Ook wij lieten ons maar al te graag verdrinken in de smaragden ogen van Anna, de ranke halfbloedgazelle uit Harlem. We doken met haar de jazzclubs in en lieten al ons hebben en houden achter om toch maar dicht bij haar te kunnen zijn toen ze in Kenia op zoek ging naar haar blanke vader. We kropen bij haar in de tent, zagen haar verleidelijk glimlachen voor de filmcamera en moesten er ons weemoedig bij neerleggen dat ze nooit de onze zou zijn.
In het eerste deel sleepten scenarist Joël Callède en tekenaar Gaël Séjourné ons mee naar het New York uit the roaring twenties en het leek wel alsof we zelf de leadtrompet aan het spelen waren in een of ander keldercafé. We leefden mee met Anna die haar vader nooit gekend had en bewonderden haar kloeke vastberadenheid (dat pruilmondje!). In het tweede deel werden we bevangen door de broeierige hitte van de Afrikaanse savanne, maar bleek Anna toch maar een vrouw van vlees en bloed en stond ze al redelijk wankel op haar piëdestal. In dit afsluitende deel is Callède zo gebiologeerd bezig om de zoektocht naar de vaderfiguur tot een goed einde te brengen dat hij niet gemerkt heeft dat hij in een moeras vol clichés en toevalligheden verzeild is: een dagboek dat net op tijd gevonden wordt, een sjamaan die in zijn trance de ontbrekende info prijsgeeft,... dat vinden we echt wel te veel van het goede! De body count in dit derde album is wel redelijk indrukwekkend en al wie van een happy end gedroomd had, komt lichtelijk bedrogen uit.
Kortom, we krijgen alle antwoorden die we maar wensen en toch blijven we min of meer met een onvoldaan gevoel achter. We hadden Anna graag een mooiere toekomst willen voorspiegelen, ook al lijkt ze zelf wel tevreden met haar lotsbestemming. De monotone beat van de jungledrum komt zo abrupt tot zwijgen, de lokroep wordt een schor gefluister...