"Vervolgens gebeurde er een ramp. Het is onzeker of het toevallig gebeurde of door kwaad opzet van de keizer — want beide versies zijn door schrijvers weergegeven — maar hij was erger en gruwelijker dan alle rampen die deze stad door het geweld van een brand overkomen zijn.” (Tacitus, Annales/Jaarboeken, XV 38)
De Romeinse historicus Publius Cornelius Tacitus (56-117 na Christus), in de ogen van kenners "de grootste historicus die Rome ooit heeft voortgebracht", opent met bovenstaand citaat zijn beschrijving van de beruchte brand van Rome in het jaar 64. Deze ramp legde een groot deel van de stadsdistricten in de as, maakte meer dan een kwartmiljoen mensen dakloos en dan spreken we nog niet over het groot aantal mensen dat omkwam in het vurig inferno. Hoewel Tacitus keizer Nero niet expliciet beschuldigt, lezen we tussen de regels wel door dat hij slechts één verantwoordelijke ziet voor deze humanitaire ramp: Nero!
Of neen, Lucius Murena! Want dat is de versie van Jean Dufaux. Aan het einde van hoofdstuk 7 zagen we nog net hoe Lucius Murena door het nogal onzorgvuldig omspringen met een fakkel indirect verantwoordelijk was voor de vuurzee. In dit hoofdstuk zien we hoe Rome mag opdraaien — of moeten we zeggen: oplaaien? — voor de gevolgen hiervan. En het is alsof Dufaux de Romeinse professor in de welsprekendheid Quintilianus (35-100 na Christus) goed gelezen heeft. We laten Quintilianus zelf aan het woord:
"Je moet een belangrijke gebeurtenis, zoals de bestorming en inname van een stad, niet als zodanig vermelden, maar juist de saillante details opsommen waarmee dit alles gepaard gaat: brandende huizen en tempels, het gekraak van de instortende daken, de kakofonie van gillende mensen, de vlucht, diegenen die zich vastklampen aan hun dierbaren, huilende vrouwen en kinderen, kortom die beelden en geluiden die de expressiviteit verhogen en daardoor bij de lezer emoties teweegbrengen." (Institutio Oratoria/Beginselen van de Welsprekendheid, VIII 64-69).
Ook Tacitus had welsprekendheid geleerd en kende het werk van Quintilianus maar al te goed, net zoals ook Dufaux zich goed gedocumenteerd heeft. In tal van kleine portretjes zoomt hij in op slachtoffers van de brand: Androcles en de leeuw, Ruffalo, de centurio van de praetoriaanse garde,... en Lucius Murena. Heel even lijkt het alsof onze held, die niet alleen zijn geliefde Acte maar ook zijn eigen moreel besef verloren heeft, zich verlustigt in de brand die hij nota bene zelf heeft veroorzaakt! Aartsslechterik van dienst Nero is dan weer een onschuldig slachtoffer, speelbal van zijn raadgever Tigellinus, hoewel hij zelf wanhopig alles in het werk stelt om zijn gekwelde bevolking bij te staan. Hij kan haast niets anders dan de christenen beschuldigen van de grote brand. Een idee dat zeker nog verder uitgewerkt zal worden in de volgende cyclus.
Maar niet alleen Jean Dufaux heeft zijn huiswerk goed gemaakt (en gekeken naar Ben Hur, waarnaar hij knipoogt met zijn dakpanscène), ook tekenaar Philippe Delaby is opnieuw in topvorm! De spirituele zoon van Jacques Martin heeft zich uitzonderlijk goed gedocumenteerd, gaande van de uniformen van de vigiles tot de inscripties op de muren van het brandende Rome... Ze verwijzen soms naar de fel bejubelde HBO-serie Rome of zijn rechtstreeks overgenomen van de muren van Pompeii. Heb je dat nodig om het verhaal te begrijpen of om dit album nog meer te waarderen? Helemaal niet, maar het toont het vakmanschap van Delaby aan.
Tot slot willen we ook de loftrompet laten klinken voor inkleurder Jérémy Petiqueux, wiens spannende Barracuda trouwens net ook verscheen. Meer dan ooit contrasteert de donkerrode vlammengloed van de eerste helft van het album met het asgrauwe grijs waaruit de stad weer moet opgebouwd worden. We branden van verlangen naar het vervolg! |