|
|
|
Alle
bijdragen van Jean-Yves Delitte aan
de rubriek De Commentator
bundelen we op deze pagina.
Klik verder naar de volgende onderwerpen:
• 06/05/2017
Jean-Yves Delitte over De grote Zeeslagen 1
• 06/09/2014
Jean-Yves Delitte over Het Bloed van Lafaards 1
• 26/03/2011
Jean-Yves Delitte becommentarieert vier platen
uit Tanâtos 4. Dat levert informatieve
en zeker ook inzichtrijke analyses op over zijn manier
van werken, over zijn hoofdpersonage en vooral over
geloofwaardigheid. |
|
|
|
|
Jean-Yves
Delitte over De Grote Zeeslagen 1 |
|
|
Onderstaande
bijdrage van Frédéric Vidal
verscheen eerder in het Franse stripmaandblad
Casemate nummer 101 van maart 2017. |
|
Over officiers en matrozen: "Op schepen
van zestig meter lang en zeven of acht meter breed was
discipline van belang. De toiletten aan stuurboord waren
voor de offciers, die aan bakboord voor de matrozen. Eenzelfde
onderscheid was er voor de keukens. De officiers mengden
zich niet met de zeelui. Ze sliepen ook niet in dezelfde
ruimte en ze waren niet op dezelfde plaats terug te vinden.
Het is een vorm van respect, orde maakt een oorlogsschip
efficiënt. Mocht er aan boord een te grote kameraadschap
tussen officiers en de matrozen bestaan, zouden deze laatste
geneigd zijn de bevelen te betwisten. De officiers bezaten
meerdere uniformen: kleine outfit, grote outfit, werkoutfit.
Allemaal in linnen, min of meer gedecoreerd."
Over geuren: "We zouden de albums
moeten verkopen met geurstaaltjes! Op een schip als de
Auguste, van Bougainville, waren de toiletten in open
lucht. Stel je zevenhonderd mannen voor die zo moeten
samenleven... En de matrozen wasten zich één
keer per week met zeewater. Daarom teken ik hen slecht
geschoren."
Over de plee: "De officiers beschikten
over een eigen badkamer en konden zich dagelijks wassen.
We zijn hier niet meer in het tijdperk van Lodewijk XIV
met droge, geparfumeerde doeken om hun stank te verbergen.
De hogere officieren hadden zelfs een plee."
Over de zeeslag: "Het plan van La
Fayette, Rochambeau en Washington was simpel: de Britse
troepen omsingelen in Yorktown. Daarvoor moesten ze de
baai van Chesapeake houden. De Britse schepen kwamen voor
de Franse vloot aan, ze kwamen terug en de zeeslag keerde
zich in het voordeel van de Fransen."
|
Over de kanonnen: "Er waren 32 mannen per
kanon. Volgens hun vaardigheid nam elk schot zo'n tien
tot vijftien minuten in beslag. Het neemt zoveel handelingen
in beslag dat ik ze kort uitleg in een voetnoot."
Over andere taken: "Als een schip
zich voorbereidt op een zeeslag, transformeert het. De
helft van de bemanning bedient de kanonnen. Degenen die
verantwoordelijk zijn voor de zeilen, zijn vrij tijdens
de slag. Ze wordne gevraagd om te schieten met het musket
of ze krijgen andere taken, bijvoorbeeld controleren of
er geen lekken zijn."
Over de dood aan boord: "In 1781
werd er niet zoals nu, tot voor zestig jaar geleden, genavigeerd.
De mens raakte sneller versleten door de zeeslagen dan
door de gevaren die eigen zijn aan het navigeren. Er stierven
honderden mannen bij Chesapeake. Dat is weinig als je
het aantal kanonschoten in beschouwing neemt. De schepen
uit die tijd waren lichter, kapseisden en veel zeelieden
konden niet zwemmen. Maar toch... ik daag je uit met al
je kleren in koud water te springen... Er waren ook ongelukken
aan boord, het is een heel agressief milieu. Een open
wonde, de kleinste snede kon infecteren, gangreen of bloedvergiftiging
veroorzaken en naar de dood leiden."
Over de volgende albums: "Er zijn
al enkele andere albums klaar waaronder Lepanto (1571),
Jutland (1916) en Trafalgar (1805). Ik teken zelf de slag
bij La Hougue (1692), Philippe Adamov behandelt het avontuur
van de U-9, de beruchte Duitse onderzeeër die drie
Britse kruisers deed zinken aan het begin van de Eerste
Wereldoorlog. Ook de slag bij Midway (1942) is onderweg
en een album over Grevelingen (1588) waar de Onoverwinnelijke
Armada Engeland probeerde binnen te vallen." |
Jean-Yves
Delitte over Het Bloed van Lafaards 1 |
|
|
Onderstaande
bijdrage van Jean-Pierre Fuéri verscheen
eerder in het Franse stripmaandblad Casemate
nummer 70 van mei 2014. |
|
Over
de kiel: "Maak je niet ongerust, de kiel
van het schip dreigt de bodem van het delta niet te raken.
Voordat ze zich in dit soort plaatsen wagen, verlichtten
de matrozen hun schip zodat de diepgang van het water
daalde waardoor ze konden opvaren. Dit gebruik kwam nog
in de vorige eeuw van toepassing in Rochefort. Deze schepen
waren ervoor gemaakt om rivieren op te varen. Hun kielen
leken nauwelijks op moderne kielen die lang en kegelvormig
zijn. Onder de bolle scheepsromp, die te vergelijken is
met de buik van een walvis, was hout bevestigd van slechts
dertig tot veertig centimeter dikte."
Over snorren: "Voor de uniformen
volstaat het om je te buigen over het werk van Vlaamse
schilders dat alles vertelde over het leven in deze periode.
Er waren bijvoorbeeld heel wat snorren in diverse soorten
en maten. Ik dacht een moment lang dat ik daarin overdreef.
Maar de schilderijen, zoals de beroemde Nachtwacht
van Rembrandt, stelden me gerust. Iedereen droeg een snor.
Dat was hèt mannelijke symbool bij uitstek in deze
periode. Nu ja, bij rijkeren dan toch want een snor vergt
een zeker onderhoud. Minder gefortuneerden droegen een
baard. Hetzelfde voor lange haren. Hoe langer ze waren,
hoe voller en ook dat vroeg zorg. De armsten kozen voor
het gemakklijkste: geen kingewas!
Over de haakbus: "De man op de voorgrond
draagt een haakbus met een ondersteuning op een metalen
voet. Dat is een relatief zwaar wapen, dat tijd kostte
om te laden. Op een ondersteuning was het makkelijker.
Hij draagt in zijn linkerhand een lange lont met een gloeiend
uiteinde, klaar om op het buskruit te leggen om de kogel
af te vuren."
|
Over
het beste van het spektakel: "Ik probeer
het storyboard van de platen als een dubele pagina te
voorzien. Als je een album openslaat, valt je blik automstisch
rechtsbovenaan. Ik probeer daarom het beste van het spektakel
daar te plaatsen, maar niet in dit geval! We beginnen
met een nieuwe scène op het eiland Java, in juli
1643. Ik heb graag dat de lezer onmiddellijk het schip
onrdekt, de omgeving, de mannen, ook al gebeurt dat allemaal
op een even pagina."
Over ontdekkingen bij de herlezing: "Sommigen
zeggen me dat het niet nodig is om het schip verschillende
keren op de achtergrond opnieuw te tonen nadat ik het
al in het groot had getekend. Daar schep ik net plezier
in: een rijk en mooi schouwspel aan de lezer bieden. Doen
wat je kan om hem of haar nog veel nieuwe dingen te laten
ontdekken bij een herlezing. Ik hoop daardoor dat de lezer
wat langer stilstaat bij mijn werk."
Over het onderscheid van personages: "Hoe
de personages zijn uitgedost, is niet evident om ze van
elkaar te laten onderscheiden. Gekleurde stoffen waren
eerder gereserveerd voor ceremoniële gelegenheden.
Kledij van fuweel of rudimentair katoen hadden bruine,
beige, zwarte of grijze tonen. En de broeken en hoeden
hadden eenzelfde vorm. Er bestonden geen zesendertig maten.
Wie magerder was, trok een beetje meer de riem aan, wie
dikker was liet zijn kleding openstaan. Ik speel met snorren,
sikjes en kapsels als afwisseling."
Over de goddeloze tempel: "De tempel
is een uitvindsel, de beeldhouwwerken eveneens. Ook al
ben ik architect van opleiding heb ik de oude Indonesische
architectuur niet bestudeerd. Ook vandaag nog vindt men
resten die begraven liggen onder tonnen aarde en wortels.
Ik vond het leuk dat een van de personages beweert dat
de tempel dermate goddeloos is dat God het vernielde door
de natuur..."
|
Over
het schip: "Als slot van deze scène
in Java, en nog steeds volgens mijn verlangen om de lezer
waar voor zijn geld te geven, zie je het schip opnieuw,
maar vanuit een ander standpunt. Deze keer zie je de boeg
en de bakboordzijde. Hierdoor kan de lezer er zich vertrouwd
mee maken vanuit alle hoeken en het in zijn geheugen opslaan.
Des te beter want het schip komt later terug."
Over zeewaardigheid: "Vergis je
niet, zelfs al geven ze die indruk, boten in stripverhalen
zouden in realiteit nooit zeewaardig zijn! Ik heb het
er dikwijls over gehad met François Bourgeon, de
auteur van Kinderen van de Wind. Een boot naar
een maquette tekenen, leidt naar grote worsten die nergens
naar lijken. Het perspectief maakte ons gewoon aan rechte
lijnen terwijl een boot een en al gebogen lijnen is."
Over magie: "Tijdens het maken van de serie
Belem, over de magnifieke, authentiek gerestaureerde
driemaster, beleefde ik aan boord een fantastisch moment.
De kapitein zei me: 'In het water breekt jouw Belem de
mast, kapseist vervolgens en zinkt!' Ik antwoordde dat
het me niets kon schelen zolang alles op zijn plaats staat
zodat de lezers kunnen aanvoelen dat het leeft. Een te
waarheidsgetrouw beeld doet de magie voor een deel teniet."
Over laarzen: "Er bestaan twee manieren
om laarzen te dragen. Links zie je hoe de kapitein en
de luitenant ze dragen zoals d'Artagnan, met het bovenste
gedeelte dat is overgeplooid. Kijk nu eens naar de laarzen
van de sergeant op de volgende pagina. Het zijn dezelfde
laarzen, maar dan volledig afgerold en met een veter boven
de knie gebonden. Dat is heel wat minder comfortabel,
maar het beschermt wel beter. Een ruiter rijgt ze in principe
vast om de onderkant van zijn broek te beschermen."
|
Over
het kasteel: "1663, York, met zijn middeleeuwse
kasteel. Het is de tweede grootste stad van Groot-Brittannië
dat min of meer ongeschonden uit de burgeroolog kwam.
Zijn kantelen herinneren vreemd genoeg aan deze die Vauban
later liet bouwen. Ik heb me gebaseerd op maquettes die
in de zestiende en zeventiende eeuw zijn gemaakt voor
de beroemde toren van Clifford die je in de eerste prent
ziet. Dat is de laatste vesting van het Normandische kasteel
dat op een kunstmatige heuvel is gebouwd."
Over York vanuit de lucht: "Hoewel
ik een zicht vanuit de lucht op Batavia tekende op een
dubbele pagina, nam ik dat risico niet voor York. In het
eerste geval is het relatief eenvoudig zolang alles erop
leek. York was complexer. Ik zou ervoor ter plaatse moeten
gegaan zijn en in de archieven gedoken. Langs de nauwe
straatjes waren heel ongezonde lemen huizen opgetrokken."
Over lange zwaarden: "Het middenplein diende
voor de opleiding van de paarden en de ruiters om bepaalde
verplichte houdingen aan te leren. En om te leren vechten
met zwaarden en dolken. De zwaarden waren nog relatief
stijf, maar de meer soepele Italiaanse wapens begonnen
op te komen. Om een rapier in de hand te nemen, was een
stevig handvat nodig. De zwaarden waren soms meer dan
een meter lang. Daarom zie je mijn personages vaak hun
schede in de hand dragen. Aan de riem bevestigd zouden
ze over de grond slepen."
Over stoten om te doden: "Die wapens
waren niet altijd makkelijk om te trekken, de armen waren
soms niet lang genoeg! De dolk diende om tijd te winnen.
In de film zijn zwaardgevechten precies danspasjes, met
een adellijke en theatrale kant. In werkelijkheid stootte
iemand op de ander van zodra hij zijn wpen in de hand
had om de ander zo snel mogelijk het hoofd in te slaan.
D meest kwaadaardige, de grootste gek redde dikwijls zijn
eigen leven." |
Jean-Yves
Delitte over Tanâtos 4 |
|
|
Onderstaande
bijdrage van Jean-Pierre Fuéri
verscheen eerder in het Franse stripmaandblad Casemate
nummer 32 van december 2010.
|
|
Over
rammelkasten: "Ik was al vertrouwd met deze
periode door de stripadaptatie van De Tijgerbrigades
uit 2005. Men had een tekenaar nodig die snel kon werken...
Toen legde ik al eens uit dat documentatie me niet blindelings
leidt. Ik heb hier ook geen voorgevel van een militair
ziekenhuis gezocht, maar ik heb er wel een ontworpen die
past in de neogotische stijl uit de periode die toen in
zwang was in Frankrijk en België. Hetzelfde geldt
voor de voertuigen. Er gaat niets boven het tekenen van
oude rammelkasten! Het chassis bestaat uit twee ijzeren
balken waarop het motorblok is gemonteerd. De bekleding
bestaat uit hout en eenvoudig geplooid zeildoek. Het verschil
tussen de verschillende merken bestond vooral uit de afwerking
van de binnenkant."
Over schermen: "Hier geen aparte kamers,
maar bedden die in rijen staan opgesteld en enkele schermen.
Die dienden niet voor de privacy van de soldaten, maar
om de stervenden en de zwaar verminkten van de rest af
te schermen. Er was nog geen sprake van plastische chirurgie.
De ongelukkigen die een deel van hun gezicht verloren,
en die het ook nog overleefden, moesten er de rest van
hun leven mee voort. De aanblik op zulke gezichten was
niet goed voor het moraal van de troepen. Vandaar de schermen."
Over een wandeling (1): "Deze plaat is een
voorbeeld van een rondwandeling waarvan ik erg hou. We
vertrekken bij een groot buitenbeeld, dan wandelen we
door het interieur, we komen bij een bed en in de laatste
prenten houden we halt bij de gezichten."
Over geloofwaardigheid: "De overlevende
van de Lusitania gaf ons een probleem. Hoe kon de drenkeling
van de schipbreuk die nabij Ierland gebeurde in Frankrijk
belanden terwijl niemand voor zijn plezier over het Kanaal
voer dat vergeven was van de mijnen? We hebben ons ingebeeld
dat hij koste wat het kost wilde terugkeren naar huis.
Dat maakt het toch wat geloofwaardiger."
|
Over
hertekenen: "Hier had ik niet veel werk
aan. Deze drie prenten kwamen al voor in het vorige album.
Ik zie niet in waarom ik ze zou moeten hertekenen. Enkel
de inkleuring is aangepast. De sepiatinten geven aan dat
het om een flashback gaat."
Over nauwgezetheid: "Ik heb de Lusitania
nauwgezet nagetekend naar foto's uit deze periode. Met
alles wat met de zee te maken heeft, spring ik niet los
om. Ik ben de officiële schilder van de Belgische
marine! De Lusitania werd ernstig geraakt aan de voorsteven.
Ik moest er dus vanuitgaan dat het schip niet plat horizontaal
tenonderging zoals te zien is op prent 2 waarin de schoorstenen
nog boven de zeeoppervlakte te zien zijn. Ik heb dat bewust
gedaan zodat de lezer in één oogopslag de
pakketboot kan herkennen."
Over de reuzenkrab: "Ik zie graag de laatste
prent waarin de historische werkelijkheid van de Lusitania
gerijmd wordt met onze fictie met de 'reuzenkrab"
van Tanâtos die zijn buit aan twee grijpers meeneemt."
Over het doel van een album: "Didier
Convard, die nochtans zelf een tekenaar is, bezorgt
me een getypt scenario dat tot driehonderd pagina's telt.
Het is aan mij om dat te interpreteren en te bewerken.
Ik hoef dus niet, zoals andere scenaristen eisen, woord
voor woord het scenario te volgen. Ik ben er niet om de
fantasie van een scenarist te tekenen. Tekeningen zijn
ook een taal en die maken sommige dialogen overbodig of
dubbelop. Het is dus aan de tekenaar om daarmee om te
springen. Het doel is om het scenario zo aantrekkelijk
mogelijk om te zetten. Auteurs die beweren dat het hoogste
doel het album is, of het nu goed verkoopt of niet, kan
ik maar niet begrijpen. Dat vind ik idioot. Ik maak een
album zodat het kan verkopen. Ik ben gestopt met De
Neptunus omdat het niet goed verkocht!"
|
Over
de leesrichting: "Ik gebruik hier een klassieke
paginaopbouw. Er is niets vervelenders voor een lezer
dan de leesrichting te verstoren. Als ik de minste twijfel
heb, gebruik ik één of twee pijlen om hem
te leiden. In de montage van de eerste drie prenten geloof
ik wel dat de leesrichting duidelijk is."
Over de overlevende: "Over deze scène
hebben we zwaar gediscussieerd. Didier wilde als overlevende
van de scheepsramp een jong meisje dat aan de inspecteurs
over de reuzenkrab met de oranje ogen vertelt. Wie zou
haar geloven? Ik verkoos om van haar een oude en ervaren
zeevaarder te maken die bovendien ook nog een aardig potje
kan tekenen. Daardoor wordt de krab geloofwaardiger en
door de moderne technologie van dit tijdperk kan de link
naar Tanâtos meteen gemaakt worden."
Over een wandeling (2): "Deze plaat is de
tegenhanger van plaat 5. Nu wandelen we van het bed naar
buiten om te eindigen met een groot buitenbeeld. De tussenliggende
prenten tonen een wandeling door het gebouw. Het jaartal
1903 op de vloer is typisch voor deze periode waarin op
tal van vloeren of gevels het jaar van constructie van
het gebouw of de naam van de architect is te vinden."
Over rust en geweld: "Deze plaat
is rustig opgezet. Dat is wel nodig in een serie met veel
geweld. Didier vertrouwt me soms toe dat ik te gewelddadig
ben in actiescènes. Maar hoe kan ik ook anders
als ik geloofwaardig wil blijven, zelfs in een dergelijk
dolgedraaid verhaal? We bevinden ons niet meer in de tijd
waarin slachtoffers vallen zonder een druppel bloed te
laten vloeien. De mens is gewelddadig, dat moet dus ook
zo getoond worden, zowel in de strip als in de film."
|
Over
vooruitgang: "De belangrijkste middelen
van Tanâtos zijn vernield. Ik kon de kasteelvertrekken
dus achter me laten en kiezen voor iets ondergronds dat
meer verborgen is. Ik heb me ermee geamuseerd. De technologie
is vooruit op zijn tijd waardoor ik me veel kon veroorloven"
Over Melanie: "Didier wilde dat Tanâtos
een partner vond. Ik heb hem ervoor gewaarschuwd dat een
mens, zelfs als hij verliefd is, cynisch is en zonder
wroeging. Wanneer op het einde Parijs is vernietigd, toont
Melanie zich ontvankelijk voor haar fascinatie voor het
kwade en is ze misschien zelfs bereid om Tanâtos
te helpen bij zijn wandaden."
Over superhelden: "Ik heb van Tanâtos
nooit een gespierde kerel willen maken. Ik zag in hem
geen Jean Marais alias Fantômas-type.
Daar geloof ik niet in. Ik vind het interessanter om de
wereld op de knie te krijgen voor een eerder klein en
schriel figuur dan voor een grote superheld met veel spieren.
Kijk maar eens naar de films van Spider-Man.
Peter Parker heeft niets van een atleet of een Apollo
en nochtans werkt het! Onze Tanâtos steunt veeleer
op technologie dan op fysieke confrontaties. Tegenover
een brutekracht zal de man een geweer treken en hem een
kogel tussen de ogen jagen."
Over de ontmaskering: "Je kan zijn neus
en mond zien en dat volstaat. Er is geen sprake van dat
ik zijn gezicht toon, zelfs niet in de reflectie van een
glas. Jammer voor de lezer" |
|
|