|
D
A T A S H E E T |
Tekenaar:
Jacques Martin
Scenarist:
Jacques Martin
Uitgever:
Casterman
Eerste druk: 1969
Oorspronkelijke titel:
Alix 1: Les Légions Perdues
Uitvoering:
SC, kleur |
Quoi?
Alex wordt geconfronteerd met het zwaard van het Gallische
stamhoofd Brennus, die in de vierde
eeuw voor Christus bijna Rome onder de voet liep.
Van hem kennen we de kreet Vae Victis! (Wee
de Overwonnenen!). Aan het zwaard wordt een politiek
gewicht gegeven. Julius Caesars rivaal
Pompeius rekent erop dat hij met dit zwaard de Germanen
onder zijn vlag kan verenigen om het leger van Caesar
te verslaan. Samen met de bevrijde slaaf Agerix probeert
Alex hier een stokje voor te steken.
Et alors?
De Verloren Legioenen combineert voor de
talrijke liefhebbers van historische strips het beste
van twee werelden. Enerzijds is er Alex' terugkeer
naar Rome, waar hij onder meer zijn mannetje staat
tegen de gladiatoren in het beroemde Colosseum (hoewel
dit pas vier eeuwen later zou gebouwd worden). Anderzijds
is er zijn doortocht in de Gallische bossen en velden,
vooralsnog een broeihaard van verzet tegen de Romeinen.
Dat Alex Graccus is geboren in Gallië, maar werd
opgevoed in Rome, maakt het er alleen maar interessanter
op, evenals de intriges waar het in dit album weer
bol van staat. Dit album dateert duidelijk uit de
gouden periode van Jacques Martin.
Zijn stripreeks blonk uit door zijn melange van historisch
avontuur, spanning en een stevig verhaal. Murena
van Philippe Delaby en Jean
Dufaux en recent nog De Adelaars van
Rome door Enrico Marini zijn
beslist schatplictig op wat Martin hen voordeed. Dat
de stripreeks ook nog eens ettelijke archeologen in
spé heeft warmgemaakt voor het vak, geeft de
bedenking dat Alex misschien wel voor belangrijke
archeologische vondsten heeft gezorgd. Enkele bewijzen
in de faits divers hieronder tonen dit zelfs aan.
Aantal genomineerde albums
van Martin: 13/440 |
Faits
divers (Jacques Martin):
•
Jacques Martin werd geboren op 25 september in 1921
in Straatsburg, in de Elzas-streek.
•
In 1929 werd zijn vader benoemd tot chef-piloot van
een grote luchtvaartmaatschappij met zetel in Parijs.
Het gezin verhuisde naar de Parijse voorsteden. In
het Louvre ontdekte Martin er de fabelachtige historische
(kunst)collecties.
•
Door de lange afwezigheden van zijn vader, een luchtvaartpionier
die meer tijd in de lucht doorbracht dan op de grond,
ontwikkelde Martin een voorliefde voor films die hij
alleen kon gaan bekijken. Vooral historische films
bevielen hem. Het lange ongeduldige wachten op vaderlijke
affectie vulde hij ook op met het lezen van strips.
Buster Brown van Richard F. Outcalt
behoorde tot zijn vroegste stripherinneringen. Op
de achterzijde van de platen in deze albums kliederde
hij zijn eerste tekeningen met zijn vaders vliegtuigen
en ridders wier geesten zogezegd in de talrijke middeleeuwse
ruïnes in de streek rondwaarden.
In
Cœurs Vaillants leerde hij andere strips
kennen waaronder de avonturen van Kuifje.
•
Martin heeft steeds veel getekend in zijn jeugd maar
genoot geen speciale tekenopleding. Hij koesterde
ook geen plannen om het later tot striptekenaar of
schilder te schoppen. Maar op zijn twaalfde overkwam
hem iets. Hij passeerde op een dag een schooltje waar
wat vriendjes van hem zaten. Het was een donderdagnamiddag,
in die dagen van school van maandag tot zaterdag een
vrije dag. Uit een van de ramen hoorde hij plots "Duizend
bommen en granaten!" en meer van die kreten.
Hij dacht dat er een film werd vertoond en hij ging
de school binnen om met zijn vriendjes naar de film
te kijken. Het bleek dus effectief Kuifje
te zijn. Toen hij dat veel later aan Hergé
vertelde, wist deze hem uit te leggen dat het geen
tekenfilm was, maar een reeks foto-opnamen van de
Kuifje-albums die als een diavoorstelling
met bijhorende geluidsband werden geprojecteerd. Het
verhaal dat hij zag, was Het Gebroken Oor.
Martin kwam net binnen op het moment dat Kuifje werd
aangevallen met een dolk en nog maar net op tijd kon
wegspringen. Martin vond het prachtig en nam zich
na afloop voor om ook dat soort tekeningen te gaan
maken. Kuifje was het helemaal. Dat wilde
hij ook doen. Maar de tweede Wereldoorlog stak stokken
in de wielen.
• In 1932 kwam zijn vader om tijdens vliegtuigoefeningen.
Martin vloog vervolgens op internaat in Orléans
waar zijn moeder hem had ingeschreven om zijn opvoeding
en opleding te waarborgen. Maar daar had hij het moeilijk
om zich te schikken naar de strenge discipline. Hij
verliet het internaat vrij snel en vertrok naar het
minder strenge college van Nogent-sur-Marne waar de
leraars zijn talent voor tekenen opmerkten en hem
onderbrachten in de afdeling Kunsten en Ambachten.
Hij begon daarna aan een ingenieursopleiding in een
technische school in Erquelines in België. Op
10 mei 1940 werd de opleiding abrupt onderbroken toen
de Tweede Wereldoorlog uitbrak.
• In 1943 zocht de tegendraadse Martin zijn
toevlucht in Algerije, ondanks de bevelen van het
Derde Reich. Maar hij werd verraden en opgepakt door
de collaborerende Franse overheid. Hij werd naar een
werkkamp in Duitsland gestuurd. Hij getuigde er over
zijn benarde leefomstandigheden als dwangarbeider
door stiekem tekeningen te maken. In 2008 komt een
Franse bundeling uit van deze tekeningen met begeleidend
eteksten van Patrick Weber.
•
Na de oorlog hervatte hij het plan om serieus te gaan
tekenen. Zijn vader was overleden en zijn moeder zag
dat helemaal niet zitten. Zij stond erop dat de snaak
een vak ging leren. Hij volgde een ingenieursopleiding
en werkte daarna een paar jaar in een vliegtuigfabriek
waar later nog de Concorde werd gebouwd.
Met het tekenen verdiende hij goed zijn brood, maar
hij miste het vertellen van verhalen.
Op school schreef hij ook al verhalen, onder meer
voor een toneelstuk dat hij zelf regisseerde. Het
ging over François Villon.
• Omdat
hij weinig zin had de rest van zijn dagen te slijten
achter een bureau, liet hij zijn job in de steek en
waagde
op de vooravond van de Bevrijding zijn eerste kans
met tekenfilms. Na
verloop van tijd trok Martin naar België waar
meer te verdienen viel met decors.
• In januari 1946 beantwoordde hij bovendien
de oproep van de Belgische uitgeverij Desclée
de Brouwer die zijn tekeningen wou publiceren.
Hij vestigde zich daarom in Brussel. Andere uitgevers
merkten zijn tekeningen nadien ook op. Zijn loopbaan
als striptekenaar ving aan met Mijnheer Bartje
in het weekblad Bravo en daarna strips voor
de dagbladen La Wallonie en L'Indépendance.
Hij kwam op een reclamebureau terecht
waar hij bevriend raakte met Henri Leblicq
die er ook als tekenaar werkte. Deze man raadde Martin
aan om strips te maken. Dat viel bij hem in goede
oren want als kind al was hij geboeid door strips,
voornamelijk het werk van Hergé.
Zijn
eerste strip De Grijze Uil raakte al meteen
gepubliceerd in twee kranten in Charleroi en Luik.
Al snel had hij te veel werk en riep de hulp in van
Leblicq die voor hem de decors zou tekenen. Vandaar
dat in die periode de strips werden ondertekend met
het pseudoniem Marleb, een samentrekking
van Mar-tin en Leb-licq. Onder ditzelfde
pseudoniem tekende hij voor Bravo zijn eerste
vervolgverhalen Lamar, de Onzichtbare Man
naar het voorbeeld van Flash Gordon en Eksteroog
naar Kuifje. Martin
bleef de successen aan elkaar rijgen. Het ene na het
andere verhaal volgde en raakte gepubliceerd in Bravo,
Story en Wrill. Zijn
grote droom was overigens om te publiceren in Kuifje
dat nog maar pas met veel toeters en bellen was aangekondigd.
• Dat er van Kuifje een weekblad zou
komen, leerde Martin door de contacten die hij legde
voor een eigen blad dat hij wilde beginnen. Vanaf
1946 dacht Martin er namelijk sterk aan om zelf een
stripblad uit te brengen. Hij had een goed contact
met een drukker die zijn productie wilde diversifiëren.
Het project heette Jaky waarvoor Martin een
maquette realiseerde. Hij was ook bezig de nodige
fondsen te verwerven en enkele medewerkers aan te
trekken. Een van hen was een zeer goeie illustrator
van een technisch reclamebureau, maar toen Martin
hem meer uitleg verschafte over zijn bedoelingen repliceerde
de illustrator dat het weekblad Kuifje er
stond aan te komen. Hij had zelfs al een aanbod van
Hergé gekregen om voor het blad te werken,
maar strips interesseerden hem te weinig om in dit
avontuur te springen. Hoe dan ook kwam Martin zo te
weten dat er grote middelen zouden worden ingezet
om Kuifje te lanceren waarvoor de beste auteurs
zouden worden aangezocht. Martin vond het bijgevolg
nutteloos om een eigen blad op de markt te brengen.
Het project Jaky belandde in de lade.
• Nog voor het eerste nummer van Kuifje
in de kiosken en winkels lag, bood hij zich aan op
de kantoren van de uitgeverij. Omdat
hij een dermate grote bewondering voor Hergé
voelde, durfde hij dat niet eerder doen.
Hij werd er ontvangen
door directeur Raymond Leblanc, de
in 2008 overleden oprichter van Lombard
en Kuifje. Hij bekeek de platen zorgvuldig,
maar verwittigde Martin dat hij niets publiceerde
zonder de toestemming van Hergé. Enkele dagen
later ontving Martin een brief waarin hem beloofd
werd dat hij een kans kreeg van zodra het blad van
twaalf naar zestien pagina's zou overschakelen. Daarna
hoorde hij niets meer. Later vernam hij dat Hergé
weigerde hem aan te nemen. Hij
vond Martins tekeningen niet geweldig en wist erover
te vertellen dat het genre niet in het blad paste.
• Gelukkig kon de tekenaar goed leven van zijn
strips voor Bravo. In oktober 1947 trouwde
hij en verhuisde naar het Waalse Verviers in een gezellige
villa die toebehoorde aan de ouders van zijn echtgenote.
Daar bleef hij verlangen naar een publicatie in Kuifje.
• Daarop besloot Martin iets compleet nieuws
te ontwerpen voor Kuifje. Hij paste zijn
liefde voor de Oudheid toe in een strip. In de vele
boeken die hij over de Romeinen las, kwam hij op een
bepaald moment het verhaal tegen van een legioen Gallische
hulptroepen die in 53 voor Christus in het leger van
Crassus (van het driemanschap Crassus-Pompeius-Caesar)
meevochten tegen de Parthen in Klein-Azië. Na
de nederlaag van de Romeinen raakten deze Gallische
troepen in de chaos verloren, een gegeven dat Martin
later nog zou uitwerken in Iorix de Grote.
Hiervan uitgaande creëerde Martin een Gallische
jongeman die juist in die tijd in Klein-Azië
slaaf van de Parthen was. Alex was geboren. Het jaar
was 1948. In de hoop
dat hij deze keer wel zou aangenomen worden, maakte
hij een plaat van Alex die in het oude Rome
leefde. Leblanc was deze keer in de wolken over de
progressie van de tekenaar, maar Hergé bleef
weigerachtig. Beducht voor een nieuwe teleurstelling
troostte Martin zichzelf met een maand vakantie in
de Vogezen in juli 1948. Bij zijn terugkomst wachtte
hem een brief van Lombard met de boodschap dat ze
de avonturen van Alex vanaf september wilden
publiceren en dat hij zich zo snel mogelijk op de
redactie moest aandienen. Leblanc had hard gevochten
om Alex er bij Hergé door te krijgen,
maar hij won dus. De ontvangst op de redactie was
minder prettig. Martin had geen vervolg klaar en de
enige plaat die hij had, lag al bij de drukker. Voor
de rest was er zelfs geen scenario. Hij had geen idee
wat er zich vanaf pagina twee zou gebeuren met het
personage. Het korte antwoord van Leblanc was een
sommatie dat hij het zelf moest uitzoeken en binnen
drie weken een half dozijn platen moest hebben, ook
al zou hij daarvoor dag en nacht moeten werken.
•
Eenmaal van publicatie verzekerd, spaarde Hergé
nog niet zijn kritiek. Martin diende op zijn perspectieven
te letten. Die opmerking nam hij zeer ter harte waardoor
hij naar eigen zeggen een perspectiefmaniak is geworden.
• Vanaf 16 september 1948 liep Alex de Onversaagde
in Kuifje. De Gouden Sfinx en Het
Vervloekte Eiland verschenen meteen na dit eerste
verhaal. Daarnaast illustreerde hij nog de rubrieken
Majoor Wings Vertelt en Autokroniek
waarin hij zijn kennis over mechaniek kon uiten.
• Toen zijn eerste platen in Kuifje
verschenen, bleef Hergé maar vitten op details
en hem wijzen op punten die volgens hem beter konden.
Op een dag belde hij hem op met de vraag of Martin
zich wilde bezighouden met de rubriek Voir et
Savoir, de reeks kleureprenten die door Lombard
net werd gelanceerd. Hij aanvaarddde de opdracht en
nam in 1950 Roger Leloup aan om hem
te assisteren. Leloup was toen zestien jaar en was
hem aanbevolen door zijn vader, tevens de buurman
van Martin.
•
Leloup, de latere tekenaar van Yoko Tsuno,
zei de school St. Luc vaarwel om bij Jacques Martin
als assistent in de leer te gaan. Hij zou de inkleuring
van Alex verzorgen. Later tekende hij decors
voor Alex en Lefranc. Leloup werd
er goed voor betaald en de relatie was een klassiek
werkgever/werknemer-situatie. Er werd niet getutoyeerd
en ze spraken elkaar aan met "Meneer Leloup"
en "Meneer Martin". Leloup zou ook nog De
Valstrik, een Blake en Mortimer-verhaal
van Edgar-Pierre Jacobs inkleuren
toen niemand anders dat wilde wegens veel te moeilijk.
Hij hielp hem ook aan documentatie voor De 3 Formules
van Professor Sato. Jacobs, voor wie Martin na
verloop van tijd meer
bewondering voelde dan voor Hergé, beweerde
trouwens altijd dat Martin hem kopieerde (ook al ijverde
Leblanc daar zelf naar bij de meeste van zijn tekenaars
toen Blake en Mortimer een zeer succesvolle
reeks bleek te zijn). Vooral
in Het Vervloekte Eiland kwam dat het meest
sprekend tot uiting. Er waren nogal wat mensen die
hem dat kwalijk namen — niet in het minst Jacobs
zelf, maar hij zag het eerder als een eerbetoon.
Dat Jacobs voor De U-Straal zelf leentjebuur
speelde bij Flash Gordon werd dan minzaam
verzwegen. In
eerdere tijden tekende hij ook al met referenties
naar Jacobs en in zijn overige sf-werk naar Alex
Raymond (Flash Gordon).
• De idee voor het eerste avontuur van Lefranc
deed Martin op in de Vogezen waar hij een nagenoeg
intact gebleven Duitse V1-raketbasis bezocht in de
tunnel van Bussang op enkele kilometers afstand van
de Ballon d'Alsace. De
tunnel diende als lanceerbasis voor de V1- en V2-raketten
waarmee de Duitsers Parijs wilden verwoesten. In de
tunnel bevonden zich zelfs nog enkele raketten.
Martin begon te fantaseren over wat een misdadig genie
met zo'n basis zou kunnen beginnen en zo ontstond
Het Sein Staat op Rood,
de eerste primeur van reporter Guy Lefranc.
Maar de redactie van Kuifje had liever dat
hij zich met Alex bezighield. Martin had
zoveel zin om de strip te maken dat hij zijn verhaal
kon doordrukken. Toen Lefranc ook nog eens
bijzonder goed in de smaak viel van de lezers vroeg
de redactie daaropvolgend te stoppen met Alex
en enkel met Lefranc door te gaan. Maar dat
ging voor Martin te ver en opnieuw wist hij de redactie
om te praten. Alex tekende hij namelijk toch
wel liever. Het spannende naoorlogse avonturenverhaal
in de beste traditie van een Blake en Mortimer
miste zijn start niet. En de gentlemanschurk Axel
Borg was al meteen van de partij.
•
Op 1 februari 1954 nam hij dienst in de Studio Hergé
om er Bob De Moor te vervoegen. Hergé
had het hem een jaar eerder al gevraagd, maar Martin
vroeg bedenktijd. Hij wilde niet zomaar zijn vrijheid
opgeven hoewel hij erg graag met zijn grote voorbeeld
wilde samenwerken. Uiteindelijk hapte hij toe en mocht
De Najavallei van Jo Suus en Jokko
voortzetten. Een proces van lange adem zodat Hergé
zich alsnog verplicht voelde om bij de laatste pagina's
te helpen. Daarna werd Martin op De Zaak Zonnebloem
gezet en Cokes in Voorraad, vooral aan de
scenario's. Ook in Kuifje in Tibet en Vlucht
714 had hij een groot aandeel. Maar omdat er
steeds een zeer nauwe samenwerking bestond tussen
Hergé en zijn medewerkers weet Martin niet
meer wat zijn bijdrage aan deze verhalen exact was.
Tot 1971 zou hij er werken samen met zijn toenmalige
assistenten Michel Demarets en Roger
Leloup.
• Tussen de verschijning van de Kuifje-avonturen
Het Gebroken Oor en Het Zwarte Eiland,
nam Martin zich voor om striptekenaar te worden. Zoveel
jaren later mocht hij de meester helpen in zijn studio.
Maar het was niet om er Kuifje te tekenen.
Na afwerking van Het Sein Staat op Rood kreeg
hij de opdracht om de laatste pagina's van Jo,
Suus en Jokko te hertekenen voor het album De
Najavallei en er een einde voor te bedenken.
De publicatie van die strip was voor het Franse weekblad
Cœurs Vaillants dat bij de oorlogsverklaring
in 1939 was stopgezet.
• Terwijl de remake van De Najavallei aan
de gang was, zette Hergé zich aan De Zaak
Zonnebloem. Martin assisteerde hem zowel bij
het scenario als de tekeningen. Deze samenwerking
zou voortduren met Cokes in Voorraad (1956),
Kuifje in Tibet (1958) en eindigen met De
Juwelen van Bianca Castafiore (1961).
• Tijdens zijn verblijf in de Studio Hergé
had hij nauwelijks tijd om zich aan zijn eigen reeksen
te wijden. In deze periode publiceerde hij slechts
zeven albums van Alex, van De Tiara van
Oribal tot Iorix de Grote en twee van
Lefranc, De Vlammenzee en De
Giftige Sneeuw. Tussen
De Zwarte Klauw en De Verloren Legioenen
zaten vijf jaar waarin Martin trouw voor Hergé
werkte. In 1962 vond hij toch nog tijd om aan een
nieuw verhaal te beginnen. Het was het eerste van
wat nu zijn klassieke periode wordt genoemd.
Nadat hij de studio verliet, slaagde
Martin erin om zijn productie te verdubbelen door
Alex in de helft van de tijd te tekenen als
voorheen. Hij maakte ook nieuwe avonturen van Lefranc
die voortaan werden getekend door Bob De Moor (waarvoor
hij aanvankelijk decors tekende en het volledige verhaal
Het Hol van de Wolf) en nadien door Gilles
Chaillet, Christophe Simon,
Francis Carin en André
Taymans.
• In de jaren zestig koos Martin voor uitgeverij
Casterman om zijn albums te laten uitgeven. Bij Lombard
moest hij lang aandringen om eindelijk in 1956 een
album van Alex te zien verschijnen, toen
nog in de befaamde Lombard Collectie. Op
het moment dat hij al vijf albums van Alex
en twee van Lefranc in zijn eigen kast kon
zetten, kondigde Leblanc aan dat er minder albums
zouden gepubliceerd worden, maar dat hij niemand zou
tegenhouden mochten zijn auteurs elders hun albums
lieten uitgeven. Martin wachtte niet lang. Via Hergé
kwam hij bij Casterman terecht die de reeks onmiddellijk
overnam. De onderhandelingen verliepen vlot, maar
de meerdere technische problemen veroorzaakten vier
jaar lang uitstel tot in 1965 er weer nieuwe albums
verschenen.
•
Het verleden heeft hem steeds erg geboeid, met name
de middeleeuwen. In 1976 verklaarde hij in een interview
voor Stripschrift dat hij door twee landstreken
sterk is beïnvloed. Ten eerste is dat Elzas-Lotharingen
waar hij zijn jeugd heeft doorgebracht en ten tweede
Vlaanderen met zijn steden vol Gothische kunst waar
zijn ouders hem vaak naartoe namen. Lange tijd had
hij het plan om een strip te maken die zich in zo’n
gothische omgeving afspeelde. Het zou voor hem minder
moeilijk geweest zijn dan Alex. Er is veel
meer documentatie over te vinden, de decors zijn traceerbaarder
en ook qua verhaal zijn er meer mogelijkheden.
•
In 1948 polste Martin al bij Paul Cuvelier
om het verhaal te vertellen van Xan, de Italiaanse
vriend van Gilles de Rais. Cuvelier
was niet geïnteresseerd. In 1976 pas stelde Cuvelier
Jean Pleyers voor om het stripproject
te realiseren. De eerste twee delen verschenen in
Kuifje met twee albums waarna Casterman de
albumreeks hervatte onder de titelreeks Tristan.
• Een scenario van Corentin dat Martin
in 1978 voor Cuvelier schreef, liet
hij niet ongebruikt liggen na de dood van Cuvelier.
Het werd herwerkt voor het album De Prooien van
de Vulkaan.
•
Nadat Pleyers de donkere middeleeuwen in Tristan
beu raakte, vroeg hij aan Martin iets anders voor
hem te schrijven. Zelf dacht hij aan een verhaal over
Alexander de Grote, maar dat vond
Martin als onderwerp te beperkt. Daar zijn hooguit
één of twee albums over te maken (wat
in 2008 effectief gebeurt met het eerste deel van
de nieuwe reeks Historische Personages in Beeld,
getekend door Jean Torton). Hij stelde
Pleyers voor om iets rond Egypte te doen, waar hij
al vaak naartoe heeft gereisd. En zo zag Keos
het zonlicht. Alle documentatie voor de reeks kwam
van Martin. Pleyers wist er amper iets vanaf.
• Arno, een andere reeks van Martin,
besloeg de hele Nepoleontische periode van de Italiaanse
campagne tot zijn verbanning naar Sint-Helena. het
verhaal werd verteld aan de hand van de jonge Italiaanse
musicus Arno die Bonaparte redt van een aanslag op
zijn leven.
• Aan het einde van zijn samenwerking bij Hergé
was Martin verhuisd naar Waals-Brabant waar hij zijn
eigen studio had opgericht. In 1984 werd hij door
het Belgische klimaat, dat zijn artritis geen goed
deed, gedwongen zich te vestigen in Zwitserland. Zijn
Belgische moeder was van Zwitserse komaf. Zijn
landhuis in België behield hij.
• Op 11 juni 1985 konden de lezers van het Kuifje-weekblad
voor het laatst genieten van Alex in hun
geliefde tijdschrift. De laatste platen van Vercingetorix
werden gepubliceerd. Vanaf dan verscheen elk Alex-avontuur
meteen in album zonder voorpublicatie.
•
Na de dood van Edgar-Pierre Jacobs klopten de erfgenamen
het eerst aan bij Martin om het tweede deel van De
3 Formules van Professor Sato te voltooien. "Maar
ze gedroegen zich niet al te eerlijk", was voor
hem de reden om nee te zeggen. Daarna kwam Bob De
Moor op het voorplan die de opdracht wel aanvaardde.
Martin zegt daarover dat Bob De Moor slecht behandeld
werd door hem onder druk te zetten om sneller te werken.
De erfgenamen roken het geld, beweerde hij. Aan Martin
vertelde De Moor dat hij niet tevreden was over de
tekeningen en opnieuw wilde beginnen, maar daar had
de uitgeverij geen oren naar.
•
In
1987-1988 kreeg hij ruzie met Casterman.
Het proces sleepte een tiental jaar aan. In die tijd
kon en mocht hij om juridische redenen niet verder
werken aan zijn reeksen Alex, Lefranc en
Tristan. Omdat hij niet op non-actief wilde
staan, lanceerde hij nieuwe reeksen bij andere uitgeverijen,
met name Orion in 1990 en Keos voor
de Franse uitgeverij Bagheera. Hij
vond het niet kunnen dat een uitgeverij geen echte
vedetten meer wilde. Volgens
het verdeel- en heersprincipe verkozen ze twintig
auteurs die elk vijfduizend albums verkopen boven
één auteur die er honderdduizend verkocht.
"Het zijn geen uitgevers meer, maar papierverkopers",
was een gevleugelde uitspraak van Martin in deze context.
Hij startte ook met de eigen uitgeverij Orix,
een samentrekking van Alix (Alex)
en Orion. Bij het verschijnen
van Orion 1 gaf hij Les Voyages d'Orion
uit met achtergrondinformatie over onder andere het
oude Griekenland. Hij wilde aanvankelijk bij elk verschijnen
van een strip zo'n didactisch album uitgeven. Hij
koos voor Orion in plaats van Alex
omdat deze laatste te veel met zijn eigen serie was
vergroeid. Met Orion kon hij makkelijker
de oudheid verkennen. Later stapte hij daar uiteraard
van af. Twee of drie van deze Reizen van-verhalen
per jaar waren zijn doel, maar dat kon hij niet alleen.
Daarom riep hij de hulp in van medewerkers zoals zijn
toenmalige assistent Gilles Chaillet. In
de periode van de ruzie verschenen van Alex
slechts twee albums: O Alexandrië in
1996 en De Barbaren (bij Dargaud)
in 1997, allebei getekend door Rafael Moralès.
• In 1988 werd een oogziekte (de befaamde gele
vlek) vastgesteld. Naarmate zijn zicht verslechterde
en het zijn werk als tekenaar verhinderde, nam hij
andere tekenaars in dienst. Jonge tekentalenten zoals
Rafael Moralès, Erwin Drèze,
Vincent Henin, Cédric
Hervan, Yves Plateau, Jacques
Denoël, Marc Henniquiau,
Alexandre Heywang, Eric Lenaerts,
Gilbert Bouchard, Jean Torton
en anderen werden ingezet op zijn verschillende reeksen
en Reizen van-albums door de jaren heen.
De Reizen van Orion werden voortgezet als
De Reizen van Alex.
• Naast een neus voor realisme, documentatie
en geschiedenis springt een ander talent van Martin
in praktisch al zijn albums erbovenuit: zijn gevoel
voor kleur.
• Voor een signeersessie in Brugge verlangde
Martin een promotiecampagne die aan de signeersessie
voorafging. Hij had toen net het album Het Ultimatum
van Lefranc uit dat zich voor een deel in
Brugge afspeelde. De uitbater van de stripwinkel aldaar
wist de regionale televisiezender Focus
te overhalen iets met hem te doen. De reportage werd
geschoten in een paardenkoets terwijl deze in het
historische centrum van Brugge rondreed. Martin was
zeer in zijn nopjes.
• In 2005 nam Jacques Martin gas terug om meer
te profiteren van het leven, maar dat kwam ook door
een nieuw contract met Casterman. De uitgeverij wilde
de oplages van Alex (waarvan toen per nieuw
album honderdduizend exemplaren van raakten verkocht)
en Lefranc (zeventigduizend) opkrikken door
een commissie op te richten. Twee kinderen van Martin
en twee personen van Casterman maken deel uit van
deze commissie om zijn œuvre met het grootste
respect te handhaven en voort te zetten. Voor de verkoop
van de rechten eiste Martin naar verluidt een exorbitant
bedrag (twee miljoen euro was een bedrag dat in het
Franse tijdschrift BoDoï viel) en een
betaling per uitgebracht album die niet strookte met
de oplages. In plaats van de rechten te verkopen,
koos men voor een soort verhuur voor een periode van
tien jaar met kans op verlenging. In werkelijkheid
kreeg Martin een jaarlijks salaris, geïndexeerd
op de verwachte verkoop van de albums. Casterman behield
op zijn beurt het recht om commerciële acties
op te zetten, maar met een jaarlijkse vaste rente
te betalen aan Martin.
• Ook nog in 2005 telde men hoeveel albums er
van Jacques Martin sinds 1954 werden verkocht. Alex:
14.240.000 exemplaren (de Reizen van Alex-albums
met 530.000 exemplaren incluis); Lefranc:
9.280.000 exemplaren; Xan/Tristan: 1.120.000
exemplaren; Arno, Keos, Orion en Loïs:
360.000 exemplaren. In totaal exact 25 miljoen exemplaren
dus.
• De voortzetting van zowat alle Martin-reeksen
is bij deze nu al verzekerd. De nieuwe verhalen zijn
volgens de overeenkomst met Casterman gebaseerd op
synopsissen of plotopzetten die Martin heeft geschreven,
goed voor meer dan vijftig albums! Een vijfentwintigtal
vaste of losse medewerkers zijn verbonden aan de productie
van zijn verschillende reeksen.
• Vandaag is Martin voor zo'n tachtig procent
blind. Het werk van zijn medewerkers, dat hij streng
en secuur controleert, bekijkt hij aan de hand van
een reuzevergrootglas.
• Martin wil dat zijn creaties na zijn dood
worden voortegzet. Met dit doel voor ogen leidde hij
medewerkers en assistenten op om hen zijn stijl aan
te leren.
• Hij sterft op 21 januari 2010 op 88-jarige
leeftijd.
Faits
divers (Alex):
•
Alex zien we voor het eerst in Alex de Onversaagde
in de ruïnes van Khorsabad, de postume nakomeling
van een paleisstad die leegliep na de dood van haar
stichter, koning Sargon II
van Assyrië (geboren in 705 voor Christus), meer
dan zeven eeuwen voordien. Hij is een jonge Gallische
slaaf die ontsnapte aan het bloedbad bij Carrhae waar
de Syrische proconsul M. Licinius Crassus
het leven liet op 8 juni 53 voor Christus.
•
Alex is de zoon van Galliër Astorix (genoemd
lang voor de geboorte van Asterix!), het
stamhoofd van een niet nader genoemde stam. Aanvankelijk
wist Alex dat niet tot Honorus Galla Gracchus, de
gouverneur van Rhodos hem dat wist te vertellen. Hij
adopteerde de jonge slaaf en vertelde hem op zijn
sterfbed dat het door zijn toedoen kwam dat Astorix
en zijn gezin in het Oosten als slaaf werd verkocht.
Om deze misdaad goed te maken adopteerde hij Alex,
in wie hij de zoon van Astorix herkende. Na de dood
van Gracchus was Alex niet alleen een Romeins staatsburger,
maar ook nog eens een rijk man. Toch zat er een fout
in dit ontroerend gegeven. Alex ziet er niet ouder
uit dan een jaar of zestien en het tijdstip van zijn
gedwongen vetrrek uit Gallië kon niet vóór
59 voor Christus geweest zijn omdat Julius Caesar
toen pas begon met zijn Gallische veldtochten. Alex
moest dan minstens tien jaar geweest zijn, een leeftijd
waarop je je toch nog kan herinneren uit welk nest
je oorspronkelijk echt kwam.
• In de eerste plaat van Alex de Onversaagde
leunt Alex over een muurtje waarvan een paar stenen
vallen die generaal Marsalla verwonden. Situatie en
de naam Marsalla (naar Messala) zijn geïnspireerd
op het begin van Ben Hur, het boek van Lewis
Wallace dat nog later, na de strip, de beroemd
zou worden uit de filmversie van 1959 met Charlton
Heston. De wagenrennen halverwege de strip
tussen Brutus en Alex zijn opnieuw een verwijzing
naar de beroemd geworden scènes uit boek en
film.
• De nevenreeks De Reizen van Alex
was een gevolg van de portfolio De Dooltocht van
Alex, verschenen in 1987. De teksten werden geschreven
in samenwerking met Pierre Forni,
de initiatiefnemer van de tentoonstelling Avec
Alix. Tijdens deze tentoonstelling werd Martin
door Frans minister van cultuur Jack Lang
benoemd tot Chevalier des Arts et Lettres
in de Kapel van de Sorbonne. Bij de expo hoorde ook
een bijna driehonderd pagina's tellende biografie
Avec Alix van de hand van Thierry
Groensteen en Alain De Kuyssche
die in 2002 een geüpdatete herdruk kreeg bij
Casterman.
• In De Reizen van Alex komen albums
voor met de vikingen, de Azteken en de Maya's. Uiteraard
klopt dat niet volgens de respectievelijke tijdperken
die in detail werden behandeld. Alex was toen al lang
dood. Wat de Maya's betreft, speelde Martin al langer
met de idee om zijn held te laten afvaren naar Amerika
om er in contact te komen met de pre-Maya-cuiltuur
vanaf 300 voor Christus, maar een gebrek aan beschikbare
documentatie en duidelijkheid omtrent de periode van
Alex in de streek rond het meer van Peten in het huidige
Guatemala weerhielden hem daarvan. Om diezelfde reden
zag hij er trouwens ook vanaf om zijn held in contact
te brengen met de koningin van Sheba uit Jemen. Elk
archeologisch onderzoek stuitte hierbij steevast op
een dood spoor.
•
De Franse tekenaar Tibet heeft nooit
Alex kunnen lezen omdat het een reeks is
die zichzelf te serieus neemt. Als jonge tekenaar
vroeg hij ooit aan Martin: "Jacques, jouw Alex,
kan die eigenlijk lachen?" Alex is altijd gespannen
en ernstig, maar "misschien kon Martin geen tanden
tekenen, dat zou natuurlijk kunnen", voegde hij
eraan toe.
•
De naam Alex is eigenlijk een foute vertaling. In
de Franse taal heet hij correct Alix, een solide Gallische
naam. Alex daarentegen klinkt Grieks. Wellicht vond
men Alix in de Nederlandse taal te vrouwelijk klinken
en maakte men er maar Alex van.
• In De Gouden Sfinx kruiste Alex het
pad van Enak, die hem in zowat alle volgende verhalen
zal bijstaan... of hinderen want meestal vormt hij
een blok aan Alex’ been. Alex moet steeds voor
hem in de bres springen of moet hem bevrijden na weer
maar eens een gevangenneming van de jonge Egyptenaar.
• Alex is duidelijk een geromaniseerde Galliër
die Rome en de Romeinse macht verdedigt. Een volwaardige
Galliër zou zich niet zomaar neerleggen met deze
onderwerping, zo lijkt het, maar de historische waarheid
is dat de Galliërs zich redelijk snel de Romeinse
cultuur eigen maakten. Alex gelooft net zo sterk in
de Romeinse beschaving.
• Martin schat Alex rond de achttien jaar. Behoorlijk
jong voor iemand die zich zo zelfzeker (al is Alex
nog het meest een speelbal van de gebeurtenissen)
van het ene avontuur in het andere stort. Maar vergeten
we niet dat de levensverwachting in die dagen veel
korter was en men veel sneller volwassen was.
• De relatie tussen Alex en Enak, waar al vele
jaren meewarig en met knipogen over wordt gekout,
gaat al veel langer mee dan het aantal jaren dat je
misschien zelf telt. Al in 1972 zei Martin hierover
in het Franse stripinfoblad Falatoff (nummer
10): "Men zegt wel dat het een beetje dubieus
is en dat is wel mogelijk. Zij zijn mediterranen uit
de Romeinse tijd en het kan best dat zij een heel
intieme verhouding hebben. Enak is een mooi knaapje
en in die tijd was een dergelijke relatie heel gewoon".
Zegt dat genoeg?
• Nadat de ernstige Britse krant The Times
begin januari 2009 een vrij podium bood aan journalist
Matthew Parris kon het niet vermoeden
dat zijn artikel over zijn bevindingen dat Kuifje
homoseksueel is zo veel weerklank zou vinden in andere
internationale media. In het februarinummer van het
Franse holebimagazine Têtu werd misschien
eenzelfde effect nagejaagd door een artikel te wijden
aan Alex. Zonder de relatie echter bij naam
te noemen, boog columnist Michel Olivès
zich op één pagina over de relatie tussen
Alex en zijn Egyptische vriendje Enak. Olivès
suggereert dat hun relatie meerdere generaties striplezers
fantasmes heeft bezorgd, meerbepaald bij mannen die
van andere mannen houden.
• 21 jaar geleden, op 30 januari 1988, zette
GaiPied (een ander homoblad) het blonde stripfiguurtje
al in zijn nakie op de cover. Het liet toen ook Jacques
Martin aan het woord om te antwoorden op het geuite
fantasme dat homo's over Alex hebben.
• En daarmee is het nog niet gedaan. Elke keer
Alex er tien jaar bovenop doet, moet zijn geaardheid
blijkbaar geduid worden. Op 30 november 1998 bracht
het tijdschrift Marianne een artikel over
de censuur van gisteren die homo's van vandaag doet
fantaseren. Toenmalig uitgever Dargaud liet dan weten
dat er bij de creatie en ontwikkeling van de strip
in zijn beginjaren er geen sprake was van een dergelijke
dubbelzinnigheid.
• Martin streefde ernaar zijn verhalen zo uitgebreid
mogelijk te documenteren. Niet alleen voor de decors
en gebouwen, maar ook voor de politieke achtergronden,
het dagelijkse leven, kleding, gebruiksvoorwerpen,...
Toch tekende hij zelden foto's klakkeloos na. Hij
interpreteerde en combineerde voor een zo juist mogelijk
beeld van het oude Rome.
• Dat streven naar accuraatheid deed hem meerdere
keren botsen met de censuur, vooral op het gebied
van seks en geweld. In het oude Rome kende men minder
schaamte en dat wilde Martin niet verhullen of wegstoppen.
Zo kan je dus naakte knaapjes en schaarsgeklede slavinnen
op feetsjes zien bedienen. In De Prins van de
Nijl moest Martin toch zijn naakte slavinnen
van kleding voorzien op pagina 2. Toch liet hij zich
hier niet door intimideren en bleef de historische
werkelijkheid naar voren schuiven.
• Het kostte Martin een volle week om een Alex-pagina
af te werken.
• Na enkele albums begon Martin zijn teksten
in dialogen en overbodig beschrijvende kaders te vereenvoudigen.
In het begin hadden die praktisch eenzelfde volume
als in bijvoorbeeld Blake en Mortimer wat
de vlotte leesbaarheid niet ten goede kwam. Dat gebeurde
trouwens op vraag van de euitgever om strips een meer
literair aanzien te geven.
• Martin schreef — o, wat een verrassing
— sneller dan hij kon tekenen, maar zo liep
hij steeds enkele scenario's voorop. Sommige projecten
kwamen pas veel later aan bod. Meer zelfs, het verhaal
Le Lac Sacré (Het Heilige Meer)
dat zich in Bretagne afspeelt en waarin Alex verdovende
middelen krijgt toegediend om er door Enak van bevrijd
te worden, moet nog verschijnen! De synopsis gaat
al mee sinds 1973. In 2008 verschijnt het alsnog bij
Casterman, maar dan getekend door de Vlaming Ferry.
• Om de historische werkelijkheid na te jagen
gingen uren, soms dagen verloren aan het snuffelen
in boeken om erachter te komen wat voor een kostuum
een Romeinse gouverneur in Utica bijvoorbeeld gedragen
kon hebben of uit wat voor vaasje een slavin in het
huis van een heer in Rome de wijn kon hebben geschonken.
•
Vanaf De Zwarte Klauw stond hij naar zijn
eigen mening niet meer onder invloed van collega-tekenaars.
Wèl nog van schilders en dan vooral van die
uit de Italiaanse renaissance. Dat kwam door zijn
opleiding. Een groot deel werd besteed aan architectuur:
perspectieftekenen, constructies uitwerken, enzovoort.
Die kennis van de architecteur vond Martin terug in
de Italiaanse schilders van die tijd. Ergens logisch
want veel schilders waren ook bouwmeesters.
• Waarom heeft Alex nooit een vriendinnetje
gekregen? Nou, toen Martin zelf op zijn twaalfde Kuifje
ontdekte, vond hij net zoals zoveel jongetjes op die
leeftijd niets aan meisjes. Als diezelfde lezer negentien
of twintig wordt, denkt hij dan: "Hé,
waarom heeft Alex nooit een vriendinnetje?" En
als hij 24 of 25 is, vraagt hij zich af waarom de
hoofdpersoon niet eens gaat trouwen. Martin gelooft
sterk dat dit een ernstige fout zou zijn. Hij is er
pertinent tegen dat een held trouwt. Tegen het huwelijk
an sich heeft hij niets, zelf is hij ook getrouwd.
Een held zou niet meer vrij zijn om avonturen te beleven.
Hij zou dan andere dingen aan zijn hoofd krijgen:
geld, belastingen, eten op tafel. Voor een lange periode
naar een ander land trekken zou er niet meer inzitten.
• Voor de Duitse vertaling van De Prins
van de Nijl wilden de Duitsers een andere cover.
De oorspronkelijke vonden ze te wreed voor hun lezers.
• Uitgeverij Casterman heeft nooit bezwaren
opgetekend tegen de naakte figuren en bepaalde wreedheden
in Alex. Het waren steeds de weekbladen die
er moeilijk over deden.
• Martin heeft duizenden boeken (in 1976 was
dat nog drieduizend) over de oudheid. Voor Carthago
in Het Spook van Carthago moet hij zijn heil
elders zoeken. De Romleinen hadden van de stad namelijk
niets overgelaten: de stad werd in gruzelementen geslagen
en een brand van meer dan twee weken vernietigde totaal
de restanten. Een laag as van drie meter dik was het
enige wat overbleef. Voor zijn tekeningen moest Martin
uitgaan op fragmenten van pilaren en dergelijke meer
die zijn teruggevonden en van beschrijvingen die mensen
als de Griekse filosoof Plato van
de stad gegeven hebben.
•
Martin erkende dat een van de zwakke kanten van Alex
is dat hij zich te veel met Enak bezighoudt. Mocht
hij zelf Alex zijn, had hij die jongen al lang ergens
ondergebracht, zeg maar gedumpt, want er is altijd
wat met hem aan de hand. Hij had een Egyptisch jongetje
nodig in De Gouden Sfinx en had zeker niet
de bedoeling om het personage te laten terugkomen
in zowat alle verdere avonturen. In het daaropvolgende
verhaal Het Vervloekte Eiland kwam hij inderdaad
aanvankelijk niet voor. Pas naar aanleiding van tientallen
brieven bracht Martin hem in het verhaal. In de jaren
daarna bleek Enak bijna net zo populair als Alex.
Dat kwam vooral op signeersessies naar voren.
• Ondanks Martins zoektocht naar perfectie stuitte
hij achteraf wel eens op gemaakte fouten. Verschillende
gebouwen die hij in Rome neerpootte, bleken niet te
bestaan in de tijd van Julius Caesar. Zo schreef een
universiteitsprofessor dat een amfitheater er niet
thuishoorde. Daaropvolgend beschikte hij over een
gedetailleerde kaart van het Rome uit de tijd van
Caesar, dus die fouten maakte hij niet meer. Hij besteedde
ook een paar weken aan het maken van een maquette
van het Forum.
• Lange tijd was de zuil van Trajanus
bijna de enige bron die duidelijke gegevens verstrekte
over de Romeinse militaire uitrusting. Op die zuil
staat een soort stripverhaal afgebeeld waarin allerlei
militaire kostuums voorkomen. Maar op een gegeven
moment leerde Martin iemand kennen die oudheidkundige
was en werkte voor een Frans ministerie. Hij had Martin
geschreven dat hij dankzij Alex archeologie was gaan
studeren en dat hij nu oudheidkundig onderzoek uitvoerde.
Hij vroeg Martin wat hij voor hem kon proberen te
onderzoeken. Martin zat toen het meest te springen
om verdere informatie over militaire kostuums. Op
kosten van de Franse staat is de briefschrijver dat
gaan uitpluizen. Meer dan een jaar lang bezocht hij
alle stèles in Frankrijk en Italië voor
meer informatie. Wanneer een Romeins officier immers
stierf werd er voor hem een stèle opgericht.
Men maakte een afbeelding van de centurion, de decurion
of de tribuun en dat schilderde men na in de authentieke
kleuren. Vrijwel alle beeldhouwwerken werden destijds
beschilderd, zo ook de gebouwen. Maar door de tand
des tijds zijn deze kleuren afgebladerd wat een algemeen
beeld in het collectief geheugen heeft geprojecteerd
van een grijze stad Rome zonder kleuren. In een televisiereeks
als Rome wordt daar komaf mee gemaakt. Martin
heeft het in zijn eerste decennia als Alex-tekenaar
niet moeten proberen de gebouwen in kleur te laten
tonen want niemand zou hem geloofd hebben. Nu goed,
Martins nieuwe bron bepaalde met allerlei chemische
hulpmiddelen welke kleur de verfrestanten op de stèles
hadden. Bruin wees op leer, blauw was waarschijnlijk
ijzer en zo kon de Romeinse uitrusting gereconstrueerd
worden. Martin kreeg van hem een dik boek met alle
bevindingen speciaal voor hem samengesteld. Later
ging de man opgravingen doen in Turkike en lichtte
de tekenaar regelmatig in over zijn laatste resultaten.
• Een van de grootste beloningen voor al Martins
zoekwerk is dat het Griekse fort dat hij in 1966 in
De Laatste Spartaan reconstrueerde er in
werkelijkheid precies zo moest uitgezien hebben. In
1972-1973 heeft men een dergelijk fort ontdekt en
het klopte helemaal met Martins interpretatie. Dat
deed hem enorm veel plezier.
•
Martin was een van de eersten die vrouwen in de strip
tekende als prominente hoofdrolspelers, beweerde hij
zelf. Met De Laatste Spartaan uit 1965 ondervond
hij daarbij last. Daarin liet hij een Griekse prinses
verliefd worden op Alex. De reacties waren onvoorstelbaar:
een professor schreef hem dat zijn zestienjarige zoon
gechoqueerd was en nooit meer Kuifje zou
lezen.
•
Het snelle succes van Alex dankte Martin
vooral aan docenten. Telkens zij de albums in de klas
gebruikten, maakte dat een grote indruk op de leerlingen.
Vanaf het ogenblik dat zijn boeken dus door professoren
en opvoeders aangewend werden, kon hij niet meer terug
in zijn documentatiedrang. En dat wilde hij ook niet.
Hij voelde zich verplicht zo realistisch mogelijk
reconstructies te maken. Ondanks deze drang sluipten
er wel degelijk fouten binnen in voornamelijk de Reizen
van-albums. Nadat de eerste ervan werden vertaald,
merkte een Vlaamse professor geschiedenis deze fouten
op. Het ging om slordigheden zoals jaartalverwisselingen
(54 voor Christus in plaats van 45 bijvoorbeeld) en
andere onjuistheden. De achterstand die we hebben
op de Franse uitgaven komt nu doordat alle teksten
secuur worden nagelezen en verbeterd. De Nederlandse
uitgaven zijn superieur in vergelijking met de oorspronkelijke
edities.
• Een anekdote over een Chinese prins die door
vergif om het leven kwam, wilde Martin absoluut gebruiken
om in Alex te verwerken. Maar het zoeken
naar documentatie bleek moeilijker dan verwacht. In
die tijd was China een gesloten land. Hij zette de
idee opzij en maakte eerst een aantal andere albums.
Een tijdje later ontmoette hij echter een schilder
uit Brussel die getrouwd was met een Chinese. Zij
mocht China niet verlaten en hij kreeg geen toestemming
om er te wonen. China bezoeken met een visum mocht
wel. Zo kon hij zes maanden per jaar in het land verblijven.
Nadat Martin hem over de idee vertelde, beloofde de
schilder hem de nodige dopcumentatie te bezorgen.
Lange tijd hoorde hij niets van de man en liet zelfs
het plan varen om De Keizer van China te
maken. Op een dag belde de schilder aan. Hij had een
enorme koffer boordevol documentatie bij: boeken,
gravures, tekeningen,... Hij had bovendien het geduld
om alles te vertalen en uit te leggen. van hem leerde
Martin dat de daken van de pagodes in de tijd waarin
het verhaal zich zou afspelen niet gekruld waren maar
recht.
• Le Sortilège de Khorsabad,
dat in zekere zin een kladversie was voor Alex
25: Het Was in Khorsabad is een roman die Martin
samen met Alain Hammerstein en Alain
De Kuyssche schreef. Jean-François
Charles leverde hiervoor de coverillustratie
wat hij eveneens deed voor de twee andere romans Alix
l'Intrépide en L'Ombre de César,
verschenen bij Casterman. Prompt vroeg men aan hem
of hij ook in het team wilde stappen die de strips
van Alex tekenen. Charles koos liever voor
eigen strips. Elk album kost hem ongeveer een jaar,
dus een Alex-album ertussen nemen, zat er
niet in.
•
Martin zag zijn eerste albums van Alex het
liefst in het Nederlands. De oplage was lager waardoor
het minder lopende bandwerk was om ze te drukken.
De kleuren van deze edities vond hij mooier dan de
Franse edities.
Faits
divers (De Verloren Legioenen):
•
De Verloren Legioenen opent met een panorama
van de Urbs, getekend naar de maquette van Paul
Bigot uit 1911. Nochtans stelde de maquette
van Bigot het oude Rome voor uit de vierde eeuw na
Christus terwijl het Colosseum pas een eeuw na Alex
werd ingehuldigd door Titus. Vanaf
pagina 8 strijdt Alex dus in een Colosseum dat er
niet mocht staan.
•
Tijdens de acht jaar durende Gallische Oorlogen zag
Julius Caesar regelmatig zijn garnizoen versterkt
door nieuwe troepen. In januari/februari 53 voor Christus
staken twee nieuwe legioenen, het vierde en het vijftiende
geleid door M. Junius Silanus,
C. Antistius Reginus en T. Sextius,
de Alpen over om de vijftien cohortes van Sabinus
en Cotta, die door de oud-Belgische
stam de Eburonen waren afgeslacht, te vervangen. Het
jaar nadien stak Caesar zelf met versterkingen de
besneeuwde Cevennen over om zijn geïsoleerde
luitenanten in een ogenschijnlijk vreedzaam Gallië
te hulp te komen. Deze vrede werd teniet gedaan door
het opstandige stamhoofd Vercingetorix.
In de strip moet generaal Horatius (die we later nog
zullen terugzien in de reeks) de twee legioenen, het
zesde en het zevende, ter versterking brengen naar
Caesar. Maar hij viel zelf ten prooi aan de elementen.
Intussen maakte Garofula, een agent van Caesars rivaal
Pompeius, zich klaar om het zwaard van Brennus
naar de Germaanse barbarenleider Kiplerik te brengen.
De barbaarse koning Kilperik uit de strip is een synthese
van Vercingetorix en Ariovistus.
De plundering van Rome in 390 door de Galliërs
onder leiding van Brennus en diens zegekreet Vae
Victis! (Wee de overwonnenen!) bracht Martin
in herinnering op pagina 15. Het wapen zou Galliërs
en Germanen tegen Rome moeten verenigen, maar Pompeius
zag hierin een kans om Caesar schade toe te brengen.
• Chronologisch klopte De Verloren Legioenen
niet met de vorige episodes. Aan het begin van het
album werd Caesar in zijn kamp Avaricum getoond die
voor de bezetting van Alesia uit april 52 voor Christus
plaatsvond. Dus ook vóór
De Gouden Sfinx.
•
Voor de expo Clovis in Sorbonne in 1984 maakte
beeldhouwer Jean-Paul Réti
een levensgroot standbeeld van Alex in hars. Het beeld
was 1 meter 70 groot en woog honderd kilogram. Voor
een Romein uit deze tijd overdreven groot en zwaar.
De bank CIC kocht het beeld en gebruikte
het in twee of drie promotionele animaties. Sindsdien
werd er niets meer vernomen over het beeld tot een
aangekondigde veiling een CIC-werknemer zich het standbeeld
deed herinneren. Twintig jaar lang stond het op een
zolder. Het beeld werd ter veiling aangeboden voor
2.500 euro. Originele platen uit de periode 1955-1965
werden er ook te koop gesteld. Ze gingen aan prijzen
rond de 6.500 euro per plaat. Maar alle platen na
De Verloren Legioenen moesten het met een
tien keer lagere prijs stellen.
•
Om nieuwe tekenaars te zoeken voor Alex schreef
Casterman in 2006 een vacature uit. Als proeven moesten
kandidaten portretten tekenen van Alex, Enak en andere
personages zoals schurk Arbaces, een ruiterscène
en een gevechtsscène met gladiatoren. Alles
moest in de grafische stijl van — wat een toeval!
— De Verloren Legioenen. Een goede
kennis van de anatomie, perspectief en architectuur
waren uiteraard ook een must.
•
Alex' eeuwige tegenstander heet natuurlijk Arbaces,
Martins eigen Olrik-figuur. Het was de bedoeling dat
hij in Het Vervloekte Eiland voorgoed het
loodje legde omdat hij te ongenuanceerd slecht was:
doortrapt, sluw, intelligent,... zo uitgesproken was
hij als slechterik. De lezer besliste er anders over.
Er kwamen zoveel brieven dat Martin hem — met
een trucje — opnieuw opvoerde in De Tiara
van Oribal. Martin had daarna opnieuw genoeg
van hem en liet hem een tweede keer "definitief"
sterven.
• Met De Verloren Legioenen keerde
Alex voor 't eerst sinds zijn eerste avontuur terug
naar Rome. In die tijd woonden er zeshonderdduizend
mensen in de wereldstad. De stad die Martin op de
eerste pagina laat zien, is nagetekend van foto's
van een maquette die zich in het Koninklijk Museum
voor de Kunst en Geschiedenis in Brussel bevond. Het
is een replica van een maquette die onder de Italiaanse
fascistische dictator Mussolini werd
gemaakt en in het Museo della Civilta Romana in Rome
staat. Meer nog dan de gebouwen, interesseerde Martin
zich vooral voor de structuur van de stad, hoe de
straten ingedeeld waren en zo.
• De Verloren Legioenen is een typeverhaal,
geënt op wederkerende vertelstructuren die Martin
al eerder toepaste in De Tiara van Oribal
waarin iemand een object van punt A naar punt B moet
gebracht worden, maar waar op weg daar naartoe tegenover
verschillende obstakels komt te staan. Martin gaf
mee dat in Kuifjes De Scepter van Ottokar
en Het Gebroken Oor hetzelfde basisverhaal
voorkomt. In het geval van De Verloren Legioenen
is het object het zwaard van Brennus waaraan een politieke
belang wordt gegeven. Het kon over het lot van Gallië
beslissen en een voordeel afdwingen in de vete tussen
Julius Caesar of zijn rivaal Pompeius.
• Maar voor Martin was het vooral een verhaal
over loyaliteit, een onderwerp dat hem dierbaar is.
Loyaliteit voor iemands ras, iemands thuis of voor
vrienden. In de eerste plaats ging het om Alex' trouw
aan zijn geboorteland Gallië en tegelijk aan
zijn Romeinse beschermer Julius Caesar.
• De interventies van de wolven, die een paar
keer het leven redden van Alex, haalde Martin uit
een boek dat hij dertig jaar tevoren las. In dat verhaal
draaide het om een waargebeurd soort liefde in de
negentiende eeuw tussen een Amerikaanse boer en een
coyote. De prairiehond brak regelmatig het domein
van de boer binnen om er één of twee
schapen te doden. Hoe vaak de boer ook zijn omheining
verstelde, de coyote wist telkens binnen te geraken.
Op een dag viel de coyote in een put. Toen de boer
de situatie ontdekte, stond hij verbluft van de intelligentie
en de moed van het dier. De coyote had namelijk spiraalgewijs
een tunnel naar boven gegraven en stond bijna op het
punt de bovenkant te bereiken en te onstnappen. De
boer hielp het dier vervolgens uit de put. Daarna
kwam de coyote regelmatig langs om de boer te groeten.
Het kwam zijn familie tonen en hem prooien offreren
om zijn erkentelijkheid te tonen. Wanneer de boer
stierf, kwam de coyote een deel van zijn beharing
achterlaten voor de boerderij en verdween voorgoed.
Dit verhaal ontroerde Martin ten zeerste. De idee
voor de spiraaltunnel komt ook voor in De Verloren
Legioenen. Dezelfde wolven kwamen trouwens ook
terug in het album Vercingetorix.
• Centurion Galva en generaal Horatius kwamen
al voor in De Zwarte Klauw. Wanneer de gebeurtenissen
dat verantwoordden, maakte Martin nog enkele keren
gebruik van de personages.
• De cover van het album beschouwt Martin als
een uitzondering in de hele reeks. Het is tot op de
dag van vandaag de enige symbolische die hij tekende.
Het symbolische moeten we zien in de niet omkaderde
cirkel waarin het bewuste legioen in een opkomende
mist tegen een storm strijdt.
• In 2007 gaf de Belgische post in de reeks
Jeugdfilatelie een postzegel uit van Alex,
dat eigenlijk enkel was voorbehouden voor striphelden
van Belgische stripauteurs. Voor de afbeelding koos
men voor Alex en Enak exact zoals ze voorkwamen op
de cover van De Verloren Legioenen.
• Kort nadat het album werd gepubliceerd, contacteerde
een televisieproducer uit Parijs de tekenaar. Hij
wilde het verhaal omzetten naar een televisiefeuilleton
van zes afleveringen. Het voorstel was ernstig en
zijn staat van dienst (onder meer de indertijd in
Frankrijk populaire reeks Saintes Chéries)
was dat ook. Maar na verloop van tijd voelde Martin
aan dat het project hem ontsnapte. Te veel mensen
kwamen zich bemoeien met het script, brachten veranderingen
aan, wijzigden namen van personages en voegden andere
personages toe, enzovoort. De producer was er ondertussen
in geslaagd om de decors van Anthony Manns
film The Fall of the Roman Empire uit 1964
te recupereren. Ze vergaarden stof in een magazijn
in Spanje. Het project werd bovendien te duur geacht
voor enkel de Franse televisie ORTF.
Men heeft nog geprobeerd een co-productie op te zetten
met buitenlandse tv-zenders. Italië, België
en Duitsland waren geïnteresseerd, maar de vergaarde
financiën waren nog steeds niet voldoende. De
ORTF klopte vervolgens aan bij de Amerikanen. Zij
wilden enkel toehappen onder de voorwaarde dat ze
de hele productie mochten overkopen en dat Alex zijn
naam veranderde in Marcus. Casterman
ging hiermee niet akkoord en trok alle rechten terug
in. Daarna heeft Martin nooit meer het voorstel gekregen
voor een televisiereeks...
• ... Voor een film daarentegen wel. Begin deze
eeuw bracht Martin een bezoekje aan Eurodisney
wat een weinig verhulde aankondiging was voor de ondertekening
van een contract. Het Amerikaanse mediabedrijf Walt
Disney Studio verbond zich ertoe om van Alex
een internationale big budget film te maken. Aan de
film hing een prijskaartje van 20 miljoen euro. Er
werd gezocht naar een bekwame scenarist om één
of meerdere albums gecombineerd te vertalen naar een
filmscenario. Uiteindelijk faalde ook dit project
in de onderhandelingsfase. Eerder liet een Franse
filmproducer zijn oog vallen op de klassieke stripreeks.
Hij wilde graag Het Spook van Carthago verfilmen
op locatie in onder andere Malta en Tunesië. |
|