Tom
Bouden over Kroepie & Boelie Boemboem 4 |
|
|
|
Tom
Bouden publiceert zijn vierde album met de professionele
nevenstrippersonages Kroepie en Boelie Boemboem. In het
album Arf Arf stikt het als vanouds van de knipogen.
Er staan ook kortverhalen in met andere en ook bekende
stripfiguren. Tom Bouden licht een en ander toe.
S versus S
Het idee om eens iets rond Sjors en Sjimmie te
doen, kwam er toen ik voor Brabant Strip Magazine
een dossier rond Jidéhem samenstelde.
Daarin zat een stukje over De Sliert waarin werd
vermeld dat de Amerikaanse stripfiguur Perry Winkle zowel
een Franse versie (Bicot) als een Nederlandse versie (Sjors)
kreeg. Het leek me leuk om iets te doen met het gegeven
van die verschillende dubbelgangers. Mijn eerste scenario
was vier pagina's lang, maar bestond eigenlijk bijna volledig
uit pratende hoofden en ik was daar niet helemaal tevreden
mee. Ik heb aan collega Mars Gremmen
(ooit nog een scenarist van Sjors en Sjimmie)
wat advies gevraagd, en op zijn aanraden heb ik meer actie
en visuele humor aan het verhaal toegevoegd. Het werd
meteen ook twee pagina's langer.
Een bijkomende moeilijkheid was dat de rechten op de meest
recente versie van Sjors en Sjimmie zitten bij
een uitgever die extreem onsoepel is in het afstaan van
die rechten. Zelfs de tekenaars mogen amper iets doen
met hun (vroegere) figuren, ook al gebeurt er verder helemaal
niets meer met Sjors en Sjimmie. Dus moest ik
dat omzeilen met een paar slimme scenariotrucjes, wat
volgens mij wel gelukt is. De laatste prent van het verhaal
was meteen ook een prima excuus om wat bekende Nederlandse
striphelden in de achtergrond te smokkelen.
Het Verhaal van
Papeye en Erwtjes Uitstap
Al jaren ben ik een grote fan van de Popeye-strips.
Een van mijn oudste stripherinnering is dat ik bij mijn
grootmoeder een Popeye comic lees waarin staat uitgelegd
hoe je zijn hoofd moet tekenen. Natuurlijk heb ik dat
meteen geprobeerd. Dat hoofd duikt later ook nog eens
op in een van mijn allereerste stripjes. Ondertussen heb
ik van vijf verschillende tekenaars originele Popeye-pagina's
in mijn bureau hangen, vooral op de Bud Sagendorf-strook
en -pagina ben ik heel trots. Van Segar,
de bedenker van de figuur, heb ik helaas geen werk. Daarvoor
is mijn inkomen als simpele stripmaker ietsje te klein.
In 2012 verschenen er plots nieuwe Amerikaanse comics
rond het personage bij uitgeverij IDW.
Die nieuwe verhalen werden geschreven en soms ook getekend
door Roger Landridge (ook van hem heb
ik een pagina hangen). Maar meestal werd er gewerkt met
wisselende tekenaars. Toen ik de eerst nummers zag dacht
ik: dat kan ik beter! Ik sprak daarover met Nederlands
stripkenner en scenarist Ger Apeldoorn,
die ook een Popeye-fan is. Niet alleen wou hij
ook graag eens iets schrijven voor die reeks, hij bleek
ook bevriend te zijn met de uitgever van die comics en
stelde voor om samen een kortverhaaltje te maken als voorbeeld
van ons kunnen. Dat werd Het Verhaal van Papeye,
dat we volgens het Marvel-systeem maakten.
Dat houdt in dat we samen een verhaallijn hebben bedacht
dat ik daarna volledig uittekende waarna Ger er overal
tekst aan toevoegde. Niet de meest gangbare manier van
werken, maar het heeft naar mijn gevoel wel een heel leuk
verhaaltje opgeleverd.
Daarnaast heb ik als vingeroefening ook nog een eigen
scenario uitgetekend. Dat was hoofdzakelijk visueel en
is werkelijk iets helemaal anders dan alles wat ik ooit
heb gemaakt. Het was heel leuk om de vierde dimensie,
de thuiswereld van het mythische diertje Jeep, vorm te
geven. Eigenlijk is die vierde dimensie qua concept gebaseerd
op enkele stroken die Popeye-tekenaar Bobby
London begin jaren 1990 tekende, maar ik heb
er een Segar-sausje overheen gegoten. Beide verhalen zijn
bij IDW terechtgekomen, maar helaas net op het moment
dat er besloten was om met de reeks te stoppen wegens
tegenvallende verkoopcijfers.
Gelukkig is Popeye ondertussen rechtenvrij in
Europa en kan ik beide verhaaltjes toch nog publiceren
in deze bundeling. Daarvoor moesten ze natuurlijk in het
Nederlands vertaald worden, en dat was toch iets minder
gemakkelijker gezegd dan gedaan. In de Engelstalige versie
heeft Popeye al sinds het begin een raar spraakgebrek.
In Nederlandse vertalingen werd dat altijd genegeerd en
spreekt Popeye net als alle andere personages normaal
Nederlands, maar ik wou dat specifieke taaltje van Popeye
er ook in het Nederlands in. Dus dat was eventjes zoeken.
|
|
Felix
Flint
Felix Flint was een tussendoortje uit 2013, een
jaar waarin ik het qua strips eventjes niet meer zag zitten
toen Tom Jones en Positief, twee albums
van me waar ik veel tijd, werk en ziel had ingestoken
het heel slecht deden in de winkels. Felix Flint
is dus iets geworden wat zowel qua tekenstijl als inhoud
iets helemaal anders was. Het voor mijn doen extreem kort
verhaaltje is pure pulp, en geïnspireerd door de
romanpersonages Sexton Blake en Ellery Queen, die ik in
die periode leerde kennen, en de hilarische strips uit
1930 over avonturier Hearbreadth Harry (een ware aanrader,
helaas nergens gebundeld te vinden. Willy Linthout
plaatste ooit enkele afleveringen in een Urbanus
Winterboek, ik heb er nog enkele in een Amerikaanse
anthologie staan, maar de meeste afleveringen ken ik van
het internet).
Inhoudelijk is het zeker iets helemaal anders dan de uit
het leven gegrepen verhalen die ik daarvoor had gemaakt.
Het was de bedoeling er een reeks van te maken, maar het
uitwerken ging moeizamer dan verwacht, en na één
verhaal leek de grap me al op.
Ook voor de inkleuring wou ik eens iets anders proberen,
dus heb ik het verhaal in sepiatinten ingekleurd, zoals
in de oude tweekleurendruk van de Suske en Wiske-albums.
Dat leek me wel te passen bij het retropulpkarakter van
het geheel.
Ergens op de achtergrond staat een dode, opgezette Jeep
waardoor het verhaal toevallig mooi aansluit bij een van
de Popeye-verhaaltjes.
De
Avonturen van Fuifje
Dit verhaaltje is maar twee pagina's lang, maar ik heb
er wel vijf jaar over gedaan om het af te werken. Oorspronkelijk
had ik twee geschetste pagina's waarvan een halve pagina
ook uitgetekend was. Maar na die halve pagina had ik geen
zin meer om de rest af te werken. Het scenario maken was
nu eenmaal leuker dan het uittekenen. En dus bleef het
jarenlang op een hoekje van mijn tekentafel liggen. Een
vriend van me kreeg de slappe lach bij het lezen van de
laatste stroken. Alleen al daarvoor was het uiteindelijk
toch de moeite van het maken waard.
Ik hanteer een paar verschillende stijlen in dit album.
De meeste verhalen zijn getekend in een typisch (Vlaamse)
stripstijl, vergelijkbaar met pakweg F.C. De Kampioenen,
Suske en Wiske, Jommeke,... In die stijl
zijn de meeste houdingen variaties op dezelfde basishoudingen
en teken je zowat alle houdingen gewoon uit het hoofd.
Fuifje vergt toch wat meer realisme, ook al valt
dat misschien niet direct op. Het verhaal van De Lustig
Kapoentjes, dat ook in dit album staat, zit ergens
tussen beide stijlen in. Dat betekent dat ik voor die
tekeningen niet tevreden ben met bijvoorbeeld telkens
dezelfde plooien in kledij en telkens weer dezelfde handhoudingen
(vuistje, vingertje in de lucht, open palm met gestrekte
vingers,...) Ik wil dat zo realistisch mogelijk hebben.
De manier hoe een pink beweegt ten opzichte van de andere
vingers als iemand bijvoorbeeld een glas vastpakt, is
maar een klein detail, maar het maakt een houding echter.
Idem voor hoe de plooien in een T-shirt vallen. Vandaar
dat ik voor die strips heel veel foto's van mezelf als
voorbeeld maak, zelfs voor schijnbaar banale handelingen
zoals het drinken van een blikje of het vasthouden van
een gsm. Het zorgt ervoor dat mijn personages zoveel echter
'acteren' dan ze doen als ik het gewoon uit het hoofd
teken. Vroeger moest je als tekenaar iemand hebben die
voor je kon poseren, dankzij de overal ingebouwde digitale
fototoestellen van nu kan je dat gewoon eventjes vlug
zelf doen.
De
Verdwenen Professor
De Verdwenen Professor begon zijn leven als een
projectje dat ik samen met Dirk Stallaert heb
bedacht. Bedoeling was om een Robbedoes en Kwabbernoot/Kuifje-achtige
strip te maken over een jonge internetmiljonair die zijn
vrije tijd vult met te doen alsof hij een avonturenheld
is zoals hij ze kent van de strip- en tv-reeksen waarvan
hij fan is. Ik had daar een proefscenariootje voor geschreven,
maar wegens tijdsgebrek van Dirk is dat in de lade blijven
liggen. Voor dit album heb ik er een Kroepie &
Boelie-verhaal van gemaakt. Daarvoor moest ik enkel
de inleidende pagina schrappen.
Ook deze keer is de inkleuring een experiment geworden.
Het was de bedoeling het verhaal gewoon in te kleuren,
en dus begon ik met het inkleuren van de lichte huidtinten
van de hoofdpersonages gevolgd door hun kledij waarvoor
ik enkel blauw en rood nodig had. Toen dat klaar was had
ik een verder oningekleurde pagina waar de hoofdpersonages
op ieder prentje duidelijk zichtbaar aanwezig waren. En
ik vond dat eigenlijk wel iets hebben. Dus besloot ik
de rest van de pagina's ook zo in te kleuren, als een
gedurfd inkleurstatement. Dát of ik was gewoon
lui.
Terwijl ik dit schrijf zie ik overigens dat ik een foutje
heb laten staan op de eerste pagina van het verhaal. Typisch.
Inkleurfoutjes zie je altijd beter in druk dan op het
computerscherm.
Kroepie & Boelie
Doorheen het album staan een paar éénpaginastrips
met Kroepie en Boelie. Het zijn niet echt gags, het zijn
ook geen korte verhaaltjes. Eerder overwegingen over typische
stripelementen en bijna allemaal kleine vormexperimenten.
De eerste pagina heeft het soort vergezochte paginalay-out
die ik ook al gebruikte toen ik En Daarmee Basta!
lay-outte. En dat was dan weer beïnvloed door
de geniale comics die J.H. Williams III tekende
en die ik in die periode pas had ontdekt. In dit specifiek
geval heb ik me echter zwaar laten beïnvloeden door
een strip van een zekere Leon Rose uit
het tijdschrift Fillette uit 1912 dat ik ooit
eens op een stripbeurs heb gekocht. Prachtig werk, maar
niet iets wat ik sinds het stopzetten van En Daarmee
Basta! gemakkelijk als voorbeeld kan gebruiken in
mijn eigen werk. Tot nu dus.
Maar eigenlijk is de pagina ontstaan omdat ik eens iets
wou maken in de stijl van langschapsschilderijen uit de
zeventiende en achttiende eeuw. Ik hou van de manier waarop
ze daarop bomen weergeven. In mijn tekenstijl is dat natuurlijk
niet meer hetzelfde, maar desondanks hou ik van het tekenen
van bomen. De meeste tekenaars tekenen die als een buis
met een bol groen op, maar ik vind het juist leuk om lekker
grillige stammen te tekenen. Helaas krijg ik daar niet
zo vaak de gelegenheid toe. Zelfs op deze pagina heb ik
achteraf bekeken amper (speciale) bomen getekend. Tussen
inspiratie en het uiteindelijke resultaat ligt soms een
groot verschil.
|
|
De tweede pagina kwam er na het lezen van een bundeling
Little Nemo-strips. Prachtig werk dat ik zelfs
nooit ga kunnen benaderen. Dus heb ik er mijn eigen draai
aan gegeven. De onderste strook is een verwijzing naar
een Robbedoes-verhaal van Jijé.
En het laatste prentje is beïnvloed door enkele Jommeke-albums.
Als twee lezers dat door zullen hebben, zal het al veel
zijn. Maar toch vind ik dat soort verwijzingen leuk om
erin te stoppen.
De vierde pagina is vormelijk dan weer beïnvloed
door het werk van Frank King voor zijn
stripreeks Gasoline Alley. Zijn zondagspagina's
waren vaak ware pareltjes. Hij combineerde inventieve
tekeningen en concepten met een uitzonderlijk kleurenpalet.
Mijn pagina is een flauw afkooksel daarvan. Opnieuw heb
ik daarop dingetjes verstopt die wellicht niemand zal
opmerken, zoals de decors die op elkaar aansluiten. En
misschien gaan sommigen wel doorhebben dat Boelie gekleed
is zoals Lambik, maar wie zal zien dat Kroepie de outfit
van Jerom draagt?
|
Tom
Bouden over De Lustige Kapoentjes |
|
|
"Ik
ben al een tijdje bezig met een poging om een nieuwe,
hedendaagse versie van De Lustige Kapoentjes
op poten te zetten. Ondertussen heb ik daarvan genoeg
materiaal liggen om anderhalf album te vullen. Een eerste
album mag begin 2012 verwacht worden. En sinds kort publiceert
Brabant Strip Magazine in ieder nummer een nieuwe
gag.
Maar op vraag van mijn uitgever en verdeler heb ik tussendoor
nog een derde Kroepie en Boelie-album gemaakt.
Het was voor de hand liggend om daarvoor De Lustige
Kapoentjes als onderwerp te kiezen. Dat de reeks
in 2012 zijn 65ste verjaardag viert, leek me een leuk
kapstok om een verhaal aan op te hangen (het album verschijnt
weliswaar een jaar te vroeg, maar dat is een detail dat
ik met plezier over het hoofd zie). Daarom wou ik met
Taart voor De Lustige Kapoentjes zoveel mogelijk
de sfeer van de vroegere albums van De Lustige
Kapoentjes benaderen. Hoe doe je dat het gemakkelijkst?
Door letterlijk te kopiëren natuurlijk. Vandaar dat
ik zoveel mogelijk herkenbare scènes heb verwerkt
in mijn album. En wat zijn de meest herkenbare scènes
van een stripreeks? De tekeningen op de covers natuurlijk.
Toevallig wordt er op de covers van De Lustige Kapoentjes-albums
veel gevlogen en veel gereden. Dus was het niet zo moeilijk
om die in een logisch geheel te verwerken.
Het album bevat overigens ook nog tal van andere verwijzingen
naar typische gags uit het rijke Lustige Kapoentjes-verleden,
en zelfs naar De Vrolijke Bengels. Maar die moet
de lustige lezer maar zelf zoeken."
— Tom Bouden |
Tom
Bouden: "Lettertype
en retroscifi" |
|
|
De
volgende bijdrage is het vervolg van dit eerste
deel en tweede deel.
Lettertype
Bij de proefpagina’s gebruikte ik een bestaand computerlettertype.
Het letteren van een strip is namelijk het minst leuke
aspect van het striptekenen. Dus toen de computertechnologie
ver genoeg stond om de lettering digitaal aan te pakken,
was dat een hele opluchting ten huize van studio Bouden.
Tien jaar geleden, toen ik The Importance of Being
Earnest moest herletteren in het Duits en het Nederlands,
heb ik mijn eigen lettertype gedigitaliseerd, en sindsdien
gebruik ik dat altijd. Maar voor Piet Pienter en Bert
Bibber kon ik natuurlijk niet mijn eigen lettertype
gebruiken. Dus ging ik op zoek naar een gratis lettertype
dat
Poms handschrift benaderde. Ik gebruikte
dat lettertype voor de proefpagina’s, maar helaas
was het niet perfect qua gelijkenis. Toen ik effectief
aan het tekenwerk begon, moest ik het probleem van het
lettertype oplossen. Het programma waarmee ik indertijd
mijn eigen lettertype digitaliseerde, werkte al lang niet
meer wegens compleet verouderd. Dus moest ik een ander
programma bemachtigen. Helaas kosten die dingen behoorlijk
veel geld. Maar na een paar dagen rondsurfen op het net
had ik twee gratis ‘make your own font’-programma’s
gevonden. Met het eerste kon je een lettertype scannen.
Maar helaas was het eindresultaat daarvan niet perfect.
Eens een lettertype gescand is, is het aan te raden om
handmatig de ruimtes tussen de verschillende letters aan
te passen. Iedere letter krijgt bij het scannen namelijk
evenveel ruimte toebedeeld. Een letter als een o of een
m vult die ruimte perfect. Maar bij een i of een l blijft
er links en rechts van die letter veel te veel lege ruimte
over. Als je dat zo laat krijg je bij het typen een zeer
onnatuurlijk aanvoelende en slecht te lezen tekst. Gelukkig
vond ik een tweede programma waarmee je weliswaar niet
kon scannen, maar waarmee je wel een bestaand lettertype
kon aanpassen. Als ik die twee programma’s combineerde
kon ik dus hetzelfde doen als met een programma waarvoor
ik zou moeten betalen (ik ben een kleine zelfstandige;
alle beetjes helpen).
Eerst moest ik Poms lettertype scannen. Daarvoor maakte
ik fotokopieën van pagina’s uit Piet Pienter
en Bert Bibber met veel tekst. Daarop zocht ik alle
letters en leestekens die ik nodig had. Ik knipte die
uit, voegde die samen op een blad en vergrootte alles
zodat de letters ongeveer een kleine centimeter groot
waren. Met behulp van een lichtbak tekende ik die over
op de rasters die ik nodig had om het lettertype in te
scannen. Eens alle tekens gescand en door het eerste programma
bewerkt waren, was het dus een kwestie van handmatig iedere
letter en letterteken te finetunen in het tweede programma.
Dat was een dag werk, maar het resultaat is een perfecte
digitale versie van Poms lettertype. Nu ja, ik zeg perfect,
maar eigenlijk gebruikte Pom in de meeste van zijn strips
een groter en dikker lettertype. Ik heb me gebaseerd op
zijn oudere albums, toen zijn lettertype nog kleiner en
dunner was. Dat heeft natuurlijk als voordeel dat je wat
meer tekst in een tekstballon kwijt kan.
Retroscifi
De plot van Avontuur in de 21ste Eeuw draait
rond een antiekhandelaar in de toekomst. Dat is een idee
waar ik al heel lang mee rondloop. In de meeste toekomstverhalen
zie je namelijk nooit antiek in de interieurs, terwijl
er natuurlijk nog steeds ruimtes en huizen zullen zijn
die klassiek zijn ingericht, met oude of pseudo-oude meubels.
Ik wist ook dat als ik dit idee ooit in een strip zou
gieten, ik mijn beeld van de toekomst zou baseren op oude
weergaves van de toekomst. Waarom? Omdat ik een oud boekje
heb liggen dat ooit aan mijn vader toebehoorde. Het heet
't Jaar 2000 en toont in woord en beeld hoe men
in de jaren 1950 dacht hoe het jaar 2000 er zou uitzien.
En ik vind het toekomstbeeld van toen er leuker uitzien
dan het toekomstbeeld van nu.
|
|
Toen ik vijf of zeven jaar geleden in Londen een boekje
vond, gevuld met retrotoekomstafbeeldingen, kocht ik dat
meteen. Ik was er immers van overtuigd dat ik ooit dat
antiquair-in-de-toekomst-verhaal zou maken en dat dit
boekje daarbij een waardevolle hulp zou kunnen zijn. Idem
voor die ene kalender gevuld met oude scifitekeningen
die ik ooit eens kreeg van een tante.
En inderdaad, uiteindelijke heb ik die allemaal kunnen
gebruiken bij het tekenen van de decors in Avontuur
in de 21ste Eeuw. En het leuke is dat het perfect
past bij Piet Pienter en Bert Bibber. Voor velen
is die reeks immers synoniem met de jaren 1950 en 1960.
Mijn verhaal speelt zich weliswaar af in 2099, maar toch
krijg je het gevoel dat het vijftig jaar geleden is gemaakt." |
Tom
Bouden: "Het scenario
en de gasttekenaars" |
|
|
De
volgende bijdrage is het vervolg van dit eerste
deel.
Nu
ik onverwacht de toestemming van Pom
kreeg om Piet Pienter en Bert Bibber te gebruiken in een
album à la Paniek in Stripland moest ik
een goed idee vinden om Piet Pienter en Bert Bibber en
de parodiërende stijl uit Paniek in Stripland
te combineren zonder dat ik Poms reeks belachelijk zou
maken. En hoe zou ik Kroepie en Boelie, de reservestriphelden
uit Paniek in Stripland, kunnen gebruiken in
het verhaal? Het was eventjes zoeken hoe dat aangepakt
kon worden, maar plots kwam het idee om Piet Pienter en
Bert Bibber te laten vervangen omdat ze als gepensioneerde
stripfiguren nu eenmaal niet teveel mogen werken. In mijn
familie zijn alle vaders en nonkels ongeveer rond die
periode op pensioen gegaan, dus dat zal wel voor de inspiratie
gezorgd hebben.
Ik
ben meteen aan het scenario begonnen. Het is te zeggen,
ik ben begonnen met het herlezen van de Piet Pienter
en Bert Bibber-albums met naast me een notitieboekje
waarin ik af en toe enkele woorden schreef. Meestal waren
dat typische ‘Pom’-uitdrukkingen. Dingen als
"Dat is nog gene zever zeg!" of "Heilige
Bimbam!". Uitdrukkingen die typisch zijn voor Piet
Pienter en Bert Bibber en dus niet mochten ontbreken in
mijn versie. West-Vlaming zijnde heb ik namelijk geen
enkele feeling met het Antwerpse vocabularium. Het is
al erg genoeg dat ik in de ge-vorm moest werken. Voor
de rest van Vlaanderen is dat blijkbaar geen probleem,
maar als je bent opgegroeid aan de kust wringt dat langs
alle kanten. Van een bevriend tv-scenarist weet ik dat
je aan het gebruik van ge en gij en de werkwoordvervoegingen
die daarna komen, kan merken of de schrijver van een scenario
uit West-Vlaanderen komt of niet.
Omdat mijn verhaal rond een reis in de tijd draaide, vond
ik natuurlijk vooral inspiratie in het album De Tijdmachine.
Een van de kenmerken van Paniek in Stripland
waren de vele cameo’s van bekende en minder bekende
stripfiguren. Ook in dit verhaal wou ik dat opnieuw doen.
Al vlug speelde ik met de gedachte om de cameo’s
niet zelf te tekenen. Steven Dupré bleek
een groot liefhebber van Paniek in Stripland
te zijn, en had al eens laten weten dat indien ik ooit
een vervolg wou maken hij daar met plezier aan wou meewerken.
Als hij dat wou, waren er misschien ook nog andere tekenaars
die dat zouden willen doen.
Zou ik genoeg tekenaars bereid vinden om hun eigen stripfiguren
zelf te tekenen? En wie kon ik daarvoor vragen? Het moesten
sowieso tekenaars zijn die hun eigen figuren tekenen,
en de figuren moesten toch enige bekendheid genieten bij
een groot publiek. Helaas vielen daardoor al een aantal
bevriende tekenaars af. Maar uiteindelijk had ik een lijstje
samengesteld van mogelijke slachtoffers. Samen met de
eerste pagina’s die ik ondertussen had getekend,
probeerde ik de tekenaars te overhalen via een mail. Van
de veertien tekenaars die ik aanschreef, reageerden er
dertien positief en vaak ook heel enthousiast. Heel wat
tekenaars blijken een liefhebber te zijn van het werk
van Pom, en groeiden vaak op met zijn strips. Dat hielp
natuurlijk om hen te overhalen.
Het resultaat was een indrukwekkend lijst van gevestigde
waarden en aanstormend talent. Bij de gevestigde waarden
zaten enkel tekenaars waarvan ik als kind al met plezier
hun werk las. De overige tekenaars waren vooral generatiegenoten,
en in sommige gevallen zelfs ex-klasgenoten.
Wim Swerts, Michael Vincent,
Marc Legendre, Jean-Pol,
Martin Lodewijk, Dirk Stallaert,
Luc Cromheecke en Charel Cambré
zagen het wel zitten om een oudere versie van hun bekendste
personage(s) te tekenen.
Marc Verhaegen, Steve Van Bael,
Willy Linthout, Kim Duchateau,
Steven Dupré en Hec Leemans
zegden allen toe om een ietwat uitgebreidere bijdrage
te leveren.
Nu ik wist wie wat wou doen, begon ik het scenario aan
te passen. Nu ja, ik spreek van een scenario, maar eigenlijk
maak ik voor mezelf nooit uitgewerkte scenario’s.
Het zijn meer uitgebreide synopsissen die bestaan uit
een beschrijving van de actie per pagina. Voor sommige
scènes zijn de dialogen al uitgeschreven. Voor
andere scènes schrijf ik die terwijl ik de pagina
aan het uittekenen ben. Het is ook al tekenend dat ik
eventuele visuele grappen toevoeg.
Omdat ik op voorhand wist dat ik zonder twijfel ging moeten
wachten op sommige bijdrages van de collega’s, en
dat het wel eens meerdere maanden kon duren vooraleer
alle bijdrages klaar waren, besloot ik eerst de pagina’s
waarop die bijdrages moesten komen te maken.
Drie pagina’s zouden gevuld worden door telkens
twee tekenaars. Ik maakte een vage schets van die pagina’s
en stuurde die door naar de tekenaars die de bovenste
helft zouden tekenen. Dat gebeurde samen met een enveloppe
waarmee ze de plaat naar de andere tekenaar konden sturen.
Twee andere pagina’s zouden gevuld worden met personages
van elf verschillende tekenaars. Opnieuw maakte ik een
schets. Die werd gescand en op ware grootte naar alle
tekenaars doorgestuurd zodat ze wisten waar hun personages
geacht werden te staan en in welke houding of compositie.
Van deze tekenaars kreeg ik via mail hun bijdrages binnen
die ik dan afprintte en op de juiste plaats op de originele
plaat kleefde. Ik kon dat natuurlijk ook digitaal samenvoegen,
maar ik hou van het gevoel een pagina met de hand te kunnen
afwerken. Zo’n plaat die voor je op je bureau ligt,
is toch nog iets anders dan een afbeelding op een computerscherm.
In de maanden die daarop volgden, sijpelden de bijdrages
langzaam maar zeker binnen. Bij de ene tekenaar ging dat
al wat vlugger dan de andere — die eeuwige deadlines
die telkens weer in de weg zitten, je kent dat wel —
en sommige tekenaars moesten af en toe herinnerd worden
aan hun belofte, maar uiteindelijk verliep alles redelijk
vlot. Toen ik klaar was met het verhaal was het nog eventjes
wachten op de twee laatste bijdrages waardoor de platen
die zich afspelen in het bejaardenhuis meteen ook de allerlaatste
platen waren die ik heb afgewerkt.
Ik ben zeer tevreden met het resultaat. Ik hoop dat de
lezers dat ook gaan zijn. Door de meewerkende tekenaars
is Avontuur in de 21ste Eeuw niet alleen het
album geworden waarin Piet Pienter en Bert Bibber eventjes
terugkeren, maar waarin ook personages als Biebel, Kramikse,
Bakelandt, Wolf en de Orphanimo!!-bende nog eens opduiken.
Iets wat natuurlijk een extra waarde geeft aan het verhaal." |
Tom
Bouden: "Avontuur in de 21ste Eeuw" |
|
|
Wat
kan ik vertellen over de cover van Avontuur in de
21ste Eeuw? Heel wat, eigenlijk.
Het begon allemaal vele jaren geleden, ergens in de jaren
1990, met de gedachte dat het leuk zou zijn om een nieuw
avontuur van Piet Pienter en Bert Bibber te kunnen
maken (iets wat wel meer mensen denken of hebben gedacht,
heb ik me laten vertellen).
Natuurlijk zou de reeks dan ietwat gemoderniseerd moeten
worden. De titel Avontuur in de 21ste Eeuw leek
me geschikt om duidelijk te maken dat de reeks niet bleef
stilstaan in het verleden. Daarvoor zouden de hoofdpersonages
in de toekomst moeten reizen, want de 21ste eeuw was op
dat moment nog toekomstmuziek.
Maar natuurlijk bleef het bij dat vaag, onrealistische
idee en een titel voor een verhaal dat er toch nooit zou
komen.
Maar
die gedachte bleef in mijn achterhoofd hangen, en ergens
in 2007 maakte ik tijdens een rustig moment een fictieve
cover voor een onbestaand Piet Pienter en Bert Bibber-album
met die ondertussen achterhaalde titel. Ik plaatste die
cover op mijn toenmalige blog.
Wat later sprak ik met mijn uitgever bij Standaard
Uitgeverij over onze gedeelde voorliefde voor
Piet Pienter en Bert Bibber. Hij wou heel graag
de reeks laten verderzetten, en vroeg me een proefpagina
te maken waarmee zou geprobeerd worden om de ondertussen
negentigjarige Pom te overtuigen. Die
proefpagina heb ik een paar dagen later gemaakt, samen
met wat mogelijke synopsissen.
Maar het lukte de uitgever niet om Pom te bereiken. Het
project belandde dus in de koelkast.
Ondertussen hadden enkele fans van Piet Pienter en
Bert Bibber gereageerd op de cover die op mijn blog
stond. Een van die mensen raadde me aan om contact op
te nemen met Peter Busschots, die een
hele goede vriend van Pom blijkt te zijn. Peter is eveneens
een van de mensen achter vzw ’t Mannekesblad,
Poms huidige uitgeverij. In november 2008 contacteerde
ik Peter via mail. Ik kreeg een uitgebreid antwoord terug.
"Ik ben met uw strip Paniek in Stripland bij
Pom geweest en hij vond het geweldig!!!! En dat is uitzonderlijk!!!
Aan de hand van dit werk kan ik misschien wel gedaan krijgen
dat je een eenmalig hommagealbum mag maken (…)
Stuur me misschien enkele kopieën en ik beloof je
dat ik ze zal voorleggen. Maar leg je hoop niet te hoog!"
Ik bezorgde de tekeningen en synopsissen aan Peter. Vijf
dagen later kreeg ik een enthousiaste mail terug.
"Soms wordt 1% plots 99%. In dit geval wil dat zeggen
dat je nu nog slechts 1% risico hebt om geen nieuwe Piet
en Bert te mogen tekenen. Pom vindt de tekeningen
zeer goed en je mag 1 ode(verhaal) aan PP & BB
maken. Liefst zelfs met de kaft en titel die je me stuurde:
Piet Pienter en Bert Bibber in de 21 Eeuw."
Daarna werd er nog wat heel en weer gemaild en gebeld.
Er werden wat voorwaarden gesteld. Het mocht bijvoorbeeld
geen volwaardig Piet Pienter en Bert Bibber-album
worden, maar wel iets à la Paniek in Stripland.
Er werd op vraag van Pom een afspraak gemaakt, zodat hij
wat tips kon geven, maar die afspraak ging om redenen
buiten mijn wil om niet door. Iets wat ik eigenlijk niet
zo erg vond, want Pom woont aan de andere kant van het
land, en ik hou helemaal niet van autorijden. Uiteindelijk
heb ik tijdens een paar aangename telefoongesprekken de
nodige adviezen van Pom gekregen.
De titel Avontuur in de 21ste Eeuw heeft ondertussen
een vreemde, onbedoelde betekenis gekregen. Het verhaal
speelt zich, hoe je het ook draait of keert, sowieso af
in de 21ste eeuw. De scènes in het heden én
de toekomst spelen zich immers beiden in die eeuw af.
Ongewild zeg ik dus eigenlijk dat de personages Piet Pienter
en Bert Bibber niet zijn blijven steken in de vorige eeuw.
Ik kon de titel aanpassen naar Avontuur in de 22ste
Eeuw, maar de symbolische en dubbelzinnige betekenis
van de huidige titel sprak me meer aan.
Als
ik die eerste hommagecover nu bekijk, zie ik vooral de
vele gebreken. De grootste fout is natuurlijk de schrijffout
in de titel (21e in plaats van 21ste).
Maar ook de lijnvoering van zowel de personages als de
letters zijn allesbehalve Pom. Dat moest dus aangepast
worden.
Ik begon met de titel. Om het zo 'Pommerig' mogelijk te
maken, ging ik op zoek in de Piet Pienter en Bert
Bibber-albums naar de letters die ik nodig had om
de woorden Avontuur in de 21ste Eeuw te vormen.
Daarvoor scande ik gewoon de hoofding van een Piet
Pienter en Bert Bibber-titelpagina in (De Avonturen
van Piet Pienter en Bert Bibber). Eens ingescand
versleepte ik de nodige letters tot ik mijn titel had
gevormd. Het woord "avontuur" was gelukkig gemakkelijk
gevormd. "21" bleef leeg. Ik vergrootte alles,
trok de letters computergewijs scheef en printte dat af.
Waarna ik de "21" handmatig toevoegde. Wat ik
nu had, was een bijna perfecte titel. Maar door al dat
inscannen, vergroten en afprinten was de lijnvoering natuurlijk
niet perfect. Dus tekende ik met behulp van een lichtbak
alles over, zodat iedere letter met dezelfde lijn was
getekend. En dat werd weer ingescand en toegevoegd op
de cover.
Ik paste hetzelfde systeem toe voor de namen "Boelie
en Kroepie Boemboem" die bovenaan op de cover de
namen van Piet Pienter en Bert Bibber moesten vervangen.
De reden dat Boelie deze keer als eerste wordt vernoemd
(bij Paniek in Stripland ging die eer naar Kroepie),
is gewoon omdat Boelie de vervanger van Piet is, en die
dus eerst moest komen. Dat ik het zo moeilijker maak voor
de verzamelaars ("Vormen die twee albums nu een reeks,
en zo ja, onder welke naam moeten we dat klasseren?")
was, met dank aan mijn slecht karakter, leuk meegenomen.
Maar
ook de getekende personages moesten aangepast worden.
Kroepie en Boelie kunnen, als hoofdpersonages, natuurlijk
niet op de cover ontbreken. Dus plaatste ik ze op de ruimtescooter
in plaats van Bert. Susan werd vervangen door Bert. En
omdat ik niet tevreden was over het hoofd van Piet tekende
ik dat ook opnieuw.
Lui als ik ben, had ik natuurlijk geen zin de volledige
cover opnieuw te tekenen, dus beperkte ik me tot de personages
die ik daarna computergewijs heb toegevoegd op de oorspronkelijke
cover. Maar omdat ik na een paar dagen vond dat Kroepie
teveel in mijn eigen stijl was getekend, heb ik hem uiteindelijk
nog eens opnieuw getekend. Deze keer in een stijl die
dichter bij Pom lag.
En om wat meer diepte in de tekening te krijgen, heb ik
de zwarte lijntjes van de gebouwen op de achtergrond vervangen
door gekleurde lijntjes.
Een aantal maanden later, toen het verhaal helemaal getekend
was, kreeg ik te horen dat Pom geen bezwaar had tegen
het vermelden van de namen "Piet Pienter en Bert
Bibber" op de cover. Dus voegde ik die er in een
discreet lettertype aan toe.
En omdat ik voor het tekenen van de decors op een vijftiental
pagina’s de hulp heb ingeroepen van Luderei
was het voor de hand liggend dat zijn naam ook vermeld
werd. Als Franquin zijn medewerkers op
de covers kon vermelden, kan ik dat ook."
Klik en vergelijk beide covers.
|
|
|
|