PAGINA
46
ER IS EEN CAMEO
IN ROBBEDOES (2)
ekenaars
vinden het maar wat leuk om elkaars tronie te tekenen,
zeker als het aangename collega's betreft. Op lezers
springt de samenhorigheid en het redactiegevoel
van het weekblad mooi over, ten minste als ze de
tekenaars of scenaristen herkennen. |
Klik
op de afbeelding voor een grotere versie.
In het album Robbedoes op Avontuur (1949)
van Jijé komen meerdere cameo's voor. Op
bovenstaande vergeelde pagina uit het verhaal
Robbedoes en Kwabbernoot Reizen terug in de
Tijd (1944-1945) herken je vast Baard en
Kale, of beter gezegd "de" Baard en
"de" Kale als een gepensioneerd duo
dat in het Tehuis voor Gepensioneerde Helden woont.
Ze dragen hun oude kostuumpjes af en omdat ze
een beetje vermagerd zijn, sparen ze dubbel door
één en hetzelfde kostuum te dragen.
Robbedoes reist naar de toekomst naar het jaar
1972 en bezoekt er de Robbedoes-redactie.
Naast Baard en Kale treft hij er ook nog zijn
eigen tekenaar, Jijé, aan: sterk verouderd
met een verband om de arm wegens krampen in het
polsgewricht, een ouwe tekenkwaal.
Het dansende trio in de laatste prent zijn de
twee broers Charles en Paul Dupuis, respectievelijk
de uitgever en de verantwoordelijke van de drukkerij,
en hun schoonbroer René Matthews die zich
inzette voor de Nederlandstalige publicaties (waaronder
het weekblad Robbedoes) van de uitgeverij.
|
Klik
op de afbeelding voor een grotere versie.
Verder in het album tekende Jijé in het
verhaal Kwabbernoot Koopt een Jeep (1945-1946)
karikaturen van de toenmalige uitgever Charles
Dupuis als verkoper met fez in de eerste strook
van de afbeelding hierboven.
Op de tweede strook zijn van links naar rechts
de volgende heren te zien: Will (de tekenaar van
Baard en Kale), Jean Doisy (toenmalig
hoofdredacteur en de echte schepper van Kwabbernoot),
Morris (Lucky Luke), André Franquin
(de latere tekenaar van Robbedoes en Kwabbernoot)
en Eddy Paape (de latere tekenaar van onder meer
Jan Kordaat en Flip Flink).
Met Will, Morris en Paape vormde Jijé lange
tijd de zogenaamde Bende van Vier of de studio
van Waterloo waar Jijé toen woonde en waar
hij van het gezelschap genoot van deze tekenaars.
Naast hun stripwerk maakten ze cartoons voor covers
van Humoradio, de voorloper van Humo.
Op Will na — die nog te jong was —
maakten ze een lange reis naar de VS en Mexico.
Jijé had een panische angst dat er opniew
een wereldoorlog zou losbreken en hij besloot
uit schrik te emigreren. Daar tekenden ze hun
platen in hotelkamers en op alle mogelijke rare
plaatsen. Om portkosten terug te dringen, tekenden
ze op beide zijden van het tekenpapier.
Morris wou absoluut mee om zijn kans te wagen
in de Disney-studio's, maar daar ving hij bot.
In New York kwam hij bij het humoristische blad
Mad terecht en kwam in contact met Harvey
Kurtzman die hem voorstelde aan een jonge Franse
tekenaar: René Goscinny.
|
Ondanks Franquins negativisme en depressieve buien
(als scholier tuurde hij naar treinen in een rangeerstation
onder een brug en twijfelde of hij zou springen
of niet, zo biechtte hij ooit op aan Yann) kende
hij vele vrienden. Verschillende ervan vereeuwigde
hij als karikatuur in een van zijn verhalen.
Een
van deze vrienden heet Geo Salmon die Franquin
als piloot tekende in De Erfenis (1946-1947).
Journalist Salmon zou nog een rol van betekenis
spelen in de Robbedoes-reeks want hij
gaf Franquin het idee voor het verhaal De
Roof van de Marsupilami (1952). Op het titelblad
van het album staat hij vermeld onder het pseudoniem
Jo Almo.
|
Lucky Luke-tekenaar Morris was voor Franquin
meer dan een collega waarmee hij nog met Jijé
in Mexico verbleef en daarvóór in
het huis van Jijé samenwoonde om er strips
te tekenen. Het verhaal Robbedoes, Bokser
(1948) kwam er nadat het team zelf ook aan het
boksen sloeg. Als Mauriske komt een verjongde
versie van Vlaming Morris voor. In het verhaal
is hij de steun en toeverlaat van Robbedoes die
zich laat uitdagen door Pinnekeshaar voor een
boksmatch.
|
Mauriske komt ook voor in Émile Bravo's
one-shot Het Dagboek van een Fantast (2008)
en Piccolo in Veldgroen (2009) door Olivier
Schwartz en Yann.
|
In De Super Quick (1955) draait het allemaal
rond veelal verchroomde wagens waar autogek Franquin
dol op was. Al op de eerste prent zien we hem
— zij het goed verborgen — achter
het stuur van een blauwe DKW die Robbedoes en
Kwabbernoot met hun Turbotraction passeren. Naast
hem zit zijn echtgenote Liliane,
die beter herkenbaar is dan Franquin, al springt
zijn scherpe neus in het oog. Diezelfde wagen
zien we later in het verhaal nog terug, maar dan
in het grijs met wit dak, bestuurd door de detective
van de verzekeringsmaatschappij. In deze periode
bezat Franquin namelijk zelf zo'n wagen.
|
Klik
op de afbeelding voor een grotere versie.
En Franquin treedt in De Super Quick
nog een tweede keer op. Nog steeds niet in een
stoer automerk, wel als sceptische toeschouwer
op een kermis. Zijn lange gestalte en ver vooruitstekende
neus maken de zelfkarikatuur compleet.
Franquin was trouwens dol op kermissen en ging
er zich ter plaatse (bijvoorbeeld aan het Brusselse
Zuidstation elke zomer tussen half juli en half
augustus) grondig documenteren voor het tekenen
van woonwagens en kramen. In nog meer verhalen
van hem komen kermissen en aanverwante circussen
voor: De Roof van de Marsupilami (1952),
Boeven op de Kermis (1958) en De
Miniatuurtjes (1959). Ook het Tome &
Janry-verhaal Malle Marilyn (1985) kent
mooie scènes op de kermis.
|
De naam van het met een ferm vooruitstekende baard
voorziene personage Drilkicker in Tora Torapa
(1972-1973) resoneert héél lichtjes
in Delporte, voornaam Yvan, de creatiefste hoofdredacteur
die het weekblad Robbedoes heeft gekend.
Hij komt als karikatuur in tal van verhalen uit
het weekblad Robbedoes voor. Waarom hij
als slechterik van dienst een Schotse rok in Tora
Torapa draagt, is een raadsel.
|
In Cider voor de Sterren (1979) tekende
Fournier Delporte nog een keer in een hoekje op
pagina 39 van het album. Hij is de journalist
uiterst links die een poltieagent doet opschtikken
doordat hij "sliepuit" doet.
|
Het niet in album uitgegeven kortverhaal Vrolijk
Kerstfeest, Papa! (1971) was tevens een hommage
van Jean-Claude Fournier aan zijn voorganger André
Franquin. Verschillende belangrijke nevenpersonages
uit Franquins Robbedoes-verhalen dagen
hierbij op voor een surpriseparty. Let op de outfit
van Franquin: helemaal Guust Flater!
De vele zelfkarikaturen van Fournier in zijn eigen
Robbedoes-albums hebben we verzameld
op een later te publiceren pagina.
|
Klik
op de afbeelding voor een grotere versie.
Dupuis vertrouwde op goudhaantje Raoul Cauvin,
die met De Blauwbloezen, Sammy en andere
reeksen een resem successen schreef, dat Robbedoes
en Kwabbernoot hetzelfde zou overkomen. In
De Zwarte Doos (1982) zette hij Robbedoes
neer als een motard, en dat interesseert natuurlijk
een andere motard. Na een bezoekje aan de redactie
van het weekblad dat zijn naam draagt, en waar
posters hangen van De Krobbels (een creatie
van Paul Deliège) en De Flagada
(de enige vogel met hefschroef, een bedenksel
van Charles Degotte), ziet Robbedoes twee snuiters
zijn motor bewonderen. Het gaat om Degotte en
Carlos Roque. Deze laatste was een lay-outer van
het blad. Degotte was een notoir motard die met
De Brozems nog een eigen motardreeks
zou kennen. Alle vermelde tekenaars in deze tekst
zijn inmiddels overleden, op Cauvin na.
|
Virus (1984) was het eerste album en ook
het eerste lange verhaal van Tome & Janry.
Het duo zorgde voor een frisse wind doorheen de
reeks en had best een scherp kantje. Niet zo scherp
echter als het duo Yann en Didier Conrad (De
Onnoembaren) dat een goeie kans maakte en
de zegen had van Franquin om de reeks Robbedoes
en Kwabbernoot van Fournier over te nemen.
Daar werd een stokje voor gestoken zodat er plots
meerdere auteurs aan Robbedoes konden
werken: Nic Broca en Raoul Cauvin, Yves Chaland
en Tome & Janry. Of we daarom iets moeten
zoeken achter het knipoogje naar Yann en Conrad
in het album Virus is nog maar de vraag.
Feit is dat je hun tronies kan herkennen in de
ruige overvallers die zinnens zijn Kwabbernoots
zakken te lichten of zijn fototoiestel te stelen.
De kleine met bril en baard is een karikatuur
van Yann. Diens gangsterpartner met de tand aan
een halsketting is Conrad.
Rond deze periode werden Yann en Conrad aan de
deur gezet bij het weekblad Robbedoes
wat de tekst "... 'n Aalmoes, m'neer voor
twee onterfden die weigeren te gaan stempelen..."
dubbel 'grappig' maakt.
|
Klik
op de afbeelding voor een grotere versie.
In het openingsverhaal van het album De Jeugd
van Robbedoes (1987) staat een vertelling
over, jawel, de jeugd van Robbedoes. Hier ligt
de kiem voor De Kleine Robbe. De verteller
is Oom Wim (middelste prent, onderste strook)
die een groot deel uitmaakt van de geschiedenis
van het weekblad Robbedoes als verteller
van historische gebeurtenissen en anekdotes in
kortverhalen. Daar hebben de grootste realistische
tekenaars van vroeger en nu hun diensten voor
bewezen. In het parodiërende verhaal De
Jeugd van Robbedoes passeren de belangrijkste
tekenaars van Robbedoes en Kwabbernoot
de revue: Robert Velter, Joseph Gillain alias
Jijé, André Franquin, Jean-Claude
Fournier en niet nader genoemde anderen. Ze worden
geportretteerd als opvoeders annex leraars van
de jubilerende held.
|
Klik
op de afbeelding voor een grotere versie.
Robbedoes in New York (1987) start met een
knappe proloog waarin The American Dream wordt
verteld en ontkracht. Succes, dat maak je zelf,
gaat zeker op voor immigrant Chang. De slimme
Chinees baat aan de ingang van de beurs van New
York een kraampje uit gespecialiseerd in geluksartikelen
zoals klavertjes vier, konijnenpootjes en hoefijzers.
Tegen de avond rolt hij zijn kraampje naar de
uitgang, maar nu biedt hij hij revolvers te koop
aan. Een van de gelukkigen/gedupeerden is Peyo,
de Belgische schepper van De Smurfen
die effectief een tijdje een van de rijkste Belgen
was dankzij onder meer de Amerikaanse tekenfilmserie
van Hanna Barbera.
|
Klik
op de afbeelding voor een grotere versie.
Na de proloog in New York wordt het decor verlegd
naar de villa van Robbedoes en Kwabbernoot. In
het landelijke tafereeltje op pagina 8 vestigen
we je aandacht op de oude man op het bankje naast
het verliefde koppeltje. Daarin moeten we Raoul
Cauvin herkennen, 't is werkelijk waar. In het
plaatje erna vraagt Robbedoes naar de reden van
Kwabbernoots vloek in bovenstaand plaatje: "Wat
is er aan de hand? Staken de scenaristen? Is Cauvin
ziek?"
|
Nog steeds in Robbedoes in New York prijkt
de karikatuur van tekenaar Bernard Hislaire (Frommeltje
en Viola), ook gekend als Yslaire (Samber),
op de staart van een vliegtuig dat toebehoort
aan de fictieve luchtvaartmaatschappij Yslair.
Een makkelijke, maar goed gevonden woordspeling.
Scenarist Tome schreef in deze periode ook nog
gags en kortverhalen voor De Mazdabende
van Christian Darasse waar Hislaire deel van uitmaakte.
|
Eentje voor de kenners is terug te vinden in Luna
Fatale (1995). De naam van het maffiapersonage
Raulo Calvino geeft al prijs dat we met een verwijzing
naar Raoul Cauvin te maken hebben. Hij mag dan
wel een snor hebben, maar er beduidend jongere
trekken op nahouden dan zijn levend voorbeeld,
toch is het eerder zijn wederkerende stopwoordjes
die de herkenbaarheid vergroten. In veel van Cauvins
reeksen komen al eens de vaste, verontwaardigde
woorden "Ja!" "Neee" "Jaaaa"
"Rhooooo" voor. Tome en Janry maken
er een Italiaanse variant van en lachen er wat
mee doorheen het hele album.
|
Klik
op de afbeelding voor een grotere versie.
In hun eerste verhaal, Parijs onder de Seine
(2004), zorgden José-Luis Munuera en Jean
David Morvan voor een gepast eerbetoon aan Franquin.
In de garageruimte van de graaf van Rommelgem
herken je onder meer de Zwendelmobiel en het onderzeeërtje
uit Het Schuilhol van het Zeemonster
(1954-1955). Maar let nu eens op de ingekaderde
foto die aan de muur hangt links in beeld. Daarop
prijkt de graaf met Franquin die een arm om zijn
schouders legt. Twee goeie vrienden.
|
Klik
op de afbeelding voor een grotere versie.
Robbedoes en Kwabbernoot in Tokio (2006)
is een op en top Japans verhaal. Omdat een mangaversie
van Robbedoes op de planning stond, loodsten
Munuera en Morvan al hun Japanse collega Hiroyuki
Ooshima binnen in het verhaal. Zogezegd naar aanleiding
van Robbedoes' heldendaden bood het personage
inspiratie voor een eigen manga. Zo ver kwam het
dus allemaal niet. Uitgeverij Dupuis haalde zowel
Ooshima als Munuera en Morvan van de serie.
|
Op pagina 12 van Piccolo in Veldgroen
door Olivier Schwartz en Yann maken we kennis
met een zekere Schwartz, een Duitse soldaat. Het
is een grapje van Yann. De soldaat lijkt niet
eens op de tekenaar van het album. Hij vond het
niet evident om het personage met opgeheven arm
de Hitlergroet te laten maken. Voor alle zekerheid
vroeg hij aan zijn vader of dat hem niet gêneerde,
maar papa Schwartz kon er best mee lachen.
|
Klik
op de afbeelding voor een grotere versie.
Meer dan vijftig jaar na het bezoekje van Robbedoes
aan de vlooienmarkt in Kwabbernoot Koopt een
Jeep vormt de vlooienmarkt in Piccolo
in Veldgroen opnieuw een geschikte locatie
voor een nest cameo's. Omdat we ons op deze pagina
beperken tot cameo's van stripauteurs en aanverwanten,
laten we nog even de andere knipoogjes buiten
beschouwing.
Vertrekken we linksboven bij het groepje van drie
mannen die oude boeken monsteren. Van links naar
rechts gaat het om niemand minder dan Edgar-Pierre
Jacobs, Jacques Van Melkebeke en Hergé,
de sterkmakers van de eerste jaren (en de vele
jaren daarna) van het weekblad Kuifje.
Jacobs en Van Melkebeke lezen in het boek L'Épouse
du Soleil van Gaston Leroux terwijl Hergé
schetsen maakt. Hergé ontdekte pas later
dat het boek veel gelijkenissen vertoonde met
Kuifje en de Zonnetempel. Hij zou daar
naar verluidt pisnijdig om zijn geweest. Gemeen
knipoogje van Yann dus. Een van Hergés
eigen personages pikt trouwens zijn portefeuille.
Op deze prent staan onder meer ook nog Bob Fish
en de jonge Albert (als baby in de wieg) van Yves
Chaland. Je ziet deze overleden tekenaar vooraan
in het midden ook op de vlooienmarkt rondlopen
met zwarte hoed op en een sigaret in de mond.
Het scenario van Piccolo in Veldgroen
was oorspronkelijk bedoeld voor Chaland.
|
Ook scenarist Yann komt in zijn eigen album
voor. Hij geeft de vervelende vrienden van Kwabbernoot
commentaar. Yann woont al vele jaren in Brussel.
In het commentaar hanteert hij hetzelfde gedachtegoed
als de nazi's. Ontaarde mensen waren volgens de
Duitsers Joden, zwarten, zigeuners, homo's,...
Op school werd Yann door de Joodse leerlingen
aanzien als een van hen. Hij werd uitgenodigd
op alle barmitswa's van zijn vrienden terwijl
hij door de Arabieren werd beschimpt omdat hij
een Jood zou zijn. Voor alle duidelijkheid: Yann
is helemaal geen Jood. Hij komt uit een streng
religieus, Bretoens-katholiek nest. Later zou
hij met zijn reeks La Patrouille des Libellulles,
getekend door Marc Hardy, nog beschuldigingen
krijgen voor racisme, antisemitisme en fascisme.
Nochtans lachte hij in deze harde satirische reeks
met zowel Joden, gaullisten als nazi's. Adolf
Hitler kreeg er evenveel van langs als Charles
de Gaulle.
Over de verwijten die Piccolo in Veldgroen
zou veroorzaken bij Joann Sfar hebben we voor
later ook nog een mooie pagina in petto.
|
Klik
op de afbeelding voor een grotere versie.
In de rabiate anticommunistische verzetsleider
Jean Doisy herkennen we niet Doisy zelf. Omdat
de auteurs slechts één foto van
gebrekkige kwaliteit van Doisy hadden, gaven ze
hem in de strip de trekken van Jijé, inclusief
baret. In realiteit was Doisy trouwens een communist.
Via de ADS (Amis De Spirou) bedeelde hij onder
de zowat honderdduizend leden cadeautjes, soms
ook voedsel zoals tapioca en chicorei.
In deze scène zit Doisy samen in de cel
met een andere persoon die kort na de oorlog van
groot belang zou worden voor de stripwereld: Raymond
Leblanc. Hij was de oprichter van het weekblad
Kuifje en uitgeverij Le Lombard. Over
de discussie die over Kuifje en Hergé
wordt gevoerd hebben we het later nog uitgebreider.
|
Klik
op de afbeelding voor een grotere versie.
In het hele album Piccolo in Veldgroen
komen alle auteurs voor die ooit hebben gewerkt
aan de reeks Robbedoes. Hun namen tref
je vooral aan op straatnaambordjes, een enkele
keer als initialen (JDM naar Jidéhem)
op een bootje bij de invasie van Normandië.
In de prent hierboven staan er meerdere. Van
linksboven op het winkelraam staat Will (die
al eens decors tekende voor Franquin), daarnaast
is de brasserie genoemd naar scebarist Rosy
en op de krantenkiosk wordt reclame gemaakt
voor Gos Pils naar de tekenaar van De Katamarom
die Franquin ooit hielp om Hommeles in Rommelgem
te schrijven.
|
Op het einde van Piccolo in Veldgroen
treurt Robbedoes om het Joodse meisje Audrey.
De Tweede Wereldoorlog zit er dan wel op —
dat kan je wel merken aan de Britse en Amerikaanse
vlaggen op de tanks (een ervan heet overigens
Obama naar de huidige Amerikaanse president
en Ohama Beach) die de Bevrijding introduceren
—, maar daar heeft Robbedoes nu even maling
aan. In de Brusselse straat staat ook een standbeeld
van Franquin met de Marsupilami.
|
Ook in De Schaduwzijde van Z (2011)
duikt Franquin weer op. Hij is een van de rijkeluizen
die als toerist de maan bezoeken in Vegas Station,
het duurste pretpark van het universum. Hij
staat linksonder te praten met een andere striptekenaar:
Jean Roba, een voormalig assistent van Franquin.
|
|