PAGINA
31
ROBBEDOES EN WIEBELING
lke
klassieke stripreeks heeft zijn wederkerende vijanden
die maar niet dood willen gaan. In Robbedoes
en de Erfgenamen (1951-1952) maken we kennis
met zo'n figuur: Wiebeling, het zwarte schaap van
de familie waartoe Kwabbernoot hoort. Wiebelings
(weder)optredens in de reeks staan verzameld op
deze pagina. |
Robbedoes heeft amper de tijd om zich te wassen
wanneer Kwabbernoot 'm in alle staten opbelt aan
het begin van deel 4, Robbedoes en de Erfgenamen.
Kwabbernoot blijkt te erven van zijn overleden
oom (die toch niet dood is, zie verder op deze
pagina). Maar er zijn nog anderen die deel uitmaken
van het testament. Er zijn z'n tante Lot en nicht
Fien die over Kwabbernoot geen goed woord over
hebben. Lot vindt 'm maar een halve gare. Ook
over neef Wiebeling spreekt tante Lot kwaad. Hij
is een nietsnut die met de erfenis een mooie kans
heeft om zijn schulden af te betalen. De Franse
benaming van Wiebeling is trouwens Zantafio wat
dichter aanleunt bij Kwabbernoots oorspronkelijke
naam: Fantasio. Wiebeling komt in een snelle kar
aan bij notaris Bitsig (die op pagina 25 plots
foutief notaris Mordicus (zijn Franse benaming)
heet) en verwaardigt Kwabbernoot geen blik wanneer
die 'm gedag zegt.
Lot en Fien vissen achter het net en krijgen een
vuilgebekte papegaai. Voor zijn twee neven heeft
oompje wat anders in petto. Als ze kans willen
maken op zijn vermogen moeten ze drie opdrachten,
drie heldendaden, uitvoeren. Die bestaan uit het
uitvinden van een apparaat dat nieuw is, oorspronkelijk
en van algemeen belang. De tweede is het deelnemen
aan een racewedstrijd voor wagens en minstens
de zesde plaats behalen. En de derde is de bijzonderste
met een groot belang voor de rest van de stripreeks:
het vinden van een Marsupilami en het dier aan een dierentuin
schenken. Oompje was een van de zeldzame mensen
die het dier kon aanschouwen.
In elk van de opdrachten blijkt Wiebeling een
geduchte, maar ook te duchten tegenstander. Terwijl
Kwabbernoot in alle omstandigheden sportief blijft,
zoekt Wiebeling zijn uitweg in slinksere manieren
om te scoren. Na het afkijken van Kwabbernoots
uitvinding, de Kwabberhefschroef of Kwabberkopter,
doktert hij de blitse Wiebelstraal uit, een rijdende
én vliegende motor die op de weg makkelijk
230 kilometer per uur haalt.
Bij de renstal van Tarbot kan Kwabbernoot in
de leer gaan om een racewagen te besturen. In
al zijn goedheid contacteert hij zijn neef om
met gelijke kansen aan de start te kunnen staan.
Om te accentueren dat Wiebeling een snoodaard
is, volstaat het om even stil te staan bij een
zicht op zijn woonst op pagina 27. Flessen drank
op een dressoir, een brandende sigarettenpeuk
op de grond, een stropdas achteloos op een fauteuil
geslingerd en paperassen op de grond gegooid.
Door het onberispelijke Nederlands van zijn
bedankingen gaat verloren dat hij in het Frans
ook nog taalfouten maakt. In zijn moerstaal
haalt hij namelijk de imparfait en de subjonctief
door elkaar. Vraag ons niet meer uitleg hierover!
Kwabbernoot wint trouwens de race, maar om het
spannend te houden wint Wiebeling er een maand
later ook een hoewel de race door talloze technische
storingen werd geplaagd en drie renners daags voor het gebeuren verdwenen.
Voor de derde opdracht moeten Robbedoes en
Kwabbernoot naar Palombia (later Palombië
genoemd) met als hoofdstad Chiquito. Door
een gelukkige ontmoeting met een inboorling
weten ze in welke richting ze uitmoeten, maar
in het oerwoud is er steeds het gevaar van
Chahuta-indianen. Op een morgen krijgen ze
diep in het oerwoud geluk en vinden ze een
Marsupilami op hun pad die ze vervolgens rustig
kunnen gadeslaan om zijn gewoontes te kunnen
optekenen. Bij een treffen met een horde Chahuta's
worden de twee uit de penarie geholpen door
Wiebeling. Hij toont berouw na zijn lange,
eenzame doortocht in het oerwoud waarbij hij
veel kon nadenken. Hij slaat zelfs Kwabbernoots aanbod
af om de erfenis te delen.
Daar mist hij niets mee want de befaamde erfenis
is niet meer dan een wijze les. Oompje stierf
namelijk straatarm, maar liet zijn neven wel
een pak avonturen na.
In een interview verkondigde André
Franquin dat hij niet van echte schurken
houdt. Daarom veranderde hij het karakter
van Wiebeling op het einde van Robbedoes
en de Erfgenamen. Maar omdat hij in
deel 7, De Dictator en de Paddestoel
(1953-1954), opnieuw een slechterik nodig
had, draaide Franquin alles terug waarna
Wiebeling steeds slecht is gebleven.
In De Dictator en de Paddestoel heeft
Wiebeling een glansrol me tveel aanzien
waarbij hij niettemin ongewild in een van
de meest komische scènes uit de stripreeks
figureert: de zeer expressieve redevoering
zonder geluid. Hoe hij het heeft geflikt,
wordt niet prijsgegeven, maar Wiebeling
is op het moment van de komst van Robbedoes
en Kwabbernoot in Palombië (waar ze
de Marsupilami zijn vrijheid komen teruggeven)
de grote bevrijder van het land. Hij laat
zich aanspreken als generaal Zantas —
naar Zantafio dus — en gedraagt zich
als een dictator. Aan zijn neef en Robbedoes
stelt hij de functie van kolonel van het
Palombische/Palombiaanse (beide vormen worden
in dit album gebruikt en een enkele keer
zelfs "Balumbiaans") leger voor
om hem te helpen het grondgebied van buurland
Guaracha te veroveren. Bij het uiteenvouwen
van zijn plannen krijgen zijn ogen een harde,
megalomane uitstraling. Zijn kordate en
flukse hand- en armbewegingen doen meteen
denken aan die andere befaamde dictator
uit de wereldgeschiedenis: Adolf Hitler.
Vooral in de grote redevoering die hij houdt,
komt dat explicieter naar voren. Helaas
voor hem stond de microfoon niet aan.
Nadat Robbedoes en Kwabbernoot het voorstel
van Wiebeling afslaan (zelfs behoorlijk
letterlijk) en daardoor in de gevangenis
terechtkomen, bedenken ze zich toch want
ze hebben een plannetje. Wiebeling vindt
het uiteraard maar verdacht want hij is
geen dommerik. Hij stuurt hen een spion
achterna, maar dat hebben de twee vlug door.
Vervolgens kwijten de nieuwbakken kolonels
zich prima van hun taak, ook al is dat niet
steeds de bedoeling, bijvoorbeeld door de
beslissing om de legerfanfare uit te rusten
met vrolijk klinkende gitaren in plaats
van vals kwetterende trompetten waardoor
ze de sympathie van de bevolking winnen.
Wiebelings invasieplannen worden gelukkig
door een dankbare uitvinding van de graaf
van Rommelgem verijdeld. En voor de tweede
keer verdwijnt Wiebeling in het oerwoud
van Palombië, nog een bitsig "Binnenkort
hoor je wel nader van me..." zeggend.
Ook in het daaropvolgende album, Pas
Op, Kwabbernoot (1954) (in het weekblad
Robbedoes oorspronkelijk Dwarskop
getiteld), komt Wiebeling voor. Met een
rubberen masker van het gezicht van Kwabbernoot
pleegt hij roofovervallen bij juweliers
en voor het oog van de camera's steelt
hij een onschatbaar Egyptisch gouden masker.
Het duurt evenwel meer dan een half album
vooraleer Robbedoes achter de identiteit
van Kwabberbnoots dubbelganger komt. Door
Wiebelings streken belandt Kwabbernoot
in de gevangenis. Wiebeling vindt dat
hij meesterlijk is gewroken. Robbedoes
weet Wiebeling na een verrassende confrontatie
in het nauw te drijven in een afgelegen
huisje aan de rand van een afgrond. Met
een list kan hij ontsnappen, ook al moet
hij ervoor knokken met zijn oude kompaan
Tsao Jok Ping. In een achtervolging schudt
Wiebeling zijn voormalige partner van
zich af. Bij terugkeer naar het huisje
is de gefabriceerde luchtballon met het
rubberen masker, waaraan een tas is bevestigd
met het gouden masker in, verdwenen. Wiebeling
valt op zijn knieën en klopt met
de vuisten op de grond, uitschreeuwend:
"Nooit heb ik vrij spel zolang die
weergase Robbedoes er is!" waarna
we afscheid nemen van het heerschap.
Daarna duurt het tot deel 16, De
Schaduw van Z (1960), vooraleer
Wiebeling opnieuw opduikt. En dat gebeurt
opnieuw in Palombië, meerbepaald
in een geheime Zwendelbasis. Het is
volgens Zwendel zelf zijn laatste bolwerk
die van de ontmanteling werd gespaard,
maar dat klopt niet zal in een ander
album nog blijken. Nu voorzien van een
ringbaardje is Wiebeling — opnieuw
in het uniform van een officier gekleed
— gemener dan ooit. Hij dient
Robbedoes de Zwendelstraal toe waardoor
Robbedoes stokstijf blijft staan hoewel
hij van de graaf van Rommelgem een stoorzendertje
kreeg waardoor hij immuun is voor de
Zwendelstraal en -golf. Wiebeling proeft
van de zoete wraak terwijl hij Robbedoes
toespreekt. Hij ziet in hem een geschikte
rookstandaard die hij met spuiten zal
voeden zodat hij ook nog eens getuige
is van zijn duizelingwekkende opgang.
Wiebeling heeft namelijk de ambitie
om de plaats in te nemen van Zwendel
van wie hij de rechterhand is geworden.
De Z die overal terugkomt in de basis
en op de uniformen van de Zwendelmannen
kan daarbij net zo goed staan voor de
Z van Zantas. Achter de rug van Zwendel
om pleegt hij allerlei overvallen door
misbruik te maken van de Zwendelgolf,
een soort hypntotiserende straal die
alle inwoners van Chiquito tandpasta
en zeep van Zwendel doet kopen. Wiebeling
wordt door Robbedoes neergeslagen en
vervolgens bij de lurven gevat. Het
is de bedoeling dat hij achter slot
en grendel terechtkomt.
In Jean-Claude Fourniers eerste album,
De Goudmaker (1969), staat
Franquin hem toe om de Marsupilami
te gebruiken. Hij tekent die ook zelf,
maar na dit twintigste deel is het
afgelopen voor de Marsupilami in de
stripreeks.
Over Wiebeling bestaat geen tegenspraak.
En zo zien we het snode personage
terug. Robbedoes meent hem te herkennen
in een bestelwagen van een wasserij,
maar Kwabbernoot stelt hem gerust:
"Je weet net zo goed als ik dat
die nog jaren achter slot en grendel
moet zitten in Palombië!"
Robbedoes zag het echter goed. Wiebeling
aast op het zeventiende-eeuwse boek
van Nicolaas Flamel die goud kon maken.
De graaf van Rommelgem vertelde in
een talkshow op tv dat hij weet waar
het boek zich bevindt en daar had
Wiebeling wel oren naar. Hij ontvoert
de graaf met behulp van zijn helper
Brozem die zijn meester nogal oneerbiedig
aanspreekt met "Wiebie"
of "Wiebel". Om de graaf
aan het spreken te krijgen, laat hij
Robbedoes (althans iemand die er sprekend
op lijkt) met een pistool bedreigen
en martelen. Ook nu weer vallen alle
plannen van Wiebeling in duigen wanneer
Robbedoes en Kwabbernoot ertussen
komen. Na een ontsnapping in een wagen
die eindigt tegen een boom verdwijnt
Wiebeling. Verborgen in de struiken
kijkt hij naar Robbedoes en zegt met
gebalde vuist: "Wacht maar Robbedoes!
We spreken elkaar nog wel! Je hebt
me vaak genoeg gepest!" Hij houdt
woord.
Het extra dikke Robbedoes-weekbladnummer
1721 van 8 april 1971 is een Paasnummer
en tegelijk een huldenummer aan
André Franquin. Voor dit
nummer tekende Fournier het kortverhaal
Vrolijk Paasfeest, Papa
waarin een resem nevenpersonages
uit de Robbedoes-verhalen van Franquin
een gastrolletje vertolken. Ze komen
allen om André Franquin een
vrolijk paasfeest te wensen. Omdat
de twee schurken John Helena en
Wiebeling niet zijn uitgenodigd,
zoeken ze zelf een middel om hun
schepper te aanschouwen. Dat doen
ze al sluipend in de tuin van Robbedoes'
huis op weg naar de keuken vanwaaruit
ze een goed zicht zouden hebben
op het voorname bezoek. Dit kortverhaal
verscheen nooit in album, behalve
in het Franse buitenreeksalbum 4
uit 2003.
Na bovenstaand onbenullige intermezzo
is Wiebeling weer van de partij
in deel 23, Tora Torapa
(1972-1973). Op het gelijknamige
exotische eiland is een volslagen
vergeten Zwendelbasis gevestigd
die de geheimzinnige organisatie
Driehoek (die doet denken aan
SPECTRE uit de films van James Bond)
onder leiding van Papa Pop wil
reactiveren. Een ontvoering van
Zwendel hoort erbij. Onder de
wollige pruik en valse baard van
Papa Pop schuilt een oude bekende.
Opnieuw is het Wiebeling die er
gevaarlijke plannen op nahoudt.
Hij laat Zwendel een zender bouwen
die miljarden muskieten lokt wiens
nagels in het dodelijke gif curare
worden gedoopt. Het objectief
is een grote Polynesische atoombasis.
Voor een dode meer of minder draait
Wiebeling blijkbaar zijn hand
niet om.
Het loopt uiteraard weer grandioos
mis voor Wiebeling. Hij eindigt
in een rubberen opblaasbootje
in de Stille Oceaan. Terwijl hij
met zijn vuist op de rand slaat,
vergewist hij zich van de feiten:
"Zodra die Robbedoes z'n
neus in m'n zaken steekt loopt
't meteen mis! Dat is niet eerlijk!
Ik ben het BEU!" We kunnen
er bijna een Calimero-complex
uit afleiden.
Het duo Tome en Janry kiest
volop voor humor in het kortverhaal
De Jeugd van Robbedoes
dat meteen ook de titel is van
deel 38 uit 1987. In deze voorloper
van De Kleine Robbe
vinden we Robbedoes en Kwabbernoot
als jochies op de schoolbanken
terug. Een van hun klasgenoten
is Wiebeling, compleet met snorretje.
Hij is een ware pestkop. Hij
fluistert verkeerde antwoorden
voor (neen, de amaniet is niet
eetbaar, wel giftig) en op een
dag knalt hij de hoed van meneer
Dupuis, de studiemeester (een
karikatuur van uitgever Charles
Dupuis) binnenstebuiten.
Wiebeling zien we nog het
liefst wanneer hij zich kan
overgeven in uiterlijk machtsvertoon.
Hoe cool ziet hij er in Robbedoes
in Moskou (1990) niet
uit als Benigilew, baas van
de lokale maffia? Robbedoes
komt er zelf achter dat Benigilew
een anagram is van Wiebeling.
Een agent van de KGB beweerde
sowieso al dat Robbedoes en
Kwabbernoot Benigilew beter
dan wie ook kennen, maar zijn
verhaal kon hij niet afmaken.
Na een auto-ongeval kiezen
'Robbedov en Kwabbernov' liever
eieren voor hun geld dan de
agent uit de omgekantelde
wagen te helpen. Voor Robbedoes
is het duidelijk dat Wiebeling
het deze keer om het geld
te doen is. Op een feestje
in de Nederlandse ambassade
(met Franse vlaggen aan de
ingang) stelt Wiebelings vadsige
rechterhand graaf Nikita Slarottimov
hem voor als "een vorst
van Russische afkomst, een
rechtstreekse afstammeling
van onze betreurde dynastie"
waarna Wiebeling eraan toevoegt
dat: "ik, Ivan Invanovitsh
Benigilew... de wettige afstammeling
van het keizerlijk geslacht
dat vroeger zo onrechtvaardig
is verdreven, TERUG BEN UIT
BALLINGSCHAP!" Hij blijft een geboren leugenaar en manipulator. Vervolgens
ontvouwt de doorluchtige witte
vorst zijn drieste plannen
waarbij de diefstal van het
stoffelijk overschot van Lenin
moet dienen om de Russiche
autoriteiten uit te dagen.
Onze helden steken er een
stokje voor, maar vastgebonden
onder het mausoleum van Lenin
met een tikkende bom voor
hun voeten beleven ze nog
een ultraspannend moment.
En weer weet Wiebeling te
ontsnappen. Wellicht om zich
gedeisd te houden en een spaarpotje
op te bouwen voor een volgend
weerzien, zien we hem op het
einde terug als kruier op
de luchthaven van Moskou.
Ook Kwabbernoot is er gerust
in: "Ach, hij kan het
hier wel vergeten, op een
dag duikt hij weer ergens
op... en dan is de vogel niet
gevlogen!"
In een speciaal nummer van Spirou
van 19 december 2001 kwam een
niet in het weekblad Robbedoes
verschenen kalender voor waarvoor
52 tekenaars elk een pagina
voor het jaar 2002 tekenden.
Op een volledige pagina passeerde
een 'gewone' week van Robbedoes
en Kwabbernoot. Volgens hun
agenda moesten ze op maandag
een gevaarlijk individu stoppen
(in dit geval maffiabaas Vito
Cortizone) en op dinsdag een
dictator (in dit geval Wiebeling,
opnieuw in uniform). Hoe de
rest van de week er voor hen
uitzag, kom je later nog te
weten.
Ook José-Luis Munuera
en Jean David Morvan maakten
gebruik van Wiebeling. In
deel 48, De Man die niet
Wil Sterven (2005), neemt
Wiebeling zijn intrek in het
vervallen huis van zijn overleden
oom uit Robbedoes en de
Erfgenamen. Het komt
tot een familiereünie
wanneer Wiebeling en Kwabbernoot
oog in oog staan met hun oom
Kwabberling (een ongelukkige
vertaling van Tanzafio). Het
huis vergat Kwabberling te
vermelden in het testament
waarna Kwabbernoot de taak
op zich nam om er zorg voor
te dragen. De erfeniskwestie
dateert volgens Wiebeling
van "een paar jaar geleden".
In werkelijkheid zit er natuurlijk
meer dan vijftig jaar tussen
beide albums.
Wiebeling beschouwt zijn oom
niet langer als familie na
de streek van die erfenis
die hij hem en Kwabbernoot
leverde. Hij neemt het hele
gezelschap gevangen. Kwabberling
hoopte dat de drie proeven
de twee neven nader tot elkaar
zouden brengen. Verder had
hij geen keus: "Ik moest
iedereen laten geloven dat
ik dood was". Een verveelde
Wiebeling repliceert: "Een
traditie die kennelijk overgaat
van oom op neef..."
Wiebeling bevindt zich hoe
dan ook in een lastig parket.
Hij heeft nog zware schulden
bij de Russen. Kwabberling
wil 'm helpen en beweert dat
hij in een verjongingsbron
in Eldorado is gevallen. Het
nadeel is dat hij regelmatig
van het water moet drinken
om jong te blijven en niet
te vergaan. Wiebeling is hebzuchtig
en steelt Kwabberlings zakboekje
met aanduidingen voor de correcte
locatie van de bron en snelt
weg. Onderweg naar Eldorado
vertelt Kwabberling aan de
meereizende Robbedoes en Kwabbernoot
zijn levensverhaal. Hij was
al net zo avontuurlijk als
zijn neef. Hij vertelt ook
over zijn schoonzuster Esther
(die wij beter kennen als
tante Lot in Robbedoes
en de Efgenamen). Omdat
Esther (of Lot) het vreemd
begon te vinden dat hij weinig
veranderde nadat hij de bron
vond terwijl zij steeds dikker
en rimpeliger werd, fakete
hij zijn eigen dood om van
alles verlost te zijn. Om
zijn kostbare vaten met verjongingswater
voor zichzelf te kunnen houden,
vermeldde hij zijn huis niet
in het testament. Tot dusver
de scenariotrucen van Morvan
om een nieuw, oud personage
te introduceren.
De bron wordt uiteraard gevonden
in een verborgen gouden stad
waar nog een oude stam Mixteken
woont. Wiebeling waant zich
al schatrijk als hij vliegensvlug
een paar dichtgeknoopte regenjassen
met water vult, maar het water
is bezoedeld met bloed en
is nu waardeloos. Daar komt
Wiebeling achter in Rome waar
hij als een volleerde kwakzalver
het brouwsel probeert te slijten
aan de omstanders. Twee breedgeschouderde
mannen komen vervolgens op
'm af met de begroeting "Je
bent werkelijk de tsaar van
de stomme streken, kameraad
Wiebeling". In de laatste
prent van pagina 55 wordt
een revolver op hem gericht.
Hij weet nu wel hoe laat het
is, de Russische maffia heeft
'm gevonden. Voor Kwabberling
is zijn laatste uur geslagen
nu het water in de bron niet
langer werkt. Maar het is
goed zo, het afscheid is waardig.
Tussendoor
had Morvan het plan opgevat
om in een manga het personage
van Robbedoes en zijn vrienden
en vijanden voor te stellen
aan jongere lezers die daardoor
misschien geneigd waren om
na het lezen van de manga
(die bij Franse jongeren meer
worden gelezen dan strips)
ook de strips te lezen. Voor
de tekeningen schakelde hij
de Japanse tekenaar Ooshima
Hiroyuki in.
In de manga is Robbedoes een
adolescent die een piccolo
is in een gigantisch hotel
in een Japanse grootstad.
Buiten een eerste hoofdstuk
als bijlage van een nummer
van Spirou uit 2006
kwam het niet. Dupuis wilde
er niet mee doorgaan. In dat
eerste hoofdstuk kwam al wel
Zwendel voor, maar Wiebeling
niet. Uit een voorstelling
van personages was duidelijk
dat het wel degelijk de bedoeling
was om Wiebeling te laten
meespelen in het verhaal.
Hij werd ingeleid als een
dandy die van mooie kleren,
wagens en vrouwen houdt. En
omdat dit alles veel geld
kost, heeft de oplichter en
manipulator slechts één
obsessie: het vergaren van
geld, véél geld,
op gelijk welke manier.
|
|