Alle bijdragen van Patty Klein aan de rubriek De Commentator bundelen we op deze pagina.

Klik verder naar de volgende onderwerpen:
24/09/2011 Patty Klein startte haar carrière als stripscenarist bij de Toonder Studio's, waar zoveel Nederlandse tekenaars en schrijvers hebben gewerkt. De laatste tijd wil ze dat de puntjes op de i worden gezet. Marten Toonder was helemaal niet de auteur die het allemaal zelf deed, ofschoon hij het tegendeel beweerde. Of zoals ze het haar afvraagt: "Pas nu — veertig jaar later — denk ik: waarvoor die ijdelheid, dat gelieg, die op-de-borst-klopperij?"

 
24/09
 
 
Patty Klein: "Moet een heer dan altijd alles alleen doen?"
"In 1966 was ik twintig en biologiestudente toen ik een advertentie las waarin men bij de Toonder Studio's vroeg om een stripschrijver. Ik stuurde een sollicitatiebrief, deed er een paar verhalen en gedichten bij en werd uitgenodigd voor een gesprek met Andries Brandt. Hij was chef van de stripafdeling geworden na het vertrek van Marten Toonder naar Ierland. De studio zat op de Geldersekade in Amsterdam. De heer Brandt kwam me ophalen bij de receptie en nam me mee naar zijn kamer, die gedomineerd werd door een tafel die niet door poten, maar door Tom Poes en Heer Bommel werd gedragen. Hij vroeg of ik een plot wilde verzinnen voor de Tom Poes-ballonstrip in het weekblad Donald Duck.

Ik wist van toeten noch blazen wat strips betreft en kon niet eens tekenen. Andries drong erop aan dat ik toch lay-outs ging tekenen, zodat ik leerde hoe de actie zich ontwikkelde en verplaatste en dat stripfiguren altijd van links naar rechts praten in verband met de leesrichting van de balloons. Of dat wat de tekenaar laat zien niet nog eens in een balloon of tekstblok herhaald dient te worden en nog duizend andere zaken die je moet weten om een verhaal in een stripscenario te gieten.

Thuis verzon ik het verhaal Tom Poes en de Woelwater. Dit ging over een dorstig wezentje, een kruising tussen draak en vis, dat de slotgracht van Bommelstein leeg drinkt, daarna het meer en de rivier, zodat Rommeldam door droogte wordt geteisterd. Andries Brandt vond het plot leuk; het kon meteen in productie worden genomen. En zo werd ik aangenomen als stripschrijver op de studio en zou dat zeven jaar lang fulltime blijven.

In de loop van vijfenveertig jaar strips schrijven besef ik dat ik enorm veel geluk heb gehad. Ik kreeg hier de kans om van de beste scenaristen het vak te leren: Andries Brandt was mijn directe baas, later werkte ik ook samen met Lo Hartog van Banda en soms hield Marten Toonder in Ierland zich vanuit de verte bezig met de verhalen.


Werken onder Toonder
Net zoals iedere Amerikaan wel kan pochen (of het niet kan, maar toch doet) over een Indiaanse grootmoeder of betovergroottante, zo heeft iedere stripmaker uit die tijd ooit wel bij de Toonder Studio's gewerkt. Dat zou best zo kunnen zijn; het was er een komen en gaan van artiesten. Ik kwam erachter dat het noemen van de naam Toonder Studio's ontzag wekte in de buitenwereld, evenals de namen van mijn leermeesters.

Maar hoe ging het er nu aan toe bij de studio's? Dat is moeilijk uit te leggen aan iemand die er niet gewerkt heeft. Weliswaar zijn er veel stripstudio's waar tekenaars en schrijvers samenwerken, maar alleen bij Geesink Artists, Studio Vandersteen en bij Toonder Studio's was er sprake van een studio met een baas die de leiding had en de werkwijze bepaalde.

Die werkwijze was als volgt: Andries vroeg om een verhaal voor bijvoorbeeld De Grote Boze Wolf of Yogi Beer. Ik verzon een plot. Dat was zelden meteen goed. Maar als Andries iets in het idee zag, veranderden we het plot gezamenlijk tot het goed was en daarna kon ik het scenario gaan uitwerken voor de tekenaar. Als die geschetst had en het tekenwerk op de studio kwam laten zien, zat ik erbij en mocht ik het werk ook bekijken. Andries legde een doorzichtig vel papier over de tekeningen heen en sloeg daarop aan het corrigeren: de stand van een been, een handje, een gezichtsuitdrukking, de actie moest wat aangedikt worden of wat dan ook. De tekenaar ging naar huis met zijn tekeningen en correctiewerk en ik begon aan mijn volgende scenario.

Zo leerde ik veel tekenaars kennen: Jan van Haasteren, Jan Steeman, Piet Wijn, Ton Beek, Thé Tjong Khing en Fred Julsing. Lo Hartog van Banda kwam regelmatig met Andries plotten en verhalen doornemen. Meestal liep ik even op de studio naar de grote kamer waar de drie tekenaars in loondienst zaten: Wim Lensen, Frits Godhelp en Richard Klokkers. Ze tekenden regelmatig verhalen van mij, waaronder Tom Poes en de Woelwater. Ik leerde er veel van om ze aan het werk te zien.

Ik vond alles normaal: ik had immers geen vergelijkingsmateriaal. Normaal dat niet je eigen naam bij je producties kwam, maar die van Marten Toonder, die van Walt Disney of Hanna Barbera (voor de Donald Duck- en Flintstones-producties, die gedeeltelijk op de studio werden gemaakt). Wat me pas veel later opviel, was dat de schrijver het bij de Toonder Studio's voor het zeggen had. De tekenaars moesten niet zeuren, maar tekenen wat de schrijver verzon. Ik neem aan dat dit een erfenis was van Marten Toonder, die immers zelf vooral schrijver was. Hoe anders was dit toen ik zeven jaar later voor de stripbladen Pep en Sjors ging werken: daar hadden de tekenaars het voor het zeggen en stond de schrijver in dienst van de tekenaar.

Wat ook kenmerkend voor het werken bij de Toonder Studio's was dat iedereen multi-inzetbaar was. Vaak werkten verschillende tekenaars aan één strip. De een schetste, de ander inktte. De een tekende de figuren, de ander de achtergronden. Soms was er een poststaking in Engeland en dan werd een Nederlandse tekenaar ingeschakeld om dezelfde dag nog een vervolg op de krantenstrip van de dag ervoor te tekenen. En de lezers klaagden nooit; ik geloof niet dat ze het zagen, of dat ze het in elk geval niet belangrijk genoeg vonden om erover te klagen.


Loyaliteit
Ook de tekenaars klaagden niet, tenminste niet waar ik bij was. Wat me verbaasde, was dat ik overal Toonder-strips op tekentafels zag liggen, maar dat Marten Toonder in de publiciteit beweerde die strips altijd alleen te maken. Dit gold vooral voor zijn lievelingen en tevens populairste strips Tom Poes, Kappie, Panda en Koning Hollewijn. Waarvoor diende dan die studio vol goede tekenaars en schrijvers?

Ja, we werkten op de studio van Marten Toonder. We wisten dat in ons werk een stickertje kwam met "copyright Toonder Studio's", net zoals bij Studio Vandersteen of de Disney Studio's. Maar Walt Disney beweerde nooit dat hij de strips van Carl Barks had getekend en ook Willy Vandersteen gaf zijn tekenaars de eer die hen toekwam.

De journalisten begonnen ook wel te begrijpen dat Marten Toonder niet in zijn eentje vier dagstrips tegelijk kon schrijven en tekenen. Dus Toonder moest terugkrabbelen met zijn ijdele uitlatingen. In zijn autobiografie nuanceerde hij het tot: "Maar Tom Poes nam ik altijd zuinig mee naar huis". Toch hadden bijna al mijn collega's ooit wel aan Tom Poes geschreven, geschetst of geïnkt of deden dat nog. Pas nu — veertig jaar later — denk ik: waarvoor die ijdelheid, dat gelieg, die op-de-borst-klopperij?

Ook Andries Brandt had aan Tom Poes getekend, maar vooral veel Tom Poes-verhalen geschreven, vaak samen met Lo Hartog van Banda, onze beste stripschrijver. Andries vertelde wel eens dat Toonder hen vroeg om een nieuwe Tom Poes-plot. Ze vroegen: "Waar moet het over gaan?" Toonder zei peinzend: "Nou, over een mannetje dat in de bergen woont en een schat bewaakt…" "En dan, meneer Toonder?" "Dat weet ik nog niet, dat moeten jullie verzinnen." Andries en Lo gingen aan het werk en maakten een plot. Toonder las het en zei: "Hm... heel interessant, maar het is het nog net niet." En Lo en Andries werden weer naar hun typmachine gestuurd. Dit herhaalde zich enkele keren tot, zoals Andries het noemde, Banda en hij het verhaal hadden verzonnen dat Toonder in zijn hoofd had, maar zelf niet onder woorden kon brengen. Andries bleef daarmee loyaal aan zijn baas. Maar waarom zou Toonder dat verhaal in zijn hoofd gehad hebben? Volgens mij kwam het gewoon uit de koker van Brandt en Hartog van Banda.

Men vraagt zich wel eens af waarom de medewerkers zo'n enorme loyaliteit hadden en hebben tegenover Toonder. Omdat hij hun baas was? Dat niet alleen. Toonder had charisma.


IJdel gelieg
In 1996 vond er een Bommel-tentoonstelling in het Teylers Museum in Haarlem plaats. Bij de opening ervan ontmoette ik oud-medewerker Ben van 't Klooster. Hij vertelde me over een tekening die hij gemaakt had voor een speciale uitgave ter gelegenheid van die tentoonstelling en ter ere van Toonder. Ben had een tekening gemaakt die aan de kaak stelde dat Toonder in de media vertelt dat hij de Bommel-strips in zijn eentje maakte en zo zijn medewerkers tekort doet. Die tekening werd naar Ben van 't Klooster geretourneerd: geweigerd. Ben vroeg aan mij of ik die tekening wilde hebben.

Na de lunch was er een plechtige huldiging van Toonder, waar hij een toespraak hield. Hij was erg vereerd en ja, hij had alle tekeningen van de expositie zelf gemaakt (er hing werk van Ben van 't Klooster, Ben van Voorn, Piet Wijn en Andries Brandt). Ik stond te luisteren naast mijn vrienden Piet en Ina Wijn en keerde me verontwaardigd naar Piet. "Daar klopt toch niets van! Wordt het niet eens tijd dat we daar een boekje over open doen?" En Piet zei: "Ach, dat doen we wel als hij dood is!"

Na de huldiging kwam Toonder een praatje maken met zijn ex-medewerkers, ook met Ben: "Ben! Hoe gaat het met jou?" "Nou meneer Toonder, ik zit nog wel met wat oud zeer..." En Ben vertelde hoe zijn tekening voor Toonder was geweigerd. Toonder zei verschrikt: "Maar Ben, daar wist ik helemaal niets van! Ik wil die tekening dolgraag hebben!" En Ben beloofde om de tekening (die hij net aan mij beloofd had) naar Toonder in Ierland te sturen. Dat is trouwens niet gebeurd: hij is later in Bens nalatenschap teruggevonden.

Marten Toonder is nu zes jaar dood en Piet Wijn, een van zijn trouwste tekenaars, ruim een jaar. Het boekje is nog steeds niet open gedaan. Maar de halsstarrigheid van Toonder is nog steeds even onbegrijpelijk. Als hij daar op het podium in het Teylers Museum in zijn dankwoord had gezegd: "Bedankt voor de eer, beste mensen, maar ik had al dat werk niet kunnen maken zonder de hulp van een grote groep van fantastische striptekenaars en schrijvers." Dan had iedereen gezegd: "Wat is Toonder toch een groot mens. En zo bescheiden!" Die leugens waren stuitend voor zo'n heer van stand."

— Patty Klein

Deze tekst verscheen eerder in StripKrant 2, een gratis uitgave van de Beroepsvereniging Nederlandse Stripmakers. © illustratie: Alex van Koten