|
|
Blindemannetje door Max Cabanes op nummer 504
Nostalgische anekdotes in stripvorm waarin
de auteur terugblikt op 'zijn jeugd', vakanties, voyeuristische
ervaringen, eerste liefdes en milde vormen van geilheid
die ermee gepaard gingen. Dat alles mooi in aquarel
geschilderd. |
|
|
|
|
|
Loopgravenoorlog
1914-1918
door Jacques Tardi
Casterman (1993, 1998, HC)
Aan de hand van getuigenissen en anekdotes krijgt
de lezer een verschrikkelijk beeld van de Eerste
Wereldoorlog, in de meeste gevallen hoe het eraan
toeging in de loopgraven. In Humo tekende
journalist Serge Simonart een suggestie van een
oud-strijder op. Wij citeren: "Boeken over
de Eerste Wereldoorlog zou je eigenlijk moeten
lezen terwijl je naakt in een koelkast zit waarop
een dozijn mannen onafgebroken met zware hamers
staan in te beuken." Dat zou je een beetje
duidelijk moeten maken hoe waanzinnig de omstandigheden
toen wel waren. Jacques Tardi weet het perfect
op papier te vertalen in zwart-wit en met stemmige
grijsrasters. Bij deze oorlog hoorde geen kleur...
Iets waar hij op terugkwam in de opvolger De
Grote Slachting dat in 2010 en in kleur verscheen.
Aantal genomineerde albums van Jacques Tardi:
25/2296 |
|
|
|
Vanaf
1968 schuimde Jacques Tardi in Parijs de uitgeverijen
af met een paar projecten. Eentje ervan was
een voorloper van Loopgravenoorlog.
Die fascinatie werd 'm ingelepeld door de verhalen
van zijn oma over zijn opa en zijn vader. Begin
jaren 1970 tekende Tardi drie pagina's van wat
de openingsscène van een verhaal zou
worden over de Eerste Wereldoorlog. Het project
belandde in de lade door toedoen van hoofdredacteur
René Goscinny die het niet wilde publiceren
in Pilote omdat hij vond dat er niet
mocht gelachen worden met oudstrijders. In deze
platen beschreef Tardi de massahysterie en de
euforische sfeer in Frankrijk die ten oorlog
wilde gaan. Alleen enkelingen voelden aan dat
er een verschrikkelijk drama in de maak was.
In (À Suivre) 50 van 1982 kwamen
de drie pagina's opnieuw voor in een nieuwe,
hertekende versie. Nu niet langer als opensingsscène,
maar als onderdeel van Loopgravenoorlog
als platen 32, 36 en 37. |
|
|
Na
het verschijnnen van het eerste kortverhaal
in (À Suivre) in 1981 nam een
zekere Jean-Pierre Verney contact met hem op.
Aanvankelijk weigerachtig tegenover een verzamelaar
van artefacten uit de Eerste Wereldoorlog zag
Jacques Tardi toch in dat Verney als technisch
adviseur goed van pas kon komen. Verney was
erin geslaagd om alles tot in de kleinste details
te reconstrueren. Als Tardi de inhoud van een
ransel nodig had, dan wist Verney hem te vertellen
over de hoeveelheid koffie tot de voorraad tabak
en de aanwezige schoenborstel toe. Ook over
de executies van deserteurs wist hij praktisch
alles: ogen geblinddoekt of niet, wel of niet
vastgebonden aan een paal, sommigen gefusileerd
op hun brancard die voor de gelegenheid rechtop
werd gezet. Voor elke situatie kwam Tardi te
weten hoe het er in werkelijkheid aan toeging...
Soms tot vervelens toe want Tardi gaf toe dat
hij er niet al te veel rekening mee hield om
nog een beetje te kunnen doen wat hij wilde.
Voor De Grote Slachting, de opvolger
van Loopgravenoorlog, kreeg Verney
een grotere rol als medewerker toebedeeld. |
|
|
|
|
|
|