Door alle media-aandacht van de laatste paar weken (klik hier maar eens voor een uitgebreide fotoreportage) lijkt het wel dat Kuifje in het Land van de Sovjets een gloednieuw album is waar sommigen al lang naar smachten en wat anderen blasfemie vinden omdat er geraakt wordt aan de nalatenschap van Hergé. In eerste instantie vonden we al dat opgeklopte gedoe overdreven voor een album dat het niet waard is. Kuifje in het Land van de Sovjets is een hopeloos gedateerd, knullig getekend en vol vooroordelen verteld album met bewust anticommunistische ("vuile bolsjewiek") boodschappen wat je zelfs met wat kleurtjes niet kan redden. De illustratie op de cover mag dan wel iconisch zijn omdat de wind ervoor zorgt dat zijn haren voor het eerst in een opstaand kuifje gevormd worden, maar het blijft een lelijk gephotoshopte cover. Geef ons maar de cover met Kuifje en Bobbie die voor het Kremlin staan. De oorspronkelijke, slordige lettering is behouden en zo zijn er nog wel een paar valkuilen om het ons echt moeilijk te maken om hiervan te genieten.
Maar dit is Kuifje, een tijdsdocument, het oerverhaal, de voorbode van een reeks die zienderogen aan stilistische en inhoudelijke maturiteit won en die van het personage en diens schepper Hergé larger than life iconen van de twintigste eeuw maakten. De kiem voor wat Kuifje Kuifje maakte, zit al vervat in dit album. Hij is een vindingrijk baasje, hij klit zich vast aan het avontuur en hij komt op voor verdrukten en minderbedeelden, wat altijd zijn sterkste eigenschap is gebleven. De lezer van nu zal ook de inspanning moeten leveren om te begrijpen dat dit naïeve verhaal en de onbeholpen tekeningen dateren van bijna negentig jaar geleden, uit een periode waarin Hergé amper voorbeelden had en hij zelf een pionier was van het Europese beeldverhaal. Ja, als je het allemaal zelf nog moet uitvinden en uitzoeken, moet dit album met enige consideratie beschouwd worden.
Er is twee jaar gewerkt aan de inkleuring. Naar eigen zeggen streefden de inkleurders naar het voorbeeld van het inkleuren van oude zwart-witfilms (zoals dat voor Laurel and Hardy is gedaan). Er is ook bewust niet gekozen voor hetzelfde kleurrijke palet van de andere albums in de reeks. De inkleuring is meer verzadigd, donkerder, zwarter, nergens hard. En het ziet er lang niet kwaad uit. Er is met respect omgesprongen met het bronmateriaal zonder dat zonodig te gaan aanpassen. Het is wat het is nadat het was wat het was. Wat het ooit had kunnen zijn in een hertekende vorm, zoals het team van Bob De Moor met de overige eerste verhalen van de reeks heeft gedaan, is geen kwestie van een gemiste kans. De echte kans kwam vanaf Kuifje in Afrika, Kuifje in Amerika, De Sigaren van de Farao, De Blauwe Lotus,... Een kans die Hergé heeft omgezet in een wereld vol opportuniteiten die nog steeds aanspreekt, in klinkende munt, in wereldwijde bewondering en helaas ook in veel tegenkanting, kritiek en een schrikbarende collectie boeken en biografieën vol hoogdravende analyses. Hoge bomen vangen veel wind, weet je wel, maar hoevelen kunnen het Hergé nadoen om een personage te creëren dat nog steeds lééft?
Behalve een softcover- en hardcoveruitvoering van het album is er ook een op duizend exemplaren gelimiteerde luxe-editie verschenen. Bij die versie hoort een prent met een plaat die in de meeste vroegere albumuitgaven was weggelaten. Deze oplage is al uitverkocht bij de uitgever. De Franstalige reguliere editie is uitgegeven in een oplage van maar liefst driehonderdduizend exemplaren. De extra luxeversie kent daar een oplage van vijftigduizend exemplaren. |