Alle bijdragen van Hec Leemans aan de rubriek De Commentator bundelen we op deze pagina.

Klik verder naar de volgende onderwerpen:
26/06/2014 Hec Leemans over F.C. De Kampioenen 81
24/12/2010 Hec Leemans maakte via een Marokkaans restaurantje in het Provençaalse stadje Carpentras kennis met een bekende Franse stripscenarist die ook het werk van Vlaamse en Nederlandse stripauteurs verzamelt. Hij tipt je ook over een bijzondere boekenwinkel.
13/11/2010 Voor Hec Leemans zit er weer een succesvolle Boekenbeurs op. Dranghekkens kwamen eraan te pas toen de acteurs uit F.C. De Kampioenen hem vergezelden op de signeersessie. En let ook eens op de platen die op zijn tekentafel liggen. Herken je Nino?
09/10/2010 Zijn Walen lui? Tekenaars als Hergé, Tibet en Franquin waren dat alvast niet. Zij kenden een even hoog, waanzinnig tempo als Vlaamse tekenaars vroeger... en nu. Hec Leemans weet er alles van.
04/09/2010 In het dubbelverhaal Raket naar de Maan en Mannen op de Maan van Kuifje ziet Hec Leemans twee van zijn stokpaardjes verenigd: Hergé en natuurkunde. Een herleestip van een fan.
26/06/2010 Hec Leemans dicht Jijé en zijn leerlingen Franquin, Morris en Will alle eer toe en toetst hun kunde aan het gekrabbel van sommige tekenaars en de kunst van vandaag.
26/06/2010 Hec Leemans reageert op de reacties die zijn vorige commentaarstuk teweegbrachten en wijdt verder uit over de Nederlandse stripmarkt die hij en Merho in de jaren 1970 poogden te veroveren. Tussen de smakelijke anekdotes hoort een discussie over Gordon cordon bleus.
24/04/2010 In zijn maandelijkse column wil Hec Leemans wat kwijt over het overaanbod van strips en de gevolgen ervan voor de stripmarkt.
27/03/2010 Hec Leemans mijmert over zijn legerdienst en het eerste wat hij daarna wilde doen: een strip maken. Hij heeft het ook over een gemiste kans bij het Franse stripblad Pilote en een milieustrip in opdracht van de Toonder Studio's.
27/02/2010 Hec Leemans mijmert over signeersessies in zijn veertigjarige carrière en dist hilarische anekdotes op over een festival in Frankrijk met zwaar onweer en sessies op de dameslingerieafdeling van een Zwitserse supermarkt en een begrafenis in Bredene.
30/01/2010
Hec Leemans viert zijn zestigste verjaardag en veertig jaar in het vak. Een nieuw atelier is een beloning voor zichzelf. Een hommage-expo loopt in het Belgisch Stripcentrum. Hiervoor bestond wel media-aandacht, maar loont het ook de moeite om bijvoorbeeld af te zakken naar de Reyerslaan voor een radio-interview? Hoe zit het eigenlijk sowieso met aandacht voor stripauteurs in Vlaanderen? Hec Leemans denkt er het zijne van.

Hec Leemans over F.C. De Kampioenen 81
26/06
TOP
COMMENTAAR BIJ PAGINA 13
Over het WK: "Het WK was een te mooie gelegenheid om er niet een album van de Kampioenen aan te koppelen. We hadden er alle belang bij dat de Rode Duivels zouden winnen op 17 juni, want op 18 juni hadden we een persconferentie in De Haan, waar het album werd voorgesteld. We zouden daar met rode (duivelse) kaken hebben gestaan, mochten ze hebben verloren. Maar dat is niet gebeurd."

Over Rio: "Ik heb ervoor gekozen om het verhaal in één stad te situeren, om het eenvoudig te houden. Het WK speelt natuurlijk in verschillende Braziliaanse steden, maar Rio is emblematisch, met het strand van Copacabana. Uiteraard hebben we ons zo goed mogelijk gedocumenteerd. Al je moet je in een strip als de Kampioenen niet overdrijven met documentatie."

Over de Rode Duivels: "Ik heb me geen vragen gesteld rond het portretrecht van de Rode Duivels. We hebben ze nergens werkelijk afgebeeld in de strip. Ze worden enkel bij hun groepsnaam genoemd, wat niet verboden is, en op het ene plaatje waarop ze te zien zijn, zie je neutrale koppen die niet te identificeren zijn. Ik denk niet dat we daarvoor voor de rechter zullen gesleept worden."


COMMENTAAR BIJ PAGINA 14
Over Don Boma: "De Kampioenen worden bij aankomst in Rio al beroofd van al hun bezittingen. Maar in het hotel worden ze met alle égards behandeld. Zonder de plot te verraden, kan ik vertellen dat Don Boma indruk maakt in Rio, maar hijzelf begrijpt uiteraard niet waarom."

Over Vlaamse dagschotels en exotische oorden:
"Xavier blijft bij zijn dagschotels, die gelukkig ruim voorradig zijn in de loft die de Kampioenen in het hotel tot hun beschikking krijgen. We werden er in de film al van beschuldigd dat we te veel het drankmisbruik aanmoedigen, ook al paste dat perfect in het verhaal, dus hou ik me een beetje in voor de strip."


COMMENTAAR BIJ PAGINA 15
Over Boma en de vrouwen: "Boma ontdekt dat er in Rio ook een Pussycat is: El Pussycat. Het kwam me voor dat hij er niet zou kunnen aan weerstaan om daar een bezoekje te brengen. Het loopt er trouwens vol met Belgische supporters en het gaat er een stuk wilder aan toe dan in de Belgische Pussycat. Maar het blijft beschaafd. F.C. De Kampioenen is en blijft een strip voor een zeer breed publiek. Ik ga er geen expliciete seks instoppen."

Over clichés, karikaturen en originaliteit: "Clichés zijn op zich niet slecht. Het ligt eraan wat je er mee doet. Hoe origineel je ermee omgaat. Een cliché beantwoordt meestal aan een verwachtingspatroon van de lezer. Daarom vindt hij ze ook zo leuk. Het gaat om de herkenning, een impliciete medeplichtigheid van de lezer met de personages. Niks mis mee, integendeel. Behalve voor een paar zeurpieten."

Over het misverstand: "Ook het misverstand is een vast onderdeel van het genre. Humor ontstaat vaak uit toestanden die misbegrepen worden door de protagonisten. Het is eigen aan kolderverhalen. Niks mis mee, behalve voor een paar zeurpieten."

Over humor: "Ik hoop nog altijd dat het om te lachen is. Het publiek blijft ons in elk geval massaal volgen. Daardoor hebben we nog een groot koperspubliek. Wie zich mijn Commentator van enkele jaren geleden herinnert over de diarree op de Franse stripmarkt, ziet wellicht dat ik vandaag gelijk krijg: die markt raakt volledig geatomiseerd, opgesplitst in duizenden nietige niches. Dan ben je het brede publiek kwijt en worden de oplages gedecimeerd. Dramatisch, wat er momenteel in Frankrijk gebeurt."


COMMENTAAR BIJ PAGINA 16
Over Carmen en de vrouwen: "Carmen staat vooral met zichzelf te dansen. Ze wil altijd graag in de kijker staan. Ze is eigenlijk helemaal op zichzelf gericht. Een ijdeltuit. Uiteraard zou ze niet kunnen verdragen dat Xavier met andere vrouwen danst. Xavier is daar eigenlijk niet in geïnteresseerd. In deze ene scène laat hij zich op sleeptouw nemen door zijn vrienden."

Over regelmaat: "We blijven met de albums een grote regelmaat aanhouden. Een essentiële voorwaarde om het publiek te blijven behouden. Het geeft vertrouwen in het product. Maar met de 'Vlaamse' strip is het zoals met de dappere Galliërs in het dorpje van Asterix: wij zijn ongeveer de laatsten die standhouden."

Over feedback: "We hebben een enthousiast publiek van vooral jonge lezers. Elk jaar pikt er een nieuwe generatie aan. Ik blijf mikken op jonge lezers, want dat zijn de lezers van de toekomst."

Over Nino: "Nino.......................... ligt nog steeds op mijn werktafel en de wil om een verhaal te maken is er nog altijd. Maar de tijd ontbreekt gruwelijk. Volgend jaar word ik 65 en ga ik 'met pensioen'. Wie weet wat er dan allemaal mogelijk wordt..."


 
24/12
 
 
Hec Leemans:
"De Kiekeboe-fan van Carpentras"
Af en toe trekken we naar ons vakantiehuisje in de buurt van de Mont Ventoux, om weer eens wat zonnestralen op te doen. Dat is nodig voor iemand als ik, die permanent binnenzit en in een land woont waar de hemel doorgaans grijs is gekleurd.

Een tiental kilometer van onze Provençaalse stek ligt Carpentras. Het is een wat slaperig stadje waar doorgaans niet veel te beleven valt. Maar in de Rue Porte de Mazan is een Marokkaans restaurantje waar we op verloren avonden wel eens een schotel gaan eten. Het interieur ziet er niet uit, maar de gerechten zijn uitzonderlijk lekker. Het heet La Palmeraire.

In de loop der jaren zijn we wat vertrouwd geraakt met Hassan, de baas van het restaurant. Het is een aardige man, die graag leraar Engels was geworden. Maar van zijn vader moest hij het restaurant overnemen. Zijn broer is universiteitsprofessor en studeerde in België. Nu geeft hij les aan een universiteit in Marokko. Hassan bleef in Carpentras plakken.

Het duurde ruim zes jaar vooraleer ik aan Hassan vertelde wat ik deed voor mijn vak.
'Auteur de bandes dessinées'. De Fransen vragen zich dan steeds verbaasd af waarom mijn werk niet bij hen te koop is. De uitleg met historische redenen over gemiste kansen van Vlaamse uitgevers is lang en moeilijk. Het werk van Vandersteen werd in de jaren 1960 niet eens in behoorlijk Frans vertaald. En Belgicismen slaan niet aan in Frankrijk, allez une fois.

Al pratend vertelde Hassan mij dat hij nog een andere stripauteur als klant had. En die was een vriend van hem geworden. We zouden die toch eens moeten leren kennen.
Het heeft dan nog twee jaar geduurd eer het er eindelijk van kwam. De auteur in kwestie bleek François Corteggiani te zijn. Tekenaar, maar vooral scenarist van duizend-en-een series, al sinds veertig jaar. Hij is echter vooral bekend van zijn werk voor De Jonge Jaren van Blueberry. Het nieuwste album is recent verschenen, laten we even wat sluikreclame maken.

Deze zomer nodigden we dus Corteggiani uit bij ons thuis. En wat bleek? Hij is een kenner van het Vlaamse én Nederlandse stripverhaal. Aan onze muren hangt een mooie originele plaat van Kiekeboe en die herkende Corteggiani meteen. Hij verzamelt namelijk de albums van Kiekeboe, nu De Kiekeboes,... ook al leest hij geen letter Nederlands. Ook over Sleen of Vandersteen, of Jef Nys, kun je hem niks vertellen wat hij al niet weet. Hij is ook vertrouwd met het werk van Dick Matena, Martin Lodewijk, Daan Jippes en Hans Kresse.

Een paar weken geleden waren we weer in het zuiden en werden we op onze beurt uitgenodigd bij Corteggiani, die voor ons een lekkere daube provençale had klaargemaakt. Zijn huis is de schatkamer van een echte verzamelaar. Er is geen plekje over dat niet aan het stripverhaal is gewijd. Originele platen in de eerste plaats, maar ook toonkasten vol memorabilia, voorwerpen allerhande, speelgoed, figurines, noem maar op. Als het maar verband houdt met het beeldverhaal.

Zoals weer blijkt: de wereld is klein. François heeft een blog waarop hij iedereen laat kennismaken met schatten uit zijn rijke verzameling. Het is een plek waar je vergeten auteurs leert ontdekken. Corteggiani vertelt wat ze voor hem hebben betekend en presenteert facsimilés van hun platen. Een boeiende blog van een gepassioneerd auteur.

www.francois-corteggiani.com.



Als u in de Provence rondzwerft, moet u eens in Banon passeren. Dat ligt in de Haute Provence, even boven Sault. In mei en juni rijdt u daar tussen prachtige lavendelvelden.

Onze buren namen ons mee naar Le Bleuet, een gigantische boekhandel in Banon.
De boekhandel is buiten proportie voor zo'n klein dorpje. Ik vermoed dan ook dat hij van heinde en verre bezocht wordt. We gingen midden in de week en warempel, er waren aardig wat klanten. Uiteraard vind je er volop strips, maar ook alle andere mogelijke boekuitgaven. Je kunt het zo gek niet bedenken, of ze hebben er wel een boek over. Alles is netjes volgens onderwerp gerangschikt. En je vindt er boeken tot in de nok van het gebouw. Geen plekje is onbenut gelaten... Ongetwijfeld gaat u met een interessante buit naar huis.
"


 
ATELIER IN WORDING (10)
 


 
13/11
 
 
Hec Leemans: "Beurs van de beurs"
Ze zit erop, de Boekenbeurs. We hebben zelden zo'n veldslag meegemaakt. Meer bezoekers dan vorige jaren: 184.000. Mensen houden duidelijk nog altijd van het boek. Alle onheilsprofetieën ten spijt, zal het nog niet zo gauw verdwijnen.

Tien jaar geleden voorspelden allerlei internetgoeroes het einde van het papieren tijkdperk. Geen kranten en tijdschriften meer, geen boeken meer. We zouden alles op een computerscherm lezen. We zouden ook onze boodschappen doen via internet. Elke winkelier zou een site hebben. Je bestelt en een halfuur later komt de brave man je groenten hoogstpersoonlijk aan de deur afgeven. Dachten die internetgoeroes tenminste. Dat mensen graag winkelen, graag rondlopen in een stad, kwam niet bij ze op. Zoals het niet bij ze opkwam dat mensen graag papier in handen houden.

De voorspelling van het "einde van het boek" was nog niet uitgesproken of daar was Harry Potter al. Men had nog maar net wetenschappelijk vastgelegd "dat kinderen niet meer lezen", of ze stonden in dikke rijen van bij het vroegste ochtenduur, in alle steden van de wereld voor de boekhandel te wachten op de eerste exemplaren van de nieuwste Harry Potter. Toen barstte de internetbubbel en verloren miljoenen mensen pakken geld, want de banken hadden zonder voorwaarden miljarden geleend aan "het bedrijf van de toekomst".

Bij de komst van de televisie voorspelde men ook al het einde van het boek, de film en de radio. Het boek is een van de oudste media en het zal nog wel enkele tientallen eeuwen bestaan.
Er zijn natuurlijk problemen van congestie op de boekenmarkt. In Frankrijk verschijnen elk jaar 63.000 nieuwe titels, waaronder 5.000 nieuwe strips. Hoe kun je die nog treffelijk voorstellen aan het publiek?

Maar we klagen niet over zoveel belangstelling. Bij Standaard Uitgeverij was het dringen op 7 november, toen de Kampioenen kwamen signeren. Er kwamen dranghekken aan te pas en de security liet op een bepaald moment niemand meer toe op de stand, uit vrees dat de mensen elkaar zouden vertrappelen. De kassa's moesten worden gesloten.

Jommeke was naar verluidt de bestseller op de Boekenbeurs, maar Kiekeboe, F.C. De Kampioenen, Urbanus en Suske en Wiske zitten hem zeer dicht op de hielen.


Voor mij kwam de grootste verrassing helemaal in de laatste minuten van de beurs, toen ik François Walthéry ging groeten op de stand van Stripwinkel Alex. Hij signeerde er zijn nieuwste Natasja, De Blik van het Verleden, waarin F.C. De Kampioenen een opgemerkt en luidruchtig gastoptreden maken!
Ja, Kampioen zijn is plezant, François. Un grand merci.

Volgend jaar staan we er weer.
"


 
ATELIER IN WORDING (9/12)
 


 
09/10
 
 
Hec Leemans: "Een hondenstiel"
Wat is dit toch een aartsmoeilijk vak.

Wij maken (in Vlaanderen...) strips onder hoge druk.

De meer artistieke zielen zullen zeggen: doe dat dan niet! En gelijk hebben ze. Maar als je eenmaal, met succes, in het systeem zit, ben je geneigd verder te ploeteren. Ik weet het, het is masochisme.

Een van de nadelen van een hoge productie is dat veel foutjes je ontgaan. Je werk moet af, het moet de deur uit. Pas achteraf merk je nog ontelbare fouten: een onvaste lijn, een onregelmatige vorm, een foute kleur, een verwrongen perspectief. Met wat meer aandacht en tijd had je die er nog kunnen uithalen. Jammer maar helaas, je werk ligt bij de drukker.

Vlaamse tekenaars zijn harde werkers en produceren veel. Waalse en Brusselse produceren veel minder (maar soms met meer kwaliteit) en zouden dus “'luier' zijn?
Dat wil toch het cliché. Het beruchte cliché wordt echter tegengesproken door enkele voorbeelden uit het verleden. Om te beginnen Hergé.

Toen de oorlog uitbrak en de Duitsers het land binnenvielen, zat Hergé zonder werk.
Le Vingtième Siècle, het kleine krantje waarin hij tot dan toe kansen had gekregen, hield op te bestaan. Net als vele andere Belgen vluchtte hij voor het geweld van de bezetter richting Frankrijk. Daar kreeg hij onderdak in de buurt van Clermont Ferrand door de tussenkomst van striptekenaar Marijac, een notoire figuur uit het Franse verzet. Marijac publiceerde tijdens de oorlog in zijn eigen stripblad, Coq Hardi, een anti-Duitse strip, Les 3 Mousquetaires du Maquis. Het blad verscheen natuurlijk in het zogenaamde 'vrije' Frankrijk, niet in het door de Duitsers bezette deel.

Toen koning Leopold III de Belgen opriep om naar huis terug te keren en weer aan het werk te gaan, gehoorzaamde Hergé, als gezagsgetrouwe Belg. Eenmaal terug in Brussel ging hij op zoek naar kranten die zijn strips zouden kunnen publiceren. Hij vond er meteen twee: Het Algemeen Nieuws en Het Laatste Nieuws.
Die kranten boden hem een Nederlandstalig publiek en hadden oplages die heel wat belangrijker waren dan die van het kleine Vingtième Siècle, dat amper enkele tienduizenden exemplaren verkocht. Voor beide kranten mocht Hergé wekelijks twee pagina's maken. Twee pagina's Kwik en Flupke voor Het Algemeen Nieuws en twee pagina's Tintin en Bobbie voor Het Laatste Nieuws.

Al snel kwam daar nog Le Soir bij, de krant die de nieuwe avonturen van Tintin zou publiceren à rato van twee pagina's per week. Zijn totale productie kwam dus op zes bladzijden per week. Voor de Vlaamse kranten hertekende Hergé oude platen en oude verhalen van Tintin (van de naam Kuifje was nog geen sprake)... Dat ging uiteraard vlugger, maar toch. Werk is werk. Le Soir kende toen de hoogste oplage van het land, meer dan driehonderdduizend exemplaren. Hiermee ging Hergés wens in vervulling: het grootst mogelijk publiek bereiken. Bij de kwalijke gevolgen die eruit zouden voortvloeien, omdat hij voor een pro-Duitse krant werkte, stond hij niet stil.


De hele oorlog lang bleef Hergé aan zijn tekentafel gekluisterd. Naast het feit dat hier de basis werd gelegd voor zijn verdere succes was het wellicht ook een manier om de oorlog door te komen. Werken en niet omzien. In die oorlogsjaren heeft hij de beste verhalen uit zijn oeuvre getekend en geschreven.

Na de oorlog verscheen Franquin op het toneel. Franquin omschreef zichzelf altijd als “lui”. Maar vanaf het midden van de jaren vijftig had hij een contract bij zowel Dupuis als bij De Lombard Uitgaven. Wekelijks produceerde deze luiaard een pagina Ton en Tineke, twee pagina's Robbedoes en Kwabbernoot, talloze illustraties onder meer voor de rubriek Starter, naderhand ook nog wekelijks een halve pagina Guust en anderhalve pagina Robbedoes en Kwabbernoot voor een Franse krant.
Dat kan tellen voor een luiaard.

Ook Tibet, dan wel geen Waal of Brusselaar, maar toch voor 90% Belg sinds zijn derde levensjaar, ging aan de slag bij Kuifje en Ons Volkske. Drie pagina's per week voor Ons Volkske gedurende ongeveer vijfentwintig jaar. Daarnaast, vrij regelmatig twee à vier pagina's per week voor Kuifje gedurende een nog langere periode.
Tibet bleef ongelooflijk actief tot aan zijn dood...

Hergé door Tibet

Recent verscheen Le Gorille a Bonne Mine bij Marsu Productions. Een boek met de reproducties van de originele tekeningen van het verhaal De Gorilla Heeft het Gedaan. Een werk uit de tijd dat Franquin in zijn eentje minstens het equivalent van vier platen per week tekende.
Hier geen losse eindjes. Geen fouten die blijven liggen zijn. Geen zwakke composities of sporen van tekeningen die er 'snel-snel' doorgetrokken moesten worden. Tekenwerk om jaloers op te zijn...

Lui, die Walen? Faut voir!"



 
ATELIER IN WORDING (8/12)
 


 
04/09
 
 
Hec Leemans: "Hergé op de maan"
Het jaar 1950 van de vorige eeuw is mijn geboortejaar.

Het is ook het jaar waarin Hergé, toen al een beroemd en gevierd auteur, start met
het schrijven en tekenen van zijn dubbel maanavontuur Raket naar de Maan en Mannen op de Maan. De Franse titels zijn ietwat sprekender: Objectif Lune en On A Marché sur la Lune.

Eigenlijk was hij al eerder aan de verhalen begonnen, zo rond 1948 of 1949. Jacques Van Melkebeke had voor het project een nogal fantasierijke synopsis geschreven die Hergé gebruikte als uitgangspunt. Het fantasietje van Van Melkebeke stond echter veraf van de realiteit, het waarheidsgehalte dat Hergé beoogde. In dit avontuur zou en moest alles kloppen, volgens de kennis van het moment en de stand van de wetenschap. Men moet zich hierbij realiseren, dat de eerste raketten nog maar vier jaar eerder de lucht ingingen: de beruchte V1- en V2-raketten van de Duitsers die zoveel verwoestingen brachten in Londen en Antwerpen.



De echte maanlanding zou nog negentien jaar op zich laten wachten. Pas tegen het eind van de vijftiger jaren slagen Russen en Amerikanen erin min of meer betrouwbare tuigen de ruimte in te sturen. Voor het eerst onttrekt de mens zich aan de zwaartekracht van het minuscule planeetje, dat hem tot ruimteschip dient in een onmetelijke kosmos.

In 1950 was het nog maar nauwelijks vijfentwintig jaar geleden dat natuurkundigen zoals Einstein, Hubble en Lemaître de mensheid nieuwe inzichten schonken op het heelal en bij uitbreiding op de vraag wat wij zijn en waar we vandaan komen. Tot dan dacht men — ook Einstein — dat het heelal een statisch gegeven was: het was er altijd geweest, het zou er altijd zijn. En het was niet groter dan ons melkwegstelsel.

Einstein zat met een merkwaardig probleem in zijn maag: uit de berekeningen voor zijn relativiteitstheorie bleek dat dit niet kon kloppen. Het heelal was niet statisch, maar dynamisch. Meer nog: het was in voortdurende expansie. Einstein maakte dan maar de fout die wetenschappers nog wel eens maken: hij verzon de kosmologische constante, een wiskundige correctie op zijn berekeningen die wel fout moesten zijn, want men had nu eenmaal besloten dat het heelal een statisch, onveranderlijk gegeven was. Bent u nog mee?

Maar toen kwamen Hubble en Lemaître. Dankzij de steeds betere telescopen van Hubble zag men dat de 'Nebula' buiten ons melkwegstelsel geen nevels waren, maar andere sterrenstelsels. En niet zomaar een paar, maar duizenden, honderdduizenden, miljoenen en, zo weet men nu, honderden miljarden.

En die dingen hingen niet stabiel in de ruimte, maar verwijderden zich met een ongelooflijke snelheid van elkaar. Als men de film terugdraait, moet het zo zijn dat de sterrenstelsels ooit heel dicht tegen elkaar stonden... Maar op dat ogenblik zijn we nog decennia verwijderd van de Big Bang-theorie.

In de literatuur was zoiets als het heelal, de ruimte, een romantisch gegeven. Jules Verne liet zijn helden met een kanonskogel naar de maan schieten. In The War Of The Worlds wordt de aarde aangevallen door marsmannetjes.
Het had allemaal niet veel met de realiteit te maken. In sciencefictionboekjes vertrekken helden vlot met raketten naar verre planeten, om er met vreemde wezens (meestal mooie vrouwen getekend door Alex Raymond) de strijd aan te binden.
Flash Gordon. De U-Straal,... Fantasie.

Hergé is wellicht de eerste fictieauteur ter wereld die tobt over de mogelijkheden en onmogelijkheden in zulke verhalen, de eerste ooit die zijn lezers een vrij realistische blik op de ruimte schenkt. En niet louter in tekst, ook met zorgvuldig gecomposeerde beelden. Remember, we zijn in 1950. Retrospectief kun je veel 'fouten' vinden in die albums, zeker na 1969, toen we écht naar de maan gingen. Maar de realisatie van die beide albums is nu, zestig jaar later nog steeds een fantastisch huzarenstukje. Wie meent dat dit 'gewone' stripalbums zijn, moet ze dringend nog eens herlezen."

 
ATELIER IN WORDING (7/12)
 


 
26/06
 
 
Hec Leemans: "Het Atelier"
Niet het mijne, maar dat van Franquin, Jijé, Morris en Will.

Een mooie tentoonstelling in het Belgisch Stripmuseum.

Met verbazing kijk ik de laatste tijd naar de vele strips die verschijnen, getekend in krabbelstijl. De voornaamste stijlelementen zijn gebrek aan tekentalent, onkunde en amateurisme. En precies deze kenmerken zijn de ingrediënten van het stijltje dat nu in de mode is. Zelfs bekwame tekenaars verlagen er zich toe iets op papier te krabbelen dat er prutserig genoeg uitziet om aan de waan van de dag te beantwoorden.

De albums worden meestal uitgebracht onder een cover die er saai en intellectueel uitziet. Want we willen voor vol aanzien worden. Er is nauwelijks nog verschil met covers van boeken. Laat het zeker niet op een echte strip lijken.

Waarom zeg ik dit, beste liefhebber die wellicht reeds op zijn tenen getrapt is?

Om weer uit te komen bij Het Atelier van Franquin, Jijé, Morris en Will.

Wie waren dat, zult u vragen. Om te beginnen mensen die écht konden tekenen.
Jijé was de oudste van de club en na de oorlog nam hij de drie jonge snaken die Franquin, Morris en vooral Will nog waren, in huis.

In het huis in Waterloo liep ook nog een bende kinderen rond. Annie Gillain, mevrouw Jijé, deed de was en de plas. Joseph Gillain, alias Jijé had Morris en Franquin aangeprezen bij Charles Dupuis. Hij vond dat zulke talenten ook goed betaald moesten worden en hij bedong bij de uitgever 1.200 frank per pagina voor de jonge tekenaars. In de trein op weg naar huis realiseerde Jijé zich dat hij zelf maar 900 frank kreeg.

Jijé en André Franquin gekarikaturiseerd door Jijé.

Het atelier van Franquin, Jijé, Morris en Will, was de slaapkamer van meneer en madame Jijé. Overdag werd die omgetoverd in een tekenatelier, waar ongetwijfeld de hele tijd een dikke rokersmist hing. Want de heren waren kettingrokers.

Will was nog een tiener, het kakkernestje. Hij kwam in de leer bij Jijé. Zijn eerste opdracht was een oefening in constructie en perspectief. Jijé plaatste hem bovenaan de trap met als opdracht de traphal te tekenen in vogelperspectief. Want je moest en zou in die tijd het vak leren. Heden ten dage lossen sommige tekenaars — zelfs goeie — een perspectiefprobleem op met de hulp van 3D-software! Eerlijk gezegd: als je het zelf kan (kunst komt van kunnen), dan doe je het tien keer sneller dan met je computer. En niet te verwaarlozen: het is authentiek, iets wat computersoftware je nooit kan bieden.

Morris en Will gekarikaturiseerd door Jijé.

Terwijl Will bovenaan de trap de rudimenten van de tekenkunst zat te leren, mochten Franquin en Morris hun eerste schreden zetten in de wereld van het stripverhaal.
Dat ze dit niet zonder talent deden, weten we. Maar van Jijé viel altijd nog wat op te steken.

Die kon namelijk alles: tekenen, schilderen, boetseren met klei, beeldhouwen in steen, etsen, graveren, steendrukken, glasschilderingen maken, smeedwerk vervaardigen,... Er waren weinig disciplines die Joseph Gillain niet in de vingers had. De jonge tekenaars vervolmaakten hun opleiding —voor zover nodig — door met Jijé een paar keer in de week naar naaktmodel te gaan tekenen. Want uiteraard, evident, vanzelfsprekend, hoe kan het anders, om te kunnen tekenen moest je in die tijd ook nog de nodige kennis van anatomie opdoen. Weten waar de spieren zitten, ze kunnen benoemen en weten waarvoor ze dienen. Hoe ze een lichaam laten bewegen. Je moest het geraamte kennen in al zijn onderdelen. Constructief leren tekenen.

Daar lachen de krabbelaars van nu zich ziek mee! Waarvoor is al die onzin nodig? Vakkennis, pfoe! Er is geen enkel probleem dat het overtrekken van een foto in Photoshop of Illustrator niet kan oplossen. Waarom zou je je moe maken?
(Voor de eer, tiens. Om het te kunnen zoals het hoort.)

Laatst was er een iemand in De Canvas-collectie, die beweerde dat het in kunst niet om kunnen gaat. Dat is maar minabel, iets kunnen. Nee, het gaat om het IDEE! Heb een idee en je maakt al kunst. Dat beweren kunstgoeroes en museumdirecteuren al ruim veertig jaar. Een hoopje anthraciet op een parketvloer. Een theezakje aan een nageltje (echt gezien in het Muhka).

Ik vraag u: waar is het idee in het driehonderdste portret van Rembrandt? Nochtans is het grote kunst. Rik Wouters met ooglap in een wit hemd tegen een rode achtergrond.
Rik met de hoed. De Strijkster. Rik Wouters was de favoriete schilder van Franquin.
En ook de mijne.

De Strijkster uit 1912 van de Vlaamse schilder Rik Wouters,
te bezichtigen in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen

Het soort bedriegerij, armoede eigenlijk, van vandaag was niet aan de orde in de tijd van Jijé, Franquin, Morris en Will. We weten wat er van de heren geworden is.

Al kom ik wel eens een jonge snaak tegen die zich afvraagt wat er nu zo speciaal zou zijn aan die Franquin. En dan vraag ik van welke planeet hij komt."

 
ATELIER IN WORDING (6/12)
 


 
29/05
 
 
Hec Leemans: "Flash Gordon bleu"
De invloed van het stripverhaal is overal, zelfs in de keuken.

In mijn vorig rubriekje heb ik de euvele moed gehad om een mening te herkauwen die in Frankrijk onder mensen van het vak al langer opgeld maakt, namelijk: er verschijnen te veel strips.

De analyse is niet moeilijk. Produceer te veel onverkoopbare producten en de markt raakt verstopt. Verstopping volgt op diarree.

Vroeger werd over zulke meningen in welles-nietesstijl gekeuveld tussen pot en pint aan de toog. En je wist met wie je stond te praten. Je gaf zelfs een rondje.

Nu gebeurt alles op internetfora, anoniem. Dat is zoveel dapperder.
De emmers bagger stonden klaar.

Enkelen — waaronder zelfs een collega — vonden dat ik zelf te veel produceer.
Maar overproductie slaat op dingen die onverkoopbaar zijn. Dat is bij mij niet aan de orde, gelukkig. Misschien denkt die collega, dat hij plots zelf meer zal gaan verkopen als ik minder titels uitbreng. Maar de markt werkt niet zoals communicerende vaten.
Ik moet hem teleurstellen.

Een ander wist dat ik dit eigenlijk allemaal wereldkundig maak om aandacht te vragen voor mijn eigen miezerige persoontje. Een schreeuw om aandacht! Na zestig jaar zonder... Je moet een genie zijn om zo’n argument te bedenken. Grow up.

Er waren nog een paar emmers bagger over op internet toen Merho besloot zijn reeksnaam te wijzigen. Een moedige beslissing die volledig logisch is. De media-aandacht die eruit volgde, is zonder weerga. Meestal neem je zo'n beslissing uit wanhoop, wanneer je reeks in een sukkelstraatje zit. Daar zijn een paar voorbeelden van. Maar dat is niet het geval bij Merho, die nog steeds aan de top staat. Hij kiest voor de nieuwe naam uit pure overtuiging. Zijn reeks neemt hiermee een frisse doorstart en het publiek zal hem hierin zonder probleem en met vernieuwde interesse volgen. Enkele reacties op het internet daarentegen grensden aan het hysterische.
Maar Merho gaat door, in rustige vastheid, of hoe heet dat op zijn Van Rompuys.

Tot vervelens toe heeft de vader van De Kiekeboes moeten uitleggen dat het helemààl niet zijn bedoeling was hiermee de “Nederlandse markt” te veroveren. Welke markt? Ze is onbestaande. Maar de “kenners” wisten in eerste instantie beter.

Die Nederlandse markt is de afgelopen deccenia verdampt en dat is doodjammer. In de eerste plaats voor de Nederlandse stripproductie. Wat daar nog van overblijft, is in niets te vergelijken met de stripproductie in de jaren 1970. Toen was er nog volop hoop voor Nederland.

Merho en ik hadden in die tijd al een twintigtal titels op de markt. Het ging vlug met die albums, niet omdat we zo’n veelvraten waren, maar omdat we nu eenmaal voor een krant tekenden. En dan maak je zonder onderbreking drie pagina’s per week.
Het was de gouden tijd van de krantenstrip.

In België liep alles goed voor onze albums, maar Nederland bleef een probleem, vooral op vlak van distributie. Dus trokken Rob en ik onze stoute schoenen aan. We gingen in Haarlem praten met een bevriende uitgever om over een mogelijke joint venture.

De ontmoeting haalde niets uit. Later zouden we nog pogingen ondernemen in het bijzijn van onze Belgische uitgever. Proberen distributeurs te overtuigen om toch meer te doen voor onze albums op de Nederlandse markt. Maar die distributeurs begrepen het product niet. Strips werden en worden in Nederland beschouwd als “tijdschrift” en dus snel weer uit de rekken genomen. Boekhandels willen niet weten van strips, of nog erger: ze willen “dat publiek” niet over de vloer. “Dat publiek” neemt namelijk al eens een boekje uit de rekken en gaat op de grond zitten lezen. Hetzelfde argument wordt door de warenhuizen gebruikt.

Ooit liep ik in Breda een Vroom&Dreesman binnen. Even kijken of je daar strips kon kopen. Ja hoor. Er was een stripstandje. Zelfs albums van Bakelandt. Afgescheurde covers, op karton gekleefd. Daar kon je je keuze uit maken. Het échte album moest je aan de kassa gaan vragen.
“Anders lezen de mensen het, meneer”. Daarom.

In München belandde ik ooit in een grote boekhandel. Vijf, zes etages. Een tussenverdiep tussen elke etage. Daar stonden wat banken. Overal zag je mensen zitten die Belgische en Franse strips lazen. Wellicht ook Nederlandse.
In deze boekhandel werden dus strips te koop aangeboden! Ik vond een stand... met
stukgelezen exemplaren. Als je er een wilde kopen, moest je een gaaf exemplaar aan de kassa vragen.

Met Nederland en Duitsland wordt het dus nooit wat op stripgebied.

Merho en ik stonden weer op het perron van het station in Haarlem, na het teleurstellende contact met die uitgever. We hadden nog wat tijd, dus gingen we een stukje eten in de stationsrestauratie. Merho en eten, dat gaat altijd.

We zaten vrijwel alleen in de zaal. Een Hollandse menukaart, dachten we, laten we voorzichtig zijn. We kozen voor een cordon bleu.

Maar op de menukaart stond: “Gordon bleu”. We meldden dat met een grapje aan de dienster. Foutje. Het is niet “Gordon” maar cordon. Van cordon bleu. Blauwe wimpel. Wij komen uit België. We kennen een beetje Frans. Cordon bleu. Flash Gordon, dat wel. Maar niet Gordon bleu.

De dienster is op haar tenen getrapt.

“Nou, dat heeft u helemaal verkeerd, hoor!
Ik ga het meteen vragen aan de Chef!”

Ze beent weg naar de keuken. Even later is ze terug.
"U heeft het helemaal verkeerd, zegt de Chef! En die heeft ervoor gestudeerd!”

We hebben snel en zwijgend onze Gordon bleu opgegeten en hebben ons dan naar de trein gerept, richting België. Je weet maar nooit. Als de kok Mongo heet, valt hij je misschien vanuit de keuken schuimbekkend aan met een groot hakmes.

Twee maal een echte Gordon: links topchef en brulboei Gordon Ramsay, rechts zanger Gordon, door de Nederlanders onlangs verkozen tot meest irritante Nederlandse artiest.

Later gingen we wijselijk met de wagen. Na onze afspraak met de distributeur — het zou weer niets uithalen — scheurden we terug naar België.

Iets eten in het eerste restaurant over de grens."


PS: Wat leert ons vandaag het internet? De Gordon bleu is nog steeds waanzinnig populair in Nederland!

 
ATELIER IN WORDING (5/12)
 


 
24/04
 
 
Hec Leemans: "Stripdiarree"
Vroeger was alles klaar en duidelijk. En simpel.

Toen ik als tiener opgroeide en me bewust werd van het enorme potentieel van het stripverhaal, in de verre jaren zestig van de vorige eeuw, verschenen er honderdvijftig nieuwe titels per jaar. Er waren vijf of zes uitgeverijen. Honderd auteurs. Twee of drie leuke stripweekbladen. Je kon volgen, het was overzichtelijk.

Hetzelfde gold trouwens ook voor de televisie. De uitzendingen begonnen niet voor 18.00 uur. Om 23.00 uur werd de zender afgesloten en ging iedereen naar bed. Je had maar zes of zeven zenders. Twee Belgische en nog wat buitenlandse stations, uit Nederland of Frankrijk. Het programma-aanbod was duidelijk: Nonkel Bob voor de kinderen, een nieuwsuitzending, een film, een spelprogramma. En alles in zwart-wit.

Nu is er een zodanige diarree in het televisieaanbod, dat de lust je vergaat om nog ooit voor het kleine scherm te gaan zitten. Dat trouwens niet meer zo klein is. Het moet muurgroot zijn, met surround sound en binnenkort ook in 3D, waar je hoofdpijn van krijgt. En het moet snel, snel, snel gaan... 'Vertelritme' betekent tachtig beeldwisselingen per seconde. Drie ontploffingen per minuut.

De simpelste reportage wordt tegenwoordig opgeluisterd met klankeffecten die zo uit The Matrix zijn weggelopen. Verspringende beelden, wiebelende camera's van vermoedelijk dronken cameramensen, niets staat ooit nog stil. Mag niet. Verboten, ja!
Spelprogramma's worden onderstreept met 'spannende geluiden' van zware, dichtslaande metalen deuren waarvan de nagalm door duistere gangen jaagt...
Een diarree van beelden, effecten, clichés. Want iedereen kopieert iedereen in deze.

Eenzelfde gevoel heb ik bij het hedendaagse beeldverhaal. Een waanzinnig overaanbod, waarin een kat haar jongen niet meer vindt. Meer dan 250 uitgeverijen.
Meer dan 4.500 nieuwe titels per jaar.* Een stroom aan manga's. En steeds meer van hetzelfde. Men kopieert succesreeksen à volonté. Largo Winch heeft intussen honderden kloontjes. En altijd wordt de spoeling dunner. Voor de vijftigste kopie vind je al geen tekenaar meer die kan tekenen, en geen scenarist die een leesbaar verhaal in elkaar kan puzzelen. Maar ze worden wel uitgegeven.

Natuurlijk wordt het geen success. Niet erg. Na deel 2 verdwijnt de 'serie' en gaat Uitgever nr. 127 in zee met scenarist nr. 4.021 en Tekenaar nr. 3.254, die hun geluk wagen met alweer een nieuwe kloon. En floppen.

Waar zal dit eindigen? Sommigen vinden dit een uitbarsting van creativiteit. Van verscheidenheid. Het zal wel. Maar de stripmarkt versnippert in steeds kleinere niches. De verkochte oplagen dalen dramatisch, voor iedereen. Hele fondsen verdwijnen van de markt, want in de winkels moet plaats gemaakt worden voor de eindeloze stroom 'nieuwigheden'.

Lang niet alles bereikt de winkels. Dat kan ook niet. Er verschijnen zo'n veertien nieuwigheden PER DAG. Het is onmogelijk om die allemaal op een serieuze manier onder de aandacht van het publiek te brengen.

Aan die stripdiarree op papier wordt binnenkort nog het digitale stripaanbod toegevoegd. Ik weet niet of dat nodig en goed is... Ik heb er mijn twijfels over.

Waar is in godsnaam de PAUZEKNOP?"

* De geciteerde cijfers zijn een weergave van de stripmarkt in Frankrijk.


 
ATELIER IN WORDING (4/12)


 
27/03
 
 
Hec Leemans: "Strips op het kasteel"
38 jaar geleden had ik mijn legerdienst achter de rug. Legerdienst, dienstplicht (voor de jongeren onder u die dit nooit gekend hebben) betekende dat je een jaar of anderhalf onder de wapens moest, afhankelijk van de plek waar je je dienst deed.

Ik ging naar Duitsland in Lüdenscheid, waar ik op de culture dienst de opvolger werd van Merho. Ik nam ook zijn strip Jager Jansens over. Maar dat verhaal is genoegzaam bekend. Merho zou later met groot succes een stripfiguur creëeren: Kiekeboe. Hij is ermee nog steeds de onbetwiste nummer één op de stripmarkt.

Ik was 22. Mijn debuut in Het Volk, samen met mijn vriend Sylvain Polfliet, had ik al een tijdje achter de rug. Voor mij was Brian Howell afgelopen, Sylvain zou er nog lange tijd mee doorgaan.

Maar ik moest iets gaan doen. Liefst een strip maken... Daniël Jansens, met wie ik later Bakelandt op papier zou zetten, had mij een voorstel gedaan: een strip over een bende hippies voor het weekblad Pilote. Dat zou nu ook in een Belgische editie gaan verschijnen en daarom was er plaats voor meer Belgische tekenaars en scenaristen. Onder meer Ferry, Yvan Delporte en Eddy Ryssack zouden aan die Belgische pagina’s meewerken.

Ons project werd nooit gepubliceerd, maar ik moet er toen toch bijna dertig pagina’s voor getekend hebben op scenario van Daniël die toen ook Kramikske schreef voor Jean-Pol, Lombok voor Berck en honderden Bessy-verhalen voor Willy Vandersteen. Daniël Jansens was een pionier, de eerste echte professionele stripscenarist in Vlaanderen. Ik heb veel van hem geleerd op het vlak van scenariotechniek. De meeste pagina’s van die strip zijn verdwenen; ik heb er nog slechts enkele bewaard.

Maar het ging dus niet door. Daarom trok ik naar Nederland, naar de beroemde Toonder Studio’s. Nederland was toen nog een land waar een gezonde stripindustrie bestond. De Toonder Studio’s hadden hun intrek genomen in het gigantische kasteel van Nederhorst ten Berg. Er werden zo’n kleine veertig dagbladstrips geproduceerd die verschenen in de bijna honderd kranten die Nederland rijk was. Die strips verschenen ook in Scandinavië, België, Groot-Brittannië, Duitsland en wellicht zelfs hier en daar in Franse kranten.

Uiteraard werkten de studio’s ook voor de reclamewereld en werden er ook animatiefilms gemaakt.

Het merkwaardige was dat ik er als 22-jarige nobele onbekende meteen ontvangen werd door de zaakvoerder, die een serieus gesprek met me had. Uiteraard had ik tekeningen mee en blijkbaar vielen die in de smaak. Ik ging zelfs naar huis met een voorstel voor een nieuwe strip: ze wilden de eerste milieustrip maken. Via een strip mensen bewust maken van de noodzaak om goed om te springen met het natuurlijke milieu. De strip zou dagelijks in diverse kranten verschijnen. Het concept was nog erg naïef, over kikkers en beekjes. Van global warming was nog geen sprake.

Uiteraard was ik niet rijp voor een dergelijke opdracht. Ik kon het tekenwerk wel aan, maar voor het scenario had ik — dat ware verstandiger geweest — beroep moeten doen op een ervaren scenarist. En waarom ik daar toen mijn vriend Daniël niet over heb aangesproken, weet ik niet meer.

Ik heb een unieke kans gemist. Op dat moment betekende de strip nog iets in Nederland. Gelukkig kwam het nog wel goed: niet lang daarna kon ik met Bakelandt beginnen voor Het Laatste Nieuws en met Circus Maximus voor Eppo. Ik werd ineens geacht meer dan twintig pagina’s per maand te tekenen. Mijn eerste stresservaringen, maar dat is een ander verhaal.

Een tijd geleden ging ik voor het eerst in vijftien jaar nog eens signeren op een stripbeurs in Breda. En dan merk je toch dat de tijden veranderd zijn in Nederland. Het publiek bestaat vooral uit nostalgische oudere heren. Zelfs de nieuwe Eppo wordt ontworpen met die doelgroep in het achterhoofd. Veel jeugd heb ik niet gezien in Breda. Nochtans ben en blijf ik ervan overtuigd dat er ook bij de Nederlandse jeugd potentieel moet zitten. Op voorwaarde dat je natuurlijk strips maakt voor kinderen tussen de acht en vijftien jaar. Maar veel Nederlandse stripauteurs maken hun strips helaas in de eerste plaats voor zichzelf en een kleine groep gelijkgestemden. Uiteraard bereik je dan de kinderen en het brede publiek niet meer.

Je ziet het ook meer en meer op de Franse markt. Met eindeloze nichevorming tot gevolg, versnippering.

Ik vrees dat het een onomkeerbaar proces is."

 
ATELIER IN WORDING (3/12)
 
   

 
27/02
 
 
Hec Leemans: "Lingerie"
Wat doe ik zoal dezer dagen?

Ik had met Marc Sleen een discussie over de oneindigheid — of eindigheid — van het universum. Te ingewikkeld om het in het bestek van een telefoongesprek uit te leggen. Ik moet dus dringend eens met hem afspreken om dieper op het onderwerp in te gaan. Kosmologie interesseert mij, een interesse die ik mocht delen met de betreurde Jef Nys. We hebben er wel eens een boompje over opgezet.

Verder mijmer ik nog steeds over wat het nu betekent: veertig jaar carrière in de stripwereld. Heeft het enig gewicht? Hoe meet je dat? De tentoonstelling in Brussel was natuurlijk een hoogtepunt, maar daarna? Ik denk niet dat iemand er wakker van ligt en dat hoeft ook niet. Mijn "carrière" ligt opgestapeld in een grote archiefkast.

Goede en minder goede tekeningen. Pareltjes en rotzooi. Minutieus monnikenwerk en haastklussen. Ik heb het allemaal bijgehouden. Misschien schenk ik het ooit aan het
Belgisch Stripcentrum. Voorlopig blijft het nog in de kast liggen. Een kast die we
overigens in het nieuwe atelier nog gaan uitbreiden, minstens verdubbelen in omvang, voor de toekomstige stripproductie. Het is nog niet afgelopen. Het beste moet nog komen.

Een leuk aspect van een lange carrière zijn de ontmoetingen met je lezers. De Boekenbeurs is elk jaar een feest. Ik ga er met plezier naartoe. Signeren op de Boekenbeurs is een vermoeiende bezigheid, maar je gaat met een tevreden gevoel naar huis. Een striptekenaar hoeft op de beurs nooit met de vingers te zitten draaien.

Stripbeurzen mijd ik de laatste jaren. Je ziet er steeds dezelfde mensen en er hangt meestal een wat triestige, zielige, onaangename sfeer. Ik kan me voorstellen dat een stripfestival in de Provence, op een zonnig pleintje wel wat meer te bieden heeft. Maar de laatste vijftien jaar heb ik geen titels meer in het Frans en word ik daar ook niet meer gevraagd. Vroeger wel. Ik herinner me een feestelijk stripfestival in Eauze in de Gers, georganiseerd door Serge Ernst. De dappere Serge Ernst, die dertig jaar geleden zijn Waalse heimat verlaten heeft en sindsdien een bucolisch bestaan heeft opgebouwd tussen Toulouse en de Pyrenneën.

Het festival eindigde met een feestelijke maaltijd op het marktplein. Voor we aan tafel zouden gaan, zou Yvan Delporte alle Belgische striptekenaars op het podium roepen voor een loflied dat hij geschreven had ter ere van Eauze. En zo gebeurde. Ik stond tussen Tibet en Walthéry. Net toen de eerste strofe werd ingezet, stak er een verschrikkelijke wind op. De tentjes op het marktplein dreigden weg te waaien. De technici schakelden de stroom uit. Plots viel er een zware plensbui uit de hemel. Iedereen vluchtte weg.
Walthéry baande zich een weg naar de tent met drank, roepend: "Sauvons le vin!"

In een mum van tijd werd de lucht doorkliefd met de indrukwekkendste bliksems die ik ooit heb gezien. Zwaar gedonder rommelde boven onze hoofden. Mijn vrouw en ik besloten met de auto weg te vluchten naar de villa, waar we onderdak hadden gekregen. Het feest was immers afgelopen. Het onweer hield de hele nacht aan.

Ze hebben wel iets, die stripfestivals in Frankrijk.

Ooit werd ik uitgenodigd om te signeren in Lausanne. Samen met twee andere tekenaars waarvan ik me de naam niet meer herinner en waarvan ik me inmiddels afvraag wat ervan geworden is, vloog ik naar Genève. Leuke ontvangst, mooi hotel, interview voor de radio in Lausanne, lekker eten,... De Franstalige Zwitsers praten dan wel traag, maar het zijn goede gastheren en -vrouwen.

De signeersessie zelf ging door op een zonnige namiddag in een grootwarenhuis in Lausanne. We werden aan nette tafeltjes geïnstalleerd en er lagen dikke stapels van onze albums te wachten. Bovendien was er een presentator met een niet te stuiten enthousiasme. Hij moest het publiek naar onze tafels lokken, microfoon in de aanslag. De deuren van de afdeling stonden open en gaven uit op de zonnige winkelstraat, waar massa’s mensen passeerden.

Er was één minpuntje: de boekhandel van het warenhuis lag op de vierde verdieping.
Waarom zaten wij dan op het gelijkvloers?

Dat kwam omdat op het gelijkvloers de afdeling dameslingerie vernieuwd was. En ter ere daarvan hadden ze twee Belgische en een Franse tekenaar uitgenodigd.

Die Franse tekenaar was een goede tekenaar, maar nog niet professioneel. Van zijn vak was hij vuurtorenwachter. Zijn strips tekende hij tijdens de vele eenzame uren die hij op zijn vuurtoren doorbracht. Waarbij hij telkens moest wachten om verder te kunnen tekenen tot de machtige schijnwerper weer een rondje was gedraaid en opnieuw zijn tafel verlichtte. Zo stelde ik het me tenminste voor. Een grapje waar hij niet echt om kon lachen.

We zagen die middag talrijke dames voorbij onze tafels paraderen, bh’s en slipjes in de hand op weg naar het pashokje. We hebben slechts een paar albums gesigneerd: voor elkaar, voor de presentator en voor de directeur van het warenhuis, met wie we daarna uit eten gingen. De dames hadden niet echt belangstelling voor ons werk. Maar ik heb een goede herinnering aan de gigantische lachbuien die de hele situatie bij ons opwekte.

Minder vrolijk ging het er aan toe in Bredene.

Het was een schitterende, zomerse dag. Merho, Berck, Jean-Pol, Jeff Broeckx en ik waren geïnviteerd om te signeren in een brasserie-restaurant in Bredene. Zo’n honderd meter van de dijk. Het zag die dag zwart van het volk aan de kust, dus dat kon niet mis gaan.

Toen we in het etablissement aankwamen, stonden de tafels met onze albums al klaar.

In het achterste gedeelte van de zaak was echter nog een koffietafel van een begrafenis aan de gang. Men verzocht ons nog even te wachten, alvorens te beginnen. Het zou zo wel afgelopen zijn. Dus gingen we lekker in de zon zitten, met een glaasje. Kletsen onder collega’s. Heel fijn.
Tegen halfdrie wilden we toch stilaan beginnen. We gingen aan onze tafels zitten, terwijl de bezoekers van de koffietafel eindelijk naar huis gingen.

Buiten stroomde het volk voorbij de brasserie, richting dijk. We hadden gehoopt vele meisjes in bikini voor onze tafels te zien verschijnen, maar niemand kwam binnen. De zaal bleef leeg, op die enkele nazaten van de dierbare overledene na. Enkele van de rouwenden bleven aan onze tafels staan en lieten een album signeren.

Tenslotte liep de zaal leeg en was er geen hond meer. Daar zaten we dan. Onze vrouwen kwamen ons vertellen dat we op de dijk hadden moeten zitten. Daar zag het zwart van het volk!

Ik heb dus gesigneerd in een afdeling van dameslingerie — maar wel in Zwitserland! — en op een begrafenis. Die veertigjarige carrière is toch niet voor niets geweest."

 
ATELIER IN WORDING (2/12)
 


 
30/01
 
 
Hec Leemans: "Charlotte"
Deze week word ik zestig en zit ik veertig jaar in het vak. Veertig jaar stripauteur en nooit een ander vak gehad. Het is me redelijk voor de wind gegaan in die veertig jaar, ik mag niet klagen.
Om dit jubileum te vieren heb ik een grote, nieuwe studio laten bouwen, wat erop kan wijzen dat ik nog plannen heb voor de toekomst. Nog eens veertig jaar erbij of zo. Dat zou mooi zijn. De lezers en de uitgever zouden het zeker leuk vinden. Of laten we het op twintig houden, dat is ook al mooi.

Veertig jaar "Hec Leemans" wordt ook gevierd door het Belgisch Stripcentrum met een grote tentoonstelling waar ik bijzonder blij mee ben. Het is het werk van David Steenhuyse, Didier Geirnaert en de ploeg van het BSC en ze hebben een bijzonder fraaie expositie afgeleverd. Het publiek is ook van de partij: op bepaalde dagen hadden we meer dan tweeduizend bezoekers en stond de rij wachtenden tot op straat. En nee, dat waren niet allemaal journalisten... Daar heb ik er maar weinig van gezien.

Toch werd ik naar aanleiding van de tentoonstelling uitgenodigd naar de radio! Ik sta een beetje huiverig tegenover zulke invitaties, want het kost je een pak tijd (maar ze vragen mij vrijwel nooit). Ik vroeg of het interview niet via de telefoon kon, of via een studiolijn met een studio in Gent. Nee, dat kon niet, want ze waren zeer vereerd (sic) dat ik zou komen en ze gingen er toch uitvoerig tijd aan besteden, zeker twee "blokjes", met een plaatje ertussen, en persoonlijk contact is zoveel sympathieker... Zucht... Dus maar met de trein naar Brussel, vanwege het slechte weer en dan later maar de verloren tijd inhalen...

Charlotte Gainsbourg
Mooi. Ik ben ruim op tijd en een redactrice brengt me naar de studio. Daar moet ik "even wachten". Een halfuur later, terwijl de uitzending volop bezig is, zat ik daar nog. In mijn eentje. In een kale ruimte. Want intussen was er een journalist komen binnenwaaien die dezelfde ochtend een exclusief interview had kunnen versieren met Charlotte Gainsbourg, over haar nieuwe cd. Ongeveer vijfentwintig minuten van de zendtijd ging op aan gelul over Charlotte Gainsbourg. Gefleem. Gezucht. Bewonderende kreetjes van de presentatrice. Dat exclusieve interview kon zeker niet wachten tot de volgende dag, neem ik aan. Diezelfde dag en de rest van de week heb ik hetzelfde interview nog verschillende malen gehoord op die zender. Die Charlotte moet er me eentje zijn. Ze zit zeker veertig jaar in het vak of zo.*

Enfin, ik zie de klok wegtikken. Mijn bloeddruk stijgt en de stoom komt stilaan uit mijn oren. Ik zit daar mijn tijd te verliezen. Eindelijk is het mijn beurt. Ik heb het gevoel dat de presentatrice nauwelijks weet wie ik ben en dat het haar ook niet interesseert. Voor de rest een lief kind, maar dit moet hier snel afgehandeld worden. En zo gebeurt het ook. Luttele minuten later sta ik weer buiten op de Reyerslaan.
Nee, een taxi bellen is hopeloos. Dat kan lang duren, verzekert men mij. Dus maar de metro. Een boel gesukkel om weer in het Centraal Station te geraken.

De bekroning van veertig jaar carrière. Het respect voor de kunstenaar zit er diep ingebakken in dit land. Maar je moet wel bij de juiste club horen.

Vlaamse televisiezenders heb ik niet gezien. Arte en RTBf hebben een reportage gemaakt van zeven minuten over de tentoonstelling. Ze hebben mooi werk geleverd.**

Als een voetballer zijn knie heeft bezeerd, horen we dat in het radionieuws van acht uur. Om tien uur krijgen we een update. Uitvoerig verslag om dertien uur en een analyse om zestien en achttien uur. Om halfacht ‘s avonds een samenvatting en medische stand van zaken in het sportprogramma. ‘s Anderendaags staat het uitvoerig in de kranten, over verschillende bladzijden. De media volgen aandachtig het verloop van de revalidatie in de volgende weken. Tja, die knie.
Belangrijk.

Stripmakers staan in de media vaak aan de kant in dit Vlaanderenland. Wij zijn niet interessant voor televisie, hoorde ik woordelijk van een televisiemaker. Een collega kreeg te horen van een redacteur van een praatprogramma, dat steeds dezelfde BV’s opvoert, "dat ze er niet zijn om promotie te maken"... Lees: niet voor strips. Want ze doen natuurlijk de hele tijd niets anders.

Klaag ik over een gebrek aan belangstelling van de media? Jazeker. Op mijn zestigste mag ik al eens een zeurpiet zijn. En ik pleit voor al mijn hardwerkende collega’s, die weten hoe zwaar dit vak is. Vijftien jaar geleden was het nog anders. Toen was de media-aandacht er nog wel. Wat er intussen veranderd is? Ik weet het niet.
Gelukkig hebben wij het publiek mee. We worden gelézen. En daar draait het om.
In de jaren 1930 hield de Amerikaanse pers niet meer van de Laurel & Hardy-films. Hoewel de bioscoopzalen afgeladen vol zaten. Hal Roach, de producent, zei toen: "Nobody likes it, except the audience". Een mooi besluit.
"

* Beluister Hec Leemans' bezoekje aan Radio 1 via deze link.
** Bekijk de heruitzending van het programma via deze link. De reportage is te zien vanaf ongeveer minuut 33.


 
ATELIER IN WORDING (1/12)