|
|
|
Alle
bijdragen van Marvano aan de rubriek
De Commentator
bundelen we op deze pagina.
Klik verder naar de volgende onderwerpen:
• 26/11/2013 Marvano
geeft tekst en uitleg over de historische achtergrond
van zijn nieuwste trilogie De Joodse Brigade.
• 14/09/2013 In november
is het 25 jaar geleden dat de collectie Vrije Vlucht
werd gelanceerd door Dupuis. Op de beginperiode,
maar vooral op de mensen van wie Marvano
de kans kreeg om bij de eerste publicerende auteurs
in deze collectie te horen, blikt hij terug. Met waardering
en dank.
• 07/05/2011 Met het
tweede deel van de trilogie Grand Prix achter
de kiezen, pikten we er twee keer twee pagina's uit.
Op een resem voorgeschotelde trefwoorden lieten we Marvano
reageren. Bijvoorbeeld over zijn passie voor wagens
en geschiedenis, over documentatie en authenticiteit,
over spanning en Adolf Hitler,... |
|
|
|
|
Marvano
over De Joodse Brigade 1 |
|
|
De
Eeuwige Oorlog, Een Nieuw Begin, Berlijn, Grand
Prix... alle goede dingen komen per drie bij
Marvano. Zo ook De Joodse Brigade,
Marvano's nieuwste trilogie die bij Dargaud
verschijnt. Deel 1 heeft Vigilante als
titel. De daaropvolgende titels zijn TTG
en Hatikvah, respectievelijk te verschijnen
in november 2014 en november 2015.
Over de inhoud en achtergrond:
"De Joodse Brigade is op een manier
een vervolg van Grand Prix. Op het einde
van Grand Prix — het begin van de
oorlog — verdwijnen Leslies moeder en verloofde
spoorloos. Sommigen vonden dat een vreemd einde,
maar in feite was daar niets vreemd aan. Het gebeurde
wel vaker in die dagen dat mensen spoorloos verdwenen.
Vaak om nooit meer terug op te duiken. De Joodse
Brigade begint in juni 1945. In Europa is de
oorlog afgelopen. In de Pacific is hij nog in volle
gang. Hoofdpersonage is opnieuw Leslie Toliver,
de Britse Mercedescoureur uit Grand Prix, die op
zoek is naar zijn verloofde en zijn moeder."
Over de wagenracerij: "Die
komt slechts zijdelings aan bod. En één
keer in beeld in een flashback. Dat was van pure
goesting om nog eens een prachtige Zilveren Pijl
te tekenen...
Maar het verleden van Leslie is wel onderdeel van
het verhaal. Op het einde van Grand Prix
was ik werkelijk gaan houden van het personage.
Ik vond het doodzonde om 'm te laten schieten. Maar
zoals me dat wel eens meer overkomt: een personage
neemt over. Ook nu weer heb ik de indruk dat ik
niet zozeer het verhaal gevonden heb. Eerder: het
verhaal heeft mij gevonden. En ik vond het wel interessant
om dit eens te doen met een strippersonage: hem
laten terugkomen maar dan in een heel andere context.
De oorlog heeft Leslies leven helemaal overhoop
gegooid, waarschijnlijk definitief veranderd."
|
|
Stukje uit de synopsis, de historische context:
"Beginnen we met een historische context die
gaandeweg beknopt zal worden meegegeven in het verhaal.
Na de Eerste Wereldoorlog werden, met het verdwijnen
van het Ottomaanse Rijk, Groot-Brittannië en
Frankrijk de dominerende machten in het Midden-Oosten.
Die machtswissel bracht de eeuwenoude droom van
een Joodse staat weer tot leven. In 1917 werd de
oprichting van zo'n staat in het vooruitzicht gesteld
door de Britse overheid in de zogenaamde Balfour
Declaratie, genoemd naar de toenmalige Britse minister
van Buitenland. In 1939 echter had een andere Britse
regering, geleid door vredesapostel Chamberlain,
dat besluit alweer naar de prullenmand verwezen.
Er zou géén Joodse staat komen! Heibel
met de Arabieren, bewaarders van de Grote Olievoorraad,
moest ten allen prijze vermeden worden. Het 'Witboek',
zoals het document werd genoemd dat de nieuwe politiek
uiteenlegde, was kazakdraaierij van de ergste soort.
Het plaatste de Palestijnse Joden bij het uitbreken
van de oorlog voor een dilemma. Moesten ze de strijd
voortzetten tegen de verraderlijke mandaathouder
of juist aan de zijde van die mandaathouder de strijd
aanbinden met nazi-Duitsland? Het antwoord lag voor
de hand. De Joden kozen, in tegenstelling tot de
Arabieren, voluit voor het kamp van de geallieerden.
Tegelijk lieten ze de Britten duidelijk weten dat
hun ideaal onveranderd bleef. 'We zullen de Duitsers
bestrijden alsof het Witboek niet bestaat, en het
Witboek alsof de Duitsers niet bestaan', zo klonk
het uitdagend. De Britten waren gewaarschuwd.
Al snel werd er geroepen om een strikt Joodse eenheid
die de Duitsers zou kunnen bestrijden onder een
Joodse vlag, weze het onder auspiciën van het
Britse leger. Het idee alleen al bezorgde veel Britse
gezagsdragers knikkende knieën. Joodse soldaten
die aan het front gevechtservaring zouden opdoen
die ze na de oorlog zouden kunnen gebruiken tegen
het Britse Imperium?... Liever niet, dank u.
Uiteindelijk kwam de Joodse Brigade er toch en ze
werd zowaar zelfs ingezet, zij het pas in 1945.
In Italië dreef de Jewish Infantry Brigade
Group zoals de eenheid officieel heette, het Duitse
leger genadeloos voor zich uit.
Toen de oorlog in Europa eindigde, strandde de Brigade
in Tarvisio in Noord-Italië, een drielandenpunt
op de grenzen van Italië, Joegoslavië
en Oostenrijk. Tweederde van de vooroorlogse Joodse
bevolking van Europa was uitgemoord in Duitse vernietigingskampen.
De overlevenden ondervonden niet het minste mededogen.
De pathologische Jodenhaat was, zeker in Oost- en
Centraal-Europa, onverminderd. Overlevenden van
de kampen hadden geen thuis om naar terug te keren.
Ze wilden nog slechts één ding: weg
uit Europa. Geen enkel land stond te springen om
zich over hen te ontfermen. De wereld was verdeeld
in twee delen: een deel waar de overlevenden niet
meer naartoe wilden, en een deel waar ze niet naartoe
konden. De conclusie was duidelijk. Slechts op één
plek ter wereld zouden ze veilig zijn: in een Joodse
staat die vooralsnog niet bestond, maar die wel
ooit beloofd was door de Britten.
De Britten echter hielden, de Arabische olie in
gedachten, hun poot meer dan stijf. Zonder scrupules
werden de 'ontheemden', zoals ze eufemistisch werden
genoemd, opnieuw opgesloten achter prikkeldraad.
In sommige gevallen bleven ze gewoon zitten in de
kampen waaruit ze zogezegd bevrijd waren, nu bewaakt
door geallieerde in plaats van Duitse soldaten,
en werden daar grotendeels aan hun lot overgelaten.
Iedereen riep voor de vorm 'ach en wee', maar er
gebeurde niet veel. Het leek wel alsof de wereld
hoopte dat het probleem zichzelf zou oplossen.
Op een manier deed het dat ook. Doorheen Europa
begon zich onder de overlevenden de mare te verspreiden
dat er een Joods leger in Europa was! Gewapende
Joodse soldaten!
In Tarvisio werd de Brigade geconfronteerd met overlevenden
die, hoopvol de geruchten volgend, moeizaam en dikwijls
in levensgevaarlijke omstandigheden hun weg naar
'het Joodse leger' hadden gezocht en nu eindelijk
veiligheid, begrip en verzorging vonden.
De omvang van de Holocaust bleek nog verbijsterender
dan zelfs de grootste pessimisten gevreesd hadden.
De Brigade schoot in actie. Opererend vanuit de
schemerzone van een drielandenpunt in een door oorlog
vernietigd continent begon ze aan de redding van
haar volk, of wat er van overbleef. Overlevenden
werden opgespoord door kleine verkenningseenheden
en naar Tarvisio gebracht, om van daaruit te proberen
Palestina te bereiken. De operaties waren illegaal,
maar veel Britse officieren te velde, evengoed ontzet
door de verhalen die ze hoorden van de 'ontheemden',
knepen de ogen dicht. De Brigade gebruikte alle
middelen om haar volk te redden, van omkoperij over
diefstal tot genadeloos geweld.
DE
JOODSE BRIGADE IN ACTIE |
|
|
|
Maar ze deed meer dan dat. De Brigadisten begonnen
zich te realiseren dat het opsporen en berechten
van oorlogsmisdadigers geen prioriteit meer was
voor de geallieerden. Veel nazibeulen waren met
succes ondergedoken. De Brigade ging naar ze op
zoek. Kleine eenheden van twee à drieman
legden daarvoor soms duizenden kilometers af op
enkele dagen tijd, doorheen gebieden waar ze in
feite niets te zoeken hadden. Ze bluften zich doorheen
grens- en wegcontroles, stalen onderdelen voor kapotte
voertuigen, confisqueerden benzine van burgers of
pikten wat ze nodig hadden uit militaire depots.En
als ze de ondergedoken misdadigers vonden, ging
de afrekening snel en zonder poespas.
Het is met een van deze acties dat De Joodse
Brigade begint." |
|
Marvano
blikt terug op 25 jaar Vrije Vlucht |
|
|
"Vandaag
is het contract ondertekend waarin Ridley Scott
en Twentieth Century Fox de optie op
de filmrechten van De Eeuwige Oorlog en Een
Nieuw Begin — de romans en de strips —
opnieuw met achttien maanden verlengen. Fox weet bij deze
heuglijke gelegenheid te melden dat er momenteel gewerkt
wordt aan een draaiboek dat veelbelovend is en waarover
ze zeer tevreden zijn. Of het hier het draaiboek door
Dante Harper betreft of nog een ander
is niet meteen duidelijk.
In november 2013 zal het precies een kwarteeuw geleden
zijn dat het eerste deel van de striptrilogie De Eeuwige
Oorlog verscheen. Het was één van de
vier verhalen uit het startjaar van de nieuwe collectie
Vrije Vlucht van Dupuis. De
drie andere waren Reis naar Italië van Cosey,
S.O.S. Geluk van Griffo en Jean
Van Hamme en Laïyna van René
Hausman en Pierre Dubois. De
Vlamingen waren dus al met al goed vertegenwoordigd.
In 2008 werd de twintigste
verjaardag van de collectie met de nodige tralala gevierd
in het historische Art Deco Hotel Lutetia in Parijs. Rond
de vijfentwintigste verjaardag is het stil gebleven maar
en petit comité zal er hier zeker een
glas of twee geheven worden in november, zowel op mijn
debuut als op de collectie op zich.
In 1988 was de stripwereld herstellende van een diepe
crisis. Overproductie had de sector in 1983 aan de rand
van de afgrond gebracht. Een jaar of drie, vier later
was het gevaar enigszins afgewend maar er was een prijs
betaald. Tijdschriften waren verdwenen of zouden spoedig
verdwijnen; uitgeverijen die tot dan toe beschouwd waren
als onaantastbaar, veranderden van eigenaar. De groep
Ampère, later Média
Participations, nam bij Le Lombard
de teugels over van de familie Leblanc.
Hachette, Albert Frère,
kocht Dupuis op. (Guy Mortier, hoofdredacteur
van het tot Dupuis behorende Humo, nam in die
dagen na de overname de telefoon op met het droge "Hallo,
Hachette"...). Het aantal nieuwe titels werd teruggebracht
tot een redelijk niveau, zowat achthonderd per jaar.
Uitgevers konden zich niet verstoppen achter lege PR-praatjes.
Er moest daadwerkelijk gehandeld worden.
Het
idee voor Vrije Vlucht kwam van Jean Van Hamme,
die zelf uitgeefdirecteur was geweest bij Dupuis. Hij
was opgevolgd door Philippe Vandooren.
Vandooren, toen al geen jonge man meer, was weliswaar
drie jaar hoofdredacteur geweest van Spirou,
maar als uitgever had hij nog niets bewezen. Het concept
van Jean Van Hamme paste hem echter als een handschoen.
Hij werd de drijvende kracht achter Vrije Vlucht.
Ik maakte kennis met 'm in 1987. Ik had De Eeuwige
Oorlog aangeboden aan alle uitgeverijen die in die
tijd iets te betekenen hadden. Ze zouden het allemaal
weigeren. Allemaal, behalve Philippe, die in zijn beslissing
steunde op het oordeel van Thierry Martens,
zelf een gewezen hoofdredacteur van Spirou.
De twee heren namen de debutant die ik was met liefde
en geduld onder hun vleugels. Ze spaarden de roede niet
(beiden konden heel — héél! —
cassant zijn...), maar je kon ontzettend veel van hen
leren en dat heb ik ook gedaan. Als, hier in Casa Marvano,
in november het glas zal geheven worden, zal ik met diepe
genegenheid aan hen terugdenken. Beiden hebben ons ondertussen
helaas verlaten. Ik dank veel aan hen. Niet alles, maar
wel veel.
Het gebeurde dat Philippe me belde op zaterdagnamiddag...
"Salut, mon petit lapin. C'est juste pour te
dire que j'adore les dernières planches que tu
as rentrées."
Zaterdagnamiddag... Pas later vernam ik dat hij zijn zaterdagen
vaak doorbracht op de uitgeverij. Om alles rustig te bekijken
en te beoordelen, om na te denken en beslissingen te nemen.
Om te werken, enfin... Dat gaf hem ongetwijfeld een voorsprong
op zijn concurrenten.
Hij
was klein van stuk en frêle, maar wàt een
werkkracht! Hetzelfde gold voor Thierry Martens, tenminste
wat de werkkracht betreft. Fysiek waren ze tegenpolen.
Martens wist altijd waarover hij praatte en hij gaf je,
veel meer nog dan Vandooren, altijd ongezouten zijn mening.
Als hij tegen je sprak, vestigde hij zijn blik steevast
op een punt boven en achter je schouder. Een "doordringende
blik" had hij bijgevolg niet, Thierry, maar een doordringend
analytisch vermogen des te meer en dat maakte meer indruk
dan een blik.
In 1989 werd De Eeuwige Oorlog (deel 1) in Angoulême
genomineerd voor de Prix Coup de Cœur,
de debutantenprijs. Aan de uitgevers werd gevraagd de
selectie te motiveren. Philippe schreef over mij: "Ik
ben geen scenarist, maar als ik er een was, zou ik de
zijne willen zijn".
Dat hij geen scenarist was, was natuurlijk flauwekul.
Om dat te beseffen volstaat het om te kijken naar Nick,
dat hij samen met zijn schoonbroer Hermann
maakte.
Ik heb het privilege gehad wondermooie gesprekken met
hem te voeren. Onder meer over één van zijn
stokpaardjes. Philippe zei altijd dat er twee dingen waren
die hij nooit begrepen had in zijn leven: dat er intelligente
mensen zijn die in (een) God geloven, en dat er intelligente
mensen zijn die van voetbal houden. Over het tweede waren
we het roerend eens. Over het eerste konden we een boom
opzetten. Ik kwam dan aandraven met Blaise Pascal
en Albert Einstein. Daar hield hij van,
van dat soort gedachtewisselingen die niets met strips
te maken hadden. Ik ook.
Ik heb de chance gehad om in het begin op competente,
intelligente mensen als Philippe Vandooren en Thierry
Martens te stuiten en later, maar dat had toen mogelijk
al minder met geluk te maken, op getalenteerde uitgevers
als Yves Schlirf, Yves Sente,
Christel Hoolans en Gauthier
Van Meerbeeck. Ook aan hen dank ik veel. Uitgeven
is een vak, een kunst welhaast. Weinigen begrijpen dat
nog.
Maar
goed. Vrije Vlucht is dus 25 jaar jong. Heden
ten dage beseft men mogelijk niet meer ten volle wat de
collectie betekend heeft voor de strip in het algemeen
en Dupuis in het bijzonder. Het vervult me met enige trots
mee aan de wieg te hebben gestaan.
En, zo leerde ik vijf jaar geleden in Hotel Lutetia, mogelijk
zelfs meer dan ik in 1987 wist. Toen Vrije Vlucht
werd opgestart, waren er gevestigde auteurs die, meer
dan de snotneus die ik was, reserves hadden bij zowel
de relatief onbewezen Philippe Vandooren als het hele
concept. Cosey, een auteur die ik mateloos bewonder sinds
de allereerste pagina's van Jonathan in Kuifje,
was iemand die een beetje aarzelde terwijl ik mijn contract
al ondertekend had.
Ik citeer uit het boekje Le Roman d'Aire Libre
van Thierry Bellefroid uit 2008: "Vandooren
parle à Cosey de La Guerre Eternelle. L'auteur
est séduit. C'est important, le voisinage, déterminant
même, comme on le verra plus tard."
Meer moet dat niet zijn."
— Marvano, 13 september 2013 |
Marvano
over Grand Prix 2 |
|
|
|
|
Over
passie voor wagens: "Ik ben geboren in Zolder.
Ik was tien jaar toen het circuit officieel geopend werd.
Drie keer raden waar wij onze weekends doorbrachten...
Het circuit werd een venster op de wereld, bij wijze van
spreken. De racerij was een exotische wereld, een totaalgegeven.
Het ging 'm niet specifiek om de auto's of om de techniek
of om de coureurs. Het was het geheel dat deed dromen.
Maar het moet gezegd dat de racewagens toen veel mooier
waren dan nu. Tegenwoordig zijn het foeilelijke, van onder
tot boven met reclame volgeplakte doorslagen van één
en hetzelfde, ongetwijfeld efficiënte prototype.
Volkomen stijlloos. Toen ik de racerij leerde kennen,
waren de auto's indrukwekkend, zuiver van lijn, mysterieus
bijna. En ze hadden karakter. Een Lotus 49 herken je nu
nog altijd op een zwart-witfotootje van een postzegel
groot. En aan de helm kan je precies zien wie ermee rijdt.
Zet het hele Formule 1-veld van tegenwoordig in zwart-wit
en er is geen mens die de auto's uit mekaar kan houden.
Hetzelfde geldt voor het racevolkje. Karakters als Innes
Ireland, Rob Walker, John
Cooper, Chris Amon of onze eigen
Jacky Ickx vind je niet meer. De hele
racewereld is een tweedimensionale, bordkartonnen business
geworden die stijf staat van de regeltjes en waarin het
nog slechts om geld draait. Er zit geen leven meer in."
Over passie voor geschiedenis: "Geschiedenis
fascineert me. Vooral de geschiedenis van de twintigste
eeuw omdat die grotendeels de wereld bepaald heeft waarin
we leven. Negentig percent van de problemen waar de wereld
vandaag mee kampt, vindt zijn oorsprong in de twee wereldoorlogen,
het interbellum en de koude oorlog.
Ik lees dus geschiedenis (het gaat in de eerste plaats
om lezen; ik heb al jaren geen tv-distributie meer) uit
pure interesse, maar als een verhaal begint vorm te krijgen
ga ik natuurlijk wel gericht op zoek en ga ik boeken en
dvd’'s zoeken in functie van."
Over documentatie: "Voor een trilogie
als Grand Prix is de hoeveelheid documentatie
redelijk gigantisch omdat ik niet enkel probeer een accuraat
beeld te krijgen van de racerij, maar van de wereld van
toen in zijn geheel: hoe die was, ontstaan is en afliep.
Dus komen er boeken aan te pas over onderwerpen gaande
van kunst in de Weimarrepubliek tot het proces van Adolf
Eichmann. Soms haal je uit zo'n boek misschien
één klein detail, soms niet eens dàt,
maar enkel een idee van sfeer of zoiets... Het is moeilijk
uit te leggen. Eigenlijk is het een werkwijze die voor
een groot deel instinctief is.
Je kan het vergelijken met een gigantische legpuzzel waarin
elk stukje zijn plaats moet vinden. Met het bijkomende
probleem dat je ontzettend veel meer stukjes op je tafel
hebt liggen dan je uiteindelijk nodig zal hebben om de
puzzel te maken. Je zal stukjes, soms echte pareltjes,
niet eens gebruiken. Uit plaatsgebrek of omdat ze uiteindelijk
niet in de structuur van de puzzel, het verhaal, passen."
|
|
Over
competitie: "In deze specifieke scène
wou ik de schoonheid van een beweging overbrengen in stilstaande
beelden: de manier waarop Rosemeyer iets te snel de bocht
ingaat en, zeer op zijn gemak en zeer gecontroleerd, de
auto met wat ze in mooi Nederlands een contre-braquage
noemen door de bocht laat glijden. De coureurs van
toen waren waarlijk artiesten."
Over competentie: "De basis van dit vak
kan je niet leren. Die heb je of die heb je niet. Maar
als ze er is, kan ze wel ontwikkeld worden. Met de jaren
krijg je het vak steeds beter onder de knie, tenminste
als je het een beetje serieus aanpakt en eisen stelt aan
jezelf. Zo werkt een leerproces. Jeugd heeft zijn ontegensprekelijke
voordelen, maar die even buiten beschouwing gelaten, is
er volstrekt niets dat kan opwegen tegen ervaring.
Wat ook zeer belangrijk is, is routine. Van routine krijg
je het fingerspitzengefühl dat in dit vak onontbeerlijk
is. Ik druk me slecht uit. Je 'krijgt' het er niet van,
want evenmin als de basis kan je het leren. Maar routine
verfijnt het, houdt het alert."
Over Adolf Hitler: "Historische personages
opvoeren in een fictief verhaal is altijd een beetje riskant,
zeker als ze, zoals in Grand Prix, echte protagonisten
zijn. In het geval van Hitler heb ik me gebaseerd op historische
feiten — zijn liefde voor de racerij, zijn adoratie
voor de coureurs, zijn doelbewust gebruiken van de autosport
om de beperkingen van het Verdrag van Versailles te omzeilen
— en getuigenissen van allerhande mensen die hem
in die tijd privé ontmoet hebben. Het geraamte
klopt. De rest hoeft niet per se te kloppen. Grand
Prix is geen dissertatie over de Oostenrijker Adolf
Schicklgruber."
|
|
Over
spanning: "Ondanks alle belang dat ik hecht
aan tekst en taal, zijn er scènes die beter gediend
zijn van beeld alleen. Tekst noch dialoog hadden een jota
kunnen toevoegen aan de emoties van de personages op deze
pagina."
Over authenticitiet en anekdotes: "De ingrediënten
van Grand Prix zijn grotendeels historisch correct,
al is het gerecht fictief. De anekdotes in deze scène
zijn authentiek, maar ze situeerden zich anders in de
tijd. Ze speelden zich niet op hetzelfde moment af.
Nu moet je met 'historisch' in het geval van Grand
Prix eigenlijk al op je hoede zijn. Het is namelijk
duidelijk dat veel van de 'historische bronnen' na de
oorlog herschreven zijn. Dat leidt tot talloze mekaar
en zichzelf tegensprekende 'gedocumenteerde feiten'. Nu
kan ik me voorstellen dat zulks zeer vervelend moet zijn
voor een historicus, maar mij heeft het niet echt gestoord.
Soms was het ronduit grappig: een zogenaamd 'historische
bron' die in alle vermoorde onschuld en met grote stelligheid
beweert dat de bolides nooit hakenkruisen op hun flanken
hebben gehad terwijl je die hakenkruisen kan zien op honderden
foto’s en zelfs op bewegende beelden uit de tijd.
Sommige Duitsers zijn nog altijd niet klaar met het verleden
van hun land, dat is duidelijk. Een van de vele boeken
die ik heb gelezen in functie van Grand Prix
was Alleinflug, een biografie van de vliegenierster
Elly Beinhorn — mevrouw Rosemeyer
— uit 2007. Daarin zijn op de foto's van Elly's
vliegtuig uit de jaren 1930, de Taifun die ook in Rosemeyer!
te zien is, de hakenkruisen weggeretoucheerd. Dan weet
je het wel."
Over de inkleuring: "Ik werk met inkleurders
of inkleursters en ik moet dus telkens opnieuw aan die
mensen proberen duidelijk te maken wat ik wil. Dat is
niet altijd simpel. Op de koop toe kan het best gebeuren
dat een inkleurder perfect het ene verhaal kan invullen,
maar daarom niet automatisch het andere. Voor Grand
Prix bleven we in het begin steken op die wat afgewassen
kleuren van de kleurfoto's uit die tijd, waar rood roze
is geworden en alle andere kleuren een variant zijn van
vuilgrijs. Die sfeer wou ik nu net niet. Ik wou evenmin
het voor dit soort verhalen gebruikelijke dreigende kleurenpalet.
Alsof de wolken en de bomen in 1935 al wisten wat er het
volgende decennium in Auschwitz ging gebeuren. Ik wou
heldere, zonnige, vrolijke kleuren.
Er waren niet zo veel mensen die die redenering volgden.
Zelfs mijn uitgever uitte op een gegeven moment een lichte
twijfel over de denkpiste, ook al omdat de planning in
het gedrang kwam. Ik heb dan Bérengère
Marquebreucq gecontacteerd, een dame waarmee
ik al had samengewerkt voor Dallas Barr en Een
Nieuw Begin. Zij had meteen het juiste kleurenpalet
te pakken, maar ze had natuurlijk ook een planning af
te werken. Daarom is het verschijnen van het eerste deel
van Grand Prix indertijd een half jaar uitgesteld.
Ondertussen zijn de loftuitingen voor de inkleuring niet
van de lucht. Het is dus de moeite waard geweest."
|
|
Over
dialogen en tekst: "Het unieke aan het medium
strip is de interactie tussen tekst en tekening. Je vertelt
het verhaal met beide instrumenten en beide zijn in mijn
ogen evenwaardig. Ik kan uren bezig zijn met het zoeken
naar een juiste formulering, enfin: wat ik dan 'een juiste
formulering' vind. Taal is zo iets moois om mee te werken
en wordt tegenwoordig zo vreselijk stiefmoederlijk behandeld...
Voor ik begin te tekenen is elke letter dus geschreven.
Logisch. Elke letter moet haar plaats krijgen op mijn
blad en daar kan ik niet mee foefelen. Een beeld kan ik
wat kleiner of groter maken, een andere hoek kiezen of
wat weet ik al, maar een tekst neemt zò veel plaats
in, punt uit."
Over docufictie: "Ach, genres... Ik wist
geeneens dat docufictie een woord is. Blijkt het volgens
Van Dale trouwens vooralsnog ook nog niet te zijn.
Ik probeer een verhaal zo efficiënt mogelijk te vertellen
binnen het medium waarin ik werkzaam ben. Meer geprakkizeer
dan dat komt er niet aan te pas."
Over een volgend project: "Er liggen een
paar projecten op tafel, het ene al wat meer uitgewerkt
dan het andere. Ik moet nog eens overleggen met mijn uitgever.
In tegenstelling tot sommigen beschouw ik uitgevers niet
per definitie als 'de vijand', als geldwolven en bedriegers.
Mijn uitgever en ik zijn partners in dezelfde onderneming.
We willen allebei zo veel mogelijk boeken verkopen. Zo
simpel is het." |
|
|