Heb je je weleens afgevraagd hoe het kan dat België zijn onafhankelijkheid grotendeels te danken heeft aan een stommeling? Namelijk De Stomme van Portici, toch? Stomme vraag echter: het vissersmeisje Fenella speelt haar titelrol geheel ongebruikelijk voor een grand opéra zonder woorden of zang, want ze is doofstom. Ah, "stom" in die zin dus, stom! En net zo waren de stomme films van de eerste decennia van vorige eeuw weliswaar zonder woorden, maar geenszins stom (denk hierbij bijvoorbeeld maar aan de fantastische, epische en komisch-confronterende werken van respectievelijk Georges Méliès, D.W. Griffith en Charlie Chaplin). Al speelt een doofstom meisje ook in Stille Woorden een sleutelrol...
Célestin is te stom voor woorden in de eerste betekenis: de grote lomperik met de fysiek én de gevoeligheid van een Obelix (een zachtaardige reus dus, in weer een totaal andere betekenis dan die van De Bende van Nijvel) beschaamt zijn vader, een plattelandsnotaris in 1927, door zijn gekluns als notarisklerk. Célestin wil echter zijn droom beleven in plaats van zijn leven te dromen en trekt naar Parijs om zich in de opkomende filmwereld te storten. Vooralsnog als assistent-decorbouwer, maar hij bouwt tegelijk aan een vriendengroepje om 's nachts op de set stiekem te werken aan een eigen productie. Deel van zijn crew moet per se ook Constance zijn, een beeldschoon, maar doofstom meisje dat Célestin voor het eerst opmerkt in een kort stripteasefilmpje waarmee Anatole Fortevoix zijn armlastige bioscoop overeind houdt. Fortevoix, die zich over Célestin ontfermt, baat niet enkel een cinema uit, maar buit ook de arme Constance uit. Stof voor conflict tussen goedzak Célestin en gluiperd Anatole, die na een inval van de politie in de cel belandt. De hypocrisie van de filmcensuur brengen de auteurs mooi in beeld met een volle bioscoop voor clandestiene filmpjes, bevolkt door alle klassen (van de mannelijke bevolking).
De beate bewondering van Célestin voor de cinematografie, die het verhaal doordringt, deelt hij met de auteurs, die elke gelegenheid grijpen om hun liefde voor de pellicule te uiten: niet alleen in projectoren, camera's of affiches, maar ook in hun blik achter de schermen en voor de scène, waar een harde strijd geleverd wordt door cineasten, acteurs en distributeurs, op de vingers gekeken bovendien door de zedenpolitie. Niet verrassend vult een uitgebreid dossier over de allereerste filmmakers, de Lumières, het boek aan (met nogal wat reclame voor het Lumièremuseum in Lyon).
Na het voorprogramma, dat deze voorstelling van de personages in feite is, kan het echte verhaal in het volgende deel zich ontplooien. Scenarist Laurent Galandon heeft de tijd genomen zijn hoofdrolspelers op te warmen, al laat tekenaar Frédéric Blier ze niet altijd even fraai, maar eerder hoekig uit zijn pen komen. Gelukkig maakt de stemmige inkleuring van Sébastien Bouet veel goed. |