IK, DRAAK 1 Het Einde van de Wording
Juan Giménez • Medusa 56 p. (HC)
|
|
Familiedrama à la Jodorowsky |
|
Op het kasteel van Rosentall is alles in gereedheid gebracht om de verjaardag van koning Belmonth te vieren. De artiesten komen het kasteel binnengedruppeld, het feest zal een spektakel worden. Helaas komen er ook ongenode en ongewenste gasten langs. Voor de poort staat plots de schurkachtige Tofen en haar leger huurlingen. Zij heeft nog een appeltje te schillen, maar wil in de eerste plaats iets terug uit het kasteel dat ze er twintig jaar geleden achterliet. Bovendien komt een vulkaan tot uitbarsting. Dergelijk slecht nieuws komt nooit alleen. Er wordt gefluisterd dat elke eruptie een grote draak oproept. En die komt er in de gedaante van een immens vliegend monster. Haar eerst nog menselijke dochter vervoegt zich bij haar. De losbarstende oorlog en uitbarstende vulkaan zal het leven van de kasteelbewoners voorgoed veranderen. Een koningsdrama is in de maak, een familiedrama is een logisch gevolg. In dit geval moet Juan Giménez amper onderdoen voor Alejandro Jodorowsky met wie hij al samenwerkte voor De Metabaronnen en die mensonterende familiedrama's als rode draad door zijn œuvre laat lopen.
Giménez ziet het groots. De eerste cyclus zal drie delen tellen en focust op twee vrouwen die in het kasteel opgesloten zitten: prinses Silvia en komediante/actrice Valka. De saga zal zich afspelen in verschillende opeenvolgende eeuwen. Van deze strip is ook een luxueuzere editie uitgegeven met een extra katern van zestien pagina's vol schetsen en personagebeschrijvingen. Dat laatste is achteraf gezien geen overbodige luxe want de Spanjaard zet een uitgebreid fresco personages neer die precies allemaal wel iets in hun mars hebben, wrok koesteren, stapel zijn (in alle betekenissen van het woord) of een rekening te vereffenen hebben. Dat leidt naar heel wat wapengekletter, afrekeningen, zeer veel verwijten, uitdagingen, vermommingen en schandalen met epische kwaliteiten. Hier hebben we het laatste nog niet van gezien! |
|
> DAVID STEENHUYSE — november 2011 |