ELLA MAHé 1 Het Meisje met Twee Verschillende Ogen
Jean-François Charles/André Taymans + Maryse Charles/Jean-François Charles • Glénat (Grafica) 48 p. (HC)
|
|
Geen symbiose |
|
Voor deze nieuwe, vierdelige conceptreeks duikt het Charles-echtpaar opnieuw de geschiedenis van Egypte in na De Mysteries van Osiris, een verstripping van de boeken van Christian Jacq. Voor Jean-François Charles vormt Egypte sowieso vertrouwd terrein want zijn avonturenserie Fox op scenario van Jean Dufaux is een verplichte locatie voor elke rechtgeaarde archeoloog.
Zowel het heden als het verleden komen in elk van de vier albums aan bod. In het heden maken we kennis met Ella Mahé die het ongeluk aantrekt. Ze zit voor haar eerste reis naar Egypte liever aan het raampje van het vliegtuig dat haar naar Aboe Simbel brengt, maar daar zit een zwijgzame, lezende buurman. Wanneer ze wil afdalen van het vliegtuig, dondert de trap naar beneden, ze valt bijna in het water bij het aan wal komen van Philae en zo zijn er nog voorbeelden. Het is vooralsnog geen levensbedreigend ongeluk dat haar treft, eerder een bepaalde mate van grappige klunzigheid. Ze trekt vervolgens op met haar buurman in het vliegtuig die de kleinzoon blijkt te zijn van archeoloog Henry Reilly. Ze bezoeken samen een winkeltje waar de verkoper een primitief beeldje heeft van een kleine mummie van wie het gezicht is onafgewerkt. Enkel de ogen zijn erop geschilderd, het ene is bruin van kleur, het andere blauw... net zoals bij Ella. Thomas Reilly is naar Egypte gekomen om het graf van een Egyptische prinses te onderzoeken die eveneens verschillend gekleurde ogen had. Omdat Thomas haar 's anderendaags laat zitten met een peperdure rekening, eigent ze zich het recht toe om in zijn eigendommen te snuisteren die hij vergat. Zo begint ze te lezen in een boekje dat aan Henry Reilly toebehoorde. Het verhaal van Reilly wordt verder getekend door André Taymans die ons meeneemt naar 1920, het jaar waarin Reilly met het team van Howard Carter het graf van Toetanchamon blootlegde en waar het ongeluk diverse expeditieleden dodelijk trof.
Het verschil tussen de subtiele aquareltekeningen van Charles en de klare lijn met vlakke computerinkleuring van Taymans, allebei tekenaars die we hoog inschatten, had niet nog groter gekund. Van een symbiose is absoluut geen sprake en dat ondermijnt voor een deel de instapbare bereidheid om het verhaal te willen geloven. In het verhaalgedeelte van Taymans, sowieso het langere gedeelte van dit album, gebeurt bovendien weinig spectaculairs. Er wordt gewag gemaakt van de vloek van Toetanchamon en een complot dat voor spanning moet zorgen, maar het werkt niet. Meer naar het einde toe daarentegen herpakken de auteurs zich, wanneer de familiale besognes van Reilly beginnen mee te spelen, ook in het heden. Eigenlijk hadden we nog wat meer in het heden willen lezen vooraleer de grote breuk er kwam. Het had het mysterie over de verschillend gekleurde ogen kunnen vergroten. Dat de oorzaak ervan in het verleden is te zoeken, hebben we anders wel door. Gelukkig verschijnt in januari het vervolg met Francis Carin (over het graven van het Suezkanaal) als tweede tekenaar, gevolgd door Brice Goepfert (de middeleeuwen) en Christophe Simon (de oudheid). Alle albums verschijnen in een jaar tijd. |
|
> DAVID STEENHUYSE — oktober 2010 |