Philippe
Delzenne over de cover van Jommeke 294 |
|
|
|
We
nodigden Philippe Delzenne uit om naar
aanleiding van Jommeke 294: De Wraak van de Mummies
het ontwerpen van een geslaagde cover uit te leggen.
"Meestal denk ik aan een cover voor een verhaal van
Jommeke wanneer het volledig getekend is. Meestal
teken ik die cover tijdens het schrijven van het volgende
avontuur.
Een cover is een eyecatcher, het eerste wat lezers en
kijkers te zien krijgen van een nieuw verhaal. Het moet
in één oogopslag binnenkomen. Men moet in
een covertekening gezogen worden. Men moet verschieten,
en samen met de titel grote goesting hebben om de coverscène
te ontdekken.
Een cover moet niet expliciet een scène bevatten
die effectief in het verhaal als dusdanig voorkomt. Het
kan een 'ongeveerheid' belichten van een betreffende scène.
Of een situatie samengesteld uit verschillende elementen
uit het verhaal.
Een cover voor Jommeke ontstaat bij mij wanneer
ik mij ontspannen verdiep in de scènes uit het
verhaal. Ik probeer dan te zien hoe iets kan triggeren,
kan laten binnenkomen.
Een cover is een zwembad waar je wil inspringen, zonder
te twijfelen. Waar dikwijls rekening mee gehouden wordt,
is dat onze held Jommeke er zo groot mogelijk en in vooraanzicht
op staat. Dat is niet altijd evident, zelfs dikwijls lastig.
Een grote Jommeke neemt al direct veel ruimte in beslag,
de gulzigaard. In feite is een cover een puzzel die is
gemaakt uit stukjes die ik samenraap uit het verhaal.
Een idee voor een cover dient zich plots aan of laat zich
enkel vinden na veel denken. Eens de summiere schets klaar
is, volgt de uitwerking vrij vlot. Ik merk dat ik niet
veel voorbereidend tekenwerk in een cover stop, toch niet
op papier, des te meer in mijn hoofd.
Een cover tekent lekker weg, merk ik al tientallen jaren.
Het is eigenlijk een plezierige illustratie. Ik doe dit
met veel goesting, net zoals de eerste prent van een verhaal.
Dat zijn prenten die de lezer/kijker in het verhaal moeten
trekken.
Meestal is een cover een volle dagtaak. Rondlopend in
de voormiddag, nadenkend over hoe het er moet uitzien,
's namiddags schetsen en verfijnen en tegen de vooravond
de boel inkten, op een ontspannen manier. Dan plaats ik
hem op mijn boekenkast en kijk ernaar in het voorbijlopen,
toon hem aan mijn 'madam' en soms corrigeer ik hier en
daar wat. En titels, daar ben ik ook graag mee bezig.
Makkelijk is dat niet, en soms zijn ze zo voor de hand
liggend dat ze zoutloos worden.
Een
cover is als een sterke generiek van een film. Een cover
is de grote strik met mooi cadeaupapier dat we rond onze
creatie wikkelen.
Om te besluiten denk ik dat een cover en een titel de
kracht moeten hebben om iemand voor enkele seconden te
laten schrikken en bij zichzelf de kriebelende goesting
moet opwekken om dat verhaal toch maar vlug aan te schaffen
om te weten te komen wat het verhaal achter die prikkelende
cover wel kan zijn. Dat lukt niet altijd, hoor, maar af
en toe zitten ze lekker in de vingers, die covers en titels...
Voor de Jommekes wil ik hier ook benadrukken
dat Agnes Nys enorm bijdraagt met haar
sublieme inkleuring. Waarvoor buiging, allen samen. Met
De Wraak van de Mummies is ze daar zeer goed in geslaagd.
Kijk ook eens naar Krokodillentranen (deel 247),
dat was ook de nagel op de kop (van de farao) qua cover,
inkleuring en titel." |
Philippe
Delzenne over zijn gasthoofdredacteurschap van StripGlossy
11 |
|
|
|
Voor
StripGlossy nummer 11 nam Jommeke-tekenaar
Philippe Delzenne het gasthoofdredacteurschap
waar waardoor hij zijn stempel kon drukken op een groot
deel van de inhoud. Hieronder stelt hij zijn bijdrage
aan het kwartaalblad voor.
"Eind augustus viel een bericht in mijn mailbox binnen
van de uitgevers, Seb en Mirjam
van der Kaaden, van het Nederlandse StripGlossy.
Het zou een grote eer voor hen zijn, mocht ik het gasthoofdredacteursschap
willen invullen voor hun eindejaarsuitgave. 'Niet direct
mijn kop thee, zo'n redacteurschap', ging even door mijn
hoofd, maar al even snel zag ik wel een mooie opportuniteit
om via dit prachtige voorstel wat exposure te geven aan
mijn eigen werk, Trace-Noël. Ik reageerde
positief, ik wilde wel eens proeven van zijn kopje thee.
Bleek dat het om een glas champagne ging!
In enkele mailwissels zetten we op punt wat mijn inbreng
juist inhield. En daar opende zich een fantastische deur
in de zin van de mogelijkheid om vier van de zes Bommelschetsen
voor wenskaarten die ik dertig jaar eerder maakte voor
Marten Toonder, in inkt te zetten. De
huidige Toonder Compagnie stemde daarmee
in en ik ging aan de slag met penseel. Glad ijs voor mij,
hoor. Ik herinner mij levendig hoe ik de heer Toonder
penseelstreken uit zijn hand en brein zag toveren en in
een... 'tjiptjiptjip-beweging' zijn figuren leven gaf
op het witte blad. Dat 'tjiptjiptjip' komt uit een mooi
interview met de meesterlijke Gerben Valkema over
zijn samenwerking met de Toonder Compagnie waarin hij
de vloeiende, accurate en schijnbare 'alsof-het-niets-was-beweging'
van het penseel van de heer Toonder plastisch en met geluid
erbij uitlegt. Ik zou dus ook een 'tjiptjiptjip-beweging'
proberen te ondernemen voor de vier wenskaarten, met de
nadruk op proberen! Ik herwerkte mijn originele schetsen
tot een eenvoudiger setting en wroette dagen tot er een
min of meer bevredigend resultaat op papier stond.
Een volgend item was het schrijven van een voorwoord.
Daarin liet ik mij leiden tot een bespiegeling van hoe
ik als tekenaar bij Jommeke terechtkwam. Er kwam
een krant bij kijken. Een kindertekening en het grijpen
van het momentum. Het katapulteerde mij terug naar 1979!...!
Dat lees je juist... Bijna veertig jaar geleden, toen
je als tekenaar nog een studio bij een grootmeester kon
binnenstappen en er de stiel leren.
Dan was er de cover. Zeer belangrijk! Dat moest in het
oog springen en een bekendheid hebben om verkoopbaarheid
te vergroten. Dus opteerde ik voor de reeks waarvoor ik
al zeer lang werk, waarvoor ik nog zeer lang zal werken
en waarvoor ik van zijn auteur Jef Nys
het vertrouwen kreeg om, samen met mijn goede collega
Gerd Van Loock, zijn prachtige creatie
verder te zetten. Jommeke dus! Mijn oprechte
dank gaat dan ook uit naar Jef Nys, zijn erfgenamen, Alexis
Dragonetti (uitgever-bestuurder van Ballon
Media) en het Ballon-team die de nodige ondersteuning
en vertrouwen blijven geven. Seb stelde voor om Bommel
en Tom Poes op de een of ander manier mee in de coverscène
te smokkelen. Dat legde een link met Nederland, maar tevens
ook met mijn ontmoeting met de heer Toonder. Dat kon dus
ook in Nederlandse winkels extra interesse genereren.
De cover tekende lekker en werd door de gewaardeerde medewerking
van Lisbeth Prinsen van Ballon Media
supermooi ingekleurd!
Daarna spraken Seb en fotograaf Peter Beemsterboer
een namiddag af om hier bij mij thuis een interview en
fotosessie te maken. Dat werd een zeer zonnige oktoberdag
waar ik de hartelijkheid van de twee Nederlandse vrienden
mocht meemaken. Het werd een mooi interview met dito foto's
en bijhorende illustraties. Dagen en weken nadien werd
heen en weer gemaild om alles op punt te stellen. Wat
kan globale verbondenheid in cyberspace toch heerlijk
zijn. Ik heb niets tegen een postduif, maar dan zou een
StripGlossy maar vijfjaarlijks verschijnen.
Vervolgens gaf Seb mij de mogelijkheid om voor de eerste
maal in mijn carrière iets puur van mijzelf gepubliceerd
te zien. Al is het kort dag, StripGlossy ligt
drie maanden in de winkel, maar ze blijven wel langer
liggen. Trace-Noël zit nu aan ongeveer zeventig
pagina's. De prognose is vierhonderd pagina's, op zijn
minst. Het eerste twintigtal pagina's is tekstueel al
op punt gesteld zodat ik Seb kon voorstellen om acht pagina's
te publiceren. Daarin zit een zeer speciale pagina 1,
een primeur. Ik kreeg van componist en vriend Piet
Swerts de toelating om composities van hem te
gebruiken voor Trace-Noël waarvoor ik hem
eeuwig dankbaar ben. Op één pagina staat
een QR-code die een 6,07 minuten durende compositie weergeeft
als je die inleest met je smartphone en een QR-app. De
compositie is speciaal voor die scène uitgekozen
en bewerkt met geluidsfragmenten. Het versterkt de sfeer
van de desbetreffende pagina's. Wie eens werk van deze
fantastische, Belgische componist wil horen, raad ik ten
zeerste zijn machtige werkstuk A Symphony of Trees
aan dat in september vorig jaar in Ieper in première
ging en in 2020 driemaal herhaald wordt van 23 tot 25
oktober. Het is een overdonderd, belangrijk, niet te missen
werk dat je live moet meemaken. Verder is de ingesproken
tekst voor die pagina mooi ingelezen door een kennis uit
Brugge. Pagina 3 werd magistraal ingekleurd door mijn
goede vriend Marcel Rouffa die tevens
het volledige Trace-verhaal zal inkleuren. Zijn
manier van werken ligt heel hard in de lijn van mijn stijl
van tekenen voor Trace. Grote dank en buiging
aan deze meester, Marcel! Volg hem, hou hem in de gaten!
Hij is met straffe dingen bezig!
Een ander item was om een interview gepubliceerd te zien
met een bekende Vlaming of Nederlander. Dat zag ik wel
zitten, maar na veel zoeken wie ik graag zou interviewen,
kwam ik tot de conclusie dat een persoon vinden niet zo
moeilijk was, maar wel wat ik hem of haar zou vragen.
Ik sprokkelde wat vragen bijeen en stelde mij in de plaats
van die persoon. het vinden van originele vragen bleek
voor mij onmogelijk. Ik gaf het bedenktijd tot ik op het
idee kwam om mijn hoofdfiguur uit Trace-Noël,
Jules Vandergraef, een hoofdfiguur van een bekende persoon
te interviewen. Dan moest die bekende persoon wel een
hoofdfiguur hebben. En plots schoot Alfred Jodocus Kwak
mij te binnen. Seb zag de originele invalshoek helemaal
zitten, contacteerde de zoon van Herman van Veen en de
persoonlijke assistente van de heer van Veen en enige
tijd later kon Seb mij berichten dat Herman van Veen akkoord
ging! Dat interview lees je natuurlijk ook in StripGlossy
met een fijne intro. Wat ben ik daar blij mee!
Ik stelde Seb ook voor om een ander stokpaardje van mij
de kans te geven een forum te geven. Het betreft korte
stripjes van één tot twee stroken waarin
twee hoofdfiguren met elkaar filosoferen over de meest
uiteenlopende onderwerpen. Het zijn de heren Mr. Hum en
Mr. Bug, The Bottleneck Brothers genaamd. Ik zie wel hoe
zij evolueren in komende StripGlossy's en of
daar interesse voor is. Deze stripjes zijn afgeleiden
van een kaartensysteem met woorden. Meer uitleg daarover
vind je op mijn website www.amianart.net.
Een grote pluim en diepe buiging breng ik hier ook graag
uit naar mijn vriend en co-auteur voor Trace,
Ed Solie. Hij verzorgt alle digitale
invulling, is maker van mijn website, mijn rechterhand
in de ontdekkingstocht bij het maken van de Trace-vertelling.
Kortom, zonder hem zou alles veel trager verlopen. Ik
zie Ed als mijn eerste stuurman. Trace-Noël
is weliswaar mijn idee — ik stuur veel aan en ik
teken uiteraard alles —, maar de bijdrage van Ed
valt gewoon niet in te schatten. Trace-Noël is voor
mij dus een gezamenlijk werkstuk. Merci, Ed!
Ik hoop van harte dat StripGlossy nummer 11,
sinds 18 december beschikbaar in vele winkels, jullie
erg zal bevallen! Mijn grote dank gaat natuurlijk ook
uit naar Seb van der Kaaden en zijn vrouw Mirjam. Hartelijk
dank, beste noorderburen, beste Frieslanders!"
Over Trace-Noël
"Trace-Noël vertelt de levensloop van
Jules Vandergraef, een hoogbegaafde en uiterst gevoelige
jongen die fysiek niet tegen onrecht kan. We volgen Jules
vanaf zijn zeven jaar tot ver na zijn overlijden. Het
verhaal ontstond oorspronkelijk uit mijn fascinatie voor
familiesaga's, vertellingen die over generaties heen gaan.
Trace-Noël is een verhaal zonder ontploffingen,
wapengeweld, spattend bloed en andere wild om zich heen
slaande monsters...
De naam Trace-Noël is trouwens een anagram
van tolérance. De namen van enkele andere
personages vloeiden ook voort uit een anagram van tolérance
onder wie de Zuid-Afrikaan Éclat-en-or. Een schitterende
naam voor een schitterend personage, of hoe het vinden
van een naam kan leiden tot een sterk personage.
Verdraagzaamheid en empathie zijn een rode draad doorheen
de vertelling. Ik werk samen met mijn eerste stuurman
Ed Solie gestaag verder om het over enkele jaren klaar
te krijgen. We werken echter wel aan een manier om vlugger
regelmatige uitgaven te plannen die het eigenlijke verhaal
voorafgaan, prequels als het ware. Geduld is een schone
deugd, beste toekomstige lezer. Weet dat Ed en ikzelf
evenveel geduld moeten opbrengen om van Trace-Noël
een mooi verhaal te maken. Wij danken jullie daarvoor!" |
Philippe
Delzenne over Jommeke 277 |
|
|
Philippe
Delzenne is sinds lang een van de vaste
tekenaars en schrijvers van Jommeke. Hij
genoot de eer het jubileumalbum Jommeke 277:
De Babbelpil te mogen maken waarmee de zestigste
verjaardag van de door Jef Nys gecreëerde
succesreeks wordt gevierd. |
|
Over
Jef Nys: "Dan denk ik terug aan het voorrecht
dat ik kreeg om deze grote kunstenaar gekend te hebben.
Jef was voor mij een mentor. Iemand in wiens spoor ik
leerde tekenen en bij uitbreiding later, vertellen. De
'goesting' om te tekenen, om hetgeen verteld diende te
worden degelijk en duidelijk te laten begeleiden door
prenten. Dat gebeurde allemaal heel organisch, al doende,
met steeds een deadline omdat het een machine was die
stevig op de rails spoorde, die vele lezende passagiers
aan boord kreeg om een reis met Jommeke te maken
en dus ook veilig op hun bestemming moesten worden gebracht,
zijnde de laatste pagina van een verhaal. En wij waren
de machinisten onder leiding van de hoofdmachinist Jef
Nys. En zijn trein spoorde goed! De jaren in de studio
op linkeroever staan in mijn hoofd gegrift als prachtige
momenten. Het 'stelen met de ogen', hoe Jef zijn figuren
op papier toverde en het daarna proberen te benaderen.
De spanning wanneer hij zijn met bic geschetste A4-papiertjes
van het lopende verhaal kwam brengen op de studio, op
de dertiende verdieping in een van de linkeroeverblokken.
Het bijna dagelijkse onderhoud met Jef over hoe zijn universum
juist weer te geven. De ontspannen praatjes met hem over
de dingen die gebeurden, die hem bezig hielden, die mij
bezig hielden. Zonder daarom altijd op één
lijn te staan, maar met respect voor elkaars mening en
opvatting. Jef was soms meer dan enkel een mentor op professioneel
vlak. Kortom, het was een groot voorrecht hem te hebben
gekend."
Over
Kinderen Baas: "Het album waar Jef trots
op was, niet het enige uiteraard. In feite belichaamt
dit verhaal zowat zijn hele œuvre. In feite zijn
de kinderen baas in al de verhalen. Zij overwinnen. Zij
vinden. Zij doen en durven. Zij vallen, maar staan weer
op. Lachen, maken plezier, ontdekken,... kortom, kinderen,
in hoofde van Jommeke en zijn vriendjes, tonen hoe het
is om heerlijk kind te zijn. Kinderen baas, ook in onze
hoofden, wanneer we een verhaal moeten verzinnen moeten
we in zekere zin het kind in ons terug baas laten worden
om er het verhaal uit te halen. Hoe zou een kind op een
bepaalde situatie reageren, in feite is dat iedere keer
de uitdaging voor ons, volwassenen, om ons in die rol
te kunnen plaatsen. Dat maakt het ook zo delicaat en niet
altijd makkelijk om een Jommekesverhaal te vertellen.
Jef had zijn unieke recept dat wij enkel maar kunnen benaderen
maar nooit gelijk in zijn."
Over Poesie en de periode bij Peyo: "Tja,
Poesie... ik heb er een aantal getekend toen
ik bij Peyo werkte. Ook enkele verhalen van Pietje
en de Lamp zijn van mij. En uiteraard vele, vele
Smurfen. Dat brengt mij dan terug naar 1987, het jaar
waarin ik in Ukkel aan de deur bij Peyo aanbelde met mijn
kaft vol tekeningen... zomaar, om te zien of ik kans had.
Enkele weken later kon ik effectief op de studio aan het
park Wolvendael starten. Na een onderhoud met Thierry
Culliford (Peyo's zoon, red.) die mij toen die
kans gaf. Dan begon een even mooie periode werkend in
de studio, eveneens stelend met de ogen hoe deze grootmeester,
Peyo, zijn figuren schetste en inktte en vooral erover
praatte. Heerlijke tijden daar. Ik citeer Peyo: "...
Il faut te mettre à plât ventre dans le parc
Wolvendael sous les racines géantes pour comprendre
l'univers Schtroumpf." ("Je moet plat op
je buik liggen in het park Wolvendael onder de reusachtige
wortels om het Smurfenuniversum te begrijpen.") Of:
"L'efficacité avec trois fois rien dans
le dessin..." (Efficiëntie met drie keer
niks in de tekeningen.") Wederom een groot voorrecht
om deze grootmeester gekend te hebben. Tevens een voorrecht
om vele verhalen van Marc Wasterlain te mogen hebben getekend.
Goede vrienden te hebben gekend als Alain Maury, Daniel
Desorgher... en andere... Met dan uiteindelijk een heel
aantal gags, kortverhalen en één volledig
album (als scenarist, deel 22: Alles Smurft Vanzelf)
op mijn naam. De periode op de studio Peyo was even leerrijk
dan bij Jef, met dit verschil dat daar meer te zien was
van wat er zich afspeelde in de rest van de stripwereld.
Je kreeg meer voeling met andere auteurs, andere strekkingen.
Ik ben zeer blij dat ik toendertijd die stap gezet heb,
dat heeft enkel bijgedragen in de vorming van mijn carrière.
En geef toe, je als tekenaar kunnen uitleven in de wereld
van de Smurfen, ze op papier tot leven mogen brengen,
af en toe een complimentje krijgen van de meester zelf...
ik moet er geen tekeningske bij maken zeker...
In die periode had ik ook contact met Marc Sleen, voor
wie ik kon beginnen, maar ik koos toch voor De Smurfen.
Met Stephen Desberg kon ik toen Arkel van Marc
Hardy verder zetten, maar ik koos toch voor de blauwe
mannetjes. Voor Marten Toonder, die ik toen mocht ontmoeten
in kasteel Nederhorst waar de Toonder Studio's gevestigd
waren en die een diepe indruk op mij naliet, kon ik niet
beginnen omdat de heer Toonder een punt zette achter de
Bommel-strips. Zovele mooie momenten..."
|
Over
schijnbare eenvoud: "Daar is al veel over
geschreven en het is de waarheid. Ooit verbaasde een leek/vriend
zich over het feit dat ik mijn figuren tot zwetens toe
soms aanschetste om er nadien met een inktlijn over te
gaan. Hij dacht werkelijk dat die figuren zo zonder begeleidende
schets op het papier ontstonden. Niet dat bepaalde tekenaars
daar niet bedreven in zijn en met verve in slagen. Echter
niet zo bij mij en vooral niet zo wanneer je je een stijl
van iemand anders meester moet maken. Dan wroet je, kras,
gom en vloek je. Eens er een aanvaardbare schets is, zoek
je met soms doodsverachting (ik overdrijf...) de juiste
(eenvoudige) inktlijn om nadien de speelsheid van de schets
er niet meer in terug te vinden. Bekend fenomeen... schijnbare
eenvoud is dan soms bedrieglijke eenvoud. Maar soms gaat
alles ook vanzelf. Dan is schijnbare eenvoud gewoon lekker
eenvoudig en zie je onmiddellijk waar de zon staat. Dan
is het papier goed, de inkt lekker op temperatuur, de
pen mooi gerodeerd, de stoel in pole position
en vooral de goesting aanwezig om 'in de lijn te kruipen'
en door de bochten te scheuren. Schijnbare eenvoud, misschien
wel te vergelijken met autorijden op Francorchamps...
toch eenvoudig, niet... maar daar schets je toch ook beter
wat lijnen uit alvorens in de bocht te gaan zonder eruit
te vliegen. Achter de tekentafel is het wel een stuk veiliger...
als ik daar uit de bocht ga, vliegt mijn lijn in de gommen
langs de kant en krijg ik een tweede kans..."
Over knipogen: "Die onstaan organisch
en dikwijls in veelvoud en dan moet je temperen en doseren.
Je schrijft iets en plots is daar dan die knipooglink
die je niet kan laten liggen. Omdat ik voor kinderen schrijf,
moet ik mij dikwijls inhouden wegens onverstaanbaarheid
van de knipoog. Maar zolang die knipoog niet in de weg
staat van de leesbaarheid voor kinderen is het oké.
Die mosselpot op pagina 4 is ofwel de bekende mosselpot
van Marcel Broodthaers, ofwel gewoon een mosselpot. Zo
zijn er doorheen mijn nu bijna vijftig verhalen wel meer
knipogen in tekst en beeld voorgekomen. Dat is altijd
heel leuk om te doen. Dat verdwijnt nooit. Maar zal nooit
lukraak gebruikt worden. En ook dikwijls niet worden opgemerkt..."
Over Jommeke als ambassadeur: "Jommeke
is een publiek figuur. Een lieveling en held voor vele
kinderen, dus ook een afgevaardigde, een gevolmachtigde
om bepaalde zaken voor te stellen. Om zaken in de schijnwerpers
te zetten waar hij, Jommeke, in beeld en geest achter
staat. Om gewicht in de schaal te gooien, mensen op de
been te krijgen, bijeen te roepen. Dat is een mooie rol
die Jommeke toebedeeld krijgt en die hij met verve uitvoert.
Kijk daar... Jommeke... loopt over straat en de gezichten
lachen en er is een gevoel van samenhorigheid. Heerlijk
toch. Jommeke, de ambassadeur van het goed gevoel."
Over respons: "Als je met respons
bedoelt hoe Jommeke wordt ontvangen bij kinderen kan je
enkel vaststellen dat het nog steeds zeer groot is. De
wisselwerking tussen het jonge publiek is altijd heel
fijn om te zien. 'Hun' Jommeke leeft echt in hun geest,
in hun beleving. Hij maakt deel uit van hun fantasie,
dus als daartegenover een degelijk, traditiegetrouw verhaal
staat, voedt dat enkel hun respons. Hun antwoord op de
tegenwoordigheid van hun held. Ik geloof dat het ook zo
is voor de volwassenen die, nu Jommeke al zestig is, meegaat
vanuit hun kindertijd. Er wordt steeds vrij enthousiast
gereageerd wanneer bijvoorbeeld de Jommekespop opduikt...
door iedereen... enfin, een verdwaalde andere-kant-van-de-taalgrens-bewoner
niet te na gesproken. Wie weet, in de toekomst?..."
Over
respect: "Dat merken wij inderdaad. Ik mag
aannemen dat dit het gevolg is van ons werk, dat wij zo
goed mogelijk proberen te realiseren. Het is niet evident
om vijf verhalen van Jommeke per jaar met hoog
niveau te handhaven. Maar de jarenlange ervaring en de
onnoemelijk vele uren die ik met Jef sleet over hoe zijn
geesteskind in elkaar zit, werpt toch zijn vruchten af.
Het blijft evenwel noeste arbeid aan de tekentafel, veel
denkwerk onderweg om tot een verhaal te komen. Maar ik
merk bij mezelf dat er met de jaren toch stilaan een gevoel
van 'weten waar ik naartoe ga' komt. Ik stap op de trein
die ikzelf schrijf en na een paar keer goed optrekken,
bolt de machine lekker, weliswaar steeds met argusogen
bekeken, in de goede richting."
Over
inspiratie en uitvindingen: "Dat zou professor
Gobelijn eens moeten uitvinden, zie... een inspiratiepil...
hahaha! Ziedaar, weer een scenario-idee... Inspiratie,
tja... dat is rommelen in je hoofd, zoeken tot je een
draadje vindt, het rood kleuren en jezelf smijten. Een
voordeel van een reeks die al zo groot is ter beschikking
te hebben, is dat je kan putten uit het reusachtige arsenaal
aan figuren die de inspiratie kunnen triggeren. Nog een
voordeel is dat kinderen graag dezelfde verhalen lezen
in een iets ander kleedje. Wat niet wil zeggen dat wij
recycleren zonder origineel te zijn. Maar het feit is
gewoon dat we vertrekken van vaststaande gegevens aan
settings en figuren. Die gooien wij in onze keuken op
het aanrecht, we verzinnen een gerechtje en de soep kookt...
Inspiratie, het komt eigenlijk van overal, zonder dat
we het verwachten. Het enige dat je moet doen, is attent
zijn en de inspiratie een vorm geven. Meestal is het een
embryo, het pril ideetje waarvan je een aha-gevoel krijgt...
waarna je dan zegt, oké... en hoe gaat het verder,
dan wordt inspiratie, transpiratie en wroetend brouwen.
De uitvindingen die we de professor kunnen laten maken,
zijn een prachtige tool die ons toelaat om de grenzen
van de mogelijkheid te overschrijden. Dan kom je in de
vlaktes waar kinderen spelen met alles wat los en vast
zit in de fantasie. Het gegeven dat een professor zulke
uitvindingen doet, maakt het voor een groot stuk waarachtig,
het is tenslotte een professor in alles. Wat een briljante
uitvinding van Jef."
Over een eigen stempel, eigen inbreng, nieuwe
personages: "Ook hier gaat het vrij organisch.
Het is onmogelijk om voor 100% de stijl van Jef te kopiëren.
Het blijft benadering. Je tekent in de stijl van iemand,
niet mèt de stijl, wat inhoudt dat er steeds een
dosis eigen stempel inzit. Zowel tekentechnisch als wat
het schrijven betreft. Waarschijnlijk is het schrijven
in de stijl van Jef moeilijker dan het tekenen in zijn
stijl. Door deze reeks verder te zetten, krijg je een
soort van gebruiksaanwijzing mee van hoe te vertellen,
te tekenen... omdat die zijn nut en succes al heeft bewezen.
Het is niet de bedoeling om daaraan te morrelen. Het geeft
je ergens wel een soort rust mee, je mag aan de slag met
figuren en settings die al gevestigd zijn. Dat maakt het
natuurlijk ook in die zin belangrijk dat je er zorg voor
moet dragen om het niet naar beneden te halen, het niveau
hoog te houden. Maar door de jarenlange samenwerking met
Jef en zijn vertrouwen in ons om zijn œuvre verder
te zetten, weten wij hoe we de reeks verder moeten laten
groeien. Met eigen inbreng, een eigen stempel en nieuwe
personages... ingekleurd met onze eigen doos potloden.
Maar het blijft een uitdaging want wij zullen nooit zijn
manier, zijn stijl, volledig onder de knie krijgen. En
dat is goed, dat houdt ons alert en open voor verbetering."
Over
beperkingen: "Er zijn zaken die nooit in
een verhaal van Jommeke zullen voorkomen zoals
geweld en nog vele andere zaken die veel te delicaat zijn
om in een feelgoodreeks voor kinderen te gebruiken. Het
is een evidentie zelfs dat zulke zaken vermeden worden.
Dat levert geen meerwaarde op. Wat niet wil zeggen dat
de figuren in Jommeke geen karakter hebben of
brave, grijze muizen zijn. Ze hebben allemaal ook hun
rare kantjes die de verhalen kleur geven. De nadruk in
deze reeks ligt op avontuur, spanning, plezier en plezante
belevenissen die kinderen allemaal graag zouden meemaken."
Over de voorbeeldfunctie: "Door
het feit dat kinderen zich kunnen herkennen in de figuren
krijgen die natuurlijk een opdracht mee om een voorbeeld
te zijn in de manier waarop ze in situaties reageren.
Dat is in deze reeks, geschreven voor jonge kinderen zeer
belangrijk. En zonder belerend te zijn kunnen we van deze
opportuniteit gebruik maken om een voorbeeld te zijn voor
kinderen. Op een ludieke manier."
Over sterke vrouwen: "Dit is inderdaad
opvallend in de reeks. Er spelen zeer veel sterke vrouwen
in mee en dat kan ik enkel maar toejuichen. Nog een voorbeeld
van hoe een verhaal kan aangewend worden om vooroordelen
over anderen weg te gommen op een leuke manier. Er zijn
natuurlijk ook vrouwen met slechte bedoelingen zoals er
ook mannen met slechte bedoelingen zijn. Maar de mix houden
we in het oog. Een weerspiegeling van hoe het er in het
echte leven aan toe gaat. Punt is dat de personages mensen
van vlees en bloed zijn met goede en wat minder goede
eigenschappen. Als je het arsenaal aan figuren bekijkt
dat in zestig jaar de revue is gepasseerd, kan je enkel
besluiten dat het een mooie verzameling karakters is waarin
iedereen zich wel wat kan herkennen. En dat is nu juist
een van de sterke punten van deze reeks. Behalve over
sterke vrouwen en sterke mannen... kunnen we ook spreken
over sterke kinderen en sterke dieren...zeer sterk van
Jef Nys. Hoed af!" |
|