ZIE OOK:
Alex 5
D A T A S H E E T
Tekenaar:
Jacques Martin
Scenarist:
Jacques Martin
Uitgever:
Casterman
Eerste druk: 1969
Oorspronkelijke titel:
Alix 1: Les Légions Perdues
Uitvoering:
SC, kleur
Quoi? Alex wordt geconfronteerd met het zwaard van het Gallische stamhoofd Brennus, die in de vierde eeuw voor Christus bijna Rome onder de voet liep. Van hem kennen we de kreet Vae Victis! (Wee de Overwonnenen!). Aan het zwaard wordt een politiek gewicht gegeven. Julius Caesars rivaal Pompeius rekent erop dat hij met dit zwaard de Germanen onder zijn vlag kan verenigen om het leger van Caesar te verslaan. Samen met de bevrijde slaaf Agerix probeert Alex hier een stokje voor te steken.
Et alors? De Verloren Legioenen combineert voor de talrijke liefhebbers van historische strips het beste van twee werelden. Enerzijds is er Alex' terugkeer naar Rome, waar hij onder meer zijn mannetje staat tegen de gladiatoren in het beroemde Colosseum (hoewel dit pas vier eeuwen later zou gebouwd worden). Anderzijds is er zijn doortocht in de Gallische bossen en velden, vooralsnog een broeihaard van verzet tegen de Romeinen. Dat Alex Graccus is geboren in Gallië, maar werd opgevoed in Rome, maakt het er alleen maar interessanter op, evenals de intriges waar het in dit album weer bol van staat. Dit album dateert duidelijk uit de gouden periode van Jacques Martin. Zijn stripreeks blonk uit door zijn melange van historisch avontuur, spanning en een stevig verhaal. Murena van Philippe Delaby en Jean Dufaux en recent nog De Adelaars van Rome door Enrico Marini zijn beslist schatplictig op wat Martin hen voordeed. Dat de stripreeks ook nog eens ettelijke archeologen in spé heeft warmgemaakt voor het vak, geeft de bedenking dat Alex misschien wel voor belangrijke archeologische vondsten heeft gezorgd. Enkele bewijzen in de faits divers hieronder tonen dit zelfs aan.
Aantal genomineerde albums van Martin: 13/440
Faits divers (Jacques Martin):
• Jacques Martin werd geboren op 25 september in 1921 in Straatsburg, in de Elzas-streek.
• In 1929 werd zijn vader benoemd tot chef-piloot van een grote luchtvaartmaatschappij met zetel in Parijs. Het gezin verhuisde naar de Parijse voorsteden. In het Louvre ontdekte Martin er de fabelachtige historische (kunst)collecties.
• Door de lange afwezigheden van zijn vader, een luchtvaartpionier die meer tijd in de lucht doorbracht dan op de grond, ontwikkelde Martin een voorliefde voor films die hij alleen kon gaan bekijken. Vooral historische films bevielen hem. Het lange ongeduldige wachten op vaderlijke affectie vulde hij ook op met het lezen van strips. Buster Brown van Richard F. Outcalt behoorde tot zijn vroegste stripherinneringen. Op de achterzijde van de platen in deze albums kliederde hij zijn eerste tekeningen met zijn vaders vliegtuigen en ridders wier geesten zogezegd in de talrijke middeleeuwse ruïnes in de streek rondwaarden. In Cœurs Vaillants leerde hij andere strips kennen waaronder de avonturen van Kuifje.
• Martin heeft steeds veel getekend in zijn jeugd maar genoot geen speciale tekenopleding. Hij koesterde ook geen plannen om het later tot striptekenaar of schilder te schoppen. Maar op zijn twaalfde overkwam hem iets. Hij passeerde op een dag een schooltje waar wat vriendjes van hem zaten. Het was een donderdagnamiddag, in die dagen van school van maandag tot zaterdag een vrije dag. Uit een van de ramen hoorde hij plots "Duizend bommen en granaten!" en meer van die kreten. Hij dacht dat er een film werd vertoond en hij ging de school binnen om met zijn vriendjes naar de film te kijken. Het bleek dus effectief Kuifje te zijn. Toen hij dat veel later aan Hergé vertelde, wist deze hem uit te leggen dat het geen tekenfilm was, maar een reeks foto-opnamen van de Kuifje-albums die als een diavoorstelling met bijhorende geluidsband werden geprojecteerd. Het verhaal dat hij zag, was Het Gebroken Oor. Martin kwam net binnen op het moment dat Kuifje werd aangevallen met een dolk en nog maar net op tijd kon wegspringen. Martin vond het prachtig en nam zich na afloop voor om ook dat soort tekeningen te gaan maken. Kuifje was het helemaal. Dat wilde hij ook doen. Maar de tweede Wereldoorlog stak stokken in de wielen.
• In 1932 kwam zijn vader om tijdens vliegtuigoefeningen. Martin vloog vervolgens op internaat in Orléans waar zijn moeder hem had ingeschreven om zijn opvoeding en opleding te waarborgen. Maar daar had hij het moeilijk om zich te schikken naar de strenge discipline. Hij verliet het internaat vrij snel en vertrok naar het minder strenge college van Nogent-sur-Marne waar de leraars zijn talent voor tekenen opmerkten en hem onderbrachten in de afdeling Kunsten en Ambachten. Hij begon daarna aan een ingenieursopleiding in een technische school in Erquelines in België. Op 10 mei 1940 werd de opleiding abrupt onderbroken toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak.
• In 1943 zocht de tegendraadse Martin zijn toevlucht in Algerije, ondanks de bevelen van het Derde Reich. Maar hij werd verraden en opgepakt door de collaborerende Franse overheid. Hij werd naar een werkkamp in Duitsland gestuurd. Hij getuigde er over zijn benarde leefomstandigheden als dwangarbeider door stiekem tekeningen te maken. In 2008 komt een Franse bundeling uit van deze tekeningen met begeleidend eteksten van Patrick Weber.
• Na de oorlog hervatte hij het plan om serieus te gaan tekenen. Zijn vader was overleden en zijn moeder zag dat helemaal niet zitten. Zij stond erop dat de snaak een vak ging leren. Hij volgde een ingenieursopleiding en werkte daarna een paar jaar in een vliegtuigfabriek waar later nog de Concorde werd gebouwd. Met het tekenen verdiende hij goed zijn brood, maar hij miste het vertellen van verhalen. Op school schreef hij ook al verhalen, onder meer voor een toneelstuk dat hij zelf regisseerde. Het ging over François Villon.
• Omdat hij weinig zin had de rest van zijn dagen te slijten achter een bureau, liet hij zijn job in de steek en waagde op de vooravond van de Bevrijding zijn eerste kans met tekenfilms. Na verloop van tijd trok Martin naar België waar meer te verdienen viel met decors.

• In januari 1946 beantwoordde hij bovendien de oproep van de Belgische uitgeverij Desclée de Brouwer die zijn tekeningen wou publiceren. Hij vestigde zich daarom in Brussel. Andere uitgevers merkten zijn tekeningen nadien ook op. Zijn loopbaan als striptekenaar ving aan met Mijnheer Bartje in het weekblad Bravo en daarna strips voor de dagbladen La Wallonie en L'Indépendance.
Hij kwam op een reclamebureau terecht waar hij bevriend raakte met Henri Leblicq die er ook als tekenaar werkte. Deze man raadde Martin aan om strips te maken. Dat viel bij hem in goede oren want als kind al was hij geboeid door strips, voornamelijk het werk van Hergé.
Zijn eerste strip De Grijze Uil raakte al meteen gepubliceerd in twee kranten in Charleroi en Luik. Al snel had hij te veel werk en riep de hulp in van Leblicq die voor hem de decors zou tekenen. Vandaar dat in die periode de strips werden ondertekend met het pseudoniem Marleb, een samentrekking van Mar-tin en Leb-licq. Onder ditzelfde pseudoniem tekende hij voor Bravo zijn eerste vervolgverhalen Lamar, de Onzichtbare Man naar het voorbeeld van Flash Gordon en Eksteroog naar Kuifje. Martin bleef de successen aan elkaar rijgen. Het ene na het andere verhaal volgde en raakte gepubliceerd in Bravo, Story en Wrill. Zijn grote droom was overigens om te publiceren in Kuifje dat nog maar pas met veel toeters en bellen was aangekondigd.


• Dat er van Kuifje een weekblad zou komen, leerde Martin door de contacten die hij legde voor een eigen blad dat hij wilde beginnen. Vanaf 1946 dacht Martin er namelijk sterk aan om zelf een stripblad uit te brengen. Hij had een goed contact met een drukker die zijn productie wilde diversifiëren. Het project heette Jaky waarvoor Martin een maquette realiseerde. Hij was ook bezig de nodige fondsen te verwerven en enkele medewerkers aan te trekken. Een van hen was een zeer goeie illustrator van een technisch reclamebureau, maar toen Martin hem meer uitleg verschafte over zijn bedoelingen repliceerde de illustrator dat het weekblad Kuifje er stond aan te komen. Hij had zelfs al een aanbod van Hergé gekregen om voor het blad te werken, maar strips interesseerden hem te weinig om in dit avontuur te springen. Hoe dan ook kwam Martin zo te weten dat er grote middelen zouden worden ingezet om Kuifje te lanceren waarvoor de beste auteurs zouden worden aangezocht. Martin vond het bijgevolg nutteloos om een eigen blad op de markt te brengen. Het project Jaky belandde in de lade.

• Nog voor het eerste nummer van Kuifje in de kiosken en winkels lag, bood hij zich aan op de kantoren van de uitgeverij. Omdat hij een dermate grote bewondering voor Hergé voelde, durfde hij dat niet eerder doen. Hij werd er ontvangen door directeur Raymond Leblanc, de in 2008 overleden oprichter van Lombard en Kuifje. Hij bekeek de platen zorgvuldig, maar verwittigde Martin dat hij niets publiceerde zonder de toestemming van Hergé. Enkele dagen later ontving Martin een brief waarin hem beloofd werd dat hij een kans kreeg van zodra het blad van twaalf naar zestien pagina's zou overschakelen. Daarna hoorde hij niets meer. Later vernam hij dat Hergé weigerde hem aan te nemen. Hij vond Martins tekeningen niet geweldig en wist erover te vertellen dat het genre niet in het blad paste.
• Gelukkig kon de tekenaar goed leven van zijn strips voor Bravo. In oktober 1947 trouwde hij en verhuisde naar het Waalse Verviers in een gezellige villa die toebehoorde aan de ouders van zijn echtgenote. Daar bleef hij verlangen naar een publicatie in Kuifje.
• Daarop besloot Martin iets compleet nieuws te ontwerpen voor Kuifje. Hij paste zijn liefde voor de Oudheid toe in een strip. In de vele boeken die hij over de Romeinen las, kwam hij op een bepaald moment het verhaal tegen van een legioen Gallische hulptroepen die in 53 voor Christus in het leger van Crassus (van het driemanschap Crassus-Pompeius-Caesar) meevochten tegen de Parthen in Klein-Azië. Na de nederlaag van de Romeinen raakten deze Gallische troepen in de chaos verloren, een gegeven dat Martin later nog zou uitwerken in Iorix de Grote. Hiervan uitgaande creëerde Martin een Gallische jongeman die juist in die tijd in Klein-Azië slaaf van de Parthen was. Alex was geboren. Het jaar was 1948.
In de hoop dat hij deze keer wel zou aangenomen worden, maakte hij een plaat van Alex die in het oude Rome leefde. Leblanc was deze keer in de wolken over de progressie van de tekenaar, maar Hergé bleef weigerachtig. Beducht voor een nieuwe teleurstelling troostte Martin zichzelf met een maand vakantie in de Vogezen in juli 1948. Bij zijn terugkomst wachtte hem een brief van Lombard met de boodschap dat ze de avonturen van Alex vanaf september wilden publiceren en dat hij zich zo snel mogelijk op de redactie moest aandienen. Leblanc had hard gevochten om Alex er bij Hergé door te krijgen, maar hij won dus. De ontvangst op de redactie was minder prettig. Martin had geen vervolg klaar en de enige plaat die hij had, lag al bij de drukker. Voor de rest was er zelfs geen scenario. Hij had geen idee wat er zich vanaf pagina twee zou gebeuren met het personage. Het korte antwoord van Leblanc was een sommatie dat hij het zelf moest uitzoeken en binnen drie weken een half dozijn platen moest hebben, ook al zou hij daarvoor dag en nacht moeten werken.
• Eenmaal van publicatie verzekerd, spaarde Hergé nog niet zijn kritiek. Martin diende op zijn perspectieven te letten. Die opmerking nam hij zeer ter harte waardoor hij naar eigen zeggen een perspectiefmaniak is geworden.
• Vanaf 16 september 1948 liep Alex de Onversaagde in Kuifje. De Gouden Sfinx en Het Vervloekte Eiland verschenen meteen na dit eerste verhaal. Daarnaast illustreerde hij nog de rubrieken Majoor Wings Vertelt en Autokroniek waarin hij zijn kennis over mechaniek kon uiten.
• Toen zijn eerste platen in Kuifje verschenen, bleef Hergé maar vitten op details en hem wijzen op punten die volgens hem beter konden. Op een dag belde hij hem op met de vraag of Martin zich wilde bezighouden met de rubriek Voir et Savoir, de reeks kleureprenten die door Lombard net werd gelanceerd. Hij aanvaarddde de opdracht en nam in 1950 Roger Leloup aan om hem te assisteren. Leloup was toen zestien jaar en was hem aanbevolen door zijn vader, tevens de buurman van Martin.
• Leloup, de latere tekenaar van Yoko Tsuno, zei de school St. Luc vaarwel om bij Jacques Martin als assistent in de leer te gaan. Hij zou de inkleuring van Alex verzorgen. Later tekende hij decors voor Alex en Lefranc. Leloup werd er goed voor betaald en de relatie was een klassiek werkgever/werknemer-situatie. Er werd niet getutoyeerd en ze spraken elkaar aan met "Meneer Leloup" en "Meneer Martin". Leloup zou ook nog De Valstrik, een Blake en Mortimer-verhaal van Edgar-Pierre Jacobs inkleuren toen niemand anders dat wilde wegens veel te moeilijk. Hij hielp hem ook aan documentatie voor De 3 Formules van Professor Sato. Jacobs, voor wie Martin na verloop van tijd meer bewondering voelde dan voor Hergé, beweerde trouwens altijd dat Martin hem kopieerde (ook al ijverde Leblanc daar zelf naar bij de meeste van zijn tekenaars toen Blake en Mortimer een zeer succesvolle reeks bleek te zijn). Vooral in Het Vervloekte Eiland kwam dat het meest sprekend tot uiting. Er waren nogal wat mensen die hem dat kwalijk namen — niet in het minst Jacobs zelf, maar hij zag het eerder als een eerbetoon. Dat Jacobs voor De U-Straal zelf leentjebuur speelde bij Flash Gordon werd dan minzaam verzwegen. In eerdere tijden tekende hij ook al met referenties naar Jacobs en in zijn overige sf-werk naar Alex Raymond (Flash Gordon).
• De idee voor het eerste avontuur van Lefranc deed Martin op in de Vogezen waar hij een nagenoeg intact gebleven Duitse V1-raketbasis bezocht in de tunnel van Bussang op enkele kilometers afstand van de Ballon d'Alsace. De tunnel diende als lanceerbasis voor de V1- en V2-raketten waarmee de Duitsers Parijs wilden verwoesten. In de tunnel bevonden zich zelfs nog enkele raketten. Martin begon te fantaseren over wat een misdadig genie met zo'n basis zou kunnen beginnen en zo ontstond Het Sein Staat op Rood, de eerste primeur van reporter Guy Lefranc. Maar de redactie van Kuifje had liever dat hij zich met Alex bezighield. Martin had zoveel zin om de strip te maken dat hij zijn verhaal kon doordrukken. Toen Lefranc ook nog eens bijzonder goed in de smaak viel van de lezers vroeg de redactie daaropvolgend te stoppen met Alex en enkel met Lefranc door te gaan. Maar dat ging voor Martin te ver en opnieuw wist hij de redactie om te praten. Alex tekende hij namelijk toch wel liever. Het spannende naoorlogse avonturenverhaal in de beste traditie van een Blake en Mortimer miste zijn start niet. En de gentlemanschurk Axel Borg was al meteen van de partij.

• Op 1 februari 1954 nam hij dienst in de Studio Hergé om er Bob De Moor te vervoegen. Hergé had het hem een jaar eerder al gevraagd, maar Martin vroeg bedenktijd. Hij wilde niet zomaar zijn vrijheid opgeven hoewel hij erg graag met zijn grote voorbeeld wilde samenwerken. Uiteindelijk hapte hij toe en mocht De Najavallei van Jo Suus en Jokko voortzetten. Een proces van lange adem zodat Hergé zich alsnog verplicht voelde om bij de laatste pagina's te helpen. Daarna werd Martin op De Zaak Zonnebloem gezet en Cokes in Voorraad, vooral aan de scenario's. Ook in Kuifje in Tibet en Vlucht 714 had hij een groot aandeel. Maar omdat er steeds een zeer nauwe samenwerking bestond tussen Hergé en zijn medewerkers weet Martin niet meer wat zijn bijdrage aan deze verhalen exact was. Tot 1971 zou hij er werken samen met zijn toenmalige assistenten Michel Demarets en Roger Leloup.
• Tussen de verschijning van de Kuifje-avonturen Het Gebroken Oor en Het Zwarte Eiland, nam Martin zich voor om striptekenaar te worden. Zoveel jaren later mocht hij de meester helpen in zijn studio. Maar het was niet om er Kuifje te tekenen. Na afwerking van Het Sein Staat op Rood kreeg hij de opdracht om de laatste pagina's van Jo, Suus en Jokko te hertekenen voor het album De Najavallei en er een einde voor te bedenken. De publicatie van die strip was voor het Franse weekblad Cœurs Vaillants dat bij de oorlogsverklaring in 1939 was stopgezet.
• Terwijl de remake van De Najavallei aan de gang was, zette Hergé zich aan De Zaak Zonnebloem. Martin assisteerde hem zowel bij het scenario als de tekeningen. Deze samenwerking zou voortduren met Cokes in Voorraad (1956), Kuifje in Tibet (1958) en eindigen met De Juwelen van Bianca Castafiore (1961).
• Tijdens zijn verblijf in de Studio Hergé had hij nauwelijks tijd om zich aan zijn eigen reeksen te wijden. In deze periode publiceerde hij slechts zeven albums van Alex, van De Tiara van Oribal tot Iorix de Grote en twee van Lefranc, De Vlammenzee en De Giftige Sneeuw. Tussen De Zwarte Klauw en De Verloren Legioenen zaten vijf jaar waarin Martin trouw voor Hergé werkte. In 1962 vond hij toch nog tijd om aan een nieuw verhaal te beginnen. Het was het eerste van wat nu zijn klassieke periode wordt genoemd. Nadat hij de studio verliet, slaagde Martin erin om zijn productie te verdubbelen door Alex in de helft van de tijd te tekenen als voorheen. Hij maakte ook nieuwe avonturen van Lefranc die voortaan werden getekend door Bob De Moor (waarvoor hij aanvankelijk decors tekende en het volledige verhaal Het Hol van de Wolf) en nadien door Gilles Chaillet, Christophe Simon, Francis Carin en André Taymans.
• In de jaren zestig koos Martin voor uitgeverij Casterman om zijn albums te laten uitgeven. Bij Lombard moest hij lang aandringen om eindelijk in 1956 een album van Alex te zien verschijnen, toen nog in de befaamde Lombard Collectie. Op het moment dat hij al vijf albums van Alex en twee van Lefranc in zijn eigen kast kon zetten, kondigde Leblanc aan dat er minder albums zouden gepubliceerd worden, maar dat hij niemand zou tegenhouden mochten zijn auteurs elders hun albums lieten uitgeven. Martin wachtte niet lang. Via Hergé kwam hij bij Casterman terecht die de reeks onmiddellijk overnam. De onderhandelingen verliepen vlot, maar de meerdere technische problemen veroorzaakten vier jaar lang uitstel tot in 1965 er weer nieuwe albums verschenen.
• Het verleden heeft hem steeds erg geboeid, met name de middeleeuwen. In 1976 verklaarde hij in een interview voor Stripschrift dat hij door twee landstreken sterk is beïnvloed. Ten eerste is dat Elzas-Lotharingen waar hij zijn jeugd heeft doorgebracht en ten tweede Vlaanderen met zijn steden vol Gothische kunst waar zijn ouders hem vaak naartoe namen. Lange tijd had hij het plan om een strip te maken die zich in zo’n gothische omgeving afspeelde. Het zou voor hem minder moeilijk geweest zijn dan Alex. Er is veel meer documentatie over te vinden, de decors zijn traceerbaarder en ook qua verhaal zijn er meer mogelijkheden.
• In 1948 polste Martin al bij Paul Cuvelier om het verhaal te vertellen van Xan, de Italiaanse vriend van Gilles de Rais. Cuvelier was niet geïnteresseerd. In 1976 pas stelde Cuvelier Jean Pleyers voor om het stripproject te realiseren. De eerste twee delen verschenen in Kuifje met twee albums waarna Casterman de albumreeks hervatte onder de titelreeks Tristan.
• Een scenario van Corentin dat Martin in 1978 voor Cuvelier
schreef, liet hij niet ongebruikt liggen na de dood van Cuvelier. Het werd herwerkt voor het album De Prooien van de Vulkaan.
• Nadat Pleyers de donkere middeleeuwen in Tristan beu raakte, vroeg hij aan Martin iets anders voor hem te schrijven. Zelf dacht hij aan een verhaal over Alexander de Grote, maar dat vond Martin als onderwerp te beperkt. Daar zijn hooguit één of twee albums over te maken (wat in 2008 effectief gebeurt met het eerste deel van de nieuwe reeks Historische Personages in Beeld, getekend door Jean Torton). Hij stelde Pleyers voor om iets rond Egypte te doen, waar hij al vaak naartoe heeft gereisd. En zo zag Keos het zonlicht. Alle documentatie voor de reeks kwam van Martin. Pleyers wist er amper iets vanaf.
Arno, een andere reeks van Martin, besloeg de hele Nepoleontische periode van de Italiaanse campagne tot zijn verbanning naar Sint-Helena. het verhaal werd verteld aan de hand van de jonge Italiaanse musicus Arno die Bonaparte redt van een aanslag op zijn leven.

• Aan het einde van zijn samenwerking bij Hergé was Martin verhuisd naar Waals-Brabant waar hij zijn eigen studio had opgericht. In 1984 werd hij door het Belgische klimaat, dat zijn artritis geen goed deed, gedwongen zich te vestigen in Zwitserland. Zijn Belgische moeder was van Zwitserse komaf. Zijn landhuis in België behield hij.
• Op 11 juni 1985 konden de lezers van het Kuifje-weekblad voor het laatst genieten van Alex in hun geliefde tijdschrift. De laatste platen van Vercingetorix werden gepubliceerd. Vanaf dan verscheen elk Alex-avontuur meteen in album zonder voorpublicatie.
• Na de dood van Edgar-Pierre Jacobs klopten de erfgenamen het eerst aan bij Martin om het tweede deel van De 3 Formules van Professor Sato te voltooien. "Maar ze gedroegen zich niet al te eerlijk", was voor hem de reden om nee te zeggen. Daarna kwam Bob De Moor op het voorplan die de opdracht wel aanvaardde. Martin zegt daarover dat Bob De Moor slecht behandeld werd door hem onder druk te zetten om sneller te werken. De erfgenamen roken het geld, beweerde hij. Aan Martin vertelde De Moor dat hij niet tevreden was over de tekeningen en opnieuw wilde beginnen, maar daar had de uitgeverij geen oren naar.

In 1987-1988 kreeg hij ruzie met Casterman. Het proces sleepte een tiental jaar aan. In die tijd kon en mocht hij om juridische redenen niet verder werken aan zijn reeksen Alex, Lefranc en Tristan. Omdat hij niet op non-actief wilde staan, lanceerde hij nieuwe reeksen bij andere uitgeverijen, met name Orion in 1990 en Keos voor de Franse uitgeverij Bagheera. Hij vond het niet kunnen dat een uitgeverij geen echte vedetten meer wilde. Volgens het verdeel- en heersprincipe verkozen ze twintig auteurs die elk vijfduizend albums verkopen boven één auteur die er honderdduizend verkocht. "Het zijn geen uitgevers meer, maar papierverkopers", was een gevleugelde uitspraak van Martin in deze context. Hij startte ook met de eigen uitgeverij Orix, een samentrekking van Alix (Alex) en Orion. Bij het verschijnen van Orion 1 gaf hij Les Voyages d'Orion uit met achtergrondinformatie over onder andere het oude Griekenland. Hij wilde aanvankelijk bij elk verschijnen van een strip zo'n didactisch album uitgeven. Hij koos voor Orion in plaats van Alex omdat deze laatste te veel met zijn eigen serie was vergroeid. Met Orion kon hij makkelijker de oudheid verkennen. Later stapte hij daar uiteraard van af. Twee of drie van deze Reizen van-verhalen per jaar waren zijn doel, maar dat kon hij niet alleen. Daarom riep hij de hulp in van medewerkers zoals zijn toenmalige assistent Gilles Chaillet. In de periode van de ruzie verschenen van Alex slechts twee albums: O Alexandrië in 1996 en De Barbaren (bij Dargaud) in 1997, allebei getekend door Rafael Moralès.
• In 1988 werd een oogziekte (de befaamde gele vlek) vastgesteld. Naarmate zijn zicht verslechterde en het zijn werk als tekenaar verhinderde, nam hij andere tekenaars in dienst. Jonge tekentalenten zoals Rafael Moralès, Erwin Drèze, Vincent Henin, Cédric Hervan, Yves Plateau, Jacques Denoël, Marc Henniquiau, Alexandre Heywang, Eric Lenaerts, Gilbert Bouchard, Jean Torton en anderen werden ingezet op zijn verschillende reeksen en Reizen van-albums door de jaren heen. De Reizen van Orion werden voortgezet als De Reizen van Alex.

• Naast een neus voor realisme, documentatie en geschiedenis springt een ander talent van Martin in praktisch al zijn albums erbovenuit: zijn gevoel voor kleur.
• Voor een signeersessie in Brugge verlangde Martin een promotiecampagne die aan de signeersessie voorafging. Hij had toen net het album Het Ultimatum van Lefranc uit dat zich voor een deel in Brugge afspeelde. De uitbater van de stripwinkel aldaar wist de regionale televisiezender Focus te overhalen iets met hem te doen. De reportage werd geschoten in een paardenkoets terwijl deze in het historische centrum van Brugge rondreed. Martin was zeer in zijn nopjes.

• In 2005 nam Jacques Martin gas terug om meer te profiteren van het leven, maar dat kwam ook door een nieuw contract met Casterman. De uitgeverij wilde de oplages van Alex (waarvan toen per nieuw album honderdduizend exemplaren van raakten verkocht) en Lefranc (zeventigduizend) opkrikken door een commissie op te richten. Twee kinderen van Martin en twee personen van Casterman maken deel uit van deze commissie om zijn œuvre met het grootste respect te handhaven en voort te zetten. Voor de verkoop van de rechten eiste Martin naar verluidt een exorbitant bedrag (twee miljoen euro was een bedrag dat in het Franse tijdschrift BoDoï viel) en een betaling per uitgebracht album die niet strookte met de oplages. In plaats van de rechten te verkopen, koos men voor een soort verhuur voor een periode van tien jaar met kans op verlenging. In werkelijkheid kreeg Martin een jaarlijks salaris, geïndexeerd op de verwachte verkoop van de albums. Casterman behield op zijn beurt het recht om commerciële acties op te zetten, maar met een jaarlijkse vaste rente te betalen aan Martin.
• Ook nog in 2005 telde men hoeveel albums er van Jacques Martin sinds 1954 werden verkocht. Alex: 14.240.000 exemplaren (de Reizen van Alex-albums met 530.000 exemplaren incluis); Lefranc: 9.280.000 exemplaren; Xan/Tristan: 1.120.000 exemplaren; Arno, Keos, Orion en Loïs: 360.000 exemplaren. In totaal exact 25 miljoen exemplaren dus.
• De voortzetting van zowat alle Martin-reeksen is bij deze nu al verzekerd. De nieuwe verhalen zijn volgens de overeenkomst met Casterman gebaseerd op synopsissen of plotopzetten die Martin heeft geschreven, goed voor meer dan vijftig albums! Een vijfentwintigtal vaste of losse medewerkers zijn verbonden aan de productie van zijn verschillende reeksen.
• Vandaag is Martin voor zo'n tachtig procent blind. Het werk van zijn medewerkers, dat hij streng en secuur controleert, bekijkt hij aan de hand van een reuzevergrootglas.
• Martin wil dat zijn creaties na zijn dood worden voortegzet. Met dit doel voor ogen leidde hij medewerkers en assistenten op om hen zijn stijl aan te leren.
• Hij sterft op 21 januari 2010 op 88-jarige leeftijd.

Faits divers (Alex):
• Alex zien we voor het eerst in Alex de Onversaagde in de ruïnes van Khorsabad, de postume nakomeling van een paleisstad die leegliep na de dood van haar stichter, koning Sargon II van Assyrië (geboren in 705 voor Christus), meer dan zeven eeuwen voordien. Hij is een jonge Gallische slaaf die ontsnapte aan het bloedbad bij Carrhae waar de Syrische proconsul M. Licinius Crassus het leven liet op 8 juni 53 voor Christus.
• Alex is de zoon van Galliër Astorix (genoemd lang voor de geboorte van Asterix!), het stamhoofd van een niet nader genoemde stam. Aanvankelijk wist Alex dat niet tot Honorus Galla Gracchus, de gouverneur van Rhodos hem dat wist te vertellen. Hij adopteerde de jonge slaaf en vertelde hem op zijn sterfbed dat het door zijn toedoen kwam dat Astorix en zijn gezin in het Oosten als slaaf werd verkocht. Om deze misdaad goed te maken adopteerde hij Alex, in wie hij de zoon van Astorix herkende. Na de dood van Gracchus was Alex niet alleen een Romeins staatsburger, maar ook nog eens een rijk man. Toch zat er een fout in dit ontroerend gegeven. Alex ziet er niet ouder uit dan een jaar of zestien en het tijdstip van zijn gedwongen vetrrek uit Gallië kon niet vóór 59 voor Christus geweest zijn omdat Julius Caesar toen pas begon met zijn Gallische veldtochten. Alex moest dan minstens tien jaar geweest zijn, een leeftijd waarop je je toch nog kan herinneren uit welk nest je oorspronkelijk echt kwam.
• In de eerste plaat van Alex de Onversaagde leunt Alex over een muurtje waarvan een paar stenen vallen die generaal Marsalla verwonden. Situatie en de naam Marsalla (naar Messala) zijn geïnspireerd op het begin van Ben Hur, het boek van Lewis Wallace dat nog later, na de strip, de beroemd zou worden uit de filmversie van 1959 met Charlton Heston. De wagenrennen halverwege de strip tussen Brutus en Alex zijn opnieuw een verwijzing naar de beroemd geworden scènes uit boek en film.

• De nevenreeks De Reizen van Alex was een gevolg van de portfolio De Dooltocht van Alex, verschenen in 1987. De teksten werden geschreven in samenwerking met Pierre Forni, de initiatiefnemer van de tentoonstelling Avec Alix. Tijdens deze tentoonstelling werd Martin door Frans minister van cultuur Jack Lang benoemd tot Chevalier des Arts et Lettres in de Kapel van de Sorbonne. Bij de expo hoorde ook een bijna driehonderd pagina's tellende biografie Avec Alix van de hand van Thierry Groensteen en Alain De Kuyssche die in 2002 een geüpdatete herdruk kreeg bij Casterman.
• In De Reizen van Alex komen albums voor met de vikingen, de Azteken en de Maya's. Uiteraard klopt dat niet volgens de respectievelijke tijdperken die in detail werden behandeld. Alex was toen al lang dood. Wat de Maya's betreft, speelde Martin al langer met de idee om zijn held te laten afvaren naar Amerika om er in contact te komen met de pre-Maya-cuiltuur vanaf 300 voor Christus, maar een gebrek aan beschikbare documentatie en duidelijkheid omtrent de periode van Alex in de streek rond het meer van Peten in het huidige Guatemala weerhielden hem daarvan. Om diezelfde reden zag hij er trouwens ook vanaf om zijn held in contact te brengen met de koningin van Sheba uit Jemen. Elk archeologisch onderzoek stuitte hierbij steevast op een dood spoor.

• De Franse tekenaar Tibet heeft nooit Alex kunnen lezen omdat het een reeks is die zichzelf te serieus neemt. Als jonge tekenaar vroeg hij ooit aan Martin: "Jacques, jouw Alex, kan die eigenlijk lachen?" Alex is altijd gespannen en ernstig, maar "misschien kon Martin geen tanden tekenen, dat zou natuurlijk kunnen", voegde hij eraan toe.
• De naam Alex is eigenlijk een foute vertaling. In de Franse taal heet hij correct Alix, een solide Gallische naam. Alex daarentegen klinkt Grieks. Wellicht vond men Alix in de Nederlandse taal te vrouwelijk klinken en maakte men er maar Alex van.
• In De Gouden Sfinx kruiste Alex het pad van Enak, die hem in zowat alle volgende verhalen zal bijstaan... of hinderen want meestal vormt hij een blok aan Alex’ been. Alex moet steeds voor hem in de bres springen of moet hem bevrijden na weer maar eens een gevangenneming van de jonge Egyptenaar.
• Alex is duidelijk een geromaniseerde Galliër die Rome en de Romeinse macht verdedigt. Een volwaardige Galliër zou zich niet zomaar neerleggen met deze onderwerping, zo lijkt het, maar de historische waarheid is dat de Galliërs zich redelijk snel de Romeinse cultuur eigen maakten. Alex gelooft net zo sterk in de Romeinse beschaving.
• Martin schat Alex rond de achttien jaar. Behoorlijk jong voor iemand die zich zo zelfzeker (al is Alex nog het meest een speelbal van de gebeurtenissen) van het ene avontuur in het andere stort. Maar vergeten we niet dat de levensverwachting in die dagen veel korter was en men veel sneller volwassen was.
• De relatie tussen Alex en Enak, waar al vele jaren meewarig en met knipogen over wordt gekout, gaat al veel langer mee dan het aantal jaren dat je misschien zelf telt. Al in 1972 zei Martin hierover in het Franse stripinfoblad Falatoff (nummer 10): "Men zegt wel dat het een beetje dubieus is en dat is wel mogelijk. Zij zijn mediterranen uit de Romeinse tijd en het kan best dat zij een heel intieme verhouding hebben. Enak is een mooi knaapje en in die tijd was een dergelijke relatie heel gewoon". Zegt dat genoeg?

• Nadat de ernstige Britse krant The Times begin januari 2009 een vrij podium bood aan journalist Matthew Parris kon het niet vermoeden dat zijn artikel over zijn bevindingen dat Kuifje homoseksueel is zo veel weerklank zou vinden in andere internationale media. In het februarinummer van het Franse holebimagazine Têtu werd misschien eenzelfde effect nagejaagd door een artikel te wijden aan Alex. Zonder de relatie echter bij naam te noemen, boog columnist Michel Olivès zich op één pagina over de relatie tussen Alex en zijn Egyptische vriendje Enak. Olivès suggereert dat hun relatie meerdere generaties striplezers fantasmes heeft bezorgd, meerbepaald bij mannen die van andere mannen houden.
• 21 jaar geleden, op 30 januari 1988, zette GaiPied (een ander homoblad) het blonde stripfiguurtje al in zijn nakie op de cover. Het liet toen ook Jacques Martin aan het woord om te antwoorden op het geuite fantasme dat homo's over Alex hebben.
• En daarmee is het nog niet gedaan. Elke keer Alex er tien jaar bovenop doet, moet zijn geaardheid blijkbaar geduid worden. Op 30 november 1998 bracht het tijdschrift Marianne een artikel over de censuur van gisteren die homo's van vandaag doet fantaseren. Toenmalig uitgever Dargaud liet dan weten dat er bij de creatie en ontwikkeling van de strip in zijn beginjaren er geen sprake was van een dergelijke dubbelzinnigheid.
• Martin streefde ernaar zijn verhalen zo uitgebreid mogelijk te documenteren. Niet alleen voor de decors en gebouwen, maar ook voor de politieke achtergronden, het dagelijkse leven, kleding, gebruiksvoorwerpen,... Toch tekende hij zelden foto's klakkeloos na. Hij interpreteerde en combineerde voor een zo juist mogelijk beeld van het oude Rome.
• Dat streven naar accuraatheid deed hem meerdere keren botsen met de censuur, vooral op het gebied van seks en geweld. In het oude Rome kende men minder schaamte en dat wilde Martin niet verhullen of wegstoppen. Zo kan je dus naakte knaapjes en schaarsgeklede slavinnen op feetsjes zien bedienen. In De Prins van de Nijl moest Martin toch zijn naakte slavinnen van kleding voorzien op pagina 2. Toch liet hij zich hier niet door intimideren en bleef de historische werkelijkheid naar voren schuiven.
• Het kostte Martin een volle week om een Alex-pagina af te werken.
• Na enkele albums begon Martin zijn teksten in dialogen en overbodig beschrijvende kaders te vereenvoudigen. In het begin hadden die praktisch eenzelfde volume als in bijvoorbeeld Blake en Mortimer wat de vlotte leesbaarheid niet ten goede kwam. Dat gebeurde trouwens op vraag van de euitgever om strips een meer literair aanzien te geven.
• Martin schreef — o, wat een verrassing — sneller dan hij kon tekenen, maar zo liep hij steeds enkele scenario's voorop. Sommige projecten kwamen pas veel later aan bod. Meer zelfs, het verhaal Le Lac Sacré (Het Heilige Meer) dat zich in Bretagne afspeelt en waarin Alex verdovende middelen krijgt toegediend om er door Enak van bevrijd te worden, moet nog verschijnen! De synopsis gaat al mee sinds 1973. In 2008 verschijnt het alsnog bij Casterman, maar dan getekend door de Vlaming Ferry.
• Om de historische werkelijkheid na te jagen gingen uren, soms dagen verloren aan het snuffelen in boeken om erachter te komen wat voor een kostuum een Romeinse gouverneur in Utica bijvoorbeeld gedragen kon hebben of uit wat voor vaasje een slavin in het huis van een heer in Rome de wijn kon hebben geschonken.

• Vanaf De Zwarte Klauw stond hij naar zijn eigen mening niet meer onder invloed van collega-tekenaars. Wèl nog van schilders en dan vooral van die uit de Italiaanse renaissance. Dat kwam door zijn opleiding. Een groot deel werd besteed aan architectuur: perspectieftekenen, constructies uitwerken, enzovoort. Die kennis van de architecteur vond Martin terug in de Italiaanse schilders van die tijd. Ergens logisch want veel schilders waren ook bouwmeesters.

• Waarom heeft Alex nooit een vriendinnetje gekregen? Nou, toen Martin zelf op zijn twaalfde Kuifje ontdekte, vond hij net zoals zoveel jongetjes op die leeftijd niets aan meisjes. Als diezelfde lezer negentien of twintig wordt, denkt hij dan: "Hé, waarom heeft Alex nooit een vriendinnetje?" En als hij 24 of 25 is, vraagt hij zich af waarom de hoofdpersoon niet eens gaat trouwen. Martin gelooft sterk dat dit een ernstige fout zou zijn. Hij is er pertinent tegen dat een held trouwt. Tegen het huwelijk an sich heeft hij niets, zelf is hij ook getrouwd. Een held zou niet meer vrij zijn om avonturen te beleven. Hij zou dan andere dingen aan zijn hoofd krijgen: geld, belastingen, eten op tafel. Voor een lange periode naar een ander land trekken zou er niet meer inzitten.
• Voor de Duitse vertaling van De Prins van de Nijl wilden de Duitsers een andere cover. De oorspronkelijke vonden ze te wreed voor hun lezers.
• Uitgeverij Casterman heeft nooit bezwaren opgetekend tegen de naakte figuren en bepaalde wreedheden in Alex. Het waren steeds de weekbladen die er moeilijk over deden.
• Martin heeft duizenden boeken (in 1976 was dat nog drieduizend) over de oudheid. Voor Carthago in Het Spook van Carthago moet hij zijn heil elders zoeken. De Romleinen hadden van de stad namelijk niets overgelaten: de stad werd in gruzelementen geslagen en een brand van meer dan twee weken vernietigde totaal de restanten. Een laag as van drie meter dik was het enige wat overbleef. Voor zijn tekeningen moest Martin uitgaan op fragmenten van pilaren en dergelijke meer die zijn teruggevonden en van beschrijvingen die mensen als de Griekse filosoof Plato van de stad gegeven hebben.

• Martin erkende dat een van de zwakke kanten van Alex is dat hij zich te veel met Enak bezighoudt. Mocht hij zelf Alex zijn, had hij die jongen al lang ergens ondergebracht, zeg maar gedumpt, want er is altijd wat met hem aan de hand. Hij had een Egyptisch jongetje nodig in De Gouden Sfinx en had zeker niet de bedoeling om het personage te laten terugkomen in zowat alle verdere avonturen. In het daaropvolgende verhaal Het Vervloekte Eiland kwam hij inderdaad aanvankelijk niet voor. Pas naar aanleiding van tientallen brieven bracht Martin hem in het verhaal. In de jaren daarna bleek Enak bijna net zo populair als Alex. Dat kwam vooral op signeersessies naar voren.
• Ondanks Martins zoektocht naar perfectie stuitte hij achteraf wel eens op gemaakte fouten. Verschillende gebouwen die hij in Rome neerpootte, bleken niet te bestaan in de tijd van Julius Caesar. Zo schreef een universiteitsprofessor dat een amfitheater er niet thuishoorde. Daaropvolgend beschikte hij over een gedetailleerde kaart van het Rome uit de tijd van Caesar, dus die fouten maakte hij niet meer. Hij besteedde ook een paar weken aan het maken van een maquette van het Forum.
• Lange tijd was de zuil van Trajanus bijna de enige bron die duidelijke gegevens verstrekte over de Romeinse militaire uitrusting. Op die zuil staat een soort stripverhaal afgebeeld waarin allerlei militaire kostuums voorkomen. Maar op een gegeven moment leerde Martin iemand kennen die oudheidkundige was en werkte voor een Frans ministerie. Hij had Martin geschreven dat hij dankzij Alex archeologie was gaan studeren en dat hij nu oudheidkundig onderzoek uitvoerde. Hij vroeg Martin wat hij voor hem kon proberen te onderzoeken. Martin zat toen het meest te springen om verdere informatie over militaire kostuums. Op kosten van de Franse staat is de briefschrijver dat gaan uitpluizen. Meer dan een jaar lang bezocht hij alle stèles in Frankrijk en Italië voor meer informatie. Wanneer een Romeins officier immers stierf werd er voor hem een stèle opgericht. Men maakte een afbeelding van de centurion, de decurion of de tribuun en dat schilderde men na in de authentieke kleuren. Vrijwel alle beeldhouwwerken werden destijds beschilderd, zo ook de gebouwen. Maar door de tand des tijds zijn deze kleuren afgebladerd wat een algemeen beeld in het collectief geheugen heeft geprojecteerd van een grijze stad Rome zonder kleuren. In een televisiereeks als Rome wordt daar komaf mee gemaakt. Martin heeft het in zijn eerste decennia als Alex-tekenaar niet moeten proberen de gebouwen in kleur te laten tonen want niemand zou hem geloofd hebben. Nu goed, Martins nieuwe bron bepaalde met allerlei chemische hulpmiddelen welke kleur de verfrestanten op de stèles hadden. Bruin wees op leer, blauw was waarschijnlijk ijzer en zo kon de Romeinse uitrusting gereconstrueerd worden. Martin kreeg van hem een dik boek met alle bevindingen speciaal voor hem samengesteld. Later ging de man opgravingen doen in Turkike en lichtte de tekenaar regelmatig in over zijn laatste resultaten.
• Een van de grootste beloningen voor al Martins zoekwerk is dat het Griekse fort dat hij in 1966 in De Laatste Spartaan reconstrueerde er in werkelijkheid precies zo moest uitgezien hebben. In 1972-1973 heeft men een dergelijk fort ontdekt en het klopte helemaal met Martins interpretatie. Dat deed hem enorm veel plezier.

• Martin was een van de eersten die vrouwen in de strip tekende als prominente hoofdrolspelers, beweerde hij zelf. Met De Laatste Spartaan uit 1965 ondervond hij daarbij last. Daarin liet hij een Griekse prinses verliefd worden op Alex. De reacties waren onvoorstelbaar: een professor schreef hem dat zijn zestienjarige zoon gechoqueerd was en nooit meer Kuifje zou lezen.
• Het snelle succes van Alex dankte Martin vooral aan docenten. Telkens zij de albums in de klas gebruikten, maakte dat een grote indruk op de leerlingen. Vanaf het ogenblik dat zijn boeken dus door professoren en opvoeders aangewend werden, kon hij niet meer terug in zijn documentatiedrang. En dat wilde hij ook niet. Hij voelde zich verplicht zo realistisch mogelijk reconstructies te maken. Ondanks deze drang sluipten er wel degelijk fouten binnen in voornamelijk de Reizen van-albums. Nadat de eerste ervan werden vertaald, merkte een Vlaamse professor geschiedenis deze fouten op. Het ging om slordigheden zoals jaartalverwisselingen (54 voor Christus in plaats van 45 bijvoorbeeld) en andere onjuistheden. De achterstand die we hebben op de Franse uitgaven komt nu doordat alle teksten secuur worden nagelezen en verbeterd. De Nederlandse uitgaven zijn superieur in vergelijking met de oorspronkelijke edities.
• Een anekdote over een Chinese prins die door vergif om het leven kwam, wilde Martin absoluut gebruiken om in Alex te verwerken. Maar het zoeken naar documentatie bleek moeilijker dan verwacht. In die tijd was China een gesloten land. Hij zette de idee opzij en maakte eerst een aantal andere albums. Een tijdje later ontmoette hij echter een schilder uit Brussel die getrouwd was met een Chinese. Zij mocht China niet verlaten en hij kreeg geen toestemming om er te wonen. China bezoeken met een visum mocht wel. Zo kon hij zes maanden per jaar in het land verblijven. Nadat Martin hem over de idee vertelde, beloofde de schilder hem de nodige dopcumentatie te bezorgen. Lange tijd hoorde hij niets van de man en liet zelfs het plan varen om De Keizer van China te maken. Op een dag belde de schilder aan. Hij had een enorme koffer boordevol documentatie bij: boeken, gravures, tekeningen,... Hij had bovendien het geduld om alles te vertalen en uit te leggen. van hem leerde Martin dat de daken van de pagodes in de tijd waarin het verhaal zich zou afspelen niet gekruld waren maar recht.

Le Sortilège de Khorsabad, dat in zekere zin een kladversie was voor Alex 25: Het Was in Khorsabad is een roman die Martin samen met Alain Hammerstein en Alain De Kuyssche schreef. Jean-François Charles leverde hiervoor de coverillustratie wat hij eveneens deed voor de twee andere romans Alix l'Intrépide en L'Ombre de César, verschenen bij Casterman. Prompt vroeg men aan hem of hij ook in het team wilde stappen die de strips van Alex tekenen. Charles koos liever voor eigen strips. Elk album kost hem ongeveer een jaar, dus een Alex-album ertussen nemen, zat er niet in.
• Martin zag zijn eerste albums van Alex het liefst in het Nederlands. De oplage was lager waardoor het minder lopende bandwerk was om ze te drukken. De kleuren van deze edities vond hij mooier dan de Franse edities.

Faits divers (De Verloren Legioenen):
De Verloren Legioenen opent met een panorama van de Urbs, getekend naar de maquette van Paul Bigot uit 1911. Nochtans stelde de maquette van Bigot het oude Rome voor uit de vierde eeuw na Christus terwijl het Colosseum pas een eeuw na Alex werd ingehuldigd door Titus. Vanaf pagina 8 strijdt Alex dus in een Colosseum dat er niet mocht staan.
• Tijdens de acht jaar durende Gallische Oorlogen zag Julius Caesar regelmatig zijn garnizoen versterkt door nieuwe troepen. In januari/februari 53 voor Christus staken twee nieuwe legioenen, het vierde en het vijftiende geleid door M. Junius Silanus, C. Antistius Reginus en T. Sextius, de Alpen over om de vijftien cohortes van Sabinus en Cotta, die door de oud-Belgische stam de Eburonen waren afgeslacht, te vervangen. Het jaar nadien stak Caesar zelf met versterkingen de besneeuwde Cevennen over om zijn geïsoleerde luitenanten in een ogenschijnlijk vreedzaam Gallië te hulp te komen. Deze vrede werd teniet gedaan door het opstandige stamhoofd Vercingetorix. In de strip moet generaal Horatius (die we later nog zullen terugzien in de reeks) de twee legioenen, het zesde en het zevende, ter versterking brengen naar Caesar. Maar hij viel zelf ten prooi aan de elementen. Intussen maakte Garofula, een agent van Caesars rivaal Pompeius, zich klaar om het zwaard van Brennus naar de Germaanse barbarenleider Kiplerik te brengen. De barbaarse koning Kilperik uit de strip is een synthese van Vercingetorix en Ariovistus. De plundering van Rome in 390 door de Galliërs onder leiding van Brennus en diens zegekreet Vae Victis! (Wee de overwonnenen!) bracht Martin in herinnering op pagina 15. Het wapen zou Galliërs en Germanen tegen Rome moeten verenigen, maar Pompeius zag hierin een kans om Caesar schade toe te brengen.
• Chronologisch klopte De Verloren Legioenen niet met de vorige episodes. Aan het begin van het album werd Caesar in zijn kamp Avaricum getoond die voor de bezetting van Alesia uit april 52 voor Christus plaatsvond. Dus ook vóór De Gouden Sfinx.
• Voor de expo Clovis in Sorbonne in 1984 maakte beeldhouwer Jean-Paul Réti een levensgroot standbeeld van Alex in hars. Het beeld was 1 meter 70 groot en woog honderd kilogram. Voor een Romein uit deze tijd overdreven groot en zwaar. De bank CIC kocht het beeld en gebruikte het in twee of drie promotionele animaties. Sindsdien werd er niets meer vernomen over het beeld tot een aangekondigde veiling een CIC-werknemer zich het standbeeld deed herinneren. Twintig jaar lang stond het op een zolder. Het beeld werd ter veiling aangeboden voor 2.500 euro. Originele platen uit de periode 1955-1965 werden er ook te koop gesteld. Ze gingen aan prijzen rond de 6.500 euro per plaat. Maar alle platen na De Verloren Legioenen moesten het met een tien keer lagere prijs stellen.
• Om nieuwe tekenaars te zoeken voor Alex schreef Casterman in 2006 een vacature uit. Als proeven moesten kandidaten portretten tekenen van Alex, Enak en andere personages zoals schurk Arbaces, een ruiterscène en een gevechtsscène met gladiatoren. Alles moest in de grafische stijl van — wat een toeval! — De Verloren Legioenen. Een goede kennis van de anatomie, perspectief en architectuur waren uiteraard ook een must.
• Alex' eeuwige tegenstander heet natuurlijk Arbaces, Martins eigen Olrik-figuur. Het was de bedoeling dat hij in Het Vervloekte Eiland voorgoed het loodje legde omdat hij te ongenuanceerd slecht was: doortrapt, sluw, intelligent,... zo uitgesproken was hij als slechterik. De lezer besliste er anders over. Er kwamen zoveel brieven dat Martin hem — met een trucje — opnieuw opvoerde in De Tiara van Oribal. Martin had daarna opnieuw genoeg van hem en liet hem een tweede keer "definitief" sterven.
• Met De Verloren Legioenen keerde Alex voor 't eerst sinds zijn eerste avontuur terug naar Rome. In die tijd woonden er zeshonderdduizend mensen in de wereldstad. De stad die Martin op de eerste pagina laat zien, is nagetekend van foto's van een maquette die zich in het Koninklijk Museum voor de Kunst en Geschiedenis in Brussel bevond. Het is een replica van een maquette die onder de Italiaanse fascistische dictator Mussolini werd gemaakt en in het Museo della Civilta Romana in Rome staat. Meer nog dan de gebouwen, interesseerde Martin zich vooral voor de structuur van de stad, hoe de straten ingedeeld waren en zo.
De Verloren Legioenen is een typeverhaal, geënt op wederkerende vertelstructuren die Martin al eerder toepaste in De Tiara van Oribal waarin iemand een object van punt A naar punt B moet gebracht worden, maar waar op weg daar naartoe tegenover verschillende obstakels komt te staan. Martin gaf mee dat in Kuifjes De Scepter van Ottokar en Het Gebroken Oor hetzelfde basisverhaal voorkomt. In het geval van De Verloren Legioenen is het object het zwaard van Brennus waaraan een politieke belang wordt gegeven. Het kon over het lot van Gallië beslissen en een voordeel afdwingen in de vete tussen Julius Caesar of zijn rivaal Pompeius.
• Maar voor Martin was het vooral een verhaal over loyaliteit, een onderwerp dat hem dierbaar is. Loyaliteit voor iemands ras, iemands thuis of voor vrienden. In de eerste plaats ging het om Alex' trouw aan zijn geboorteland Gallië en tegelijk aan zijn Romeinse beschermer Julius Caesar.

• De interventies van de wolven, die een paar keer het leven redden van Alex, haalde Martin uit een boek dat hij dertig jaar tevoren las. In dat verhaal draaide het om een waargebeurd soort liefde in de negentiende eeuw tussen een Amerikaanse boer en een coyote. De prairiehond brak regelmatig het domein van de boer binnen om er één of twee schapen te doden. Hoe vaak de boer ook zijn omheining verstelde, de coyote wist telkens binnen te geraken. Op een dag viel de coyote in een put. Toen de boer de situatie ontdekte, stond hij verbluft van de intelligentie en de moed van het dier. De coyote had namelijk spiraalgewijs een tunnel naar boven gegraven en stond bijna op het punt de bovenkant te bereiken en te onstnappen. De boer hielp het dier vervolgens uit de put. Daarna kwam de coyote regelmatig langs om de boer te groeten. Het kwam zijn familie tonen en hem prooien offreren om zijn erkentelijkheid te tonen. Wanneer de boer stierf, kwam de coyote een deel van zijn beharing achterlaten voor de boerderij en verdween voorgoed. Dit verhaal ontroerde Martin ten zeerste. De idee voor de spiraaltunnel komt ook voor in De Verloren Legioenen. Dezelfde wolven kwamen trouwens ook terug in het album Vercingetorix.
• Centurion Galva en generaal Horatius kwamen al voor in De Zwarte Klauw. Wanneer de gebeurtenissen dat verantwoordden, maakte Martin nog enkele keren gebruik van de personages.
• De cover van het album beschouwt Martin als een uitzondering in de hele reeks. Het is tot op de dag van vandaag de enige symbolische die hij tekende. Het symbolische moeten we zien in de niet omkaderde cirkel waarin het bewuste legioen in een opkomende mist tegen een storm strijdt.
• In 2007 gaf de Belgische post in de reeks Jeugdfilatelie een postzegel uit van Alex, dat eigenlijk enkel was voorbehouden voor striphelden van Belgische stripauteurs. Voor de afbeelding koos men voor Alex en Enak exact zoals ze voorkwamen op de cover van De Verloren Legioenen.
• Kort nadat het album werd gepubliceerd, contacteerde een televisieproducer uit Parijs de tekenaar. Hij wilde het verhaal omzetten naar een televisiefeuilleton van zes afleveringen. Het voorstel was ernstig en zijn staat van dienst (onder meer de indertijd in Frankrijk populaire reeks Saintes Chéries) was dat ook. Maar na verloop van tijd voelde Martin aan dat het project hem ontsnapte. Te veel mensen kwamen zich bemoeien met het script, brachten veranderingen aan, wijzigden namen van personages en voegden andere personages toe, enzovoort. De producer was er ondertussen in geslaagd om de decors van Anthony Manns film The Fall of the Roman Empire uit 1964 te recupereren. Ze vergaarden stof in een magazijn in Spanje. Het project werd bovendien te duur geacht voor enkel de Franse televisie ORTF. Men heeft nog geprobeerd een co-productie op te zetten met buitenlandse tv-zenders. Italië, België en Duitsland waren geïnteresseerd, maar de vergaarde financiën waren nog steeds niet voldoende. De ORTF klopte vervolgens aan bij de Amerikanen. Zij wilden enkel toehappen onder de voorwaarde dat ze de hele productie mochten overkopen en dat Alex zijn naam veranderde in Marcus. Casterman ging hiermee niet akkoord en trok alle rechten terug in. Daarna heeft Martin nooit meer het voorstel gekregen voor een televisiereeks...
• ... Voor een film daarentegen wel. Begin deze eeuw bracht Martin een bezoekje aan Eurodisney wat een weinig verhulde aankondiging was voor de ondertekening van een contract. Het Amerikaanse mediabedrijf Walt Disney Studio verbond zich ertoe om van Alex een internationale big budget film te maken. Aan de film hing een prijskaartje van 20 miljoen euro. Er werd gezocht naar een bekwame scenarist om één of meerdere albums gecombineerd te vertalen naar een filmscenario. Uiteindelijk faalde ook dit project in de onderhandelingsfase. Eerder liet een Franse filmproducer zijn oog vallen op de klassieke stripreeks. Hij wilde graag Het Spook van Carthago verfilmen op locatie in onder andere Malta en Tunesië.