Pierre
Alary over Conan 1 |
|
|
Onderstaande
bijdrage van Jean-Pierre Fuéri verscheen
eerder in het Franse stripmaandblad Casemate
nummer 114 van mei 2018. |
|
Over
de collectie: "Als adolescent was ik een
gretig lezer van neo- en post-gotische Amerikaanse literatuur.
Ik was gek op Howard, Lovecraft en anderen die ik verslond
in de collectie NéO (naar Nouvelles Editions Oswald,
een Franse uitgever van sf-, fantasy-, avonturen-, detective-
en pulpromans red.). Daarin ontdekte ik trouwens Solomon
Kane en andere personages van Howard voor ik Conan leerde
kennen. Op stripgebied was ik weinig gewonnen voor de
Conan van Barry-Windsor Smith. Ik verkoos het werk van
Buscema voor andere titels. Zodra ik hoorde praten over
deze Conan-collectie van Glénat, stelde
ik mijn kandidatuur voor. Ik was niet alleen. Het lukte
me bij de eerste reeks albums te raken. Dat is altijd
raadzaam voor dit soort collectie."
Over spieren: "Probleem: hoe moet
je Conan uiterlijk weergeven? Ik heb hem eerst en vooral
weer aangekleed met een harnas. De uitgever weigerde dat
ik hem een baard gaf, maar niet om hem slecht geschoren
te tekenen. Het was ook verboden om hem overdreven gespierd
te maken zoals Schwarzy (Arnold Schwarzenegger die Conan
vertolkte, red.) die er te opgepompt uitzag. Vandaar de
spieren als van een zwemmer."
Over dynamiek: "Het scenario van
Jean David Morvan verschafte me een zekere vrijheid. Ik
zocht naar een manier om het dynamischer te maken. De
verhalen van Conan zijn geen grote literatuur,
maar mochten ze wat gewoontjes verteld worden, zou het
vervelen. Vandaar de gevarieerde en overladen decoupages.
Hier speel ik met achtergronden van het regenwoud of met
close-ups van wezens zoals bovenaan de volgende pagina.
En ik aarzel niet om sommige platen zoals deze vol te
tekenen."
Over prenten: "Ik speel ook graag
met prenten op prenten en met de prenten zelf. Hier bijvoorbeeld
als een driehoek, iets wat natuurlijk komt van Philippe
Druillet. Met dergelijke vondsten hadden zijn platen altijd
een grote impact, ook al had hij niet altijd grootse dingen
te vertellen."
|
Over
lekkere meiden: "Een ander probleem: de
prinses. De meisjes in de comics van Conan zijn
altijd weelderige babes. Omdat ik niet de gewoonte heb
pin-ups te tekenen, ben ik gaan rondkijken. Ik vond inspiratie
bij een Amerikaanse tekenaar, Frank Thorne, die beroemd
werd met Red Sonja en van wie Delcourt Iron
Devil publiceerde in de collectie Erotix.
Hij is een specialist in lekkere meiden met grote monden.
Ik heb me erop geïnspireerd, maar zonder overdreven
vormen erop na te houden. Nu ja, dat hoop ik."
Over de inkleuring: "Het werk van
inkleurder Sedyas geeft er een echte meerwaarde aan. De
voorgronden zijn behoorlijk somber en de achtergronden
zijn poreus wat ze veel perspectief en diepte geven. Kijk
ook goed naar de schaduwen. De vergulde schijn is maar
een aanzet van een gouden tint die twee pagina's verder
de liefhebbers van Dagobert Duck doet glimlachen."
Over spoed: "Ik had graag meer tijd
gekregen, ik weet dat ik dan sommige tekeningen, bouwwerken,
perspectieven en zelfs sommige personages nog verder had
kunnen uitwerken. Maar daarvoor had ik over acht maanden
moeten beschikken zoals ik gewoonlijk aan een album spendeer.
Nu moest ik het in amper vier maanden klaren, met spoed.
Ik werk op traditionele wijze met papier en penseel en
ik bezorg hoogstpersoonlijk mijn platen."
Over het volgende project: "Ik werk
nu weer in een realistischer tekenstijl door Retour
à Killybegs te verstrippen, het vervolg op
Mon Traître van Sorj Chalandon, een verdomd
goede reporter die de Prix Albert-Londres kreeg (sinds
1933 een prijs voor de beste Franse journalist, red.).
Het wordt opnieuw een album van 144 pagina's. De voorziene
verschijning is begin 2019 bij Rue de Sèvres." |
Pierre
Alary over Silas Corey 1 |
|
|
Onderstaande
bijdrage van Paul Giner verscheen eerder
in het Franse stripmaandblad Casemate nummer
55 van januari 2013.
|
|
Over
breedbeeld: "Door met Fabien Nury te werken,
moest ik toegeven dat mijn visie op het stripverhaal,
vooral wat de bladschikking betreft dan, een beetje gedateerd
was. Door de jaren hield ik me aan een raster, de ene
prent netjes naast de andere. Ik heb leren overschakelen
naar breedbeeld, naar prenten die de volledige breedte
beslaan. Daardoor kan je beter de actie en het verstrijken
van de tijd lezen. Ik had ook de neiging om veel onomatopeeën
toe te voegen om vuistslagen of ingeslagen deuren te illustreren.
Fabien toomde me in, hij legde me uit dat we geen Guus
Slim maakten."
Over de duiventil: "Ik visualiseer
mijn scènes tijdens de lezing van het scenario
en werk aan mijn locaties in functie van de ruimtes waarin
ik zin heb. Vandaar het mooie hoog plafond voor de duiventil,
een beetje zoals een kathedraal, en waar lichtstralen
door de gaten in het dak priemen. Ik heb me gebaseerd
op de binnenkant van een duiventil op het platteland,
en die heb ik dan 'gerenoveerd' met balken en oude dingen.
Zo'n duiventillen bestaan niet in Parijs. Van buitenaf
gezien lijkt het op een van die waterreservoirs die je
op de daken van New York ziet staan."
Over de kwaliteitscontrole: "Fabien
is niet het soort scenarist die maar laat betijen. Het
begint al met het opsturen van het storyboard met de tekstplaatsing
naar hem. Daar discussiëren we over, we voeren correcties
uit. Daarna komen de roughs, vervolgens een cleane versie
— zwart-wit in inkt. Soms verandert een simpele
komma de dynamiek, de timing. Als er dan nog lastige details
in de tekeningen overblijven of het ritme van de tekst
bevalt ons niet, dan herwerken we het probleemgeval. Elke
plaat is gecontroleerd en opnieuw gecontroleerd."
|
|
Over
het oude Parijs: "Het Parijs van 1917 was
eens iets anders na SinBad! De belle époque
is een periode die me al langer aanstaat. Ik ben in Parijs
geboren, ik vond het plezierig om de hoofdstad te tekenen,
en ik heb een kleine fotoreportage gemaakt in de Galeries
Lafayette om een van de grote scènes in het tweede
deel voor te bereiden. Ik heb de stad al getekend in Belladonna,
maar daarvoor gebeurde het opzoekingswerk grondiger, met
een reconstructie van de markt, de Cour des Miracles,...
Zo'n diepgravend onderzoek heb ik niet verricht voor Silas
Corey, maar het was even plezant en ik amuseer me
door straten en gebouwen te tekenen die nog steeds bestaan."
Over de loopgraven: "Enkele platen
in het tweeluik spelen zich af in de loopgraven. Het was
meer een plezier dan een uitdaging om die te tekenen.
Ik moest de oorlogsscènes uitvinden, er sfeer aan
geven, de inkleuring was van essentieel belang. Men moet
de loopgraven eerder aanvoelen dan ze zien."
Over aanpassingen op het laatste moment: "Silas
lacht niet, neemt alles op met ernst, hij is nogal cynisch
met een kil gevoel voor humor. In de laatste prent hertekende
ik zijn hoofd hoewel de inkleuring al was afgelopen. Tot
op het allerlaatste moment zijn er wel kleine aanpassingen
voor houdingen. Ik ben nochtans vergeten om inlegsel en
graveerwerk op de knop van zijn wandelstok toe te voegen.
Als zo'n kleine ideetjes gaandeweg het tekenwerk komen,
probeer ik ze discreet te integreren in de voorgaande
pagina’s."
|
|
Over
het vuur van de actie: "Ik omring me met
documenten, boeken over kostuums, films en ik leg een
databank aan op mijn computer. Dat proces stelt me gerust.
Een keer ik de pagina's begin te tekenen, bevind ik me
in het vuur van de actie, ik vorder, ik raadpleeg snel
het internet over deze of gene bijzaken, zonder mijn documentatie
te gebruiken. Een keer ik het album heb afgewerkt, stort
ik me opnieuw op mijn talloze documenten en realiseer
ik me dat alles wat ik nodig had er al tussen zat... Dat
probleem heb ik bij elk van mijn projecten!"
Over de voorzienigheid: "Ik heb
een aandrang voor het bombastische, ik heb dan ook wat
last bij interieurscènes waarbij personages in
kleinere kamers te zien zijn. Je moet niet alleen de ruimte
beheersen, maar net zo goed de indeling van de locatie.
Dit interieur zagen we al in het begin van het verhaal.
Je zal opmerken dat het zolderraam boven het bureau daar
ook al voorzien was. Het komt wel van pas als je het verhaal
op voorhand kent."
Over de tekenstijl: "Hoewel mijn tekenstijl
neigt naar een karikaturaal semirealisme vroeg Glénat
me om dat wat in te tomen en meer de richting op te gaan
van het realisme. Ik moest me inhouden, op de remmen staan.
Een goed evenwicht vinden tussen een realistisch voorkomen
en kleine grafische cartoondingetjes (zoals de bakkebaarden
van Silas) was een voortdurend gevecht tussen zwoegen
en amusement. Met Nam heb ik het een beetje karikaturaler
opgevat. Hij is de sidekick van de detective met Aziatische
looks met een rond gezicht en baardje"
|
|
Over
ter zake komen: "Zoals veel tekenaars had
ik zin om de lezer te verbluffen met grafisch zeer uitgewerkte
scènes, voornamelijk wat de daken van Parijs betreft.
Maar omdat ik die maar op één prent moest
tonen, heb ik me aangepast door gewoon ter zake te komen.
Missschien deed ik dat te veel in de laatste prent waarin
meer mensen hadden mogen rondwandelen. In die tijd was
het druk op straat, in de lanen zwermde het van het volk
zoals je kan zien in Les Vampires, een van de
films van Louis Feuillade."
Over de cover en de titel: "Ik heb
zo'n honderd coverstudies gemaakt alvorens ik kwam tot
versies die tegelijk de tijdsgeest weergeven als het hoofdpersonage.
Fabien en ik hadden in ons achterhoofd de filmaffiches
van James Bond die geschilderd waren door Robert
McGinnis. Met het beeld van de gekruiste benen en het
geweer om de schouder van agent 007 voor ons hebben we
een oneindige hoeveelheid verschillende houdingen uitgeprobeerd.
Met en zonder geweer, met en zonder wandelstok, met en
zonder Nam. De typografie van de titel moest eveneens
het tijdperk weergeven en ook grafisch in orde zijn zonder
dat het gedateerd overkomt."
Over Moby Dick: "Het publiek zal erover
beslissen of we van Silas Corey een reeks kunnen
maken na het eerste tweeluik. Vanaf dan neem ik ook weer
mijn bewerking van Moby Dick op dat ik zes jaar
geleden samen met Olivier Jouvray schreef! Ik zal de honderdtwintig
pagina's zelf inkleuren. Het is voorzien voor de collectie
Noctambule van uitgeverij Soleil." |
|