Alle bijdragen van Marvano aan de rubriek De Commentator bundelen we op deze pagina.

Klik verder naar de volgende onderwerpen:
26/11/2013 Marvano geeft tekst en uitleg over de historische achtergrond van zijn nieuwste trilogie De Joodse Brigade.
14/09/2013 In november is het 25 jaar geleden dat de collectie Vrije Vlucht werd gelanceerd door Dupuis. Op de beginperiode, maar vooral op de mensen van wie Marvano de kans kreeg om bij de eerste publicerende auteurs in deze collectie te horen, blikt hij terug. Met waardering en dank.
07/05/2011 Met het tweede deel van de trilogie Grand Prix achter de kiezen, pikten we er twee keer twee pagina's uit. Op een resem voorgeschotelde trefwoorden lieten we Marvano reageren. Bijvoorbeeld over zijn passie voor wagens en geschiedenis, over documentatie en authenticiteit, over spanning en Adolf Hitler,...
 
Marvano over De Joodse Brigade 1
26/11
TOP
De Eeuwige Oorlog, Een Nieuw Begin, Berlijn, Grand Prix... alle goede dingen komen per drie bij Marvano. Zo ook De Joodse Brigade, Marvano's nieuwste trilogie die bij Dargaud verschijnt. Deel 1 heeft Vigilante als titel. De daaropvolgende titels zijn TTG en Hatikvah, respectievelijk te verschijnen in november 2014 en november 2015.

Over de inhoud en achtergrond: "De Joodse Brigade is op een manier een vervolg van Grand Prix. Op het einde van Grand Prix — het begin van de oorlog — verdwijnen Leslies moeder en verloofde spoorloos. Sommigen vonden dat een vreemd einde, maar in feite was daar niets vreemd aan. Het gebeurde wel vaker in die dagen dat mensen spoorloos verdwenen. Vaak om nooit meer terug op te duiken. De Joodse Brigade begint in juni 1945. In Europa is de oorlog afgelopen. In de Pacific is hij nog in volle gang. Hoofdpersonage is opnieuw Leslie Toliver, de Britse Mercedescoureur uit Grand Prix, die op zoek is naar zijn verloofde en zijn moeder."

Over de wagenracerij: "Die komt slechts zijdelings aan bod. En één keer in beeld in een flashback. Dat was van pure goesting om nog eens een prachtige Zilveren Pijl te tekenen...
Maar het verleden van Leslie is wel onderdeel van het verhaal. Op het einde van Grand Prix was ik werkelijk gaan houden van het personage. Ik vond het doodzonde om 'm te laten schieten. Maar zoals me dat wel eens meer overkomt: een personage neemt over. Ook nu weer heb ik de indruk dat ik niet zozeer het verhaal gevonden heb. Eerder: het verhaal heeft mij gevonden. En ik vond het wel interessant om dit eens te doen met een strippersonage: hem laten terugkomen maar dan in een heel andere context. De oorlog heeft Leslies leven helemaal overhoop gegooid, waarschijnlijk definitief veranderd."

FLASHBACKSCÈNE

Stukje uit de synopsis, de historische context: "Beginnen we met een historische context die gaandeweg beknopt zal worden meegegeven in het verhaal. Na de Eerste Wereldoorlog werden, met het verdwijnen van het Ottomaanse Rijk, Groot-Brittannië en Frankrijk de dominerende machten in het Midden-Oosten. Die machtswissel bracht de eeuwenoude droom van een Joodse staat weer tot leven. In 1917 werd de oprichting van zo'n staat in het vooruitzicht gesteld door de Britse overheid in de zogenaamde Balfour Declaratie, genoemd naar de toenmalige Britse minister van Buitenland. In 1939 echter had een andere Britse regering, geleid door vredesapostel Chamberlain, dat besluit alweer naar de prullenmand verwezen. Er zou géén Joodse staat komen! Heibel met de Arabieren, bewaarders van de Grote Olievoorraad, moest ten allen prijze vermeden worden. Het 'Witboek', zoals het document werd genoemd dat de nieuwe politiek uiteenlegde, was kazakdraaierij van de ergste soort.

Het plaatste de Palestijnse Joden bij het uitbreken van de oorlog voor een dilemma. Moesten ze de strijd voortzetten tegen de verraderlijke mandaathouder of juist aan de zijde van die mandaathouder de strijd aanbinden met nazi-Duitsland? Het antwoord lag voor de hand. De Joden kozen, in tegenstelling tot de Arabieren, voluit voor het kamp van de geallieerden. Tegelijk lieten ze de Britten duidelijk weten dat hun ideaal onveranderd bleef. 'We zullen de Duitsers bestrijden alsof het Witboek niet bestaat, en het Witboek alsof de Duitsers niet bestaan', zo klonk het uitdagend. De Britten waren gewaarschuwd.

Al snel werd er geroepen om een strikt Joodse eenheid die de Duitsers zou kunnen bestrijden onder een Joodse vlag, weze het onder auspiciën van het Britse leger. Het idee alleen al bezorgde veel Britse gezagsdragers knikkende knieën. Joodse soldaten die aan het front gevechtservaring zouden opdoen die ze na de oorlog zouden kunnen gebruiken tegen het Britse Imperium?... Liever niet, dank u.

Uiteindelijk kwam de Joodse Brigade er toch en ze werd zowaar zelfs ingezet, zij het pas in 1945. In Italië dreef de Jewish Infantry Brigade Group zoals de eenheid officieel heette, het Duitse leger genadeloos voor zich uit.

Toen de oorlog in Europa eindigde, strandde de Brigade in Tarvisio in Noord-Italië, een drielandenpunt op de grenzen van Italië, Joegoslavië en Oostenrijk. Tweederde van de vooroorlogse Joodse bevolking van Europa was uitgemoord in Duitse vernietigingskampen.
De overlevenden ondervonden niet het minste mededogen. De pathologische Jodenhaat was, zeker in Oost- en Centraal-Europa, onverminderd. Overlevenden van de kampen hadden geen thuis om naar terug te keren. Ze wilden nog slechts één ding: weg uit Europa. Geen enkel land stond te springen om zich over hen te ontfermen. De wereld was verdeeld in twee delen: een deel waar de overlevenden niet meer naartoe wilden, en een deel waar ze niet naartoe konden. De conclusie was duidelijk. Slechts op één plek ter wereld zouden ze veilig zijn: in een Joodse staat die vooralsnog niet bestond, maar die wel ooit beloofd was door de Britten.

De Britten echter hielden, de Arabische olie in gedachten, hun poot meer dan stijf. Zonder scrupules werden de 'ontheemden', zoals ze eufemistisch werden genoemd, opnieuw opgesloten achter prikkeldraad. In sommige gevallen bleven ze gewoon zitten in de kampen waaruit ze zogezegd bevrijd waren, nu bewaakt door geallieerde in plaats van Duitse soldaten, en werden daar grotendeels aan hun lot overgelaten. Iedereen riep voor de vorm 'ach en wee', maar er gebeurde niet veel. Het leek wel alsof de wereld hoopte dat het probleem zichzelf zou oplossen.

Op een manier deed het dat ook. Doorheen Europa begon zich onder de overlevenden de mare te verspreiden dat er een Joods leger in Europa was! Gewapende Joodse soldaten!
In Tarvisio werd de Brigade geconfronteerd met overlevenden die, hoopvol de geruchten volgend, moeizaam en dikwijls in levensgevaarlijke omstandigheden hun weg naar 'het Joodse leger' hadden gezocht en nu eindelijk veiligheid, begrip en verzorging vonden.

De omvang van de Holocaust bleek nog verbijsterender dan zelfs de grootste pessimisten gevreesd hadden. De Brigade schoot in actie. Opererend vanuit de schemerzone van een drielandenpunt in een door oorlog vernietigd continent begon ze aan de redding van haar volk, of wat er van overbleef. Overlevenden werden opgespoord door kleine verkenningseenheden en naar Tarvisio gebracht, om van daaruit te proberen Palestina te bereiken. De operaties waren illegaal, maar veel Britse officieren te velde, evengoed ontzet door de verhalen die ze hoorden van de 'ontheemden', knepen de ogen dicht. De Brigade gebruikte alle middelen om haar volk te redden, van omkoperij over diefstal tot genadeloos geweld.

DE JOODSE BRIGADE IN ACTIE

Maar ze deed meer dan dat. De Brigadisten begonnen zich te realiseren dat het opsporen en berechten van oorlogsmisdadigers geen prioriteit meer was voor de geallieerden. Veel nazibeulen waren met succes ondergedoken. De Brigade ging naar ze op zoek. Kleine eenheden van twee à drieman legden daarvoor soms duizenden kilometers af op enkele dagen tijd, doorheen gebieden waar ze in feite niets te zoeken hadden. Ze bluften zich doorheen grens- en wegcontroles, stalen onderdelen voor kapotte voertuigen, confisqueerden benzine van burgers of pikten wat ze nodig hadden uit militaire depots.En als ze de ondergedoken misdadigers vonden, ging de afrekening snel en zonder poespas.

Het is met een van deze acties dat De Joodse Brigade begint."


Marvano blikt terug op 25 jaar Vrije Vlucht
14/09
TOP
"Vandaag is het contract ondertekend waarin Ridley Scott en Twentieth Century Fox de optie op de filmrechten van De Eeuwige Oorlog en Een Nieuw Begin — de romans en de strips — opnieuw met achttien maanden verlengen. Fox weet bij deze heuglijke gelegenheid te melden dat er momenteel gewerkt wordt aan een draaiboek dat veelbelovend is en waarover ze zeer tevreden zijn. Of het hier het draaiboek door Dante Harper betreft of nog een ander is niet meteen duidelijk.

In november 2013 zal het precies een kwarteeuw geleden zijn dat het eerste deel van de striptrilogie De Eeuwige Oorlog verscheen. Het was één van de vier verhalen uit het startjaar van de nieuwe collectie Vrije Vlucht van Dupuis. De drie andere waren Reis naar Italië van Cosey, S.O.S. Geluk van Griffo en Jean Van Hamme en Laïyna van René Hausman en Pierre Dubois. De Vlamingen waren dus al met al goed vertegenwoordigd.


In 2008 werd de twintigst
e verjaardag van de collectie met de nodige tralala gevierd in het historische Art Deco Hotel Lutetia in Parijs. Rond de vijfentwintigste verjaardag is het stil gebleven maar en petit comité zal er hier zeker een glas of twee geheven worden in november, zowel op mijn debuut als op de collectie op zich.

In 1988 was de stripwereld herstellende van een diepe crisis. Overproductie had de sector in 1983 aan de rand van de afgrond gebracht. Een jaar of drie, vier later was het gevaar enigszins afgewend maar er was een prijs betaald. Tijdschriften waren verdwenen of zouden spoedig verdwijnen; uitgeverijen die tot dan toe beschouwd waren als onaantastbaar, veranderden van eigenaar. De groep Ampère, later Média Participations, nam bij Le Lombard de teugels over van de familie Leblanc. Hachette, Albert Frère, kocht Dupuis op. (Guy Mortier, hoofdredacteur van het tot Dupuis behorende Humo, nam in die dagen na de overname de telefoon op met het droge "Hallo, Hachette"...). Het aantal nieuwe titels werd teruggebracht tot een redelijk niveau, zowat achthonderd per jaar.

Uitgevers konden zich niet verstoppen achter lege PR-praatjes. Er moest daadwerkelijk gehandeld worden.

Het idee voor Vrije Vlucht kwam van Jean Van Hamme, die zelf uitgeefdirecteur was geweest bij Dupuis. Hij was opgevolgd door Philippe Vandooren. Vandooren, toen al geen jonge man meer, was weliswaar drie jaar hoofdredacteur geweest van Spirou, maar als uitgever had hij nog niets bewezen. Het concept van Jean Van Hamme paste hem echter als een handschoen. Hij werd de drijvende kracht achter Vrije Vlucht.

Ik maakte kennis met 'm in 1987. Ik had De Eeuwige Oorlog aangeboden aan alle uitgeverijen die in die tijd iets te betekenen hadden. Ze zouden het allemaal weigeren. Allemaal, behalve Philippe, die in zijn beslissing steunde op het oordeel van Thierry Martens, zelf een gewezen hoofdredacteur van Spirou.

De twee heren namen de debutant die ik was met liefde en geduld onder hun vleugels. Ze spaarden de roede niet (beiden konden heel — héél! — cassant zijn...), maar je kon ontzettend veel van hen leren en dat heb ik ook gedaan. Als, hier in Casa Marvano, in november het glas zal geheven worden, zal ik met diepe genegenheid aan hen terugdenken. Beiden hebben ons ondertussen helaas verlaten. Ik dank veel aan hen. Niet alles, maar wel veel.

Het gebeurde dat Philippe me belde op zaterdagnamiddag...
"Salut, mon petit lapin. C'est juste pour te dire que j'adore les dernières planches que tu as rentrées."
Zaterdagnamiddag... Pas later vernam ik dat hij zijn zaterdagen vaak doorbracht op de uitgeverij. Om alles rustig te bekijken en te beoordelen, om na te denken en beslissingen te nemen. Om te werken, enfin... Dat gaf hem ongetwijfeld een voorsprong op zijn concurrenten.

Hij was klein van stuk en frêle, maar wàt een werkkracht! Hetzelfde gold voor Thierry Martens, tenminste wat de werkkracht betreft. Fysiek waren ze tegenpolen. Martens wist altijd waarover hij praatte en hij gaf je, veel meer nog dan Vandooren, altijd ongezouten zijn mening. Als hij tegen je sprak, vestigde hij zijn blik steevast op een punt boven en achter je schouder. Een "doordringende blik" had hij bijgevolg niet, Thierry, maar een doordringend analytisch vermogen des te meer en dat maakte meer indruk dan een blik.

In 1989 werd De Eeuwige Oorlog (deel 1) in Angoulême genomineerd voor de Prix Coup de Cœur, de debutantenprijs. Aan de uitgevers werd gevraagd de selectie te motiveren. Philippe schreef over mij: "Ik ben geen scenarist, maar als ik er een was, zou ik de zijne willen zijn".

Dat hij geen scenarist was, was natuurlijk flauwekul. Om dat te beseffen volstaat het om te kijken naar Nick, dat hij samen met zijn schoonbroer Hermann maakte.

Ik heb het privilege gehad wondermooie gesprekken met hem te voeren. Onder meer over één van zijn stokpaardjes. Philippe zei altijd dat er twee dingen waren die hij nooit begrepen had in zijn leven: dat er intelligente mensen zijn die in (een) God geloven, en dat er intelligente mensen zijn die van voetbal houden. Over het tweede waren we het roerend eens. Over het eerste konden we een boom opzetten. Ik kwam dan aandraven met Blaise Pascal en Albert Einstein. Daar hield hij van, van dat soort gedachtewisselingen die niets met strips te maken hadden. Ik ook.

Ik heb de chance gehad om in het begin op competente, intelligente mensen als Philippe Vandooren en Thierry Martens te stuiten en later, maar dat had toen mogelijk al minder met geluk te maken, op getalenteerde uitgevers als Yves Schlirf, Yves Sente, Christel Hoolans en Gauthier Van Meerbeeck. Ook aan hen dank ik veel. Uitgeven is een vak, een kunst welhaast. Weinigen begrijpen dat nog.

Maar goed. Vrije Vlucht is dus 25 jaar jong. Heden ten dage beseft men mogelijk niet meer ten volle wat de collectie betekend heeft voor de strip in het algemeen en Dupuis in het bijzonder. Het vervult me met enige trots mee aan de wieg te hebben gestaan.

En, zo leerde ik vijf jaar geleden in Hotel Lutetia, mogelijk zelfs meer dan ik in 1987 wist. Toen Vrije Vlucht werd opgestart, waren er gevestigde auteurs die, meer dan de snotneus die ik was, reserves hadden bij zowel de relatief onbewezen Philippe Vandooren als het hele concept. Cosey, een auteur die ik mateloos bewonder sinds de allereerste pagina's van Jonathan in Kuifje, was iemand die een beetje aarzelde terwijl ik mijn contract al ondertekend had.

Ik citeer uit het boekje Le Roman d'Aire Libre van Thierry Bellefroid uit 2008: "Vandooren parle à Cosey de La Guerre Eternelle. L'auteur est séduit. C'est important, le voisinage, déterminant même, comme on le verra plus tard."

Meer moet dat niet zijn."

— Marvano, 13 september 2013


Marvano over Grand Prix 2
07/05
TOP
COMMENTAAR BIJ PAGINA 8
Over passie voor wagens: "Ik ben geboren in Zolder. Ik was tien jaar toen het circuit officieel geopend werd. Drie keer raden waar wij onze weekends doorbrachten... Het circuit werd een venster op de wereld, bij wijze van spreken. De racerij was een exotische wereld, een totaalgegeven. Het ging 'm niet specifiek om de auto's of om de techniek of om de coureurs. Het was het geheel dat deed dromen.
Maar het moet gezegd dat de racewagens toen veel mooier waren dan nu. Tegenwoordig zijn het foeilelijke, van onder tot boven met reclame volgeplakte doorslagen van één en hetzelfde, ongetwijfeld efficiënte prototype. Volkomen stijlloos. Toen ik de racerij leerde kennen, waren de auto's indrukwekkend, zuiver van lijn, mysterieus bijna. En ze hadden karakter. Een Lotus 49 herken je nu nog altijd op een zwart-witfotootje van een postzegel groot. En aan de helm kan je precies zien wie ermee rijdt. Zet het hele Formule 1-veld van tegenwoordig in zwart-wit en er is geen mens die de auto's uit mekaar kan houden.
Hetzelfde geldt voor het racevolkje. Karakters als Innes Ireland, Rob Walker, John Cooper, Chris Amon of onze eigen Jacky Ickx vind je niet meer. De hele racewereld is een tweedimensionale, bordkartonnen business geworden die stijf staat van de regeltjes en waarin het nog slechts om geld draait. Er zit geen leven meer in."

Over passie voor geschiedenis:
"Geschiedenis fascineert me. Vooral de geschiedenis van de twintigste eeuw omdat die grotendeels de wereld bepaald heeft waarin we leven. Negentig percent van de problemen waar de wereld vandaag mee kampt, vindt zijn oorsprong in de twee wereldoorlogen, het interbellum en de koude oorlog.
Ik lees dus geschiedenis (het gaat in de eerste plaats om lezen; ik heb al jaren geen tv-distributie meer) uit pure interesse, maar als een verhaal begint vorm te krijgen ga ik natuurlijk wel gericht op zoek en ga ik boeken en dvd’'s zoeken in functie van."

Over documentatie: "Voor een trilogie als Grand Prix is de hoeveelheid documentatie redelijk gigantisch omdat ik niet enkel probeer een accuraat beeld te krijgen van de racerij, maar van de wereld van toen in zijn geheel: hoe die was, ontstaan is en afliep. Dus komen er boeken aan te pas over onderwerpen gaande van kunst in de Weimarrepubliek tot het proces van Adolf Eichmann. Soms haal je uit zo'n boek misschien één klein detail, soms niet eens dàt, maar enkel een idee van sfeer of zoiets... Het is moeilijk uit te leggen. Eigenlijk is het een werkwijze die voor een groot deel instinctief is.
Je kan het vergelijken met een gigantische legpuzzel waarin elk stukje zijn plaats moet vinden. Met het bijkomende probleem dat je ontzettend veel meer stukjes op je tafel hebt liggen dan je uiteindelijk nodig zal hebben om de puzzel te maken. Je zal stukjes, soms echte pareltjes, niet eens gebruiken. Uit plaatsgebrek of omdat ze uiteindelijk niet in de structuur van de puzzel, het verhaal, passen."


COMMENTAAR BIJ PAGINA 9
Over competitie: "In deze specifieke scène wou ik de schoonheid van een beweging overbrengen in stilstaande beelden: de manier waarop Rosemeyer iets te snel de bocht ingaat en, zeer op zijn gemak en zeer gecontroleerd, de auto met wat ze in mooi Nederlands een contre-braquage noemen door de bocht laat glijden. De coureurs van toen waren waarlijk artiesten."

Over competentie:
"De basis van dit vak kan je niet leren. Die heb je of die heb je niet. Maar als ze er is, kan ze wel ontwikkeld worden. Met de jaren krijg je het vak steeds beter onder de knie, tenminste als je het een beetje serieus aanpakt en eisen stelt aan jezelf. Zo werkt een leerproces. Jeugd heeft zijn ontegensprekelijke voordelen, maar die even buiten beschouwing gelaten, is er volstrekt niets dat kan opwegen tegen ervaring.
Wat ook zeer belangrijk is, is routine. Van routine krijg je het fingerspitzengefühl dat in dit vak onontbeerlijk is. Ik druk me slecht uit. Je 'krijgt' het er niet van, want evenmin als de basis kan je het leren. Maar routine verfijnt het, houdt het alert."

Over Adolf Hitler:
"Historische personages opvoeren in een fictief verhaal is altijd een beetje riskant, zeker als ze, zoals in Grand Prix, echte protagonisten zijn. In het geval van Hitler heb ik me gebaseerd op historische feiten — zijn liefde voor de racerij, zijn adoratie voor de coureurs, zijn doelbewust gebruiken van de autosport om de beperkingen van het Verdrag van Versailles te omzeilen — en getuigenissen van allerhande mensen die hem in die tijd privé ontmoet hebben. Het geraamte klopt. De rest hoeft niet per se te kloppen. Grand Prix is geen dissertatie over de Oostenrijker Adolf Schicklgruber."


COMMENTAAR BIJ PAGINA 18
Over spanning: "Ondanks alle belang dat ik hecht aan tekst en taal, zijn er scènes die beter gediend zijn van beeld alleen. Tekst noch dialoog hadden een jota kunnen toevoegen aan de emoties van de personages op deze pagina."

Over authenticitiet en anekdotes:
"De ingrediënten van Grand Prix zijn grotendeels historisch correct, al is het gerecht fictief. De anekdotes in deze scène zijn authentiek, maar ze situeerden zich anders in de tijd. Ze speelden zich niet op hetzelfde moment af.
Nu moet je met 'historisch' in het geval van Grand Prix eigenlijk al op je hoede zijn. Het is namelijk duidelijk dat veel van de 'historische bronnen' na de oorlog herschreven zijn. Dat leidt tot talloze mekaar en zichzelf tegensprekende 'gedocumenteerde feiten'. Nu kan ik me voorstellen dat zulks zeer vervelend moet zijn voor een historicus, maar mij heeft het niet echt gestoord.
Soms was het ronduit grappig: een zogenaamd 'historische bron' die in alle vermoorde onschuld en met grote stelligheid beweert dat de bolides nooit hakenkruisen op hun flanken hebben gehad terwijl je die hakenkruisen kan zien op honderden foto’s en zelfs op bewegende beelden uit de tijd. Sommige Duitsers zijn nog altijd niet klaar met het verleden van hun land, dat is duidelijk. Een van de vele boeken die ik heb gelezen in functie van Grand Prix was Alleinflug, een biografie van de vliegenierster Elly Beinhorn — mevrouw Rosemeyer — uit 2007. Daarin zijn op de foto's van Elly's vliegtuig uit de jaren 1930, de Taifun die ook in Rosemeyer! te zien is, de hakenkruisen weggeretoucheerd. Dan weet je het wel."

Over de inkleuring:
"Ik werk met inkleurders of inkleursters en ik moet dus telkens opnieuw aan die mensen proberen duidelijk te maken wat ik wil. Dat is niet altijd simpel. Op de koop toe kan het best gebeuren dat een inkleurder perfect het ene verhaal kan invullen, maar daarom niet automatisch het andere. Voor Grand Prix bleven we in het begin steken op die wat afgewassen kleuren van de kleurfoto's uit die tijd, waar rood roze is geworden en alle andere kleuren een variant zijn van vuilgrijs. Die sfeer wou ik nu net niet. Ik wou evenmin het voor dit soort verhalen gebruikelijke dreigende kleurenpalet. Alsof de wolken en de bomen in 1935 al wisten wat er het volgende decennium in Auschwitz ging gebeuren. Ik wou heldere, zonnige, vrolijke kleuren.
Er waren niet zo veel mensen die die redenering volgden. Zelfs mijn uitgever uitte op een gegeven moment een lichte twijfel over de denkpiste, ook al omdat de planning in het gedrang kwam. Ik heb dan Bérengère Marquebreucq gecontacteerd, een dame waarmee ik al had samengewerkt voor Dallas Barr en Een Nieuw Begin. Zij had meteen het juiste kleurenpalet te pakken, maar ze had natuurlijk ook een planning af te werken. Daarom is het verschijnen van het eerste deel van Grand Prix indertijd een half jaar uitgesteld.
Ondertussen zijn de loftuitingen voor de inkleuring niet van de lucht. Het is dus de moeite waard geweest."


COMMENTAAR BIJ PAGINA 19
Over dialogen en tekst: "Het unieke aan het medium strip is de interactie tussen tekst en tekening. Je vertelt het verhaal met beide instrumenten en beide zijn in mijn ogen evenwaardig. Ik kan uren bezig zijn met het zoeken naar een juiste formulering, enfin: wat ik dan 'een juiste formulering' vind. Taal is zo iets moois om mee te werken en wordt tegenwoordig zo vreselijk stiefmoederlijk behandeld... Voor ik begin te tekenen is elke letter dus geschreven. Logisch. Elke letter moet haar plaats krijgen op mijn blad en daar kan ik niet mee foefelen. Een beeld kan ik wat kleiner of groter maken, een andere hoek kiezen of wat weet ik al, maar een tekst neemt zò veel plaats in, punt uit."

Over docufictie:
"Ach, genres... Ik wist geeneens dat docufictie een woord is. Blijkt het volgens Van Dale trouwens vooralsnog ook nog niet te zijn.
Ik probeer een verhaal zo efficiënt mogelijk te vertellen binnen het medium waarin ik werkzaam ben. Meer geprakkizeer dan dat komt er niet aan te pas."

Over een volgend project:
"Er liggen een paar projecten op tafel, het ene al wat meer uitgewerkt dan het andere. Ik moet nog eens overleggen met mijn uitgever. In tegenstelling tot sommigen beschouw ik uitgevers niet per definitie als 'de vijand', als geldwolven en bedriegers. Mijn uitgever en ik zijn partners in dezelfde onderneming. We willen allebei zo veel mogelijk boeken verkopen. Zo simpel is het."