkomische verhalen en vondsten.
Voor de zeer nijverige tramconducteur fantaseerden
ze een lange staart die het hem makkelijker
moet maken om zijn verschillende taken te vervullen.
De staart krijgt een staartje in de creatie
van de Marsupilami.
Maar
invloed is er ook van het wezen Jeep uit Popeye.
Het heeft ongeveer dezelfde grootte, heeft een
kortere staart, komt uit de ruimte, kan niets
zeggen en antwoordt op vragen enkel met ja-geknik
of hoofdschudden.
Franquin verklaarde later dat hij er fout aan
deed om de Marsupilami in Zuid-Amerika te situeren.
De Marsupilamia (buideldieren) komen uitsluitend
in Australië voor. Franquin had het beest
indertijd ook in grote haast ontworpen. Hij
liep achter met zijn andere werk en moest het
dier in één namiddag uitwerken.
Later zag hij in dat het lichaam niet goed is
opgebouwd. Zo is de Marsupilami een springer
met veel te korte pootjes.
Vooraleer De Roof van de Marsupilami
van start ging in 1952 verscheen bovenstaande
inleiding in het weekblad Robbedoes.
Ook nog in 1952 werd er reclame gemaakt
voor het album Robbedoes en de Erfgenamen.
Hierboven zie je de originele tekening van deze
advertentie met een samenvatting van de drie
uit te voeren opdrachten. De uitroep "Houba
Houba Hop!" (of "Hoeba Hoeba Hop!"
als de vertalers er zin in hadden) zou dan al
vertrouwd moeten klinken.
Zelfs de schutbladen van het gekartonneerde
album van De Roof van de Marsupilami
zijn volledig gewijd aan de Marsupilami.
In De Roof van de Marsupilami komt het
dier na een kidnapping uit de dierentuin, waar
het ongelukkig zat te wezen, in het circus van
Zabaglione terecht. In Magnana presenteert het
circus een nieuwe, verrassende attractie, "opzienbarend!"
en "iets enigs in de wereld". Circusdirecteur
Zabaglione laat zich voorstellen als "de
grote Zabaglione in eigen persoon, die hem in
het hart van het oerwoud in Palombië gevangen
heeft!" Na deze leugen stormt de Marsupilami
als cowboy de ring in. Op een galopperend paard
zit het een ander paard achterna dat het weet
te vangen met zijn tot lasso gevormde staart.
Het dier heeft er nog plezier in ook, maar kan
niet om met het applaus en de vele mensen om
zich heen. De angst wint het van het plezier
en de Marsupilami onderbreekt zijn voorstelling.
Zabaglione heeft alles door en laat zijn zweep
knallen. Deze daad legt een andere eigenschap
van het beest bloot: het is bijzonder lichtgeraakt.
Nu is het aan Zabaglione om opgejaagd te
worden. Let op de gelijkenis met de scène
in het voorgaande album waarin de Marsupilami
een tapir met zijn staart vangt om vervolgens
de vlooien uit zijn haar te plukken en ze op
te smikkelen. Hilariteit alom in de circustent.
In De Hoorn van de Neushoorn (1952-1953)
komt de Marsupilami niet voor, in De Dictator
en de Paddestoel (1953-1954) weer wel.
Robbedoes en Kwabbernoot bezoeken de graaf van
Rommelgem waar de Marsupilami een woonplaats
heeft gevonden. Het grote park is een goeie
biotoop voor het dier. Onze twee helden blijven
het opmerkelijk vinden dat het dier hen telkens
herkent bij elk weerzien. De graaf heeft net
een nieuwe uitvinding gemaakt: een gas dat elk
metaal kan doen smelten, het befaamde Metomol.
Hoewel de graaf al weet dat de Marsupilami een
gauwdief is, laat hij in zijn onachtzaamheid
toch de Marsupilami met het spuitbusje met Metomol
weglopen. Het is voor de stripreeks de start
van een lange reeks situaties die verzoorzaakt
worden door de Marsupilami die gefascineerd
is door knopjes waar het telkens aan prutst.
Met het Metomol maakt hij het dorp Rommelgem
onveilig.
De politie komt eraan te pas. Met het incasseren
van de nodige blutsen en builen kunnen ze het
beest vangen, maar er zit nog een restje Metomol
in het spuitbusje waardoor de dievenwagen een
blubberende hoop metaal wordt. Een kleine moeite
voor de Marsupilami om eruit te ontsnappen.
Het zet zich vervolgens schrap, snuift eens
door zijn neus, zet een hoge borst op en verlengt
zijn lichaam, ook zijn staart wordt dikker door
het opstaan van de haren... waarna een uitgestoken
tong volgt. De Marsupilami is nog niet de kwaadste.
Robbedoes is wel kwaad en wil het dier straffen
door het een pak op de broek te geven, figuurlijk
dan. De Marsupilami vraagt zich weliswaar af
wat er aan de hand is en rolt snel zijn staart
op om erger te voorkomen. Op de terugweg blijft
Robbedoes kwaad kijken naar de Marsupilami die
daar wel van onder de indruk is. Een poosje
later moet Robbedoes het dier nog steeds kort
houden, maar het toont zich volgzaam. Het beseft
ofwel dat het iets ergs heeft gedaan ofwel dat
het al bij al zijn baasje te vriend wil houden.
Aan boord van het schip dat de helden naar
Palombië brengt om het dier zijn vrijheid
terug te schenken, kan de Marsupilami niet aarden
in de kooi. Met zijn staart steelt hij de sleutelbos
en bevrijdt niet alleen zichzelf, maar ook een
gorilla waarmee het wil spelen. Passons, na nog wat schermutselingen
(waarbij het onder meer Wiebeling verwondt door
een grote metalen papegaai van een gordijn op
zijn hoofd te laten vallen waarna de papegaai
wordt vervangen door een mini-uitvoering) maken
we kennis met het instinct van de Marsupilami.
Terwijl Robbedoes en Kwabbernoot zich laten
omkleden als kolonel ruikt het dier onraad,
schuift een gordijn opzij en wijst naar de luistervink
die het op heterdaad betrapt.
Terug in het oerwoud geniet de Marsupilami
van alle vrijheid. Het slingert aan lianen tussen
de bomen, proeft de inheemse vruchten en wordt
dan het gemis van zijn vrienden gewaar. Uiteindelijk
blijft het toch liever bij Robbedoes, Kwabbernoot
en Spip.
Ondanks de definitieve intrede van de Marsupilami
in de reeks, komt het niet voor in Pas Op,
Kwabbernoot! (1954). In het daaropvolgende
verhaal Het Schuilhol van het Zeemonster
(1954-1955) is het opnieuw van de partij. En
hoe! Eerst en vooral probeert Kwabbernoot het
dier gewoon te maken aan het bewijzen van kleine
diensten zoals het dragen van een pakje. Het
duurt niet lang vooraleer het dier het pakje
openscheurt en er een blik tabak in ontdekt.
Het smult de inhoud helemaal op. Wat volgt is
een confrontatie met de anarchistische houding
van het dier dat zich niet zomaar laat opvoeden.
Op Kwabbernoots berispingen en woede-uitbarstingen
volgt slechts getreiter door telkens van plaats
te verspringen of acrobatieën uit te voeren.
Robbedoes vindt het niet nodig om in te grijpen.
Maar we hebben de indruk dat de Marsupilami
wel zou hebben geluisterd naar Robbedoes. Per
slot van rekening was het toch maar mooi Kwabbernoot
die het dier voor het eerst aan het lachen bracht.
Zo iemand serieus nemen, doet de Marsupilami
niet.
De succesvolle proefneming met de nieuwste
uitvinding van de graaf om onder water te kunnen
duiken met gecompresseerde lucht en met een
onderlinge radioverbinding staat in de schaduw
van de ontdekking dat de Marsupilami moeiteloos
onder water kan ademen. Alleen hebben Robbedoes
en Kwabbernoot dat nog niet volledig door. Na
het verorberen van een school vissen brengt
Robbedoes het dier terug naar de oppervlakte.
Wat later in het verhaal zijn Kwabbernoot
en de graaf in paniek als de Marsupilami meevaart
op de onderzeeër van Robbedoes. Ze geloven
nog steeds dat het dier slechts van korte duur
onder water kan blijven. In het onderzeese schuilhol
van John Helena duikt de Marsupami echter plots
op en knijpt in zijn neus om het water uit zijn
oren te persen. Terwijl zich een gevecht ontspint
tussen het dier en Helena's medeplichtige, vraagt
Robbedoes zich af hoe het komt dat de Marsupilami
op 210 meter diepte kan verzeilen. Dan heeft
hij het door: de Marsupilami is een amfibie!
Het is bovendien een vissenetende amfibie
die ook een levensgevaarlijke moeraal kan bedwingen.
Tot het laatste puntje van diens staart, wordt
de moeraal verorberd. Wie is er de koning van
de oceaan? De Marsupilami met vlijmscherpe hoektanden
voorsprong!
Van dit tafereeltje zijn Robbedoes en Kwabbernoot
geen getuige. Wanneer het weer opduikt en nu
verzadigd een kalme en makke indruk geeft, uit
Kwabbernoot zijn bezorgdheid elke keer het dier
alleen duikt: "Er huizen verschrikkelijke
dieren in zee! Die kleine peuter zou een weerloze
prooi voor hen zijn!" Interessante uitspraak.
Kwabbernoot ziet de Marsupilami dus veeleer
als een kind. En Robbedoes gaat erin mee. Dat
het subject van hun bezorgdheid in werkelijkheid
een predator is, kunnen ze niet weten.
Voor het striptijdschrift Sprint,
een andere uitgave van Dupuis dat in het jaar
1955 werd gelanceerd (maar het amper een vijftigtal
nummers trekt), maakte Franquin het Marsupilami-verhaal
De Marsupilami Zet de Stad op Stelten.
Dat doet het dier met een grasmaaier die het
op hol doet slaan. Franquin vond het verhaal
niet veel soeps en kloeg er vele jaren later
eens over tegen zijn goeie vriend Peyo. Franquin
was ondertussen vergeten dat Peyo het scenario
van dit kortverhaal voor hem had geschreven.
In Het Masker der Stilte (1955-1956)
leren we dat de Marsupilami kan spreken, hierboven
nog afgebeeld zonder dat Robbedoes en Kwabbernoot
er meteen achterkomen. Franquin had het plan
om in elk nieuw verhaal de Marsupilami een nieuwe
eigenschap toe te kennen om de lezer telkens
opnieuw te verrassen. De Marsupilami als een
papegaai laten spreken was volgens Franquin
niettemin een vergissing, een "psychologische
fout om dat met een dierje te doen". Het
idee kwam nochtans niet van hem, wel van scenarist
Maurice Rosy die het volledige scenario van
het verhaal schreef. Zelf vond Rosy het erg
interessant om mee een personage te ontwikkelen
dat andere dingen zou zeggen omdat het een totaal
andere belangstelling heeft dan mensen. Rosy
ondervond snel dat Franquin zich verzette tegen
het idee dat de Marsupilami te veel mens zou
worden. Dat remde hem af toen hij Franquin het
verhaal vertelde. Hij schreef hoe dan ook het
hele scenario uit en Franquin volgde het min
of meer nauwgezet. Volgens Rosy heeft Franquin
het verhaal tegen zijn zin afgemaakt. De tekenaar
hield er meer van om het verhaal te bedenken
terwijl hij al aan het tekenen sloeg zodat het
boeiender is om te maken. Na dit verhaal werd
de samenwerking tussen beide auteurs ontbonden.
O ja, een grappige scène met de Marsupilami
toch in dit verhaal is de spielerei van het
dier om zeven katten te entertainen. Deze kijken
toe, maar voor hen telt enkel het bakje melk
waar ze van likken met hoog geheven staarten.
De Marsupilami blijft verveeld achter.
Dit mooie plaatje is er enkel om de samenhorigheid
tussen de helden en hun huisdieren mee te illustreren.
Een pagina verder komt de grote ontdekking:
de Marsupilami spreekt! Na dit verhaal is het
gedaan met de papegaaienstreken van de Marsupilami.
Enkel in het volgende verhaal, De Gorilla
Heeft het Gedaan (1956), en in Een
Rustige Vacantie (1957-1958) herhaalt het
nog respectievelijk een Afrikaans woord en een
verzameling verwensingen van Kwabbernoot. Op
een vaste en strikt beperkte woordenschat na
is het dier sowieso geen praatvaar. Wat een
verschil met de tekenfilmserie van Disney uit
de jaren 1990 waarvoor enkele concessies moesten
gedaan worden om de reeks gemaakt te krijgen.
In deze tekenfilmserie is het dier namelijk
een ware spraakwaterval, een heuse babbelkous!
De Disney-tekenfilmreeks Marsupilami
debuteerde in 1992 in het Amerikaanse tekenfilmprogramma
Raw Toonage alvorens als zelfstandige
reeks te circuleren op de zenders van het CBS-netwerk.
Een gorilla, olifant, jaguar, jager en enkele
andere personages vervolledigen de cast. De
gorilla en olifant zijn al fout want de avonturen
spelen zich in de Zuid-Amerikaanse jungle af.
De serie telt niet meer dan één
seizoen van 23 episodes want de resultaten waren
ontgoochelend. Marsu Productions spande een
proces aan wegens contractbreuk. De kleine uitgeverij
uit Monaco won het proces en produceerde in
2000 zelf een tweede seizoen met 52 afleveringen
in samenwerking met Canal J., Cactus Animation
en Marathon Productions. De serie werd wereldwijd
in 36 landen op zowat alle continenten uitgezonden.
Het komt niet ineens, maar de Marsupilami
voelt zich uiteindelijk toch thuis op het Afrikaanse
vasteland in De Gorilla Heeft het Gedaan
(1956). Door zijn speelse karakter gapt hij
een fles whisky waarvan hij de rest opdrinkt
en er dronken van wordt. Ook zijn baasjes Robbedoes
en Kwabbernoot zijn tipsy. Voor de Marsupilami
zijn er geen ernstige gevolgen op wat hikken
en een bloedrode neus na. Overdag maakte het
nog een krokodil onschadelijk met een welgemikte
rotsworp en verjoeg het een Afrikaanse stammendelegatie
door de waarschuwing "fisjeni" ("doden")
na te spreken. 's Anderendaags huppelt het beest
op het land, maar ruikt onraad.
Met het onheil van een razende leeuw heeft
de Marsupilami geen probleem. Net zoals met
de tapir in zijn eerste albumoptreden en met
circusdirecteur Zabaglione herhaalt het zijn
beproefde methode om een levend wezen in zijn
staart te wikkelen en de vlooien uit de pels
te plukken. Een knallende zweepslag op het achterwerk
toont wie er de baas is. Na het Zuid-Amerikaanse
oerwoud is het ook de heerser over de Afrikaanse
savanne.
Hoe beheerst het dier met zijn staart omspringt,
bewijst het ook in bovenstaande scène
waarin een speer terug bij de werper belandt.
Met technische toestellen blijft het evenwel
een haat-liefdeverhouding onderhouden. Het amuseert
zich rot met een gestolen karabijn waarbij elke
handeling je een oei-moment bezorgt. De karabijn
gaat af wanneer de Marsupilami weer eens niet
van zijn tengels van een hendeltje kan blijven.
Een grote confrontatie komt er met een
gorilla in een kolonie van andere gorilla's.
Temidden de beesten plukt de Marsupilami vlooien
uit de kruin van een machogorilla die er niet
mee kan lachen wanneer het op zijn smoel wordt
geklopt door een tot vuist gewrongen staartuiteinde
van de Marsupilami. De Marsupilami laat de gorilla
betijen in zijn machtsvertoon waarin het een
jong boompje ontwortelt, doormidden breekt en
ermee in het wild slaat. De Marsupilami kijkt
geamuseerd toe. Op de koop toe staat het de
doodvermoeide gorilla bij door het beest zijn
poot vast te houden.
Met de grootste gorilla van de kolonie dient
de Marsupilami nog af te rekenen. Welgemikte
slagen op de muil van het beest helpen niet,
een lange slingerende beweging vanuit een boom
op de gorilla vloert het beest wel. Triomfantelijk
springt de Marsupilami op en neer op de borst
van het gevelde dier.
Het verhaal Het Nest van de Marsupilami's
(1956-1957), oorspronkelijk De Familie Marsupilami
genoemd, is één grote stripdocumentaire
over de Marsupilami. Het betreft niet het dier
dat onder de hoede leeft van Robbedoes en Kwabbernoot,
maar diens neef in de Palombiaanse jungle. Franquin
had zin om nog eens IJzerlijm van stal te halen.
Haar afwezigheid kon hij verklaren door de verbluffende
reportage die de ondernemende journaliste draaide
in Palombië over een Marsupilami die een
Marsupilamia (een vrouwtjesdier met kortere
staart die op haar teentoppen loopt) ontmoet
en er een gezinnetje mee sticht.
Opmerkelijk: Marsupilami's bijten door kokosnoten
als door appels, ze zijn dol op piranha's, ze
maken een vernuftig nest, de Marsupilamia heeft
oog voor decoratie, het legt peervormige eieren
en het drievuldige kroost bestaat uit twee gele
diertjes en een zwart, zoals een panter. Mannetjesdieren
zeggen "Hoeba" en vrouwtjes "Hoebi".
De geboorte van de drie kinderen gebeurde in
Robbedoes-nummer 985 van 28 februari
1957. Voor Franquin was het driedubbel feest.
Naast een uitbreiding van de Marsupilami-familie
duikt ook een ander personage in hetzelfde Robbedoes-nummer
op: Guust Flater. Bovendien schonk zijn vrouw
Liliane hem op 19 februari 1957 een dochter,
Isabelle.
Het verhaal bevat op een op wraak beluste jaguar
na geen noemenswaardige slechterik en eigenlijk
is er ook geen sprake van een avontuur, wel
van poëtische romantiek en tederheid. Daar
krabden lezers toch wat van in hun haar. Ze
waren ontgoocheld. Zelfs Franquins leermeester
Jijé vroeg op een bepaald moment waar
hij mee bezig is, eraan toevoegend: "Je
verveelt er iedereen mee dat het niet mooi meer
is". Toch groeide het fascinerend portret
van een legendarische dierenfamilie uit tot
een van de best verkochte albums in de reeks.
In 2010 waagden Marsu Productions en Frédéric
Jannin, een zeer goeie vriend van Franquin,
zich aan een grondige hermontage en opnieuw
ingekleurde versie van Het Nest van de Marsupilami's
in het album Houba! - Een Liefdesgeschiedenis.
Daarin sneuvelden alle tussenkomsten en
teksten van IJzerlijm om enkel het verhaal van
de Marsupilami's over te houden. Als uitgave
kwalitatief superieur aan het origineel met
mooiere en scherpere afbeeldingen, maar velen
beschouwden de strip in gelimiteerde oplage
niettemin als een verminking van een album waar
niets aan mankeerde.
1957 was een productief jaar voor Franquin.
Robbedoes en Kwabbernoot, Guust Flater,
illustraties voor het weekblad Robbedoes
en ook nog een gag van Ton en Tineke
bestonden uit zijn wekelijkse takenpakket. Tussendoor
maakte hij ook nog gags en kortverhaaltjes met
de Marsupilami in de hoofdrol, onder meer voor
nieuwe tijdschriftconcepten.
Voor het eenmalige Robbedoes Junior (Spirou
de Poche in het Frans), dat je kon verkrijgen
door Robbedoes-punten te sparen in
het weekblad en op etiketten van talloze voedingswaren,
tekende hij bijvoorbeeld De Marsupilami
in De Spons Erover of ook Kwabbernoot
en de Sifon genoemd. Als vanouds grijpt
de Marsupilami een apparaat dat hem fascineert
en gebruikt het voor andere zaken dan het voor
dient. Zo vliegt het door het zwerk, gezeten
op een waterspuiter.
Franquin maakte nog een ander kortverhaal voor
een tweede nummer van Spirou de Poche,
maar dat nummer kwam er nooit. Het verhaal bleef
lange tijd stof vergaren in het archief van
Dupuis. Anyway, ook in dat verhaaltje bemachtigt
de Marsupilami weer eens een toestelletje waarvan
het de knoppen ongevraagd bedient. In dit geval
gaat het om rolschaatsen met afstandsbediening
die Kwabbernoot net wil demonstreren. Een dollemansrit
in de straten van Rommelgem is het voorspelbare
resultaat.
Ook nog in het album Het Nest van de
Marsupilami's staat het kortere verhaal
Boeven op de Kermis (1958) opgenomen.
Als een vurige strijder beschermt de Marsupilami
hierin zijn baasjes tegen Sotokiki.
In De Bezoeker uit de Oertijd
(1957) krijgt de Marsupilami te maken met zijn
grootste tegenstander: de door de graaf van
Rommelgem uit een ei gebroede dinosaurus. Deze
dino met vreemde ronde vlekken in het rood,
geel, blauw en wit op de rug en de flanken is
reuzegroot, maar is veel te dom om zich een
Godzilla te wanen. Onbewust maakt het de Marsupilami
woedend wanneer het met zijn lompe poten op
de staart van de Marsupilami komt staan. Een
klap met een tak op de poot van de dino jaagt
het gevaarte helaas naar het dorp Rommelgem.
Robbedoes weet de dino angst aan te jagen met
vuurwerk, tot grote pret van de Marsupilami,
maar het lachen vergaat het dier helemaal wanneer
het in de grond wordt gestampt door de dino.
Van dan af voert de Marsupilami een verbeten
strijd om de dino uit te schakelen door het
onophoudelijk met een boomstammetje op de kop
te slaan. Nadat het slaagt in zijn opzet, verwijdert
het zich trots met vooruitgestoken borst van
de plaats delict om even later in de schaduw
van een boom uit te hijgen en in een diepe slaap
te vallen.
De Gevangene van Boeddha (1958-1959)
begint een vaste structuur te herhalen. Kleine
nieuwigheid is dat de Marsupilami niet kan slapen
van Kwabbernoots geijsbeer en dan maar zijn
oren toestopt met zijn eigen oren.
Dat het dier te allen tijde in de gaten dient
gehouden te worden, toont het nogmaals aan door
de G.A.G. te ontfutselen, het eigenaardig te
bekijken, aan knopjes te friemelen en prompt
een sneeuwbui in de salonkamer te veroorzaken.
De Russische uitvinder Nicolaas Nicolajewitsj
won sito presto het vertrouwen van de Marsupilami
zonder dat hij er eigenlijk de moeite voor deed.
Hij liet wel toe dat de Marsupilami op zijn
schouders stond om zijn kale knikker te laten
bestuderen door de Marsupilami. Dat verklaart
misschien waarom het dier niet naar Robbedoes
of Kwabbernoot vlucht wanneer het de G.A.G.
in werking liet treden, maar integendeel aan
de benen van Nicolaas komt hangen. Het instinct
van het dier om een mens in praktisch een oogopslag
als vriend of als vijand te herkennen, is bijzonder
te noemen.
Het vervolg van de avonturen speelt zich voor
Robbedoes, Kwabbernoot en Spip af in de Vallei
der Zeven Boeddha's. De Marsupilami moet voor
de kust aan boord van een schip blijven, maar
het rukt zich los uit de armen van de nochtans
potige Nicolaas. Daags nadien duikt het dier
ineens op in het gezelschap van zijn baasjes.
Robbedoes kan niet anders dan zijn bewondering
uiten voor het dier. De radar of het ruikorgaan
van de Marsupilami werkt onberispelijk.
De G.A.G. kent de Marsupilami nog wel, maar
hoe bedien je het weer? Met bruut geweld lukt
het ook.
Een nieuwe eigenschap van de Marsupilami leren
we in dit album kennen. Het dier kan graven
als een mol en baant zich zelfs een weg door
asfalt.
In de jaren 1950 schroefde Dupuis gestadig de
albumproductie op, maar het was ook bijzonder
actief in het laten vervaardigen van merchandising.
Vooral latexfiguurtjes waren een populair verzamelobject
geworden. Het duurde niet lang of er kwamen
ook poppetjes van de Marsupilami uit. Een ervan
had zelfs een staart van bijna een meter lang!
In 'werkelijkheid', dus in de stripreeks, meet
de staart van de Marsupilami ongeveer acht meter.
Het jongetje rechts op de prent hierboven uit
het verhaal Z van Zwendel (1959-1960)
draagt een T-shirt met de Marsupilami op.
Om zich tegen de Zwendelstraal te verdedigen,
vindt de graaf van Rommelgem een kristalbeschermer
in zakformaat uit. Maar het lijkt op Kwabbernoot
geen effect te hebben. Hij wordt getroffen door
de straal en meegenomen door Zwendel. Robbedoes
en de graaf begrijpen er niets van. Ze hebben
nog niet door dat het een list is van Kwabbernoot.
Niettemin vindt Robbedoes het nodig om de Marsipilami
te sussen die in tegenstelling tot een bedrukte
Spip niet beseft dat zijn maatje is verdwenen.
Op het einde van dezelfde pagina toont het dier
zich strijdvaardiger en houdt een gebalde vuist
op. Het is geen wezen dat bij de pakken blijft
neerzitten.
In Zwendelland wil Kwabbernoot te allen prijze
zijn infiltratie bij de Zwendelmannen veilig
stellen wanneer Robbedoes, Spip en de Marsupilami
op 'm komen afgelopen. De Marsupilami is dolbij
om Kwabbernoot terug te zien en springt op zijn
schouders. Het vraagt zich af waarom Kwabbernoot
niet even spontaan reageert. Terwijl Robbedoes
zich kwaad maakt op Zwendel is een aaiende vinger
van Kwabbernoot voldoende om de Marsupilami
gerust te stellen. Hij laat zich net zoals bij
Robbedoes in de prent hiervóór
makkelijk paaien door een teken van genegenheid.
Als briljante geleerde volstond een eerste aanblik
op de Marsupilami voor Zwendel om met diens
mogelijkheden, met name zijn lange staart, een
groots experiment te ontwikkelen ten dienste
van de ruimtevaart. Het is zijn bedoeling om
de Marsupilami naar de maan te sturen. Zijn
staart zou in een lange buis moeten passen die
bestaat uit verschillende soorten metaal. Na
zijn terugkeer zal onderzoek uitwijzen in welke
mate elk metaal schadelijke stralingen doorlaat.
Maar over de maan weet Zwendel inmiddels genoeg.
Zijn ambitie reikt verder, hij wil het oneindige
verkennen met de Marsupilami als waardevol proefkonijn.
Uiteraard steken Robbedoes en Kwabbernoot een
stokje tussen Zwendels megalomane plannen. Langs
geen kanten beseft de Marsupilami aan welk (sterren)avontuur
het is ontsnapt. Plezanter is het om een zender
met zijn staart na te bootsen.
In het vervolg De Schaduw van Z (1960)
is een door de Zwendelstraal verstijfde hond
in Rommelgem een geestig stuk speelgoed. Om
zich ervan te vergewissen dat de hond geen gevaar
voor 'm vormt, stelt de Marsupilami zich eerst
in een verdedigingspositie en gromt tegen de
hond. Daarna is een voorzichtige aanraking van
de snuit, met een knettering als gevolg, aan
de orde om de situatie correct in te schatten.
De Zwendelstraal vormt geen enkele bedreiging
voor de Marsupilami. Het geniet van de aangename
sidderingen die door zijn hele lichaam flitsen.
Het verlangt zelfs meer maximale dosissen en
stalkt de niet-begrijpende en paniekerige Zwendelman
in zijn wens naar meer.
Na verloop van tijd ligt het eerste Zwendelavontuur
achter de rug tot de geleerde zich opnieuw aandient
op het kasteel van Rommelgem. Niemand herkent
'm. Ze staan allen onder invloed van de Zwendelgolf
waarmee Zwendel anderen kan manipuleren. De
golf heeft echter geen effect op de Marsupilami
die zich uiterst vijandig gedraagt ten opzichte
van Zwendel. Het is ook door zijn toedoen dat
Zwendel uit rijn rol valt en zijn toestel onschadelijk
maakt.
In de eindfase weet de Marsupilami wat zijn
prioriteiten zijn. Wiebeling duwde Robbedoes
net in een vijver met hongerige piranha's. In
alle opwinding duikt de Marsupilami Robbedoes
na, niet zozeer om hem te redden maar veeleer
om het volledige piranhabestand te decimeren
door het op te vreten.
In Robbedoes en de Bobbelmannen (1959)
komt de Marsupilami als amfibie weer van pas
door de intrige een nieuwe wending te geven.
Wanneer het uit het water opduikt met een tros
druiven in de hand is dat voor Robebdoes het
bewijs dat de grazende koe in een wei die hij
onder water zag géén visioen was.
Ook in Robbedoes en de Miniatuurtjes
(1959) doet Robbedoes een beroep op een nuttige
eigenschap van het dier. Robbedoes schakelt
het dier in als speurhond om Kwabbernoot terug
te vinden, ook al moet hij eerst eens voordoen
wat er van het dier wordt verlangd. Geen idee
of het daardoor is dat de Marsupilami in actie
treedt, maar het vraagt zich hoe dan ook plots
af waar Kwabbernoot is waarop de speurtocht
begint.
In de veronderstelling dat de miniatuurversie
van Kwabbernoot de echte Kwabbernoot is, is
Robbedoes in alle staten wanneer de Marsupilami
het vermeende speelgoedje van 'm afpakt. De
speelvogel blijft echter een dier dat snel is
afgeleid. Er is niet meer nodig dan een voorbijvliegende
vogel om het poppetje te laten vallen.
Een teken van de rücksichtslosheid van
het dier, zeker waar het het welzijn van zijn
baasjes betreft, herkennen we in de intrede
in de fotostudio van fotograaf Flashback. Omdat
de eeuwige zuiplap Planters in de weg staat,
krijgt hij een forse duw van de Marsupilami.
De anatomie van de Marsupilami blijft een verbazingwekkend
iets. In QRN op Bretzelburg (1961-1963)
slikt het een transistorradiootje van Kwabbernoot
in. Het verslikt zich ternauwernood in het kleinood
en op een of andere manier komt het in zijn
neus terecht waar het zonder oponthoud blijft
verderspelen. Elke keer het dier hikt, verandert
de radio van zender.
Het dier raakt het lawaai helemaal beu en ziet
er niets anders op dan zichzelf een stevige
klap te verkopen met zijn eigen staart. Het
werkt nog ook, maar de Marsupilami is nu volledig
uitgeteld.
Liefdevol mag het dier naast Kwabbernoot slapen.
Spip wordt er voorwaar jaloers van, al speelt
zijn vermoeidheid ook wel mee. Door de hele
situatie heeft niemand tot dan toe een oog kunnen
dichtdoen. Toch komt er uit de neus van de Marsupilami
nog elektronisch geknetter. Het radiootje is
nu een stoorzender voor de radio-ontvangst van
Mark Switch die in contact staat met de koning
van Bretzelburg.
's Ochtends laat Robbedoes de Marsupilami opnemen
in een dierenkliniek om het radiootje uit zijn
neus te verwijderen. Daar moet de narcositeur
afgevoerd worden omdat de Marsupilami 'm te
lijf ging. Robbedoes neemt de verdediging voor
zijn huisdier op. Hij pinkt zelfs een traan
weg als hij beseft dat het dier een tijdje in
de kliniek zal moeten verblijven. Aan Mark Switch
vertelt hij dat Kwabbernoot troosteloos zal
zijn. Het beestje laat hen namelijk nooit in
de steek.
Terwijl we Robbedoes, Mark Switch en Kwabbernoot
terugvinden in Bretzelburg doet de Marsupilami
er alles aan om uit de kliniek te ontsnappen
waar het zit opesloten in de kelder. Het rooster
voor het kelderraam is te stevig om los te rukken,
maar op verbluffende wijze schiet het rooster
en een deel van de stenen waarin het is bevestigd
uit de muur nadat de Marsupilami zijn staart
bevestigde aan de sportwagen van een wegrijdende
dokter. Zijn staart is even sterk of sterker
dan een stalen kabel.
Scenarist Greg drijft in de
teksten de spanning op door te benadrukken dat
de Marsupilami enerzijds en Robbedoes en Kwabbernoot
anderzijds nu toch wel erg ver van elkaar zijn
verwijderd. Uiteraard heeft de lezer al door
dat de Marsupilami de twee heren op het spoor
is. De lange tocht naar het oosten kan beginnen.
Uiteindelijk komt het ook aan in Bretzelburg,
meerbepaald in het fort waar Kwabbernoot zit
opgesloten. Door honger gedreven stormt het
de keuken binnen waar Kwabbernoot net aan een
foltering wordt onderworpen: als hij wil eten,
moet hij praten. Kwabbernoot is ontroerd wanneer
hij de Marsupilami ziet. Het klopt dat het dier
niet eerst Robbedoes zocht, maar dus bij Kwabbernoot
belandt. First things first, de honger
moet worden gestild. Uitgehongerd werpt het
zich op een ham, slokt eieren met schaal en
al binnen en vreet een hele worst op. Helemaal
versuft door zijn vraatzucht verzet het zich
niet tegen bewaker Adolf die het dier maar bij
de oren hoeft te plukken om het gevangen te
nemen.
Zijn lichaam wil dan wel niet meer mee, maar
de staart van het dier werkt nog wel. Krachtige
slagen maken de tegenstanders onschadelijk.
Tussen de Marsupilami en Zwendel heeft het nooit
geboterd en dat zal het wel nooit doen. In Hommeles
in Rommelgem (1967-1968) hanteert het dier
een beproefde methode om de kinds geworden Zwendel
tot zwijgen te brengen: met een welgemikte klop
op het hoofd. Dit gebeurt niet voor het eerst
volgens Kwabbernoot. Elke keer Zwendel zijn
scheur openzet, dient de Marsupilami hem van
antwoord.
Tembo Taboe (1958) was het eerste verhaal
dat Franquin in een zeer drukke periode voor
de Franse krant Le Parisien Libéré
maakte. Greg was hiervan de scenarist. Hij voelde
de Marsupilami niet echt aan en probeerde het
dier steevast met scenariotrucjes naar de achtergrond
te schuiven of het een paar pagina's uit te
schakelen. Het gekke is dat hij de scenarist
is van de eerste albums van Marsupilami
die bij Marsu Productions verschenen.
In de inleiding van Tembo Taboe wordt
het dier aan de krantenlezers van toen voorgesteld
als een "legendarisch dier", een "wonderlijk
diertje" en "het meest geperfectioneerde
dier ter wereld". Terwijl de verteller
zijn gang gaat, vist de marsupilami met zijn
staart.
Hoewel de Marsupilami een natuurlijke angst
voor mensen behoort te hebben en wantrouwend
van aard is, weet het vrij snel te oordelen
over mensen die voor 'm staan. Met een net zo
grote (of kleine) pygmee sluit het sito presto
vriendschap. Even later omarmt de Marsupilami
de pygmee in alle hartelijkheid in het bijzijn
van Robbedoes en Kwabbernoot, precies om aan
te tonen dat het oké is om de pygmee,
zijn nieuwe beste vriend, te vertrouwen.
In dit verhaal leren we een nieuwe eigenschap
kennen van de Marsupilami. Een kolonne bijtgrage
mieren op het oorlogspad beschouwt het als een
lekkernij. In eerste instantie rukte Kwabbernoot
nog een likkebaardende Marsupilami weg van zijn
maaltijd in spe, bij de volgende gelegenheid
gaat het als een stofzuiger tekeer en laat alle
mieren verdwijnen, de allerlaatste specimen
die op het been van Kwabbernoot klauteren incluis.
Piranha's, mieren, ook een reuzevleesetende
plant is niet veilig voor de omnivoor. Ook opgeslokt
door de gevaarlijke plant staat er geen maat
op zijn vraatzucht. In de veronderstelling dat
de plant aan de winnende hand is, kan Kwabbernooot
het verschrikkelijke gepeuzel niet aanhoren,
maar het is wel degelijk de Marsupilami die
zich van binnenuit naar buiten vreet.
Sinds 1955 liet Franquin zijn geliefde Marsupilami
als hoofdpersonage opdraven in kortverhalen
en gags. Om wat weerklank te bieden, spelen
ofwel Robbedoes of het jongetje Roeltje mee
dat al eens in een microverhaaltje een avontuur
beleefde. Vooral in 1968, het jaar waarin
Franquin met de reeks Robbedoes en Kwabbernoot
stopte, verschenen er meerdere gags van
de Marsupilami in het stripblad Robbedoes.
Twee ervan staan hierboven afgebeeld.
Het
merendeel van de Marsupilami-gags en -kortverhalen
bundelde Dupuis in 1978 in het speciale album
Guust en de Marsupilami. Het lag
niet zomaar in de winkels. De Duits/Nederlandse
schlagerzanger Dennie Christian had namelijk
een stevige hit te pakken met het lied Hoeba
Hoeba Hop over Guust en de Marsupilami.
Het was een commerciële keuze om per
se een album uit te brengen. Tegen de zin
van Franquin evenwel want hij wilde niet dat
de wereld van Guust en de Marsupilami in elkaar
overvloeien. Toch tekende hij de hoes van
de lp en van het album.
In nummer 1420 van 1965 voerde Franquin in
samenwerking met Will voor de decors ook die
andere Marsupilami, de neef uit Palombië,
op. Daarin heeft jager Bring M. Backalive,
specialist in de vangst van vreemde dieren,
een baby-Marsupilami gevangen, maar zijn vader
is de jager op het spoor. Met dit verhaal
en 'n Marsupilami te Vangen uit 1981,
lag de basis vast voor een zelfstandige Marsupilami-stripreeks
die er in 1987 kwam. Franquin wilde het toen
wat makkelijker voor zichzelf maken en vertrouwde
de rechten van de Marsupilami toe aan zakenman
en fan Jean-François Moyersoen. Hij
verkreeg de rechten door Franquin een financieel
zeer aantrekkelijk voorstel te doen (een aanbod
waar Dupuis nooit kon aan tippen) en stationeerde
de kersverse uitgeverij Marsu Productions
in Monaco.
Een eerste album, De Staart van de Marsupilami,
verscheen er met de hulp van de jonge, Belgische
tekenaar Luc Collin (Batem) op scenario van
Greg voor de eerste twee albums. Officieel
beperkte Franquin zich tot de regie, in de
praktijk kwam het erop neer dat Batem geen
enkele prent zonder hulp van Franquin heeft
getekend. Franquin tekende wel de cover op
zijn eentje.
Grote budgetten werden voorzien voor de release
ervan. Het verhaal werd in een zestal tijdschriften
voorgepubliceerd, onder andere in Panorama,
de voorloper van P-magazine. Per
nieuw album werkte Franquin minder en minder
mee.
In 1991 volgt bij Marsu Productions L'Encyclopédie
du Marsupilami. Het is opgevat als een
wetenschappelijke, geïllustreerde encyclopedie
over het dier en al zijn eigenschappen.
Nog vóór de zelfstandige stripreeks
Marsupilami een feit was, wilde men
bij Dupuis het succes van de tekenfilmreeks
De Smurfen herhalen met een andere
stripreeks. De keuze viel op de Marsupilami.
Maar Franquin wilde in de jaren 1980 de klus
niet alleen klaren. Hij zocht een team bijeen
dat hem een handje kon helpen bij voorbereidende
tekeningen om de tv-producers over de streep
te trekken. Voor de jungledecors hoefde hij
niet ver te zoeken, dat was een specialiteit
van Will. Verschillende jungledieren liet
hij uitwerken door Marc Wasterlain. Franquin
gaf de toen nog jonge Didier Conrad de kans
om diverse figuurstudies van de Marsupilami
te tekenen en de boosaardige personages en
het kleine Indianenmeisje Cuxicu te ontwerpen.
Yann was dan nog maar een beginnend scenarist
die de eerste drie delen van De Onnoembaren
op zijn naam had staan, getekend door Conrad.
Hij schreef samen met Yvan Delporte een paar
scenario's voor potentiële tv-episodes.
Een eerste scenario viel in goede aarde. Het
werd in 1989 gerecycleerd voor Marsupilami
3: Mars, de Zwarte. De Amerikaanse tv-bobo's
waren echter als de dood voor het overtreden
van de strenge regels in verband met jeugdprogramma's:
geen geweld, geen seks, geen drugs, geen alcohol
en geen racisme. Door dat laatste ketste het
tekenfilmproject af. De Indianenstam kon namelijk
niet door de beugel. Om de producers te proberen
overtuigen, vloog Franquin tegen zijn zin
naar Hollywood. Ondertussen was er al een
pilot van vijf minuten gedraaid, gemaakt door
een Japanse studio (zonder medeweten van Franquin).
Het filmpje was een artistieke mislukking.
Na vele pogingen en vele aanpassingen door
hemzelf en derden, gaf Franquin er volkomen
de brui aan en na een vooropgestelde deadline
verkocht hij de rechten aan zakenman Moyersoen
die daarvoor dus de uitgeverij Marsu Productions
opzette. Voortaan zou het weer om strips draaien...
Maar Disney maakt in 1992 alsnog een seizoen
tekenfilmepisodes waarin het dier volop tatert.
Over de latere tekenfilmavonturen van Disney
en Marsu Productions kon je hierboven op de
pagina al meer lezen.
Na deze lange uitweidingen keren we op onze
schreden terug en pikken weer in op de stripreeks
Robbedoes en Kwabbernoot. In 1969 nam
de jonge Bretoense tekenaar Jean-Claude Fournier
het vlaggenschip van het weekblad over. Franquin
besliste hem te helpen door zelf de Marsupilami
voor zijn rekening te nemen in het verhaal De
Goudmaker (1969). Het werd een mooie samenwerking
waarbij Fournier zijn platen in potlood overhandigde
aan Franquin die daarop zijn Marsupilami tekende
(en soms al eens wat meer, maar daarover later
meer). De auteursovergang zou daardoor minder
bruusk lijken voor de lezers. Dit was het laatste
officiële optreden van het gele springbeest
in de Robbedoes-reeks want Franquin
wilde het personage sowieso voor zichzelf houden.
Klik
op de afbeelding voor een grotere versie.
In Fourniers tweede album, Klontjes voor
Doebie (1970-1971) dat hij deze keer alleen
maakte, komt nochtans wel nog een Marsupilami
voor, eentje dat hij nog zelf getekend heeft
ook. Het betreft een knipoogje naar Franquins
personage op pagina 30. Op de achtergrond zien
we een filmaffiche hangen met de Marsupilami
en de titel Het Nest van de Marsupilami's.
Nadat Fournier stopte met Robbedoes,
vroeg Dupuis aan Jean Roba of hij de serie wilde
verderzetten. Hij had al de ervaring door Franquin
te assisteren voor de verhalen Tembo Taboe,
De Bubbelmannen en De Miniatuurtjes.
Maar Roba weigerde. Toen lobbyde Franquin bij
Yann en Conrad of zij niet geïnteresseerd
waren. Het duo had er wel oren naar, maar wilde
de Marsupilami gebruiken. De toestemming voor
een soort vervolg op Het Nest van de Marsupilami's
vroegen Yann en Conrad aan Franquin...
en die kregen ze! Helaas voor de stripgeschiedenis
maakten andere personen beslissingen die dit
plan in de weg stonden.
Het duurde vervolgens nog tot 1982 tot we de
Marsupilami nog eens zien in de reeks Robbedoes
en Kwabbernoot, zij het als tweederangsknuffelbeest
in de slaapkamer van Robbedoes in het verhaal
Virus door Tome en
Janry.
Het bleef niet bij dit ene knipoogje. Ook in
De Terugkeer van Z (1986) komt een
Marsupilami voor, nu als latexpoppetje aan Kwabbernoots
bureaulamp.
Tome & Janry brengen Het Nest van de
Marsupilami's in herinnering in het kortverhaal
Het Enige en Echte Min of Meer Waar gebeurde
Verhaal over de Jeugd van Robbedoes door Oom
Wim uit 1983 dat in het album De Jeugd
van Robbedoes en Andere Onthullingen (1986)
verscheen. Dat de kleine Robbedoes in zijn jeugd
al IJzerlijm als klasgenootje, de Marsupilami
of de graaf van Rommelgem in de hoedanigheid
van leraar kende, klopt natuurlijk niet met
de chronologie van de reeks, maar 't was een verhaaltje om te lachen.
Tome & Janry bleven spelen met het feit
dat de Marsupilami niet helemaal was verdwenen
uit de stripreeks. In De Vallei der Bannelingen
(1989) meent Robbedoes het stopwoordje "Hoeba!"
op te vangen uit de mond van de Marsupilami.
Het is helaas een soort nijlpaard die het woord
gebruikt.
José-Luis Munuera + Jean David Morvan
en Yann wilden de oudere albums alle eer aandoen
door in het feestelijke vijftigste album Terug
naar Z (2008) enkele scènes uit
de strips van Franquin opnieuw te tonen, maar
nu vanuit een ander standpunt omdat Robbedoes
naar het verleden reist en er zichzelf aanschouwt.
Ook een scène uit De Gorilla Heeft
het gedaan herbeleven we. Om het te doen
kloppen, tekende Munuera er ook de Marsupilami
bij naar het origineel van Franquin. En dat
mocht natuurlijk niet van Marsu Productions,
ook al betrof het slechts een klein optreden.
De Marsupilami werd dientengevolge van de plaat
gewist. Vandaar dat je in het album een onderbreking
ziet in de tekening daar waar eerst de Marsupilami
stond. De inkleuring loopt gewoon verder.
Het nieuwe duo Yoann en Fabien Vehlmann sluiten
in Alarm! Zwendeltuig! (2010) weer
aan bij de geintjes van Tome en Janry en laten
een latexpoppetje van de Marsupilami rondslingeren
in de promotiewagen voor het weekblad Robbedoes.
Ook in de one-shots zijn er (subtiele) verwijzingen
naar de Marsupilami te vinden. Wat dacht je
van de print op Kwabbernoots das in Het
Moeras van de Tijd (2007) door Frank Le
Gall?
Een ander knipoogje in Het Moeras van de
Tijd ondergaat Spip. Een aan de Marsupilami
verwante staart met gebald uiteinde schakelt
een achtervolgende rat uit waardoor Spip meent
met zijn ouwe vriend vandoen te hebben. De staart
behoort integendeel toe aan een jaguar.
De Marsupilami in Piccolo in Veldgroen
(2009) is er een van steen. Het maakt deel uit
van een standbeeld van Franquin en is een hommage
van Olivier Schwartz en Yann aan de grootse
stripauteur.
Ook in hun tweede album, De Schaduwzijde
van Z (2011), verwijzen Yoann en Fabien
Vehlmann subtiel naar de Marsupilami... Nu ja,
wat je subtiel noemt! De luidruchtige, Russische
ruimtetoerist Igor behoort tot het slag rijkaards
dat allicht deelneemt aan illegale jachtpartijen
om er een trofee aan over te houden. Let eens
goed op zijn hoofddeksel. Dat ziet er echte
Marsupilamibont uit. De gele kleur, de zwarte
vlekken en het samengeknoopte stukje staart
op de top van de hoed doet ons niet twijfelen.
Fabrice Tarrin, tekenaar van het one-shot Het
Graf van de Rommelgems (2007), beweerde
dat er in élk album na Franquin een verwijzing
naar de Marsupilami verstopt zit. Tot nu toe
zijn we er niet in geslaagd die allemaal te
vinden. En Tarrin wil ze niet zomaar verklappen.
Deze pagina mag je dus nog "in opbouw"
beschouwen.