DE KAT VAN DE RABBIJN 5 Afrikaans Jeruzalem
Joann Sfar • Atlas 84 p. (HC)
|
|
Pamflet |
|
De dochter van de rabbijn is niet gelukkig in haar nieuwe leven als getrouwde vrouw. Haar man duikt iets te graag in de boeken. Al zeker wanneer er een kersverse lichting uit Rusland aankomt. Maar in de kist, tussen alle papieren en boeken, ligt een jonge Rus die alleen kan communiceren met de kat van de rabbijn. De Rus (een jood) wilde naar Ethiopië om de Russische Revolutie te ontvluchten. Hij gelooft dat in het Ethiopische Addis Abeba het oude Jeruzalem ligt waar de joden vrede zullen vinden. De rabbijn, de Russische rijkaard Vastenov en sjeik Mohammed Sfar, die Afrika rondreist op zoek naar nieuwe melodieën, besluiten een gemeenschappelijke expeditie te ondernemen naar dit Jeruzalem. Ook de kat trekt mee het zwarte continent rond. In Belgisch Congo ontmoeten ze de wijsneuzerige en vervelende reporter Kuifje. Bij een moslimgemeenschap raken ze slaags met een stam nomaden. De discussies over geloofskwesties zorgen voor oververhitting.
Over Joann Sfar als auteur hebben we niets dan lof. Zijn dialogen klinken als muziek. Op een zeer aannemelijke wijze brengt hij je wat bij over wat het jodendom als godsdienst en levenswijze precies inhoudt. Zelf is hij ook een jood, maar dat belet hem niet om met een kritisch oog aan (zelf)reflexie te doen. Maar eigenlijk gaat het over godsdienst in het algemeen, over hun verschillen en hun over raakvlakken of overeenkomsten. En het gaat verder dan dat. De wijste woorden komen uit de mond van een zwarte ex-slavin die het aanlegt met de jonge Rus. In slechts een paar zinnen weet ze uit te leggen dat 'de' zwarte of 'de' blanke helemaal niet bestaat. Daar kunnen veel mensen met gelijk welke vooroordelen nog over leren. Dit vijfde deel manifesteert zich daardoor als een antiracisme- of een anti-onverdraagzaamheidspamflet zonder dat er een of ander protestbord bij komt kijken.
Over Joann Sfar als tekenaar is onze mening verdeeld. Zijn krasserige tekenstijl zal slechts een kransje liefhebbers weten te bekoren. De indruk is er wel dat hij oog heeft voor detail, maar een rijkgevulde tafel voorziet hij toch maar van verwijzende benamingen van gerechten naar niet meer dan met een virtuele druppel inkt ingekleurde cirkeltjes. We weten wel dat hij kàn tekenen, maar af en toe denken we dat hij ons — en de critici die hem op handen dragen — gewoon in de maling neemt. Of is dat weer een vooroordeel van ons? |
|
> DAVID STEENHUYSE — april 2009 |