|
In
april 12014 liep op het stripfestival van Ieper een tentoonstelling
over het toen net verschenen hardcoveralbum van Jorikus
Magnus II: De Vergelding door Criva
en Verhast. Naar aanleiding van de softcoverrelease
publiceren we de begeleidingstekst van deze expo in drie
delen. Hieronder vind je het eerste deel.
Eigenlijk is een tentoonstelling over een strip een tang
op een varken. De magie van een strip bestaat net uit
de opeenvolging van tekeningen tot een betekenisvol geheel:
een verhaal. Als je de tekeningen uit hun verband trekt
en berooft van hun tekst en context ga je dus in tegen
de essentie van het medium strip.
En toch willen we bij deze enkele platen van onze strip
isoleren. Omdat we denken dat een paar aspecten van ons
verhaal misschien een beetje extra belichting kunnen gebruiken.
Omdat sommige details misschien wat beter uit de verf
komen als je ze uitvergroot. Maar vooral omdat we hopen
dat deze platen wat nieuwsgierigheid wekken naar ons eindproduct:
een verhaal verteld in de opeenvolging van leesbare tekeningen...
Beeltenis van Karel de Grote, 'vader
van Europa', die dit jaar 1200 jaar geleden is overleden.
Op deze historische figuur is Jorikus Magnus gebaseerd.
Goed begonnen is half gewonnen en aangezien we met dit
tweede deel voor winst gingen hebben we goed nagedacht
over de eerste bladzijde van Jorikus II.
Wat vertelt deze bladzijde?
Het doek gaat open en de scène wordt getoond. Het
decor spreidt zich voor ons uit. We zien de torens van
een heiligdom, een paleizen- en badhuiscomplex en de bosrijke
natuur rond dit alles. De plaatsen waar de belangrijkste
gebeurtenissen van dit album zich zullen ontrollen worden
gepresenteerd en de lezer weet binnen welke ruimtelijke
grenzen dit verhaal zich zal bewegen.
Maar
de ruimtelijkheid vertelt ons nog meer als we deze bladzijde
naast de proloog van het eerste deel van onze Jorikcyclus
leggen.
In het eerste deel wordt de belangrijkste locatie van
het verhaal eveneens voorgesteld: de Falburg, een robuust
en somber verdedigingsbouwwerk. Het is winter en de barre
weersom-standigheden lijken de bevroren en verstarde verhoudingen
tussen de verschillende kampen weer te geven. In het tweede
deel is er veel groen. De natuur lijkt ons hier vriendelijk
toe te knikken en suggereert in zijn lenterigheid het
begin van iets nieuws.
Op die manier kunnen we ook de blikrichtingen van de ruiter
en zijn paard volgen. De ruiter kijkt uit naar de toekomst
in de vorm van de komst van keizer Jorik. Het paard toont
ons waar deze toekomst zich zal afspelen: het paleizencomplex
van Wateren waar Joriks keizerschap bekrachtigd zal worden.
Voilà, het podium staat klaar, het publiek is gaan
zitten, het geroezemoes in de zaal verstomt en de schijnwerpers
worden gericht. Het is tijd voor de hoofdrolspelers van
dit verhaal om de scène betreden.
Dat Criva architect is, kan hij bij het tekenen niet wegsteken.
Dat zie je aan de liefde voor het constructieve detail
bij het ontwerpen van de gebouwen in Wateren of de diepte
en de verhoudingen die in 'zijn' bouwsels zitten. Er staat
'zijn' bouwsels want het is verre van zeker dat de gebouwen
in onze strip ooit in de vorm waarin wij die presenteren
bestaan hebben. Met onze strip hebben we geen historische
ambities. Het is voor ons dan ook niet echt een groot
probleem als er geschiedkundige ongerijmdheden in ons
verhaal zouden opduiken.
Aan de andere kant willen we ook geen fantasyverhaal vertellen.
We willen geen wereld creëren die draait rond wetmatigheden
die we zelf opstellen. In plaats daarvan willen we een
mogelijke werkelijkheid presenteren in een plausibel kader.
We vermijden daarom de typisch gotische fantasy-architectuur
en situeren ons verhaal in een laat-Romeinse/Karolingische
omgeving die past bij de vroege middeleeuwen.
Ons verhaal speelt zich af op de fictieve handelingslocatie
'Wateren'. Maar Wateren is helemaal niet zo fictief want
het is een afspiegeling van het Duitse Aachen, het favoriete
'hoofdkwartier' van Karel de Grote. (De naam Aachen is
overigens genoemd naar de warmwaterbronnen van de stad
en afgeleid van het Latijnse aqua. De naam Wateren is
dus een duidelijke verwijzing naar de stad waar Karel
de Grote precies 1200 jaar geleden stierf.)
Om onze 'mogelijke' geschiedenis op een onderbouwde manier
vorm te geven wilde Criva de laatste stand van de wetenschappen
kennen. Daarom begroef hij zich in de archeologische documentatie
rond de historische overblijfselen in Aachen. Uit die
opzoekingen bleek dat zelfs met de ruggensteun van de
academische wereld er nog veel blinde vlekken op het plan
van het paleizencomplex van Aachen overblijven. Die blinde
vlekken vult Criva gretig en creatief in. En uit Aachen
wordt 'Wateren' geboren.
Net
als bij Carolus Magnus speelt religie bij
Jorikus Magnus een belangrijke rol. Omdat
we met deze cyclus de gecanoniseerde versie van
de geschiedenis willen uitdagen moeten we het christendom
achterwege laten en een soort alternatieve maar
toch herkenbare godsdienst ontwerpen: het 'Heerianisme'.
|
In het Heerianisme zitten herkenbare elementen. De aardse
leider ervan is bijvoorbeeld de Steenheer, een verwijzing
naar de eerste paus, Petrus, de rots
waarop Christus zijn kerk wilde bouwen.
Anderzijds wilden we ook bewust van de christelijke iconografie
afwijken. Zo is het kruis als symbool voor het Heerianisme
onbruikbaar. Vandaar de in deze scènes alomtegenwoordige
'H'. De H van 'Heer' (= de naam die de Euren aan hun opperwezen
geven) en 'Hemel' (= de plaats waar alle gelovige Euren
willen eindigen).
Met de weergave van een mogelijke religie in de cyclus
rond Jorikus Magnus willen we dus bewust schipperen
tussen herkenbaarheid en vervreemding van de algemeen
aanvaarde geschiedenis.
PS: Herkenbaar in deze scène is in ieder geval
de nog steeds bestaande paltskapel, nu bekend als de Dom
te Aachen, het enige gebouw dat visueel nog steeds aanwezig
is in het huidige Aachen. Uit respect voor de historische
figuur van Karel de Grote werd dit bouwwerk bewaard (maar
verbouwd) en gebruikt voor de kroning van de Duitse keizers.
PS: Wie goed kijkt naar de fresco's op de wanden van de
troonzaal ziet dat de auteurs als eerbetoon aan de door
hen zeer bewonderde Alfred Hitchcock
niet om een cameo verlegen zitten...
Net als religie is geweld een fundamenteel element in
onze strip. We wilden dit geweld niet banaliseren, het
moest integendeel ingrijpend en verontrustend overkomen.
Maar hoe?
De gewelddaden direct en schokkend weergeven leek ons
daarvoor niet zo efficiënt. Het volstaat immers om
een gameshop binnen te stappen, de bioscoop te bezoeken
of het nieuws op tv te volgen om te beseffen dat we in
een beeldcultuur leven die ons zo overlaadt met directe
weergaves van geweld dat we er grotendeels ongevoelig
voor zijn.
Zo kwamen we tot de kracht van kleur. In de beroemde douchescène
uit Hitchcocks Psycho zie je geen direct geweld.
Nergens dringt het mes het lichaam van het badende slachtoffer
binnen. Toch is het een scène waar heel veel toeschouwers
zich erg ongemakkelijk bij voelen. Naar het schijnt monteerde
Hitchcock in die ophefmakende scène een paar keer
een rood frame. De kijkers kunnen dit effect niet bewust
waarnemen omdat de frames voor het blote oog onzichtbaar
zijn door de snelheid waarmee ze passeren. Maar onbewust
wordt het publiek dus wel door die rode frames beïnvloed.
Op een gelijkaardige manier wilden we onze geweldsscènes
opbouwen: geen goedkope horroreffecten maar een indirecte
weergave van geweld gepresenteerd in het rood. Misschien
slaagt de expressieve kracht van die rode kleur er in
een inkijk te bieden in de verontrustende en verstorende
kracht van het geweld tussen mensen.
Bij de inkleuring van ons verhaal besteden we veel aandacht
aan schaduwspel en clair-obscur door de licht-donkercontrasten
sterker uit te beelden dan ze in werkelijkheid zijn.
Ook hier weerspiegelt de vorm de inhoud. De vele clair-obscureffecten
zijn voor ons een uitdrukking van de idee dat we de geschiedenis
slechts fragmentarisch kennen. De dingen die in het donker
verborgen blijven kunnen minstens even veelbetekenend
zijn als dat wat we kennen. Dé geschiedenis is
niet meer dan een mogelijke geschiedenis, een sociaal
aanvaarde zienswijze op gebeurtenissen die ons grotendeels
ontsnappen.
Hetzelfde geldt trouwens voor de actuele gebeurtenissen
die we 'werkelijkheid' noemen, want eigenlijk kennen we
enkel een karikatuur van die werkelijkheid. Vandaar ook
onze keuze voor een karikaturale tekenstijl.
In het tweede deel van de cyclus rond Jorikus Magnus
hebben we met onze karikaturale stijl nog verder geëxperimenteerd.
Zwarte omlijningen verdwijnen bijna volledig. De omgeving
wordt niet langer gestileerd met klare lijnen maar meer
en meer worden de tekeningen schilderijtjes, voorzien
van veel patina. Patina is een algemene term om aan te
duiden dat een bepaald object uitstraalt de tand des tijds
te hebben doorstaan, net zoals bij die verweerde historische
documenten die ons slechts een diffuus beeld kunnen geven
van de gebeurtenissen die erin beschreven worden.
Zie de schilderijen van Caravaggio en
Rembrandt als typische voorbeelden van
clair-obscur.
In een stad met de naam Wateren kan je niet om water heen.
Enkele belangrijke scènes van ons verhaal spelen
zich dan ook af in het badhuis waar Wateren zijn naam
vandaan haalde.
Voor ons badhuis baseerden we ons op een historische locatie
die zijn naam ook van een bron en een daar bijhorend badhuis
afleidde: het Engelse Bath.
Water kan meerdere associaties oproepen. Het is reinigend
en ontspannend. Misschien was de historische Karel de
Grote wel zo verzot op zwemmen en baden omdat hij in zijn
omgang met water eventjes de zorgen van zijn meedogenloze
politiek — samen met de pijn die zijn jicht veroorzaakte
— van zich af kon laten vloeien?
Door psychoanalytici wordt (vrucht)water zelfs het 'moederlijke
element' genoemd, een element dat ons terugvoert naar
onze oorsprong en de geborgenheid ervan. Een badhuis is
daarom ook een prima plaats om wat — uiteraard uiterst
functioneel — vrouwelijk schoon te presenteren.
Het is ook in het badhuis dat er in onze strip een romance
ontluikt.
Toch is er aan de watermedaille een keerzijde. Want ook
de dood is aanwezig in het badhuis wanneer daar een lijk
ontdekt wordt. Bovendien zorgen de sombere blauwe kleuren
en de stoom van het warme water voor wat in het Duits
zo mooi Unheimlichkeit heet: iets dat tegelijk
vertrouwd en angstaanjagend is. Door de vervreemdende
waterdamp en de onderkoelde inkleuring sluimert er achterdocht
op de achtergrond van de liefdesscène in het badhuis.
Het water tussen de twee geliefden lijkt op de één
of andere manier toch te diep...
Of zoals een vroegmiddeleeuwse Hamlet het zou kunnen verwoorden:
"Something is rotten in the state of Jorik."
Als er één techniek is die typisch is voor
het medium strip dan is het wel het gebruik van de bladspiegel.
Op de bladzijde hierbij gebruiken we de bladspiegel dan
ook als middel om ons verhaal visueel en narratief te
ondersteunen.
We zien een samenzweerderige nachtelijke ontmoeting buiten
de muren van Wateren. Als je even afstand neemt van het
gesprek op de bladzijde zie je op de achtergrond vanuit
kikkerperspectief een boom met complexe vertakkingen oprijzen.
Zo bekeken domineert deze boom het gebeuren.
Dit beeld kan je op verschillende manieren interpreteren.
Bijvoorbeeld als een donkere macht die zijn schaduw werpt
op de mensen die aan zijn voeten plannen maken. De onoverzichtelijke
vertakkingen van de boom kunnen dan een beeld zijn voor
de ingewikkelde machtsverhoudingen rond Jorikus Magnus.
Alsof de macht van het hof van Wateren zijn tentakels
ook uitstrekt naar alles wat zich erbuiten bevindt.
Misschien
roept het 'boombeeld' bij bepaalde lezers wel een heel
andere associatie op. Maar hoe je het beeld van de boom
ook begrijpt, het wordt duidelijk dat een goed gebruik
van de bladspiegel een extra dimensie aan het lezen van
een strip kan toevoegen.
PS: Bomen waren voor de heidense Germanen van de vroege
middeleeuwen erg belangrijk als ontmoetingsplaats. Bij
bepaalde 'heilige' bomen werd bijvoorbeeld recht gesproken
of konden Germaanse clanhoofden belangrijke beslissingen
nemen. Als christelijk machthebber probeerde Karel de
Grote deze cultuurplaatsen, potentiële broeihaarden
van heidens verzet, te vernietigen. In deze context is
het omkappen van de zogenaamde Irminsul legendarisch
geworden.
Volgens de biografie van Einhard was Karel de Grote een
fervent liefhebber van de jacht. Reden genoeg om een deel
van de verwikkelingen te situeren rond een jachtpartij.
Temeer omdat zo'n jachtscène ook goed de meedogenloosheid
van de machtmens Jorik kan blootleggen.
Een jachtpartij is natuurlijk ook een dubbelzinnige gebeurtenis:
het ene leven — dat van de prooi — wordt vernietigd
om het leven van de jager van energie te voorzien en zo
te verlengen. Dood en leven, eros en thanatos, geven elkaar
de hand tijdens het jagen.
Die tegenstrijdigheid tussen begin en eind, tussen dynamiek
en dood, komt goed naar voren in de uitspraak van Jorik
tijdens het jagen: "Ik ben dol op de geur van vers
bloed 's morgens."
Wat uiteraard een intertextuele knipoog is naar de bekende
filmquote van luitenant-kolonel Bill Kilgore uit Francis
Ford Coppola's Apocalypse Now: "I love
the smell of napalm in the morning."
Parallel
daaraan bouwt Verhast het scenario van de cyclus rond
Jorik op. Hij heeft de Vita Caroli Magni, de
biografie van Karel de Grote door Einhard,
grondig onder de loep genomen en gemerkt dat ook daarin
nog veel blinde vlekken schuilen: tegenstrijdigheden,
verwijzingen die Einhard rechtstreeks uit zijn klassieke
voorbeelden putte, weglatingen in het voordeel van Karel
de Grote...
Verhast stort zich net als Criva met enthousiasme op deze
historische 'leegtes', vult deze naar eigen inzicht en
aanvoelen op en maakt zo van Einhards Carolus Magnus
zijn eigen Jorikus Magnus.
Vorm en inhoud, tekeningen en gebeurtenissen zitten bij
deze strip dus op dezelfde golflengte en werken elk op
hun eigen terrein aan een fictieve maar mogelijke geschiedenis. |